Inhoudsopgave Inhoudsopgave............................................................................................................................1 1 Inleiding...................................................................................................................................2 1.1Longcarcinomen.................................................................................................................3 1.2EGFR Protocol...................................................................................................................4 1.3Immunohistochemie...........................................................................................................4 1.4Mutatieanalyse...................................................................................................................5 1.5DISH..................................................................................................................................6 1.5.1CISH ...........................................................................................................................7 1.5.2Centromeer probe........................................................................................................8 1.6Doel en opzet van het onderzoek.......................................................................................8 2 Materiaal en methode.............................................................................................................10 2.1 1 EGFR procedure..........................................................................................................10 2.2 Immunohistochemie........................................................................................................10 2.3 Mutatieanalyse................................................................................................................11 2.4 CISH................................................................................................................................11 3 Resultaten...............................................................................................................................14 3.1Optimalisatie EGFR CISH op paraffinemateriaal............................................................14 3.1.1 Vumc protocol .........................................................................................................14 3.1.2 zymed protocol ........................................................................................................14 3.1.3 Zymed en Zytovision vergelijking...........................................................................15 3.1.4 Zytovision protocol..................................................................................................16 3.2Optimalisatie EGFR CISH op cytologisch materiaal .....................................................17 Digestie pelilyset...............................................................................................................17 signaal...............................................................................................................................17 Digestie 2 dagen fixatie.....................................................................................................17 3.3Patiënten materiaal...........................................................................................................18 4 Conclusie en discussie...........................................................................................................18 Literatuur verwijzingen.............................................................................................................19 Bijlage 2 ...................................................................................................................................21 Zymed EGFR CISH protocol....................................................................................................21 Bijlage 3 ...................................................................................................................................22 Zytovision EGFR CISH protocol..........................................................................................22
1
1 Inleiding Bij recente ontwikkelingen van anti-kanker therapieën worden middleen gebruikt die bij voorkeur specifiek inwerken op kankercellen. Receptor eiwitten zijn daarvoor zeer geschikt, op voorwaarde dat deze specifieke eiwitten aanwezig zijn op de tumorcellen. Een voorbeeld van bij deze therapieën zijn van proteïne kinases, in de meeste gevallen tyrosine kinase. Deze spelen een belangrijke rol in het reguleren van de veel celfuncties, zoals celdeling/celcyclus, celoverleving/celdood (apoptose) en DNA reparatie. Tyrosine kinase remmers zijn kleine moleculen, die ervoor zorgen dat de receptoren geen signalen meer kunnen geven doorgeven aan de aan de cel waardoor de functie van de tyrosine kinase verhindert word. (1) Gefitinib/erlotinib is een Epidermal Growth Factor Receptor (EGFR) tyrosine kinase remmer (TKR) die gebruikt wordt bij de behandeling van bepaalde tumoren, waaronder longtumoren. EGFR komt voor in de epitheliale cellen van het lichaam. De EGF receptor behoort tot de tyrosine kinase glycoproteïnes. EGFR bestaat uit een buiten de celgelegen gedeelte (extracellulair) waaraan eiwitten zich kunnen binden, een in het membraan gelegen gedeelte, en een in de cel gelegen gedeelte (intracellulair) dat onder andere bestaat uit tyrosine kinase. EGF en TGFα binden aan het extracellulaire gedeelte van het EGFR waardoor het intracellulaire tyrosine kinase gedeelte gefosforyleerd wordt. Door deze fosforylatie worden er drie pathways geactiveerd, de AKT pathway, de RAS/ERK pathway van de en de STAT pathway. Deze pathways geven een signaal Figuur 1: Schematische weergave pathways die EGFR activeert.(3) door aan de kern waarin ze zorgen voor gentranscriptie. De AKT pathway remt de apoptose, de RAS/ERK pathway zorgt voor celdeling en de STAT pathway zorgt voor bloedvatvorming en voor de migratie, adhesie en invasie van cellen in het omliggende weefsel.(2) Normaal gesproken wordt het EGFR voor een korte tijd geactiveerd, waardoor deze cellen kort tot deling worden aangezet. Hierna worden de receptoren gerecycled of afgebroken. Een verhoogde EGFR activiteit kan verschillende oorzaken hebben. 1. Een verhoogd aantal EGF receptoren op het celoppervlak als gevolg van een verhoogt aantal EGFR genen in het DNA (gen amplificatie). 2. een gestegen aantal EGFR gen transcripties en translaties, waardoor er een overexpressie ontstaat van mRNA, met als gevolg een verhoogt aantal EGF receptoren. 1. wijziging in turnover. Over dit laatste is weinig bekend. Gefitinib/erlotinib bindt aan het intracellulaire gedeelte van de receptor ,waardoor het intracytoplasmatische domein niet meer gefosforyleerd wordt, hierdoor worden geen signalen meer naar het cytoplasma en de kern doorgeven. Daardoor vindt de activatie van de celproliferatie geremd en de apoptose remming niet plaats. Bij patienten met EGFR amplificatie als het aantal receptoren verhoogd en dit is klinisch geassocieerd met een reactie op de Gefitinib/erlotinib (EGFR TKR) therapie. De respons op deze behandeling komt bij circa 10% van de longcarcinomen, met name adenocarcinomen 2
voor. Vaker is dat bij vrouwen met name van het Oosterse ras, en vrouwen die niet gerookt hebben, Om deze redenen is het belangrijk dat er amplificaties kunnen worden aangetoond.
Figuur 2: Gefitinib/erlotinib zorg ervoor dat de receptoren niet meer gefosforyleerd kunnen worden, hierdoor word geen signaal meer naar het cytoplasma en de kern doorgegeven. Dit zorgt ervoor dat de celproliferatie geremd wordt en dat de apoptose inducerende pathway in gang gezet kan worden. (4)
1.1 Longcarcinomen Longcarcinomen zijn tumoren die ontstaan uit de bedekkende (epitheliale) laag van de longen en bronchiën. Deze worden onderverdeeld in twee hoofdgroepen • Het kleincellig longcarcinoom • Het niet-kleincellig longcarcinoom Ongeveer 20% van de longcarcinomen behoord tot het kleincellige type. Deze worden zo genoemd doordat de cellen zeer klein zijn en weinig cytoplasma bevatten. De groep niet-kleincellige longcarcinoom bestaat uit 3 verschillende typen: • plaveiselcelcarcinoom • adenocarcinoom • grootcellig carcinoom
A
B
C
Figuur 3 A: plaveiselcelcarcinoom 200x B: Adenocarcinoom 200x C: kleincellig carcinoom 200x
3
Het plaveiselcelcarcinoom is het meest voorkomende type van longcarcinomen. Het plaveiselcelcarcinoom ontwikkeld zich vanuit een morfologisch voorstadium plaveisel cellige metaplasie met dysplasie. Het adenocarcinoom heeft soms een morfologisch voorstadium: atypische adenomateuse hyperplasie. Het Adenocarinoom heeft als kenmerk dat het buizen kanvormen en intracytoplasmatische vacuolen. In adenocarcinomen van de long komen EGFR of K-ras mutaties voor in ongeveer 10 en 20-30% van de gevallen. Tumoren waarbij het niet duidelijk is of het een plaveiselcelcarcinoom of een adenocarcinoom is worden ze ingedeeld in de groep grootcellige carcinomen. Hiermee wordt duidelijk gemaakt dat de tumor niet kleincellig is en dus behandeld moet worden als een nietkleincellig longcarcinoom. De stamcel van de long is niet bekend.
1.2 EGFR Protocol In het VUmc is bij de pathologie een procedure gestart voor EGFR bepalingen op long adenocarcinomen waarmee kan worden bepaald of patiënten een EGFR amplificatie hebben waardoor ze behandeld kunnen worden met Gefitinib/erlotinib. Deze bepalingen worden gedaan bij patiënten die voldoen aan de volgende criteria: Een vrouwelijke patiënt die nooit heeft gerookt heeft waarbij voor het eerst een longcarcinoom is geconstateerd Een patiënt die een recidief heeft van een adenocarcinoom na eerste lijns behandeling. Hierbij worden er een aantal testen gedaan op paraffinecoupes. 1. EGFR eiwit expressie. hierbij wordt gekeken naar het patroon : membraneus en/of cytoplasmatisch en mate van eiwitexpressie. 2. Een EGFR en K-ras mutatieanalyse. Hierbij wordt gekeken naar de aanwezigheid van mutaties in het bij voorkeur tumorDNA. 3. Een EGFR genkopie bepaling. Hiermee wordt het aantal EGFR genkopieën per tumor cel geteld. 4. TTF1 expressie. Deze kleuring kleurt de kernen van longadenocarcinomen vaak sterk positief aan. 5. ALK-1 expressie. Indien de ALK-1 aankleurt is het het al zeker dat het geen EGFR mutatie is en zou het kunnen gaan om een zeldzame translocatie. Het plan is om dit ook te gaan doen op cytologisch materiaal. Het verkrijgen van cytologisch materiaal is minder ingrijpend dan het nemen van een biopt. Dit komt doordat de patient niet geopereerd hoeft te worden om weefsel te verkrijgen, maar wordt geprikt in de tumor en de cellen opgezogen.
1.3 Immunohistochemie Als onderdeel van de immunohistologische kleuringen van het EGFR protocol worden de TTF-1(Thyroid transcription factor-1), EGFR en ALK-1 (anaplastic lymphoma kinase-1) gedaan. Het TTF-1 eiwit komt voor inde kern en wordt gebruikt om normaal schildklierweefsel aan te kleuren, maar waarvan is Figuur 4 TTF-1 kleuring
4
gebleken dat het ook longtumoren aankleurt. De TTF-1 is in het EGFR protocol opgenomen omdat men wilde kijken naar de relatie met EGFR mutatie en amplificatie. Het EGFR eiwit komt voor in het membraan van de cel en kleurt het intrinsieke gedeelte van het EGF receptor aan. Bij de aanwezigheid van grote hoeveelheden receptoren komen deze ook in het cytoplasma voor en wordt ook het cytoplasma aangekleurd. De EGFR kleuring zorgt voor het zichtbaar maken van de receptoren, maar laat niet zien of Figuur 5. ALK-1 aankleuring op dunne darm weefsel(4) het een EGFR gen mutatie is of een andere mutatie in een ander gen. De coupes worden beoordeeld met behulp van een scoringsschema. Deze gaat van 0, negatief, tot 3+, sterk positief. Hierbij wordt gekeken naar de cytoplasmatische aankleuring en de membraan aankleuring (figuur 3)
Figuur 6 EGFR immunohistochemische scoring . a) score 0 b) score 1+ c) score 2+ d) score 3+
het ALK-1 eiwit komt voor in de kern en het cytoplasma en wordt normaal gebruikt om een translocatie aan te tonen in grootcellige anaplastische lymfomen om er zo achter te komen welk type lymfoom het is. Uit recent onderzoek is gebleken dat een ALK translocatie ook kan voorkomen in longcarcinomen.
1.4 Mutatieanalyse Een ander onderdeel van het EGFR protocol is de mutatieanalyse. Met behulp van een mutatieanalyse kunnen eventuele mutaties in het DNA worden opgespoord. Bij de EGFR mutatieanalyse worden zowel een analyse gedaan op het EGFR gen als op het K-ras gen. Als een mutatie op het K-ras gen aanwezig is, bestaat de kans dat Gefitinib/erlotinib therapie zelfs ongunstiger kan uitpakken dan de gewone chemotherapie. Voor mutaties in het EGFR gen 5
wordt een mutatieanalyse gedaan op exon19, exon20 en exon21 en voor mutaties op het K-ras gen op exon1, al deze bevinden zich op chromosoom 7. De meest voorkomende EGFR mutaties zitten in exon19 (45%) en exon21 (40-45%), een klein gedeelte van de mutaties zitten op exon18 (5%) en exon20 (5%). Niet alle mutaties die voorkomen reageren op de Gefitinib/erlotinib therapie. De meeste mutaties die niet reageren op de Gefitinib/erlotinib therapie zitten op exon20, om deze rede is de exon20 wel opgenomen in het protocol en exon18 niet. Als uit verdere testen blijkt dat een EGFR mutatie aanwezig zou moeten zijn wordt alsnog een exon18 mutatieanalyse aangevraagd.
Figuur 7 schematisch weergave van de verschillende EGFR mutaties in niet kleincellige longtumoren en hun gevoeligheid voor Gefitinib/erlotinib therapie. (1)
1.5 DISH In Situ Hybridisatie (ISH) is een techniek waarbij je specifieke sequenties DNA(DISH) of mRNA (RISH) met behoud van morfologie kan zichtbaar maken. RISH wordt meestal toegepast voor de detectie van virussen indien RNA meer voorkomt dan DNA (bijv. het veel voorkomende EBER bij EBV geïnfecteerde cellen) of voor de lokalisatie van het mRNA van interesse in de cellen. DISH daarentegen wordt gebruikt om grove fouten, zoals translocaties, deleties en amplificaties van complete genen, in het DNA op te sporen. Dit wordt gedaan met behulp van probes. Probes bestaan uit kleine specifieke stukjes dubbelstrengs DNA die dezelfde nucleotidevolgorde (sequentie) hebben als het te detecteren stukje DNA. Deze probes zijn voorzien van een label om hybridisaties zichtbaar te maken. De label kan direct door fluorescentie (FISH) of indirect door een enzymatische reactie (CISH) zichtbaar worden gemaakt. Er zijn verschillende typen probes die ieder hun eigen hybridisatie- eigenschappen hebben, die gebaseerd zijn op de sterkte van de binding van de probe aan het DNA. Probes die sterk 6
binden moeten stringenter gewassen worden na incubatie met probe. Stringent wassen wordt gedaan in een zoutoplossing bij een hoge temperatuur. Bij de zoutconcentratie geldt de regel hoe lager de zoutconcentratie hoe stringenter het wast, en bij de temperatuur geld de regel hoe hoger de wastemperatuur hoe stringenter. Een DISH kan worden gedaan op formaline gefixeerd, in paraffine ingebed weefsel waarvan coupes van 5μm dik zijn gesneden, ook kan het toegepast worden op cytologisch materiaal.
1.5.1 CISH Om het aantal genkopieën per cel te bepaling is een EGFR DNA In Situ Hybridisatie nodig Binnen de EGFR procedure wordt gebruik gemaakt van chromogene ISH (CISH). Dit omdat CISH een aantal voordelen heeft ten opzichte van FISH. Het belangrijkste voordeel is dat de coupes te archiveren zijn, dit omdat het signaal niet uitdooft na verloop van tijd, waardoor later nog terug kan worden gekeken naar de coupe. Een ander voordeel is dat de morfologie van de cellen kan worden beoordeeld onder een normale lichtmicroscoop. Een ander voordeel is dat er geen autofluorecentie kan optreden die het signaal kan verstoren. Het laatste voordeel is dat CISH gevoeliger is dan FICH, dit omdat er bij de CISH versterkingsstappen zijn waardoor het signaal sterker zichtbaar kan worden gemaakt. [is dat zo??] De EGFR CISH probe bestaat uit kleine stukjes specifiek Digoxigenin gelabeld DNA waaruit alle repeterende sequenties zijn gehaald. De repeterende sequenties zijn eruit gehaald om aspecifieke hybridisatie op andere chromosomen/genen te voorkomen. CISH probes binden sterker aan homologe DNA sequenties dan conventionele DNA probes.[waarom?] Bij de beoordeling wordt er gekeken naar het aantal stippen (hybridisaties) per kern. Deze worden onderverdeeld in: Normaal 1-2 stippen Polysomie 3-5 stippen Lichte amplificatie 6-10 stippen Amplificatie >10 stippen of clusters
Figuur 8. Beoordeling EGFR CISH. A. geen amplificatie B. polysomie C. lichte amplificatie D. Amplificatie/clustervorming
7
Hierbij worden normaal en polysomie niet beschouwd als amplificatie. De resultaten van de CISH worden vergeleken met de immunohistochemische kleuringen en de mutatieanalyse. Aan de hand hiervan zal worden besloten of de patiënten met Gefitinib/erlotinib behandeld TKR gaan worden.
1.5.2 Centromeer probe Centromeer probes zijn probes die gericht zijn tegen het centromeer regio. Met behulp van deze probes kan worden uitgevonden hoeveel kopieën van een chromosoom aanwezig zijn. Deze probes binden minder sterk aan het DNA dan een CISH probe. Dit komt doordat dit gedeelte van het chromosoom voornamelijk bestaat uit repeterende gedeeltes. Deze bevatten veel A-T verbindingen(GGAAT, AATGN), deze zijn minder sterk dan de G-C bindingen. Hierdoor kunnen deze er eerder afspoelen. Hierdoor was je deze probes minder stringent dan een normale CISH probe. Met behulp van een centromeer probe kan zichtbaar gemaakt worden hoeveel chromosomen in de cel aanwezig zijn.
1.6 Doel en opzet van het onderzoek Momenteel wordt een CISH voorschrift gebruikt voor formaline gefixeerd en paraffine ingebed patiënten materiaal, dat nog niet optimaal is voor al het materiaal. Regelmatig is de morfologie te slecht geworden om nog te beoordelen en de signalen zijn zwak of niet zichtbaar of bevat teveel aspecifieke achtergrond. Het is belangrijk om het CISH protocol te optimaliseren zodat aan de hand hiervan kan worden besloten om de therapie te starten of aan te passen. Bij dit optimaliseren wordt gebruik gemaakt van: een long adenocarcinoom als doeltumor met een open chromatine patroon, een long plaveiselcelcarcinoom als doeltumor met een dicht chromatinepatroon en een tonsil als milde fixatie en een dicht chromatinepatroon. Het chomatinepatoon is belangrijk omdat het bepaald hoe toegankelijk het DNA is voor de probe. Hoe dichter het chomatinepatroon hoe minder toegankelijk het DNA wordt voor de probe. De tonsil wordt meergenomen als voorbeeld van een biopt die milder gefixeerd worden dan grotere stukken weefsel. Voor het optimaliseren worden verschillende manieren van voorbehandelen getest, hierbij wordt gevarieerd met de manier van koken en gebruik van digestiemiddel. Bij de beoordeling wordt gekeken welke methode het beste signaal geeft en waarbij de morfologie ook nog goed te beoordelen is. Verder wordt ook gevarieerd in detectiemethode om zo te kijken welke het sterkste signaal geeft zonder teveel achtergrondkleuring. Als het protocol voor paraffinecoupes optimaal is zal de EGFR CISH worden uitgevoerd op de te onderzoeken patiëntengroep. De resultaten van de CISH zullen worden vergeleken met de resultaten van de EGFR eiwit kleuring en de mutatieanalyse met behulp van een zelf ontworpen database. Hierbij is gekozen voor een Access database, omdat hierbij geen dubbele records kunnen voorkomen en dat het hierbij gemakkelijker is om gegevens in te voeren en later te analyseren. Tevens zal worden getest of EGFR CISH kan worden gedaan op cytologisch materiaal. Als testmateriaal wordt gebruik gemaakt van een A431 cellijn. De A431 cellijn is een humane plaveiselcelcarcinoom van de huid. De A431 cellijn heeft een EGFR mutatie die voor een amplificatie zorgt en is hierdoor een goede positieve controle. Het gebruik van cytologisch 8
materiaal heeft al voordeel dat het nemen van puncties minder belastend is voor de patiënt dan het nemen van biopten. Verder wordt onderzocht of de EGFR immunokleuring van het protocol werkt op cytologisch materiaal. De mutatieanalyse zal niet optimaal werken op cytologisch materiaal doordat je niet kunt bepalen welke cellen je wil gebruiken, maar de volledige suspensie moet gebruiken waar ook normale cellen in voorkomen. Hierdoor zal in veel gevallen het percentage tumorcellen laag zijn (< 50%)
9
2 Materiaal en methode. 2.1 1 EGFR procedure De EGFR procedure wordt door de patholoog aangevraagd waarna deze wordt gestart. Als de procedure is gestart worden een reeks van coupes gesneden van verschillende diktes en geplakt op glaasjes. Voor en na het snijden van de reeks worden coupes opgevangen voor een standaard HE kleuring. De patholoog bepaald welke gedeelte van het weefsel gebruikt moet worden voor de mutatieanalyse en bepaald het percentage tumorcellen. De twee HE coupes worden gebruikt om te kunnen kijken waar de tumor zit in de coupe en of in beide nog tumorcellen zitten. Dit is belangrijk omdat het anders mogelijk is dat de uitslagen vals negatief zijn en de patholoog bepaald de locatie in de coupe voor mutatie analyse. Voor de reeks bestaat uit de volgende coupes: Eerst worden 4 coupes van 3μm gesneden die gebruikt worden voor de TTF-1, EGFR en ALK-1 kleuringen. Bij deze dikte word voorkomen dat de coupes uit meerdere cellagen bestaan waardoor het signaal of achtergrond te sterk of onduidelijk wordt om te bepalen welke cel aankleurt. Hierna worden 4 coupes van 10μm gesneden die gebruikt worden voor DNA extractie ten behoeve van de EGFR en K-ras mutatieanalyse. Coupes van 10μm bestaan uit ongeveer 2 cellagen, hierdoor zitten in 1 coupe meer tumorcellen en is de opbrengst per coupe hoger. Dikkere coupes zijn niet mogelijk doordat de coupes dan tijdens het snijden gaan brokkelen. Waarna nog 6 coupes van 5μm gesneden worden. Coupes van 5μm bestaan uit ongeveer 1 cellaag. Dit zorgt ervoor dat de cellen in de coupes bijna de gehele kern bevatten en voorkomt het dat een te groot gedeelte van het DNA mist waardoor deze vals negatief kan worden voor de DNA In Situ Hybridisatie.
2.2 Immunohistochemie Bij de immunohistochemie worden de TTF-1, EGFR, ALK-1 kleuring uitgevoerd. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het PowerVision-HRP Detection System van Immunologic. PowerVision is een tweestaps detectiemethode waarmee antigenen in paraffinecoupes van weefsels zichtbaar gemaakt kunnen worden. Eerst worden de coupes gedeparaffineerd via alcohol naar water, endogene peroxidase geremd en voorbehandeld om de antigenen beter bereikbaar te maken voor het antilichaam. Nu wordt het weefsel geïncubeerd met het specifiek primaire antilichaam (TTF-1, EGFR of ALK1). Na spoelen wordt het weefsel geincubeerd met Postantibody blocking, dit is een antilichaam dat bind aan het primaire antilichaam als een tussenstap. Waarna het wordt geincubeerd met PowerVision-HRP complex. Dit zijn dextraansulfaatmoleculen met daaraan gekoppelde antilichaamen en peroxidase. Deze dextraan tussen stap Figuur 9. schematische weergave van de geeft een …voudige versterking van het signaal. De PowerVision Detection System. dextraansulfaatmoleculen binden aan de Post-antibody blocking antilichamen. De visualisatie vind plaats door 10
toevoeging van substraat/chromogeen-oplossing (DAB). (figuur 5) Voor het volledige protocol zie bijlage 1. Deze immunologisch kleuringen alleen geven niet aan of er een EGFR mutatie met amplificatie heeft, maar heeft een ondersteunende rol. Om deze rede worden er nog andere testen gedaan zoals de EGFR en K-ras mutatieanalyse.
2.3 Mutatieanalyse Met behulp van een mutatieanalyse kunnen eventuele mutaties in het DNA worden opgespoord. Bij de EGFR mutatieanalyse worden zowel een analyse gedaan op het EGFR gen als op het K-ras gen. De mutatieanalyse wordt uitgevoerd op paraffine gefixeerd materiaal waarvan coupes van 10μm worden gesneden. Aan de hand van de HE- kleuring en/of het aanvraagformulier wordt bepaald welk gedeelte van de coupe wordt gebruikt voor de mutatieanalyse. Dit gedeelte wordt verwijdert en gebruikt voor de mutatieanalyse. De eerste stap van de procedure is het behandelen van het weefsel met een mix van Proteïnase K, TrisHCl en SDS. Deze stap verwijdert de DNases uit het weefsel. Na deze stap wordt door verhitting het paraffine uit het weefsel verwijderd en de cellen in suspensie gebracht. Deze suspensie wordt gelyseerd met lysisbuffer zodat de cellen kapot gaan en het DNA vrijkomt. Daarna wordt een genestelde PCR gedaan die bestaat uit twee PCR reacties. De eerste wordt gedaan met primers die zich buiten het doel DNA bevinden. De tweede wordt gedaan met primers die specifiek het doel DNA vermeerderd (figuur 4). Hierdoor wordt het monster zeer zuiver. Dit wordt afzonderlijk gedaan voor alle exonen. Hierop volgt een PCR sequence-reactie. Deze maakt het mogelijk om de specifieke aminozuur volgorde in de exonen zichtbaar te maken. Door deze te vergelijken met de aminozuur volgorde van het wildtype EGFR gen kunnen mutaties worden vastgesteld. Van veel mutaties is bekend welk effect de Gefitinib/erlotinib therapie op de tumor kan Figuur 10 schematisch weergave van de genestelde hebben. Waardoor men eenvoudiger kan PCR-reactie. besluiten of de therapie gestart kan worden. Hoe hoger de percentage tumorcellen in de begincoupe hoe groter de kans is dat een eventuele mutatie wordt gevonden. Als het percentage lager dan 50% is, is de kans groter dat mutaties niet worden gevonden. Als dit het geval is moeten de mutaties met behulp van andere technieken worden gedetecteerd. Zoals in de VUmc met behulp van CISH. De mutatieanalyse op cytologisch materiaal gebeurt bijna op dezelfde manier. Alleen kunnen hierbij niet de tumorcellen worden geselecteerd van de rest van de cellen.
2.4 CISH Binnen de EGFR procedure wordt gebruik gemaakt van de CISH. De EGFR CISH probe bestaat uit kleine stukjes specifiek Digoxigenin gelabeld DNA waaruit alle repeterende sequenties zijn gehaald. De repeterende sequenties zijn eruit gehaald om aspecifieke hybridisatie te voorkomen. 11
Bij de CISH moeten de paraffine coupes eerst gedeparaffineerd worden, waarna zowel de paraffine coupes als de cytologische preparaten worden gekookt (b.v. >95°C bij paraffinecoupes in kookbuffer) en gedigesteerd met een mild digestiemiddel om zo het DNA toegankelijk te maken. Tijdens het hybridiseren zal de gelabelde EGFR-CISH-probe zich binden aan gedeelte van DNA dat complementair is aan het DNA van de probe. Hierna wordt de aspecifieke gebonden probe weggespoeld door het weefsel stringent te wassen. Vervolgens wordt het weefsel geïncubeerd met muis-anti-digoxigenin of muis-anti-biotim dat bind aan het label, waarna het geïncubeerd wordt door anti-muis-HRP- polymeer (polymeer met daaraan peroxidase) welke zich bind aan het muis-antidigoxigenin. Waarna het ontwikkeld wordt met DAB chromogeen, licht tegengekleurd met Haematoxyline en afgedekt. Hierna worden de coupes beoordeelt met behulp van een lichtmicroscoop. Bij de beoordeling wordt er gekeken naar het aantal stippen (hybridisaties) per kern. Bij normale cellen worden 1-2 stippen per cel gevonden, bij tumorcellen met een verhoogd aantal chromosomen (polysomie) worden er 3-5 stippen per cel gevonden. In beide gevallen wordt er geen amplificatie gevonden. Bij lichte amplificatie worden er 610 stippen per cel gevonden en bij amplificatie worden er meer dan 10 stippen of grote genclusters gevonden per Figuur 11. schematische weergave cel. Bij beide is er amplificatie. van de EGFR CISH detectie Het resultaat wordt vergeleken met de immunohistochemische kleuringen en de mutatieanalyse, aan de hand hiervan wordt beoordeeld welke mensen worden behandeld met Gefitinib/erlotinib en welke niet. Bij de optimalisatie wordt begonnen met het huidige protocol van het VU medisch Centrum (VUmc), zie bijlage 1. Het protocol wordt getest op 3 soorten weefsel. Twee typen longcarcinomen, een adenocarcinoom voor licht gefixeerd materiaal met open chromatine patroon en een plaveiselcelcarcinoom voor sterk gefixeerd materiaal met gesloten chromatine patroon, en een tonsil voor licht gefixeerd materiaal met een gesloten chomatinepatroon. Van elk weefsel wordt het representatieve gedeelte uitgekozen, uit de coupe gesneden en alle drie op een objectglaasje geplakt zodat ze alle drie onder een dekglaasje van 24x40 mm passen. Eerst wordt de testcoupe gekleurd met behulp van het VUmc protocol. In het VUmc protocol wordt gebruik gemaakt van de Zymed® probe. Aan de hand van de resultaten van deze kleuring wordt besloten welke variaties gedaan worden. Mocht blijken dat het VU protocol niet optimaliseren is zal worden overgegaan op het protocol van Zymed® (bijlage 2). Ook kan het zijn dat de probe van een andere firma uitgetest zal worden (bijlage 3). De verschillende variaties die per onderdeel getest kunnen worden zijn te zien in tabel 1. Tabel 1: lijst van mogelijke variaties in het EGFR CISH paraffine protocol Kookvloeistof Tris/EDTA pH9
Kookmethode Magnetron
Zymed kookbuffer Zytovision kookbuffer
Waterbad bekerglas
Digestiemiddel Pepsine 0,01 /0,05 /0,1% bij 37ºC Zymed digestiemiddel KT of 37ºC Zytovision digestie-middel KT of 37ºC
Digestietijd 0, 2, 5, 10, 20, 30, 40 minuten
Denatureren
Probe
wassen
detectie
10min. 80ºC
Zymed probe
75-80ºC 5 min
5min. 95ºC
Zytovision probe
70 ºC 5 min
Sigma Muisantidigoxigenin Zymed Muisantidigoxigenin Zytovision Muis-antidigoxigenin
Detectie methode PV+ EV
12
Tevens wordt onderzocht of het mogelijk is om de EGFR procedure uit te voeren op cytologisch materiaal. Hiervoor worden cytologische preparaten gemaakt volgen drie verschillende methodes, de TTF-1 methode (bijlage 4), Pelillycet (bijlage 5) en de ThinPrep methode (bijlage 6). Als materiaal voor de testen wordt de cellijn A431 gebruikt waarvan bekend is dat deze een EGFR mutatie en amplificatie bevat. De variaties die gestest kunnen worden zijn te zien in tabel 2. Ook worden A431 cellen doorgevoerd en ingebed om de positieve controle te dienen. Tabel 2: lijst van mogelijke variaties in het EGFR CISH cytologie protocol kookvloeistof Kookmethode Digestiemiddel digestietijd Probe Zymed Niet koken Zymed digestie0, 2, 5, 10 min Zymed probe kookvloeistof middel KT of 37ºC Zytovision Waterbad Zytovision digestieZytovision kookvloeistof middel KT of 37ºC probe 2xSSC bekerglas
detectie Sigma Muis-antidigoxigenin Zymed Muisanti-digoxigenin Zytovision Muisanti-digoxigenin
Het geoptimaliseerde EGFR CISH protocol wordt dan gebruikt om de EGFR CISH bepaling die nog open staan van het EGFR protocol uit te voeren. Deze worden beoordeeld op de morfologie, aankleuring en op de aanwezigheid van genamplificaties om zo de kwaliteit van de hybridisaties te bepalen. De gegevens worden ook gebruikt om de effectiviteit van het geoptimaliseerde protocol is. De resultaten worden vergeleken met de andere testen van het EGFR protocol. Hiervoor wordt een Access database gemaakt om alle gegevens te verzamelen. De database gaat bestaan uit verschillende tabellen die onderling verbonden worden. De tabellen worden onderverdeeld in verschillende onderdelen, een hoofdtabel met de basis gegevens, een tabel met de immunohistochemische gegevens, een met de mutatieanalyse gegevens en een tabel met de EGFR CISH gegevens. Hoofdtabel
Figuur 12 Schematische weergave relaties in Access database
13
3 Resultaten 3.1Optimalisatie EGFR CISH op paraffinemateriaal In tabel 3 wordt aangegeven wat de verschillende symbolen betekenen die worden gebuikt in de tabellen 4 t/m 9. Tabel 3. Betekenis van symbolen bij beoordelingen. Teken Signaal Morfologie Achtergrond Geen Slecht Afwezig +Zwak/ redelijk Redelijk Aanwezig + Goed Goed ++ Zeer goed
3.1.1 Vumc protocol Het Vumc protocol, figuur 13 A,B en C, blijft bij alle geteste omstandigheden slechte signalen geven, alleen de tonsil geeft signaal bij de verschillende variaties. Dit signaal is alleen niet homogeen over de coupe verdeeld. De adenocarcinoom en de plaveiselcel-carcinoom gaven geen signaal. Bij een langere digestietijd wordt de morfologie slechter waardoor de signalen niet meer te beoordelen zijn. Een ander groot probleem is dat bij de adenocarcinoom altijd achtergrond is, ook in de negatieve controle. Incubatie met Normaal geit serum (NGS) verlaagd de achtergrond niet (tabel 4). Doordat het VUmc protocol altijd achtergrond en weinig specifieke signalen geeft is het geen ideaal protocol voor longweefsel. Daarom is het Zymed protocol ook uitgetest. Tabel 4. resultaten van de geteste variaties bij het VUmc protocol. varianten tonsil adenocarcinoom signaal morf achter signaal morf Standaard =0,1% pepsine 37° + + ++ hete plaat 0,01% pepsine 37° waterbad ++ +0,1% pepsine 37° waterbad ++ +7,5 min. Digestie 80° denaturatie ++ + 15 min. Digestie 80° denaturatie ++ + 30 min. Digestie 80° danaturatie +7,5 min. Digestie 95° denaturatie + /++ + 15 min. Digestie 95° denaturatie +/++ + 30 min. Digestie 95° denaturatie +/+Zymed voorbeh. NGS remming ++ ++
achter +
plaveiselcelcarcinoom signaal morf achter ++ +
+ + + + + + + + +
-
+++ + + + +
-
3.1.2 zymed protocol Het zymed protocol gaf betere resultaten. De tonsil is onder alle omstandigheden te hybridiseren. De adenocarcinoom kan gehybridiseren worden als de coupe werd gekookt in een bekerglas in plaats van een waterbad. De plaveiselcelcarcinoom is zeer moeilijk te hybridiseren, alleen bij de verlaging van de temperatuur bij het stringent wassen kan een zwak signaal gedetecteerd worden. Ondankt het minder stingent wassen zijn geen kruishybridiaties ontstaan. Het gebruik van de PV+ voor de detectie versterkt het signaal niet, maar zorgt alleen voor het ontstaan van achtergrond. Het meest opimale Zymed protocol, figuur 13 D,E en F, is het koken in een bekerglas waarna het 10 tot 15 minuten gedigesteerd wordt en de coupe stringent gewassen wordt bij 70°C (tabel 5). Om de rede te achterhalen van de moeizame hybridisatie wordt het protocol ook uitgetest met behulp van de chromosoom 1 probe 14
Tabel 5 resultaten van de geteste variaties bij het zymed protocol varianten 5min digestie 10 min digestie 10 min digestie sigma anti digoxgenin 10 min digestie pv+ 15 min digestie pv+ Bekerglas 10 min. digestie Bekerglas 10 min digestie pv+ Bekerglas 20 min digestie 10 min digestie stringent wassen 70° 15 min digestie stringent wassen 70°
tonsil signaal + + + + + + + ++ +
morf + + + + + + + + + +
achter + -
adenocarcinoom Signaal morf + + + + + + + + ++ + + + +
achter + -
plaveiselcelcarcinoom signaal morf achter + + + + + + + + + ++ ++ -
De chromosoom 1 probe geeft goede tot sterke signalen bij alle variaties, waarbij alleen achtergrond ontstaat bij het gebruik van PV+. Hieruit kan worden vastgesteld dat de voorbehandeling optimaal is.(Tabel 6) Tabel 6 resultaten van de geteste varieties bij het zymed protocol en de chomosoom 1 probe varianten tonsil adenocarcinoom signaal morf achter Signaal morf achter 5 min 0,01% pepsine ++ + ++ + 5 min 0,1%pepsine ++ + ++ + 10 min Zymed ++ + ++ + 7,5 min digestie 0,05 pepsine + + + + 15 min digestie 0,05% pepsine + + + + 10 min Zymed pv+ + + + + +
plaveiselcelcarcinoom signaal morf achter ++ + ++ + ++ + + + + + + + +
Uit de resultaten van tabel 4 en 5 blijkt dat het weefsel wel hybridiseerbaar is en denken we dat de EGFR CISH probe van Zymed niet goed is. Daarom hebben we 10 testcoupes opgestuurd naar Zymed voor consult en zijn we de EGFR CISH probe gaan testen wan een andere firma (Zytovision).
3.1.3 Zymed en Zytovision vergelijking. In tabel 7 zijn de resultaten te zien van de zymed en zytovision vergelijkende testen. Hierbij zijn de probes en voorbehandeling verwisseld tussen de firma’s. Hieruit kan worden afgelezen dat de zytovision probe het beste signaal geeft, ook op de plaveiselcelcarcinoom, en dat de zymed probe suboptimaal is. Hierdoor zijn we verder gegaan met zytovision protocol. Tabel 7 resultaten van de zytovision en zymed protocol vergelijking varianten tonsil adenocarcinoom signaal morf achter Signaal morf Zymed detectie – zymed probe + + ++ Zymed detectie – zytovision probe ++ + = ++ + Zytovision detectie –zymed probe + + + Zytovision detectie – zytovision probe ++ + ++ +
achter -
plaveiselcelcarcinoom signaal morf achter ++ + + + + + -
15
3.1.4 Zytovision protocol In tabel 8 is te zien dat het zytovision protocol het beste werkt door het koken in een waterbad en de digestietijd 10 minuten is, figuur 13 G,H en I. Deze zal worden gebruikt bij de bepalingen op patiëntmateriaal. Bij 5 minuten digestie is het signaal bij de plaveiselcelcarcinoom minder sterk. Het koken in een bekerglas zorgt ervoor dat de morfologie van de adenocarcinoom minder wordt. Om de digestietijd bij biopten vast te stellen is er een random biopt genomen en 5 en 10 minuten gedigesteerd (tabel9). Hieruit blijkt dat het signaal bij beide sterk is, maar dat bij langere digestie de morfologie duidelijk minder word. Biopten worden om deze rede 5 minuten gedigesteerd bij de bepalingen op patiëntmateriaal. Tabel 8 resultaten van de geteste variaties bij het zytovision protocol varianten tonsil adenocarcinoom signaal morf achter Signaal morf 5 min digestie ++ + ++ 10 min digestie ++ + ++ + Bekerglas 5 min digestie ++ + ++ +Bekerglas 10 min digestie ++ + ++ +-
achter -
plaveiselcelcarcinoom signaal morf achter ++ + + ++ + + -
Tabel 9 resultaten van de geteste variaties bij het zymed protocol op biopten tonsil 5 min digestie 10 min digestie
signaal ++ ++
morf + +-
achter -
Figuur 13. Uitlagen EGFR CISH optimalisatie VUmc protocol: A. adenocarcinoom B. plaveiselcelcarcinoom C. tonsil. Optimaal zymed protocol D. adenocarcinoom E. plaveiselcel-carcinoom F tonsil. Optimaal zytovision protocol G. adenocarcinoom H. plaveiselcelcarcinoom I. tonsil
16
3.2Optimalisatie EGFR CISH op cytologisch materiaal In tabel 10 is te zien dat de pelilyset en de thinprep een geen tot zwak signaal geven met enige achtergrond. Door de slecht resultaten zijn we hiermee niet verder gegaan. Tabel 10 uitslagen pelilyset en thinprep
Digestie pelilyset 1 uur 2x SSC 37°C 2 min digestie 2 min digestie kt Digestie thinprep 1 uur 2x SSC 37°C 2 min digestie 2 min digestie kt
signaal zwak Geen
morfologie goed Goed
achtergrond licht licht
Redelijk Redelijk
Redlijk goed
Licht licht
De TTF-1 gefixeerde preparaten zijn goed te hybridiseren als deze 1 dag zijn gefixeerd. Bij 2 dagen fixatie is al te zien dat deze duidelijk minder goed te hybridiseren zijn, zie tabel 11) Tabel 11. resultaten ttf1 1dag gefixeerd
Digestie 1 dag fixatie 0 min kt 1 min kt 2 min kt Digestie 2 dagen fixatie 0 min kt 1 min kt 2 min kt
signaal Geen Goed Goed
morfologie Goed Goed Redelijk
achtergrond Geen Licht Licht
Geen Zwak Zwak
Goed Goed Redelijk
Geen Licht Licht
Hierna zijn de 4 dagen gefixeerde preparaten getest, deze gaven bij geen van de geteste condities een signaal, zie tabel 12. Doordat we geen preparaten meer hebben zijn we doorgegaan met de 3 dagen gefixeerde preparaten Tabel 12 resultaten 4 dagen gefixeerd
digestie 2 min kt 2 min 37°C 10 min kt
signaal Geen Geen Geen
morfologie Goed Goed Redelijk
achtergrond Geen Licht Licht
De 3 dagen gefixeerde preparaten gaven bij alle digestietijden een signaal, zie tabel 13. Hieruit is op te maken dat de preparaten langer gedigesteerd moeten worden hoe langer ze gefixeerd zijn. Tabel 13 resultaten 3 dagen gefixeerd
Digestie 10 min kt 10 min 37°C 20 min kt
signaal Redelijk Sterk Sterk
morfologie Goed Goed Redelijk
achtergrond Geen Licht Licht
17
3.3Patiënten materiaal In tabel 7 is Tabel 7. Samenvatting van de resultaten van de EGFR CISH bepaling tezamen met de andere gegevens van het EGFR protocol. Type tumor AdenoPlaveiselcelKleincellig Grootcellig carcinoom carcinoom carcinoom carcinoom Totaal N= 25 5 2 11 TTF1 pos N= 25 1 5 EGFR imh 1+ 6 1 4 2+ 7 2 1 3+ 8 1 3 mutatieanalyse EGFR exon19 5 EGFR exon20 1 EGFR exon21 1 1 K-ras exon1 8 1 EGFR CISH Cluster/ amplificatie 3 2 Lichte amplificatie 1 1 polysomy 3 1 5 normaal 13 2 2 2 Geen signaal 5 1 2
4 Conclusie en discussie Uit deze optimalisatie is gebleken dat de EGFR probe van zymed niet optimaal is om het EGFR gen in het DNA aan te kleuren is hierdoor beter niet als standaard gebruikt dient te worden. De EGFR probe van zymed is naar grote waarschijnlijkheid niet goed gelabeld waardoor deze zeer weinig label bevat en dus weinig aankleuring geeft. De Zytovision probe daarentegen kleurt goed aan in de meeste omstandigheden. De optimale digestietijd is voor weefsels 10 minuten en voor biopten 5 minuten. Uit het kleuren van aanvragen is gebleken dat enkele weefsels moeilijk aan te kleuren zijn dit kan komen doordat deze te lang gefixeerd zijn waardoor de probe niet meer bij het DNA kan komen. Dit kon worden opmerken bij de cytologie. De 1 en 2 dagen ttf1 fixeren waren nog goed zichtbaar te maken met hooguit 5 min digesteren en bij 3 dagen bij 20 minuten. De 4 dagen moesten nog langer digesteren. Hieruit kan worden vastgesteld dat hoe langer het gefixeerd is hoe moeilijker het is om het DNA toegankelijker te maken.
18
Literatuur verwijzingen
Sholl LM, John Iafrate A, Chou YP, Wu MT, Goan YG, Su L, Huang YT, Christiani DC, Chirieac LR.;Validation of chromogenic in situ hybridization for detection of EGFR copy number amplification in nonsmall cell lung carcinoma.; Modern Pathology 2007 nr.20, blz102835; Suzuki S, Dobashi Y, Sakurai H, Nishikawa K, Hanawa M, Ooi A., Protein overexpression and gene amplification of epidermal growth factor receptor in nonsmall cell lung carcinomas. An immunohistochemical and fluorescence in situ hybridization study.; Cancer 2005 103, blz. 1265-73; Vocaturo A, Novelli F, Benevolo M, Piperno G, Marandino F, Cianciulli AM, Merola R, Donnorso RP, Sperduti I, Buglioni S, Mottolese M.; Chromogenic in situ hybridization to detect HER-2/neu gene amplification in histological and ThinPrep-processed breast cancer fineneedle aspirates: a sensitive and practical method in the trastuzumab era.; Oncologist. 2006 11: blz.878-86. Gallegos Ruiz MI, Floor K, Vos W, Grünberg K, Meijer GA, Rodriguez JA, Giaccone G.; Epidermal growth factor receptor (EGFR) gene copy number detection in non-small-cell lung cancer; a comparison of fluorescence in situ hybridization and chromogenic in situ hybridization.; Histopathology. 2007 51(5):blz. 631-7. 3. http://commons.wikimedia.org/wiki/Image:EGFR_signaling_pathway.png 4. http://www.arraybiopharma.com/_documents/Publication/PubAttachment127.pdf 2. Kris Novak, PhD, Conference Report – Protein Kinase Inhibitors in Cancer Treatment: Mixing and Matching?, MedGenMed. 2004; 6(2): 25 7. http://www.atlasantibodies.com/datasheet/HPA007982 1. Sreenath V. Sharma*, Daphne W. Bell*‡, Jeffrey Settleman* and Daniel A. Haber*, Epidermal growth factor receptor mutations in lung cancer, Nature reviews. 2007 3: Blz 169-181 2. Kris Novak, PhD, Conference Report – Protein Kinase Inhibitors in Cancer Treatment: Mixing and Matching?, MedGenMed. 2004; 6(2): 25 3. http://commons.wikimedia.org/wiki/Image:EGFR_signaling_pathway.png 4. http://www.arraybiopharma.com/_documents/Publication/PubAttachment127.pdf 5.
19
6.
Bijlage 1
EGFR CISH Methode VUmc A-specifieke achtergrond in de kern ontstaat bij overdigestie. Powervision Plus i.p.v. Envision: sterkere achtergrond Stap 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
8. 9. 10. 11.
12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29.
Voorbewerking Coupes plakken op Superfrost glaasjes en 2-4 uur bakken bij 60°C Coupes deparaffineren Spoel met alcohol absoluut Spoel met Leidingwater Kook met 1 mM EDTA /TRIS pH9 in een magnetron Laat de coupes afkoelen en was daarna de coupes met leidingwater Laat de coupes zoveel mogelijk droogvallen en digesteer met 0,1% pepsine/0,2N HCl bij 37°C op een stoof van 37°C, 100µl/coupe onder dekglaasjes en afgedekt door kap Was de coupes met leidingwater Dehydreer de coupes met Alc. 70% -85% -95% -100% Droog de coupes aan de lucht Denatureren en hybridiseren Breng een druppel probe op een dekglaasje en dek de coupe af Sluit de randen af met rubbercement 10µl voor een glaasje van 22x22mm 15µl voor een glaasje van 24x32mm Denatureer bij 80°C op een hete plaat, afgedekt met een kap Plaats de coupes in een vochtige bak bij 37°C Stringent wassen Verwijder de cement en de afdekglaasjes en verzamel de coupes in een cuvet met 0,5xSSC bij kamertemperatuur Was de coupes in 0,5xSSC in een cuvet bij 75-80°C in waterbad Verhoog voor elke coupe meer de temperatuur met 1°C tot 80°C Was de coupes met PBS/ 0,05% Tween 20 bij kamer temperatuur Detectie Rem endogene peroxidase met 3%H2O2/PBS Spoel de coupes goed met PBS Incubeer met Muis anti-Digoxin (Sigma) 1:100 **) Was met PBS/ 0,05% Tween 20 Incubeer met EnvisionHRP Dako Was met PBS/ 0,05% Tween 20 DAB Envision Spoel met leidingwater Kleur tegen met Haematoxylin Spoel met leidingwater Dehydreer in oplopende alcohol reeks Xyleen Afdekken
Tijd 2x 10 min 2x 10 min 10 min 2x 3 min 5 min
3x 2 min
10 min 16-24 uur
5 min 3x 2 min 10 min 10 min 60 min 2x 3 min 30 min 2x 3 min 10 min 30 sec
20
Bijlage 2 Zymed EGFR CISH protocol Tabel 3
1
St ap
2 3 4 5 6 7 8 9 10 11
12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31
*)
Voorbewerking Coupes plakken op Superfrost glaasjes en 2-4 uur bakken op hete plaat bij 65°C Coupes deparaffineren met xyleen Spoelen met alcohol absoluut Spoel in leidingwater Kook met voorbehandings-vloeistof in een waterbad bij ten minste 95°C Was de coupes in leidingwater Laat de coupes zoveel mogelijk droogvallen en digesteer met digestiemiddel bij KT, 100μl/coupe onder dekglaasjes Was de coupes met leidingwater Dehydreer met alcohol absoluut Droog de coupes aan de lucht Denatureren en hybridiseren Breng een druppel CISH probe op een dekglaasje en dek de coupe af. 10μl voor een glaasje van 22x22mm 15μl voor een glaasje van 24x32mm Sluit de randen af met rubbercement Denatureer bij 95°C op een hete plaat, afgedekt met een kap Plaats de coupes in een stoof bij 37°C Stringent wassen Verwijder de cement en de afdekglaasjes en verzamel de coupes in een cuvet met 0,5xSSC bij kamertemperatuur Was de coupes in 0,5xSSC in een cuvet bij 75-80°C in een waterbad. Verhoog met elke coupe de temperatuur met 1°C tot 80°C Was de coupes met PBS/tween bij kamertemperatuur Detectie Rem met endogene peroxidase met 3%H2O2/Methanol Spoel de coupes met PBS/tween Incubeer met blocking oplossing bij KT Afgieten van blocking oplossing Incubeer met species-anti-label bij KT Was met PBS/tween Incubeer met anti-label-HRP polymeer bij KT Was met PBS/tween Incubeer met DAB oplossing bij KT Spoel met leidingwater Kleur tegen met Heamatoxyline Spoel met leidingwater Dehydreer met alcohol absoluut Xyleen Afdekken
Tijd
2x 10 min10 2x min 15 min 2x 3min 10 min
*)
3x 2min
5 min 16-24 uur
5 min 3x 2min 10 min 3x 2min 10 min 30 min 2x 3min 30 min 2x3min 30 min 2min 5-10 sec
21
Bijlage 3 Zytovision EGFR CISH protocol St ap 32 33 34 35 36 37 38 *) 39 40 41 42
43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62
Voorbewerking Coupes plakken op Superfrost glaasjes en 2-4 uur bakken op hete plaat bij 65°C Coupes deparaffineren met xyleen Spoelen met alcohol absoluut Spoel in leidingwater Kook met voorbehandings-vloeistof in een waterbad bij ten minste 95°C Was de coupes in leidingwater Laat de coupes zoveel mogelijk droogvallen en digesteer met digestiemiddel bij KT, 100μl/coupe onder dekglaasjes Was de coupes met leidingwater Dehydreer met alcohol absoluut Droog de coupes aan de lucht Denatureren en hybridiseren Breng een druppel CISH probe op een dekglaasje en dek de coupe af. 10μl voor een glaasje van 22x22mm 15μl voor een glaasje van 24x32mm Sluit de randen af met rubbercement Denatureer bij 95°C op een hete plaat, afgedekt met een kap Plaats de coupes in een stoof bij 37°C Stringent wassen Verwijder de cement en de afdekglaasjes en verzamel de coupes in een cuvet met 0,5xSSC bij kamertemperatuur Was de coupes in 0,5xSSC in een cuvet bij 75-80°C in een waterbad. Verhoog met elke coupe de temperatuur met 1°C tot 80°C Was de coupes met PBS/tween bij kamertemperatuur Detectie Rem met endogene peroxidase met 3%H2O2/Methanol Spoel de coupes met PBS/tween Incubeer met blocking oplossing bij KT Afgieten van blocking oplossing Incubeer met species-anti-label bij KT Was met PBS/tween Incubeer met anti-label-HRP polymeer bij KT Was met PBS/tween Incubeer met DAB oplossing bij KT Spoel met leidingwater Kleur tegen met Heamatoxyline Spoel met leidingwater Dehydreer met alcohol absoluut Xyleen Afdekken
Tijd
2x 10 min 2x 10 min 15 min 2x 3min 10 min
*)
3x 2min
5 min 16-24 uur
5 min 3x 2min 10 min 3x 2min 10 min 30 min 2x 3min 30 min 2x3min 30 min 2min 5-10 sec
*) Standaard is 10 minuten, Biopten 5 minuten 22