Een Behouder van alle mensen Commentaar op 1 Timotheüs 4:10 door Ruben Hadders Het staat er toch zo duidelijk: God is een Behouder van alle mensen, maar allermeest van de gelovigen. Hebben alverzoeners dus gelijk, als zij zeggen dat uiteindelijk iedereen behouden wordt? Begrijpend lezen Als we nog eens heel rustig dit tekstgedeelte nalezen, dan zien wij dat Paulus helemaal niet zegt dat alle mensen behouden worden. Hij doet daar zelfs helemaal geen uitspraak over in dit vers! Hij vertelt hier simpelweg Wat God is, namelijk: “een Behouder van alle mensen”. Laat ik dit wat verduidelijken: Beatrix is de koningin van alle Nederlanders. Toch zijn er heel at republikeinen in ons land, mensen die tegen de monarchie zijn en in principe dus ook tegen de koningin als staatshoofd. Desondanks is Beatrix ook de koningin van deze republikeinen, of zij haar nu als zodanig erkennen of niet. God is de Behouder van alle mensen, zoals Hij ook de Heerser is over al wat bestaat. Paulus noemt hier een op zichzelf staand feit. Er is niemand anders die mensen kan behouden, behalve God. Voor alle mensen geldt dus dat God de Behouder is. Hij is het echter “allermeest van de gelovigen”, omdat zij daadwerkelijk gebruik maken van Zijn macht als Behouder. Dat niet‐gelovigen de Heere niet erkennen als Behouder, wil niet zeggen dat Hij niet is voor hen. Als wij evangeliseren zeggen wij toch ook tegen ongelovigen dat God hun Redder is? Gods toorn De alverzoeningsleer zegt dat alle mensen uiteindelijk behouden zullen worden. De gelovigen ‘in het bijzonder’ en de ongelovigen na een periode van ‘loutering’ in de Poel des Vuurs. Allereerst is dit een onbijbelse gedachte, maar zelfs al zou het zo zijn, dan kan er – Schriftuurlijk gezien – niet gesproken worden over behoud. De Bijbel leert dat de mensen behouden moet worden van Gods toorn (d.i. woede) (Rom. 2:8, 5:9, Ef. 5:6, Kol. 3:6, 1 Tess. 5:9 e.a.). De vraag is echter: waaruit bestaat de toorn van God? Als we middels een concordantie alle Bijbelteksten opzoeken die over de toorn van God spreken, dan zien wij dat dit altijd een oordeel tot gevolg heeft. Nu zijn er diverse oordelen waar de Bijbel over spreekt, maar er is er één in het bijzonder. Daarover lezen wij bijvoorbeeld in Romeinen 2: “… naar uw hardheid, en onbekeerlijk hart, vergadert gij uzelf toorn als een schat, in de dag des toorns, en der openbaring van het rechtvaardig oordeel Gods. Die een ieder vergelden zal naar zijn werken; Hun wel, die met volharding in goeddoen, heerlijkheid, en eer, en onverderfelijkheid zoeken, het eeuwige leven; Maar hun, die twistgierig zijn, en die de waarheid ongehoorzaam, door de ongerechtigheid gehoorzaam zijn, zal verbolgenheid en toorn vergolden worden. Verdrukking en benauwdheid over alle ziel des mensen, die het kwade werkt, eerst van de Jood, en ook van de Griek; Maar heerlijkheid, en eer, en vrede een ieder, die het goede werkt, eerst de Jood en ook de Griek. Want er is geen aanneming des persoons bij God” (vs. 4‐11)
Paulus verwijst hier naar het oordeel voor de Grote Witte troon, het laatste oordeel (Op. 20). Daar lezen wij: “En zo iemand niet gevonden werd geschreven in het Boek des Levens, die werd geworpen in de Poel des Vuurs” (vs. 15). Dit is het oordeel over ongelovigen, hetgeen alverzoeners overigens ook erkennen. Dit is ook het ‘verloren gaan’ waar de Bijbel voor waarschuwt. Hierna zal er geen oordeel meer zijn.
Dus als we spreken over ‘behouden worden’, dan gaat het voornamelijk om het ontvluchten van het laatste oordeel: de Poel des Vuurs. Zelfs al zou dit een tijdelijke situatie zijn en de ongelovige alsnog terugkeren tot God, zoals de alverzoeningsleer veronderstelt, dan kan men – Bijbels gezien – geen behoud noemen, want de toorn Gods is wel degelijk over de ongelovige gekomen. Behoudenis staat in de Bijbel namelijk altijd in relatie tot (een) oordeel. Aangezien de Poel des Vuurs het laatste oordeel is kan er daarna niet meer gesproken worden van behoud. Want waarvan zou men dan nog behouden moeten worden? Dit weerlegt dus ook de uitleg van 1 Tim. 4:10 dat letterlijk alle mensen behouden zullen worden, omdat Op. 20 duidelijk laat zien dat er mensen veroordeeld zullen worden voor de grote Witte Troon. Zij worden niet behouden van het laatste oordeel. Zelfs al zouden deze mensen uiteindelijk toch weer terugkeren naar God, dan heeft dit met behoud in elk geval niets te maken. Bovendien is dit pure filosofie, want de Bijbel spreekt hier niet over. Maar de wens is de vader van de gedachte.