Verslag Publieksbijeenkomst Natura 2000 Elperstroomgebied 6 april 2009 Aanwezig: Henk Brink, Staatsbosbeheer Christina Schipper (DLG) Gert Jan Elzinga Piet op ’t Hof (DLG) Rienko van der Schuur (DLG) Nico Enting (LTO) Yvonne Arnst (Arnst tekst en communicatie, verslag) Circa 22 aanwezige geïnteresseerden
Opening door Gert Jan Elzinga Namens de Dienst Landelijk Gebied heet Gert Jan Elzinga iedereen hartelijk welkom. Gert Jan Elzinga is onafhankelijk voorzitter van de klankbordgroep en leidt daarnaast deze publieksavonden. Deze avond begint met een uitleg van de stand van zaken en planning door Christina Schipper en een toelichting op het bestaand gebruik door Rienko van der Schuur. Daarna kunnen, na een korte pauze, vragen worden gesteld.
Planning beheerplan door Christina Schipper, projectleider Christina Schipper legt in het kort uit welke stappen zijn gezet en welke stappen nog worden gezet in de komende periode. Uitgangspunt is in elk geval dat het beheerplan verrassingsvrij moet worden opgeleverd. Alle inwoners van het gebied moeten kennis kunnen nemen van de inhoud, maar ook van de manier van tot stand komen van het beheerplan voor dit gebied. Daarvoor is een gebiedsgroep opgericht, een klankbordgroep en worden deze publieksavonden georganiseerd. De gebiedsgroep is een werkgroep, ondermeer verantwoordelijk voor het verkrijgen van de bouwstenen voor het beheerplan. In de gebiedsgroep zijn vooral de betrokken overheden en Staatsbosbeheer vertegenwoordigd maar ook LTO-Noord. In de klankbordgroep zijn alle overige betrokken organisaties uit het gebied vertegenwoordigd De eerste publieksbijeenkomst was bijna exact een jaar geleden, 3 april 2008. Tijdens die bijeenkomst zijn eerst de stappen van het beheerplan uiteengezet. Daarna is in september 2008 een tweede publieksavond georganiseerd. Tijdens die bijeenkomst was bekend dat de ammoniakparagraaf een vertragende werking zou kunnen hebben, verwacht werd twee tot drie maanden. Helaas is in december geconstateerd dat er nog steeds geen toetsingskader voor ammoniak was vastgesteld. Daarom hebben wij u in die maand een brief gestuurd met de stand van zaken en het vervolg. In de gebiedsgroep is vervolgens besloten niet te wachten op het toetsingskader ammoniak, maar verder te gaan met het opstellen van het beheerplan en de ammoniakparagraaf er later in te verwerken. Een beheerplan zonder ammoniakparagraaf is in elk geval ondenkbaar, zoals afgesproken in de gebiedsgroep. De gebiedsgroep is verder gegaan met het invullen van de bouwstenen van het beheerplan. 25 maart is de klankbordgroep weer bij elkaar geweest. De opmerkingen uit de klankbordgroep zijn meegenomen in de toetsingslijst, die vanavond bij iedereen op tafel ligt. Dan zijn er nog twee punten waarop onderzoek wordt gedaan, namelijk ammoniak en hydrologie.
1
Ammoniak Op veel fronten wordt hard gewerkt aan de ammoniakproblematiek. In de provincie Drenthe zijn op dit gebied drie lijnen; de landelijke LNV-lijn, die wordt aangepakt door DLG-Oost en een onderzoekslijn vanuit onze gebiedsgroep, waar lokaal wordt gekeken hoe we de ammoniakparagraaf zouden kunnen invullen. De derde lijn is een onderzoek, dat Alterra in opdracht van de provincie Drenthe uitvoert naar de stikstofdepositiewaarden in alle Natura 2000-gebieden in Drenthe. Hydrologie Bij het opstellen van het beheerplan is duidelijk geworden dat er veel hydrologische gegevens zijn, maar dat deze niet allemaal toereikend zijn voor de onderbouwing van eventuele maatregelen voor het realiseren van de instandhoudingsdoelen. De gebiedsgroep heeft daarom de Grontmij opdracht gegeven voor een hydrologisch onderzoek. Uit de eerste resultaten van dit onderzoek blijkt, dat de Grevema een belangrijke rol speelt bij de waterhuishouding in het gebied. Daarom heeft Staatsbosbeheer opdracht gegeven voor aanvullend onderzoek. De resultaten van het onderzoek worden in de gebiedsgroep behandeld. Laatste hoofdstukken beheerplan We moeten nog twee hoofdstukken van het beheerplan afronden: een hoofdstuk over de noodzakelijk maatregelen voor de realisatie van de instandhoudingsdoelen (hoofdstuk 7) en het uitvoeringsprogramma (monitoring en financiën – hoofdstuk 8). Zodra deze twee hoofdstukken klaar zijn en het toetsingskader voor ammoniak duidelijk is, wordt de vierde en laatste publieksbijeenkomst georganiseerd, waarin het concept beheerplan kan worden behandeld. De klankbordgroep zal nog 2 x bijeen komen.
Toelichting op bestaand gebruik Door Rienko van der Schuur In het Elperstroom-gebied zijn vier belangrijke habitattypen. Voor het beheerplan wordt het bestaand gebruik getoetst. Bestaand gebruik zijn activiteiten binnen het gebied op de peildatum 1 oktober 2005. Ook activiteiten buiten het gebied, die van invloed zijn op het gebied, worden getoetst. Ook daarvoor is de peildatum 1 oktober 2005. Wat op 1 oktober 2005 nog niet aanwezig was aan activiteit in het Natura 2000-gebied, is nieuw gebruik en wordt ook meegenomen in het plan, maar niet als bestaand gebruik getoetst. Illegale activiteiten worden niet getoetst, dat kan ook niet, iets dat illegaal is, kun je niet toetsen. Vanuit het ministerie in Den Haag is een checklist bestaand gebruik bepaald. Die lijst is gebruikt voor de inventarisatie van het bestaand gebruik in het Elperstroom-gebied. De activiteiten op de lijst worden getoetst op verstoring van de habitattypen. Het is belangrijk dat alle bestaand gebruik op de lijst staat. Rienko van der Schuur doet dan ook een dringend beroep op de aanwezigen om missende activiteiten te melden. Wat niet op de lijst bestaand gebruik staat, moet later worden toegevoegd, opnieuw worden getoetst en van die activiteit moet vervolgens worden aangetoond dat deze niet verstorend werkt voor de habitattypen, een lastige en intensieve klus. Dat moet worden voorkomen. Naast de Haagse lijst zijn ook de verschillende sectornotities, zoals die van de landbouw, gebruikt om de lijst met bestaand gebruik compleet te maken, naast interviews met beheerders, inwoners, wildbeheereenheden en avonden zoals vanavond. Samen heeft dit een lijst opgeleverd, die tijdens deze publieksbijeenkomst is uitgedeeld. De activiteiten zijn geclusterd in verzamelingen, zoals delfstoffen (zand en waterwinning), bosbouw (grond met een bosbestemming), natuurbeheer (maaien en begrazen), waterbeheer (onderhoud van watergangen, peilbeheer en stuwbeheer), landbouw (alle facetten), recreatie (wandelen, paardrijden en fietsen), infrastructuur (wegen, vliegtuigen, kabels en leidingen) en overig gebruik (militaire en bewoning). Dat laatste speelt hier echter niet. Alle activiteiten op deze lijst worden, door deskundigen zoals ecologen en gebiedskenners, getoetst op verstoring van de habitattypen. Het toetsen gebeurt aan de hand van een schema en verschillende invloeden van activiteiten op de habitattypen. Voorbeelden zijn fysische of menselijke verstoring.
2
Een activiteit zonder negatief effect krijgt de kleur groen. Een activiteit met negatief effect (klein of groot) krijgt de rode kleur. Oranje activiteiten zijn activiteiten waarvan de invloed nog niet zeker is (beperkt mogelijk effect). Deze activiteiten worden nader onderzocht. De uitkomst van dat onderzoek kan zijn dat er nog een toets, een cumulatietoets moet worden uitgevoerd. Dat houdt in dat moet worden gekeken of veel van die activiteit verstorend is, maar weinig niet. Een voorbeeld daarvan is fietsen of wandelen. Een wandelaar geeft voor bijvoorbeeld een broedende grauwe klauwier niet of nauwelijks verstoring, 10 ook niet echt, maar 100 wandelaars bijvoorbeeld wel. Dan kan een activiteit ook nog onder bepaalde voorwaarden wel worden toegelaten. Die maatregelen noemen we mitigerende, verzachtende maatregelen. Bijvoorbeeld afspreken dat in de periode dat de grauwe klauwier broedt, in dat gebied niet in grote groepen wordt gewandeld. Uiteindelijk komen in het beheerplan alleen nog groene en rode activiteiten terug. De activiteiten waarover twijfel blijft bestaan, krijgen eerst voor zes jaar (looptijd van het beheerplan) een groene kleur, daarna wordt gekeken wat verder met die activiteit moet worden gedaan. Nader te onderzoeken activiteiten Enkele activiteiten blijven rood, zoals de huidige bemaling van de Grevema. De Grevema is het laagste punt van het gebied. Door bemalen wordt water uit het hele gebied onttrokken. Gevolg is dat, bijvoorbeeld in de Reitma, te weinig water is. Het waterbeheer in de Reitma is nu niet optimaal voor de gewenste habitattypen. Destijds is hier uit twee kwaden, de minst kwade gekozen, namelijk het gebied te laten verdrogen in plaats van het inlaten van gebiedsvreemd (voedselrijk) water. Maar er zijn in het gebied meer watergerelateerde activiteiten, zoals bosbouw. Bos onttrekt ook water aan het gebied, meer dan bijvoorbeeld natte heide. Ook de drainage in het gebied (uitgaande van de situatie in oktober 2005) wordt bekeken. Het gaat, bij de toetsing van de activiteit drainage, om het gebied binnen de begrenzing en voor een deel buiten de begrenzing. Ook de stikstofdepositie en -emissie moeten nog worden onderzocht. Daarvoor is het toetsingskader ammoniak nodig. Daarnaast is er ook geringe invloed van de luchtvaart (ballonnen, laagvliegen etc). Ook die moeten nader op hun invloed worden onderzocht. Tenslotte Alle, hiervoor beschreven, zaken zijn en worden meegenomen in het beheerplan. De bedoeling was dat het beheerplan inmiddels zou zijn afgerond. Een groot deel is ook klaar. De maatregelen voor het realiseren van de gewenste habitattypen en het uitvoeringsprogramma worden nog geschreven. Ook wordt nog gewerkt aan de bijlagen en de inleiding. De inleiding, wordt als laatste, volgens een landelijk model, opgesteld. De lijst met bestaand gebruik geeft duidelijkheid en laat gelukkig zien, dat er toch ook een hoop wel kan in het gebied.
Vragen Na een korte pauze en een voorstelronde van de mensen achter de tafel, krijgen de aanwezigen de gelegenheid vragen te stellen. Gevraagd wordt, wat er gebeurt, wanneer achteraf, na vaststelling van het beheerplan door de minister, blijkt dat er toch een activiteit in het gebied is vergeten. Christina Schipper (DLG) merkt op dat de lijst kan worden aangevuld en bijgesteld tot de vaststelling van het plan door de minister. Als mensen nog activiteiten missen, dan moeten ze dat vooral blijven melden. Zodra het beheerplan definitief is vastgesteld door de minister, kan een nieuwe activiteit alleen maar worden ingebracht door een vergunning voor die activiteit in het Natura 2000-gebied aan te vragen met alle eisen die daarbij horen, zoals aantonen dat de activiteit niet verstorend werkt voor het gewenste habitattype. Een van de mensen vraagt wat er met de termen “haalbaar en betaalbaar” is gebeurd. Deze werden in de vorige publieksbijeenkomst regelmatig gebruikt en zijn vanavond helemaal niet meer genoemd. Hij vraagt zich af hoe reëel het plan, financieel, is, zeker waar het gaat om schade bij de boeren door de ammoniakproblematiek.
3
Christina Schipper geeft aan dat de haalbaarheid en de betaalbaarheid pas kunnen worden getoetst als het hoofdstuk Realisatie instandhoudingsdoelen (hoofdstuk 7) klaar is. Dat is nog niet het geval. We hebben nu nog geen duidelijk zicht op de maatregelen, die voortvloeien uit hydrologie en ammoniak. Als de maatregelen wel duidelijk zijn, dan weten we meer over de haalbaarheid en betaalbaarheid, of bedrijven op slot komen te zitten, wat daar aan kan worden gedaan, wat dat kost. Dan pas is de discussie over haalbaarheid en betaalbaarheid zinvol. Rienko van der Schuur vult nog aan, dat het de bedoeling is om met iedereen zo groot mogelijke overeenstemming over de maatregelen te bereiken en de doelen zo voordelig mogelijk te realiseren. Het zou bijvoorbeeld zo kunnen zijn dat een maatregel niet haalbaar is in 5 jaar, maar wel in 20 jaar. Dan wordt daar naartoe gewerkt. Gevraagd wordt hoe wordt omgegaan met recreatief paardrijden in het Elperstroom-gebied. Of de openstelling van het Elperstroom-gebied voor recreatief gebruik afneemt? Gert Jan Elzinga geeft aan dat die vraag eigenlijk door twee partijen moet worden beantwoord, namelijk door DLG en door Staatsbosbeheer. Rienko van der Schuur geeft aan dat het paardrijden is getoetst op de plekken waar dat mag, zoals de openbare wegen en enkele paden. Daaruit is geen significant effect gebleken, die activiteit is dus groen en kan doorgaan. Gert Jan Elzinga vraagt of mensen denken dat er na 2005 op dit vlak iets is veranderd. Zo ja, dan moet dat worden doorgegeven. Aansluitend wordt een opmerking gemaakt door iemand uit de zaal over het feit dat Staatsbosbeheer steeds meer paden voor wandelaars en paardrijden afsluit. De vraag wordt gesteld naar aanleiding van een feit dat zich in een ander gebied dan het Elperstroomgebied afspeelt en is dan ook op deze bijeenkomst niet aan de orde. Henk Brink van Staatsbosbeheer merkt op dat Staatsbosbeheer probeert zoveel mogelijk gemotoriseerd verkeer te weren uit de natuurgebieden en dat verkeer te beperken tot de randen van de gebieden. Volgens Brink zijn er geen plannen om binnen het Elperstroom-gebied verdere beperkingen op te leggen. Daar blijven de ruiterpaden zoals ze zijn. Piet op ’t Hof merkt nog op dat in het beheerplan ook wordt vastgelegd hoe zaken in het gebied na vaststelling van het beheerplan worden gecommuniceerd. Hij verwijst naar het systeem, dat daarvoor op de Waddeneilanden wordt gebruikt. Daar is per eiland een beheeroverleggroep en worden per jaar de monitoringsactiviteiten en maatregelen met het gebied besproken met deze groep en soms ook met het publiek. Dat zou hier ook een goede werkwijze kunnen zijn. In de inleiding is aangegeven dat ook wordt gekeken naar effecten van activiteiten van buiten de begrenzing van het gebied? Hoe ver is dat buiten het gebied? Moeten de boeren zich daar zorgen over maken? Hoe ruim is die grens? Antwoord is dat dit voor bemesting nog niet duidelijk is. Daar wordt aan gewerkt. Voor wat betreft de waterhuishouding, de hydrologie, wordt onderzocht wat er wel en niet kan en mag met het water binnen en buiten het gebied. Belangrijk is dat er goed kwelwater in de Reitma nodig is om de gewenste habitattypen in het gebied te krijgen. Daarvoor wordt eerst binnen de begrenzing gekeken (ook naar het bos) en daarna pas buiten de begrenzing. Zoals het nu lijkt, is de Grevema het enige punt buiten de begrenzing wat een probleem is. Dat die invloed heeft is zeker, maar hoeveel en hoe daar mee moet worden omgegaan, is nog niet duidelijk.
Gert Jan Elzinga vraagt Christina Schipper nog eens uit te leggen waarom we nu, een jaar na de vorige publieksbijeenkomst, nog steeds niet weten hoe het zit met het toetsingskader ammoniak. Christina legt, uit dat het lastig is de verschillende provinciale, regionale en rijkslijnen op elkaar af te stemmen. De Raad van State heeft aangegeven dat het ammoniakbeleid nader moet worden onderbouwd, waarna de Tweede Kamer de minister heeft gevraagd welke maatregelen zij wil nemen om dit probleem op te lossen. Daarvoor is vorig jaar de commissie Trojan in het leven geroepen. Deze commissie heeft in november 2008 haar rapport opgeleverd en de belangrijkste uitkomsten zijn dat de normen, die Nederland hanteert voor ammoniak, juist zijn en juist zijn geïnterpreteerd. Ook heeft de commissie gezegd, dat de minister haar regelgeving voor heel Nederland moet
4
aanpassen en naar gebiedsgerichte oplossingen moet kijken. Langzamerhand worden de partijen het eens over de rekenmethode. Belangrijk is dat iedereen dezelfde rekenmethode hanteert. De uitwerking kan wel per gebied verschillen.
Verder wordt gevraagd of DLG al iets kan zeggen over de uitkomsten van het Agrostacksonderzoek. Of het probleem wellicht groter of juist kleiner is dan verwacht. Christina Schipper geeft aan dat, zodra de gegevens bekend zijn, DLG met de gebiedsgroep en LTO om de tafel gaat om te kijken of het beeld volledig is. Daarna wordt de klankbordgroep geïnformeerd en vervolgenshet publiek. Verder kan daar nu geen uitspraak over worden gedaan. Voor het Elperstroom-gebied wordt wel vermoed, dat de ammoniakproblematiek mee kan vallen. Echter wordt dat pas duidelijk wanneer het toetsingskader voor Ammoniak door de minister is vastgesteld. Piet op ’t Hof vult nog aan, dat de benodigde gegevens uit het oogpunt van privacy moeten worden vrijgegeven door de boeren waar het omgaat. Zij moeten tekenen om hun gegevens beschikbaar te stellen. Dit alles moet zorgvuldig worden gedaan. Verder is het zo, dat als blijkt dat een bedrijf een knelpunt is, dat bedrijf vooraf wordt bezocht, voordat er met anderen over wordt gecommuniceerd. De betrokken boer mag nooit via een klankbordgroep of op een andere manier horen over zijn bedrijf. Dat hoort hij altijd van DLG. Daarna wordt samen gekeken hoe het probleem kan worden opgelost.
Vervolgens wordt nog een aanvullende vraag gesteld over het probleem van de waterhuishouding in de Grevema. Het grootste probleem daar is eigenlijk dat er via de Grevema een hoop water uit de rest van het gebied wordt onttrokken. De vraag is of er straks vergaande maatregelen worden genomen, die invloed hebben buiten de begrenzing. Antwoord is dat, als blijkt dat buiten de begrenzing activiteiten van invloed zijn op de hydrologie, het zo kan zijn dat er maatregelen worden genomen buiten de grens. Zoals de situatie er nu voor staat is het niet nodig om in de Grevema de doelen te realiseren. Aanpassing van de waterhuishouding in de Grevema is wel nodig om de voorwaarden te scheppen in een ander gebied. Hoe is nog niet duidelijk, daarvoor zijn allerlei scenario’s denkbaar. Er zijn een aantal scenario’s doorgerekend in een hydrologisch onderzoek, zoals dempen van sloten. Daar is uitgekomen dat de Grevema een punt is, dat nader moet worden onderzocht. Het bos op de oostflank, is niet meegenomen. We weten wel dat een bos meer verdampt dan hei en in die zin ook een negatieve bijdrage levert aan de kweldruk. We weten alleen niet hoeveel. Onduidelijk is wat het effect is van het kappen van het bos. Aanvullend wordt opgemerkt: de totale hydrologische situatie moet onomstotelijk duidelijk zijn. Als dat voor de komende periode nog niet zo is, dan wordt dit voor nader onderzoek in het beheerplan opgenomen. In het beheerplan wordt in dat geval omschreven wat voor soort onderzoek nodig is als basis voor het, zes jaar geldende, beheerplan. Het is niet zo dat eerst naar de landbouw buiten de begrenzing wordt gekeken als mogelijke oplossing voor het waterprobleem en dan pas naar het bos binnen de begrenzing. Wel moet eerst blijken dat het kappen van het bos het gewenste effect kan hebben. Dan heeft dat kappen van bos, prioriteit boven maatregelen in het landbouwgebied bij de Grevema, buiten de begrenzing.
Dan wordt gevraagd of de pilot rondom Ammoniak in Dwingelderveld een vierde lijn binnen Drenthe is. Dat is niet zo. De pilot in Dwingelderveld hoort bij het onderzoek, dat de Grontmij in opdracht van de provincie Drenthe, uitvoert.
Een van de aanwezigen merkt op dat hij in 2005 een kippenbedrijf had, dat veel meer ammoniak uitstootte dan het bedrijf van nu. Hij vraagt zich af of hij die waarden mee mag nemen in de cijfers. Het antwoord van Piet op ’t Hof is: ja. Als aantoonbaar is dat maatregelen zijn genomen, die afname van ammoniak tot stand hebben gebracht, dan kan een andere peildatum worden gekozen om het gemiddelde te bepalen. Wanneer een bedrijf nu aantoonbaar minder ammoniak uitstoot heeft dan in 2005, dan is het de bedoeling dat wordt gesaldeerd. De totale reductie mag dan worden meegenomen.
5
Christina merkt nog op dat de tabel bestaand gebruik op de site van Natura 2000 is gezet. Zij zal hem ook nog aanbieden voor de website van Elp. Rienko van der Schuur benadrukt nog eens om goed naar de lijst te kijken en wat mist door te geven.
Sluiting Gert Jan Elzinga sluit om 22.00 uur de vergadering.
6