Boekachtig Werk Macromontage Schikken van opgemaakte objecten op het drukvel. Voor boekwerk Æ inslagschema (indeling) Correcte inslagvolgorde voor de paginavolgorde en positie. Æ paginanummers toekennen. (rechts: oneven, links: even) Nummering afhankelijk van vouw of bindwijze en de afwerking. Niet boekachtig wordt los gesneden en boekachtig wordt gevouwen tot katernen, samenbrengen (verzamelen of vergaren), binden, nasnijden en met eventueel kaft. (de “voet” is de zijde met het meest losse blaadjes bij het vouwen van de katern) Combinaties: Leesbaar positief ‐ Onleesbaar positief ‐ Leesbaar negatief ‐ Onleesbaar negatief Negatief is goedkoper, negatief leesbaar (vb. flexo) Positief leesbaar (vb. zeefdruk), Positief onleesbaar (vb. offset)
CTF: Computer To Film (Conventioneel) (Scanner Æ PC Æ RIP‐belichter) Conventioneel negatief kopieerprocédé heeft een punttoename. Conventioneel positief kopieerprocédé heeft een puntafname. Belang van het register voor de correcte kleuren boven elkaar. Grootformaat tot 1,20m (duur) Materiaal: ontwikkelaar, fixatie‐product
CTPl: Computer To Plate (Conventioneel) Geen film meer nodig. Best metalen plaat. Polyesterplaat is niet formaatvast. Minder materiaal, minder voorbereiding.
CTPr: Computer To Press (Digitaal) Hoge snelheid met offset kwaliteit. Grote flexibiliteit van de papiersoort, voordeliger dan CTPa Grote kleurdiversiteit, oplages > 500
CTPa: Computer To Paper (Digitaal) Goedkoop voor kleine oplages. Personalisatie gemakkelijk, grote kleurdiversiteit,
Productieschema’s Compositie Æ losse films Æ macromontage Æ kopie Æ drukken Compositie Æ losse films Æ step/repeat camera Æ drukken Compositie Æ impositie op film Æ plaats Æ drukken (CTF) Compositie Æ impositie op plaat Æ drukken (CTPl) Compositie Æ digitaal drukken (CTPa en CTPr)
Vouwen & Binden Vouwen en binden is afhankelijk van het papier, kwaliteit van het document, vellen of rotatie. Messenvouwmachine voor klassieke katernen (dwars + kruisvouw: 4‐8‐16‐32blz) Tassenvouwmachine of combinatie tassen‐messen heeft veel meer mogelijkheden. Messenvouw: een mes die het papier tussen twee walsen duwt. Tassenvouw: papier wordt tussen 2 walsen getrokken. Boekblok: verschillende katernen in de juiste volgorde samen, eventueel met kaft. (enkel wanneer de kaft op dezelfde manier gedrukt wordt op het zelfde papier)
Binden Brocheren: bindwijze met slappe kaft. ‐ Genaaid: katernen samen, naaien en in de kaft geluimd. ‐ Garenloos: de rug af‐ en infrezenÆ ruw rug, beter indringen van de lijm. Collationeerblokjes: om de volgorde van de katernen te controleren. Binden: boek met harde kaft. Het boekblok is genaaid of garenloos en komt in een band die ofwel rond of recht is. Nieten: ‐ Zadelnieten: katernen in de rug nieten ‐ Platnieten: katernen op ze zijkant geniet. Andere bindtechnieken: Plastieken kam (cfr. Cursus) of Spiraal (cfr. Agenda)
Vouwen (zie prentjes cursus) Kruisvouw 1 maal dwars vouwen Æ 4 bladzijden. + 1 kruisvouw (loodrecht op de dwarse vouw) Æ 8 bladzijden. Aantal mogelijke opeenvolgende vouwen is afhankelijk van de papierdikte. Bij dik papier Æ beschadiging Parallelvouw: vouwslagen lopen parallel. Dwarsvouw + nog een dwarsvouw bvb. Wikkelvouw: de ene vouw over de andere. _ _ _ Æ \_/ ZigZagvouw: als harmonica Venstervouw: links en rechts naar binnen vouwen zonder te overlappen. Portfeuille vouw: dwars vouwen en de twee helften nog eens naar binnen vouwen.
Schoondruk ‐ Weerdruk Schoondruk is de recto (pagina 1) en Weerdruk is de verso (pagina 2) Register van de twee moet perfect passen! Deze namen slaan op het drukvel.
Keren – Stolpen – Draaien (zie prentjes cursus) Keren: om de kortste as wentelen om zo de versozijde te drukken. Stolpen: om de lengteas wentelen voor de versozijde te drukken. Draaien: dezelfde zijde blijft maar de zijaanleg komt aan de andere kant te zitten.
Klassiek – Niet‐klassieke katern Klassiek: in de hoogte en de breedte een even aantal bladzijden (4‐8‐16‐32blz) Niet klassiek: niet even in de hoogte en de breedte. (6‐9‐12blz) Soorten: bepaald door papierformaat, papierdikte, formaat v/d bladzijde, drukpers en afwerking. Een boekblok kan uit gelijke katernen of ongelijke katernen bestaan (vb. 20blz :16 + 4) Samenbrengen: ‐ Vergaren: op mekaar gestapeld ‐ Verzamelen: in mekaar geschoven ‐ Vormen van groepen: combinatie van vergaren en verzamelen.
Uitzetting = plaatsen van pagina’s op de katern. Dummy: blanco boek + blanco katernen met vouwlijnen, snijlijnen, gesneden formaat, oriëntatie. All Signature Folding Dummy Volledige boekblok samenstellen + overschot, gesneden formaat, overslag, oriëntatie aanduiden. (‐) veel werk (+) uitgebreide controle First Signature Folding Dummy 1 blanco katern maken bij gelijksoortige katernen blanco katern maken voor elke soort bij ongelijksoortige katernen (‐) minder controle (+) minder werk
Stapelen Pagina’s selecteren voor de recto en de verso. Een correct vouwregister bekomen via voor en zij‐aanleg. Gebruik aanlegzijde bij NIET voorgesneden papier ‐ voor en zijaanleg van de drukker ‐ recht gesneden zijde na druk maar voor het vouwen ‐ zijde bij het lossnijden van de vormen Gebruik aanlegzijde bij WEL voorgesneden papier ‐ alle zijden mogelijk ‐ zijden bij het lossnijden van de vormen
Elementen op te vouwen vorm Klassiek ‐ te bedrukken formaat – papieroverschot – snijwit = afgewerkt formaat. ‐ Afgewerkt formaat heeft kopwit, rugwit, zijwit en voetwit en een rug. Niet klassiek ‐ best eerst een dummy maken voor het bepalen van oriëntatie, overschot, snijwit,…
Witruimtes Freeswit: Bij garenloos brocheren wordt de rug afgefreesd om te lijmen Æ extra wit (2 à 3 mm) Creep: Bij zadelnieten geen gelijke zijkanten door de dikte van de rug. (Binnenkatern minder rugwit dan buitenkatern) Overslag: Onderste deel van de katern breder voor machinaal te verzamelen.
Hulptekens Aanlegteken: duid aan hoe het papier in de vouwmachine komt. Snijtekens: lijntjes op de hoeken om aan te duiden waar het blad moet gesneden worden. Vouwteken: waar gevouwen moet worden, dwars lijntje langs een zijde Signatuur: ??? Collationeerteken: Altijd op de recto, duid de rechterbovenhoek aan na het vouwen v/d katern. Zetspiegel: Het effectieve beeld dat gedrukt moet worden Paginacijfer: nummer naast de zetspiegel Perforeerteken: ??? Controlestructuur: ??? Paskruis: om juist in het register te passen.