Betrokken Bij Islam-scriptie Journalistiek

  • May 2020
  • PDF

This document was uploaded by user and they confirmed that they have the permission to share it. If you are author or own the copyright of this book, please report to us by using this DMCA report form. Report DMCA


Overview

Download & View Betrokken Bij Islam-scriptie Journalistiek as PDF for free.

More details

  • Words: 7,794
  • Pages: 22
Kan civiele journalistiek de kloof tussen moslims en niet-moslims in Nederland verkleinen?

Betrokken bij islam

Paul Straatsma Job van der Meer Opleiding Journalistiek Christelijke Hogeschool Windesheim, Zwolle Juni 2006

Inhoudsopgave

2

Inleiding

2

Hypothese en vraagstelling

3

Methoden van onderzoek

4

Hoofdstuk 1: Wat is civiele journalistiek

4

Hoofdstuk 2: Islam en de media, hoe uit de kloof zich?

4

2.1 Beeldvorming in de media

6

2.1.1 In een negatief kader

6

2.1.2 Een veranderende taakopvatting

7

2.2 Gevolgen

7

Hoofdstuk 3: Civiele journalistiek en islam, uitgangspunten en voorwaarden

7

3.1 Agenda van de burger

8

3.2 Context en duiding

8

3.3 Netwerk van de redacties

9

3.4 De mogelijkheden

9

Hoofdstuk 4: Is er al civiele journalistiek toegepast op de genoemde kloof?

9

4.1 Projecten

10

4.2 Gevolgen

10

Hoofdstuk 5: Conclusie

11

5.1 Ten slotte

12

Bronnenlijst

14

Bijlagen

Inleiding “Tussen moslims en niet-moslims, en soms tussen moslims onderling, is een sfeer van wantrouwen. De communicatie over ‘de islam’ verloopt nog steeds via heftige beelden en grote woorden, zoals een ‘botsing tussen beschavingen’ of een ‘onverenigbaarheid van de islam met democratie en mensenrechten.”1 Deze inleiding begint met een citaat uit het omstreden rapport Dynamiek in islamitisch activisme. Aanknopingspunten voor democratisering en mensenrechten van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR), van 11 april 2006. De makers betogen dat de politiek in de afgelopen jaren een kloof creëerde tussen niet-moslims en moslims in ons land. In de dagen na het verschijnen van het rapport reageren politici ontstemd of juist instemmend. Het is opvallend dat slechts politici het woord voeren in de pers. Hypothese en vraagstelling In haar rapport zegt de WRR dat beeldvorming over moslims in ons land ontstaat door communicatie van heftige beelden en grote woorden. Dat is niet vreemd. Er zijn aanslagen en er wordt oorlog gevoerd in islamitische staten. Dat brengt spanningen met zich mee en nieuws waar we niets aan kunnen doen. Dat nieuws creëert een beeld van terroristen, van het Midden-Oosten, van de islam. Wij vragen ons af of dat nieuws ook een beeld van de moslims in ons land creëert? Zijn Nederlandse moslims het verlengstuk geworden van moslimstrijders elders in de wereld? Hoe komen moslims in de media en in welke mate draagt de ‘traditionele’ journalistiek2 bij aan de tweedeling tussen moslims en nietmoslims in Nederland? Daarop bestaat een antwoord, want velen gingen ons voor in het onderzoeken van deze thema’s. Om ons onderwerp te beperken richten wij ons in deze scriptie op de civiele journalistiek, een stroming binnen de journalistiek die dichter bij het publiek wil staan. Het gaat uit van de agenda van de burger, van duiding en van context. Het gaat in op de gevolgen van het nieuws voor de burger, maar ook op mogelijke oplossingen. De civiele journalist heeft oog voor de effecten van zijn publicaties en is betrokken bij de samenleving.3 Deze vorm van nieuwsgaring kan bij uitstek de genoemde kloof belichten, daar waar hij zich afspeelt, namelijk onder de burgers. Het leidt ons tot de volgende vraagstelling. ‘Kan civiele journalistiek de kloof tussen moslims en nietmoslims in Nederland verkleinen?’

1 WRR-rapport, Dynamiek in islamitisch activisme. Aanknopingspunten voor democratisering en mensenrechten. (Amsterdam 2006). Pg 9 2 In deze scriptie wordt de rol van de pers belicht. Met de term ‘media’ bedoelen we de kanalen waarlangs informatie bij de burger komt. Pers gebruikt deze media, maar niet alle informatie die via de media tot ons komt, komt van de pers. Met ‘traditionele’ journalistiek bedoelen we de journalistiek zoals die nu bedreven wordt, in tegenstelling tot civiele journalistiek. 3 Drok N. en Jansen T. Even geen Den Haag vandaag (2001) pg 9-34

2

Methoden van onderzoek Om onze hoofdvraag te beantwoorden hebben wij de volgende deelvragen gesteld: 1. Wat is civiele journalistiek? 2. Hoe worden moslims belicht in de Nederlandse media en wat zijn de gevolgen? 3. Passen de uitgangspunten van civiele journalistiek bij het onderwerp ‘de kloof tussen moslims en niet-moslims in Nederland’? 4. Is er al civiele journalistiek toegepast op de genoemde kloof en wat waren de gevolgen? De deelvragen zullen per hoofdstuk behandeld worden. In hoofdstuk één gaan we in op de vraag wat civiele journalistiek is. Hoofdstuk twee behandelt de vraag hoe moslims worden belicht in de Nederlandse media. Voor beide thema’s hebben wij ons gericht op de eensluidende uitkomsten van eerder verrichte onderzoeken. Aangezien onze bronnen dezelfde conclusies trokken leek het ons niet nodig eigen onderzoek te verrichten. Hoofdstuk drie geeft een antwoord op de vraag of de uitgangspunten van civiele journalistiek wel passen op een thema als de kloof tussen moslims en niet-moslims. Staat de genoemde kloof eigenlijk wel op de agenda van de burger, is er wel meer duiding en context te geven over de islam en in hoeverre kunnen redacties van de verschillende media dit leveren. Het project ‘de sociale agenda’, landelijk dagblad Trouw en stadskrant Het Parool gaven hun visie op deze vragen. We vroegen bovengenoemde kranten omdat Trouw de middelen heeft om het publiek voor te lichten over moslims en de islam. De landelijke krant heeft toegang tot Arabischtalige media en beschikt, naast een arabist, over correspondenten in moslimlanden. Het Parool heeft deze middelen niet4, maar is gericht op Amsterdam. Daar speelt het leven van moslims en niet-moslims zich volop in de wijken af. Het gegeven dat regionale dagbladen zich lenen voor civiele journalistiek past bij deze krant. De vraag of er al civiele journalistiek is toegepast komt aan bod in hoofdstuk vier. We legden haar voor aan Professor Piet Bakker van The Amsterdam School of Communications Research (ASCoR), die net een onderzoek naar verschillende civiel journalistieke projecten aan het afronden is. Daarnaast deden we zelf literatuurstudies. Uit onze bevindingen trekken wij een conclusie die aansluit bij onze hoofdvraag. Hoofdstuk vijf is het samenvattende hoofdstuk. Ons onderzoek leidde daarnaast tot enkele uitkomsten die van belang zijn als je de vervolgvraag stelt of civiele journalistiek gebruikt moet of kan worden bij het verkleinen van de kloof tussen moslims en niet-moslims in Nederland. Deze bevindingen staan onder ‘Ten slotte’.

4

Blessing, M., Kennis van de islam, artikel De Journalist 14 april 2006 (pg 16-18)

3

Hoofdstuk 1: Wat is civiele journalistiek Civiele journalistiek ontstond eind jaren tachtig in de Verenigde Staten. Onder aanvoering van Jay Rosen zochten journalisten in de aansluiting bij de belevingswereld van de lezer een manier om de dalende krantenverkoop tegen te gaan. Ze wilden burgers betrekken bij de publieke zaak en richtten zich op de lokale gemeenschap. Om in contact te komen met de burger organiseerden zij regelmatig panels, fora en debatavonden over maatschappelijke thema’s5. De civiele journalist kent daardoor de agenda van de burger. Hij luistert naar de lezers, helpt hen bij het aankaarten van problemen en het voeren van discussie. Het is onderdeel van de bottom-up benadering die hoort bij civiele journalistiek. Beleidsmakers en experts worden nu kritisch aan de tand gevoeld over de problemen die burgers ervaren en de journalist schrijft over oplossingen. Hij wijst de weg naar helpende instanties6. De civiele journalist is een onderzoeksjournalist, met diepgaande aandacht voor vraagstukken of trends in de samenleving. Hij geeft niet slechts twee kanten van een verhaal, want dat suggereert wel evenwichtigheid, maar het bevordert ook strijd. In plaats van berichten over extremen en het opkloppen van tegenstellingen, kan de journalist voor de burger uiteenzetten waar overeenkomsten liggen en wat oplossingen zijn voor een maatschappelijk probleem. De journalistiek helpt zo het publiek zichzelf te helpen7.

Hoofdstuk 2: Islam en de media, hoe uit zich de kloof? Dat de kloof tussen moslims en niet-moslims in Nederland bestaat wordt na de aanslagen van 11 september - en zeker na de moord op Theo van Gogh - algemeen erkend. Als wij ons afvragen of civiele journalistiek een bijdrage aan de oplossing van het probleem kan betekenen, moeten we ons eerst de vraag stellen of de gangbare journalistiek daartoe niet in staat is gebleken. Getuige de veelheid aan onderzoeken, scripties en meningen die betrekking hebben op dit onderwerp zijn we niet de enige met deze vraag. Een aantal daarvan nemen we in dit hoofdstuk door. 2.1 Beeldvorming in de media J.P. Goossen deed een historisch-sociologisch onderzoek naar artikelen in Het Parool in de periode 1947 tot 1992. Zijn bevinding is dat de toonzetting in de landelijke publieke opinie over de islam, die aanvankelijk ‘warm geïnteresseerd’ was, veranderde door de Rushdie-affaire (1989). Goossens vat het huidige beeld dat het Westen heeft van de islam en zijn gelovigen als volgt sa5

Drok, N. en Jansen, T., Pers & politiek: de jijbakken voorbij, CDV, Lente 2005, pg 26-27 http://www.denieuwereporter.nl/wiki/index.php/Burgerjournalistiek 7 Drok, N. en Jansen, T., Pers & politiek: de jijbakken voorbij, CDV, Lente 2005, pg 26-27 6

4

men: “het wordt voornamelijk ingegeven op basis van ideeën over een Wij en een Zij groep”.8 Over het huidige beeld van de islam in de media zegt Pieter van den Bos, die onderzoek deed naar artikelen in de Telegraaf en de Volkskrant: “Vaak wordt de islam geportretteerd als een irrationele, op hysterie gestoelde godsdienst, soms maakt de journalist onderscheid tussen conventionele opvattingen en extremisten.”9 Van den Bos stelt de invalshoeken van journalisten ter discussie en vraagt zich af of moslims zelf wel aan het woord komen. Bos: “Als journalisten gebeurtenissen vanuit een bepaalde invalshoek of een bepaald standpunt belichten, dan is de kans groot dat het publiek deze invalshoeken of standpunten onbewust overneemt. Volgens Edward Wadie Said moeten journalisten zichzelf daarom een belangrijke morele vraag stellen: willen wij werken aan de instandhouding van oude stereotypen en vooroordelen of maken wij de weg vrij voor wederzijds respect en dialoog?”10 Prof. Dr. Shadid, hoogleraar interculturele communicatie stelt dat de kloof niet gedicht wordt als alle moslims over dezelfde kam worden geschoren. De kritisch toon treft alle moslims, maar een Algerijnse en Indonesische islamaanbidder verschillen net zoveel van elkaar als Nederlanders en Brazilianen, ook al zijn ze beide katholiek. De communicatie loopt meer mis zodra de kennis van elkaars cultuur en wat we elkaar aan identiteit toedichten meer gebaseerd is op generalisaties en vooroordelen11, zegt Shadid. Bart Trop nuanceert als in een van de weinigen in zijn rapport ‘Moslims en media-effecten’ het hiervoor geschetste beeld. “De kritiek op de media van moslimzijde krijgt in veel programma’s en in veel kranten aandacht”, aldus Trop. “Het beeld van moslims in de media is niet alleen negatief en zwart-wit. Veel media, met name kranten, brengen een combinatie van sensatie en degelijke achtergrond. Felle columns gaan gepaard met bedachtzame redactionelen.”12 In de volgende paragrafen belichten we twee onderzoeken die voor ons de kern weergeven van alle gelezen onderzoeken over moslims in de media13. Het eerste belicht het probleem dat Bos hiervoor beschreef. Het onderzoek laat zien hoe negatieve berichtgeving over moslims in de interpretatie kan blijven hangen en een eigen leven kan gaan leiden. Het tweede onderzoek is voor deze scriptie erg interessant. Annemiek Verbeek onderzocht of journalisten in Nederland hun taakopvatting en werkwijze hebben veranderd naar aanleiding van de hectische gebeurtenissen in ons land na de moord op Theo van Gogh.

8

Goossen, J.P., Moslims en islam in Nederland 1947 – 1992. Een verslag vanuit Dagblad Het Parool (UvU 2004) pg 1 Bos, P. Van den, Zebra Magazine 4 (november 2002), Themanummer beeldvorming. Dagbladen en de islam na 11 september. 10 Bos, P. Van den, Zebra Magazine 4 (november 2002), Themanummer beeldvorming. Dagbladen en de islam na 11 september. 11 Shadid, W.A.R., Beeldvorming: de verborgen dimensie bij interculturele communicatie. (Tilburg University Press (1994) Pg 8 12 Top, B., Moslims en media-effecten. NVJ Bureau Media & Migranten Pg 13 13 zie bronnenlijst 9

5

2.1.1 In een negatief kader De scriptie van Petra van Helden draagt de titel Framing Islam. Framing laat zich vertalen als het interpretatiekader waarin het nieuws gebracht en geplaatst wordt. Een lastige eigenschap van frames is dat ze - eenmaal gedefinieerd –moeilijk zijn te doorbreken. Van Helden komt tot de conclusie dat de laatste jaren de berichtgeving over moslims overwegend negatief was. Ze stelt dat Moslims het nieuws halen door problemen (negatief nieuws) en daarmee dus in verband worden gebracht. De beelden zijn stereotyperend en stigmatiserend: moslims zijn streng gelovig, fanatiek, ouderwets en vormen een gesloten homogene groep. Nieuws over moslims wordt gebracht in de vorm van hypes (denk aan bijvoorbeeld radicale preken, bedreigingen aan het adres van politici, rekrutering voor jihad) de onderwerpen zijn terrorisme-gerelateerd. Als voorbeeld van de manier waarop framing van moslims plaatsvindt, neemt Van Helden een topic uit NOVA. Het televisieprogramma suggereerde dat op islamitische scholen wordt opgeroepen tot haat tegen ongelovigen. Een beeld was geboren. Dagbladen namen de beschuldigingen over en politici lieten zich verleiden tot het doen van stevige uitlatingen. De BVD kreeg de opdracht te onderzoeken of het waar was dat islamitische scholen kweekvijvers voor terrorisme waren. De BVD concludeerde dat er weinig aan de hand was wat de democratische rechtsorde zou kunnen schaden, maar NOVA negeerde deze positieve bevindingen in haar berichtgeving. Ook politici volhardden in hun stellingname en eisten een tweede onderzoek. Het tweede rapport concludeerde nog stelliger dan het eerste dat er niets verontrustend op islamitische scholen aan de hand was. Toch is het beeld blijven hangen dat islamitisch onderwijs een bron van gevaar vormt.14 2.1.2 Een veranderende taakopvatting In de scriptie ‘Eén jaar later’ onderzoekt Annemiek Verbeek hoe de verschillende media in Nederland gereageerd hebben op de ontwikkelingen van november 2004. Uitgaande van het idee dat journalisten verschillend invulling en betekenis geven aan hun taak als journalist maakte Verbeek een inhoudsanalyse van de berichtgeving over moslims van voor en na de moord op filmmaker Theo van Gogh. Vervolgens hield ze diepte-interviews met journalisten van De Volkskrant, het Algemeen Dagblad, de Gemeentelijke Persdiensten (GPD), het Parool, NOVA, Metro, Trouw en Netwerk (KRO). Uit haar onderzoek maakt Verbeek op dat journalisten die al jaren schreven over de multiculturele samenleving hun taakopvatting naar aanleiding van de ontwikkelingen niet gewijzigd hadden. Als verklaring voert Verbeek aan dat voor hen de gebeurtenissen waarschijnlijk niet onverwacht kwamen. Voor de overige journalisten gold dat zij allemaal opschoven in de richting van een taakopvatting die als meer antiracistisch genoemd kan worden of tot doel heeft het lezerspubliek voor te lichten en vooroor14 Helden, P.E. van, Framing Islam, Een onderzoek naar de beeldvorming over moslims in de media en onder de Nederlandse bevolking (UvA, 2005)

6

delen te bestrijden. Verbeek trekt daaruit de conclusie dat deze journalisten meer reflecteren over eigen werk en zich bewuster zijn geworden van de impact van hetgeen ze schrijven. Ze beschouwt dat als een positieve ontwikkeling: het helpt te voorkomen dat de media klakkeloos achter elkaar aanhollen in negatieve berichtgeving.15 2.2 Gevolgen Het Bureau Media & Migranten van de NVJ spreekt haar zorg uit over de relatie tussen de media en de moslims. “Het is niet verbazingwekkend dat islamitische jongeren op grote schaal lucht geven aan hun ontevredenheid over de media. Dit zou de journalistiek serieuze zorgen moeten baren. Het gaat immers uiteindelijk om de vraag of deze jongeren een rol kunnen krijgen als lezers en kijkers van die media, of zich daarvan af keren en in handen vallen van de politieke islam.”16 De negatieve berichtgeving over moslims kan volgens het bureau radicalisering in de hand werken. TNS NIPO weet te melden17 dat 63 procent van de moslims de berichtgeving over hen in de Nederlandse media als negatief ervaart. Bijna de helft van de moslims vindt die negatieve toon niet terecht, terwijl tien procent dat wel vindt. De rest is genuanceerder en zegt 'soms terecht, soms onterecht'. Al met al overheerst het beeld dat de gangbare journalistiek de kloof niet heeft kunnen verkleinen. De vraag rijst eerder of de berichtgeving in de media de kloof niet heeft vergroot.

Hoofdstuk 3: Civiele journalistiek en islam, uitgangspunten en voorwaarden Meer voorlichting en dialoog tussen burgers is volgens civiele journalisten een taak van de pers. Die moet beginnen bij de agenda van de burger en dat maakt het belangrijk om te weten of de genoemde kloof wel op die agenda staat. Bij het geven van duiding en context over de islam rijst de vraag of redacties van de verschillende media die wel kunnen of willen leveren. In dit hoofdstuk onderzoeken we of civiele journalistiek een stroming is die de kloof kan belichten. 3.1 Agenda van de burger De agenda van de burger is een abstract begrip: het is moeilijk te bepalen hoe hoog de kloof tussen moslims en niet-moslims daarop staat. Om toch een idee te krijgen hebben we de Sociale Agenda 2006-2010 geraadpleegd, een initiatief van De Volkskrant en de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling, om te achterhalen wat de maatschappelijke issues van Nederland in deze tijd zijn. Integratieproblematiek blijkt als een van zeven thema’s op die lijst te staan18. Wij zien dat en het feit dat voor moslims de negatieve berichtgeving in de media hoog op de 15

Verbeek, A., Eén jaar later, verschuivende journalistieke taakopvattingen na de moord op Theo van Gogh (UvA 2006) Top, B., Moslims en media-effecten. NVJ Bureau Media & Migranten. Pg 13 17 Onderzoek TNS NIPO, Veel moslims beleven berichtgeving in media als negatief (27 augustus 2005) 18 Zie bijlage 3 en 6 16

7

agenda staat19, als een bevestiging van onze aanname dat de kloof een prominente plaats inneemt op ‘de agenda van de burger’. 3.2 Context en duiding Een kern van civiele journalistiek is het geven van context en duiding. Als we willen weten of civiele journalistiek geschikt is om de kloof te verkleinen dan is het belangrijk te achterhalen of de media in Nederland de taak van context en duiding voor zichzelf zien weggelegd waar het gaat om de integratieproblematiek. Voor een antwoord op deze vraag hebben we de redacties van Trouw en Het Parool benaderd. Frits van Exter, hoofdredacteur van Trouw, wijt de kloof aan een gebrek aan kennis over de islam binnen de Nederlandse samenleving. Heel duidelijk ziet hij voor zijn krant een taak weggelegd om onwetendheid te bestrijden en om allochtonen ‘herkenbaarheid’ te geven. En daar blijft het wat hem betreft niet bij: “Journalistiek moet zich ten dienste van de maatschappij opstellen. De krant moet op zoek gaan naar perspectieven en initiatieven.”20 Rob Siebelink, adjunct-hoofdredacteur van Het Parool, ziet het geven van voorlichting en het achterhalen van ‘dat wat leeft in de stad’ heel duidelijk als taak van zijn krant. Het Parool organiseert dan ook met enige regelmaat een discussieavond: integratie is daarbij een van de onderwerpen.21 Uit de reactie van beide kranten en de gegevens over hoeveel mensen op de redacties van andere kranten22 voor context en duiding kunnen zorgen maken wij op dat kranten dit zeker als hun taak zien. Daarnaast blijkt uit onderzoek van TNS NIPO dat een grote meerderheid (79 procent) van de moslims vindt dat de moslimgemeenschap in Nederland zelf kan bijdragen aan een positieve benadering in de media, door meer informatie over de islam en de islamitische cultuur te geven. Ook wordt meer openheid en contact tussen allochtonen en autochtonen als oplossing genoemd23. 3.3 Netwerk van de redacties Redacties van kranten zijn bolwerken van autochtone Nederlanders. Zowel Van Exter als Siebelink geven aan dat dat op hun redactie niet anders is. Ze zien het beiden als een beperking van hun journalistieke reikwijdte. Kennis van de islam en ingangen binnen allochtone bevolkingsgroepen blijven daardoor beperkt, terwijl in het licht van civiele journalistiek een netwerk binnen de verschillende gemeenschappen van groot belang is. Het zet te denken dat op de redacties van Trouw en Het Parool geen allochtone journalisten werken. Bij beiden zouden ze dat graag anders zien, maar de kranten worden beperkt in hun mogelijkheden. De financiële situatie laat niet of nauwelijks personeelsuitbreiding toe. Daarnaast komen er weinig journalisten uit allochtone hoek. 19

Onderzoek TNS NIPO, Veel moslims beleven berichtgeving in media als negatief (27 augustus 2005) Zie bijlage 2, interview met Frits van Exter, hoofdredacteur van Trouw 21 Zie bijlage 1, interview met Rob Siebelink, adjunct-hoofdredacteur van Parool 22 Blessing, M., Kennis van de islam, artikel De Journalist 14 april 2006 (pg 16-18), zie ook bijlage 7 23 Onderzoek TNS NIPO, Veel moslims beleven berichtgeving in media als negatief (27 augustus 2005) 20

8

3.4 De mogelijkheden Uit de reacties van Van Exter en Siebelink leiden wij af dat civiele journalistiek het in zich heeft om de kloof tussen moslims en nietmoslims te belichten en mogelijk zelfs te verkleinen. Uiteraard hebben wij hen ook de vraag voorgelegd in hoeverre zij een taak voor zichzelf zien weggelegd om dit via civiele journalistiek te doen. Beide geïnterviewden namen daarbij een standpunt tegen onze stelling in. Frits van Exter gaf aan dat hij voor zijn krant geen ‘actor-functie’ zag. “De krant is mediair en moet niet de rol van de politiek overnemen.” Siebelink laat zich uit in woorden van gelijke strekking: “Je moet je afvragen wat je rol is als journalist. Ik vind niet dat het ónze taak is om mensen bij elkaar te brengen.”

Hoofdstuk 4: Is er al civiele journalistiek toegepast op de genoemde kloof? Piet Bakker, professor aan Ascor (Amsterdam School of Communications Research) van de Universiteit van Amsterdam, deed uitgebreid onderzoek naar verschillende civiel journalistieke projecten over heel de wereld. Hij kwam geen projecten tegen die zich richten op de islam of de kloof die bestaat tussen moslims en niet-moslims24. Wij concluderen daaruit niet dat die initiatieven niet bestaan, wel dat ze maar zelden voorkomen. 4.1 Projecten Een voorbeeld dat uitgaat van de agenda van de burger en dus de term civiel dicht nadert komt van het Eindhovens Dagblad. De regionale krant berichtte in augustus 2002, na de zware aardbeving in Turkije, een week lang zowel in het Nederlands als in het Turks. De eerste reacties waren volgens het dagblad zeer negatief, maar uiteindelijk oogstten ze veel lof en hielden ze er goede contacten aan over met de Turkse gemeenschap25. Iets waar de journalistiek lering uit kan trekken zijn veldonderzoeken die oplossingen aandragen voor de genoemde kloof. Onderzoeksbureau Motivaction stelde een lijst op van potentiële probleembuurten in Amsterdam. Het bureau hield interviews met wijkbeheerders, projectleiders Sociale veiligheid en buurtcoördinatoren. De bevindingen waren verrassend. In deze buurten leven veel ‘afzijdige’ en ‘afhankelijke’ burgers. Zij vinden de continue immigratie en het aantal allochtonen in Nederland een groot probleem. Veel van de problemen die dat oplevert in de wijk, zo stelt Motivaction, kunnen heel goedkoop en effectief worden opgelost door een goed buurtbeleid. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) komt in haar rapport ‘Vertrouwen in de Buurt’ tot eenzelfde conclusie: “Door te bouwen op de kwaliteiten van buurtbewoners bij de aanpak van de buurtproblemen is veel mogelijk”26. Het 24

Zie bijlage 4, antwoord prof. Piet Bakker Deuze, M., Journalisten in de multiculturele samenleving. Pg 1 26 WRR-rapport, vertrouwen in de buurt (Amsterdam 2005) pg 207-208 25

9

ministerie van VROM zegt dat meer dan 30 procent van de autochtonen en zelfs 40 procent van de allochtonen zich wil inzetten voor de buurt. Niet journalisten, maar een onderzoeksbureau speelde hier in op de publieke agenda. Ze gingen de wijk in omdat het thema onverdraagzaamheid de burger voornamelijk stoort op wijkniveau en vonden dat sociale activiteiten, het gezamenlijk creëren van kunst op straat, een rozenperk, een voetbalveldje of een mooi schoolgebouw veel van de problemen oplossen. Waar een dergelijk thema wel door journalisten werd opgepakt, was in het Limburgse Parkstad [omgeving Heerlen]. Het Limburgs Dagblad stelde de vraag aan lezers wat zij wilden verbeteren aan hun buurt. Uit de inzendingen werden vijf ideeën gekozen. De krant bemiddelde tussen partijen en deed verslag van de door hen georganiseerde bijeenkomsten van buurtbewoners, woningbouwverenigingen en andere belanghebbenden. Een van de initiatieven leidde tot een opgeknapt trapveldje. Over de betreffende buurt had al twee jaar niets in de krant gestaan, maar nu de bewoners zelf aan de slag gingen gebeurde dit wel. De spin-off van het project was groot. Het bracht mensen bij elkaar, de buurt werd weer tot leven gewekt, partijen werden verbonden en niet onbelangrijk, de krant had in die buurt haar netwerk terug27. 4.2 Gevolgen De genoemde projecten hebben niet direct, doch zijdelings, met civiele journalistiek en de kloof tussen moslims en niet-moslims te maken. Toch staat op wijkniveau onverdraagzaamheid op de agenda. Het Limburgs Dagblad en het veldonderzoek van Motivaction en de WRR laten zien dat met het activeren van een buurt een kloof verkleind kan worden. Een conclusie uit het voorgaande kan zijn dat een civiel project mensen in een wijk bij elkaar kan brengen. Dat geldt ons inziens ook voor moslims en niet-moslims. Niet onbelangrijk daarbij is dat de krant er een netwerk voor terugkrijgt onder allochtonen.

Hoofdstuk 5: Conclusie De aard van civiele journalistiek leent zich ervoor om de kloof te belichten, dat is ons duidelijk geworden. Het onderwerp staat op de agenda van de burger, zowel op die van moslims als op die van niet-moslims, en de kranten die wij hebben gesproken, gaven beide aan het als hun taak te zien voor te lichten en beducht te zijn voor stigmatisering. Verder is ons gebleken dat civiele journalistiek, op soortgelijke wijze als dat gebeurde bij de projecten genoemd in paragraaf 4.1, mensen bij elkaar kan brengen. Het effect van een buurt activeren en het verbinden van partijen moet niet onderschat worden. De verschillende voorbeelden geven aan dat de krant er een netwerk aan over houdt, ook binnen allochtone gemeenschappen, wat weer een belangrijke voorwaarde is voor het bedrijven van civiele journalistiek. 27

Zie bijlage 5, gastcollege Frans Blok, hoofdredacteur Limburgs Dagblad

10

We kunnen stellen dat de pers in de achterliggende jaren allochtonen in onvoldoende mate als een vanzelfsprekend onderdeel van de Nederlandse Maatschappij heeft belicht. Gebleken is wel dat de journalistiek ten tijde van het aanscherpen van het integratiedebat na de moord op Van Gogh, bereid is geweest kritisch naar haar eigen bijdrages te kijken en deze zelfs aan te passen in het voordeel van het slechten van de kloof. Dat bevestigen ook de woorden van Van Exter en Siebelink als ze spreken over het tegengaan van onwetendheid. De vraagstelling van deze scriptie kunnen we dan ook positief beantwoorden. Wij trekken de conclusie dat civiele journalistiek een bijdrage kan leveren aan het verkleinen van de kloof.

5.1 Ten slotte Naast onze positieve conclusie kunnen we op basis van ons onderzoek een aantal kanttekeningen zetten. Van Exters woorden zijn treffend: “een kloof zou je kunnen overbruggen als het binnen je eigen lezers is.” Al geven kranten aan het graag anders te willen, vele redacties zijn volledig witgekleurd. Ook de doelgroep van veel media is overwegend blank en dat maakt het overbruggen moeilijk. Moslims richten zich veelal op de media uit het land van herkomst. Misschien nog wel belangrijker dan bovenstaand probleem is dat de kranten die wij de vraagstelling van deze scriptie hebben voorgehouden het niet als hun taak zien de kloof te overbruggen. Zij willen intermediair zijn en verslag doen van wat er in de samenleving gebeurt, zij willen ook suggesties voor verbeteringen aanleveren, maar zij zien voor zichzelf geen leidende rol daarin weggelegd. Volgens hen is het bij elkaar brengen van mensen een taak voor de politiek. Dan ontkomen we tenslotte niet aan de financiën. Kranten hebben geen geld om civiele journalistiek te bedrijven. Ze leiden veelal verlies en schrappen banen. De intensieve manier van verslaggeving die civiele journalistiek eist, past niet in dat plaatje. Gezien de hierboven geschetste kanttekeningen is het maar de vraag of civiele journalistiek ooit echt voor de kloof tussen moslims en niet-moslims ingezet zal worden. Ons inziens is dat jammer. Het zou de warm geïnteresseerde houding, zoals Goossen die gebruikte voor de berichtgeving over de islam in 1947, weer in de journalistiek terug kunnen krijgen.

11

Bronnenlijst Onderzoek: - Bos, P. Van den, Zebra Magazine 4 (november 2002), Themanummer beeldvorming. Dagbladen en de islam na 11 september. Bron: http://www.lbr.nl/?node=191 - Brants, K., Crone, L., Leurdijk, A., media en migranten - Inventarisatie van onderzoek in Nederland. (1998). Pg 31-33 - Deuze, M., Journalisten in de multiculturele samenleving (ASCoR 2001). Pg 1-3. - Deuze, M., Multiculturaliteit en journalistiek in Nederland.(ASCoR 2002). Pg 1-19 - Goossen, J.P., samenvatting van doctoraalscriptie: Moslims en islam in Nederland 1947 – 1992. Een verslag vanuit Dagblad Het Parool (UvU 2004). Pg 1, 5. Bron: http://www.interreligieuzedialoog.nl/Scriptie%20Goossen.doc - Helden, P.E. van, Framing Islam, (UvA, 2005) - NVJ Bureau Media & Migranten, Media en Allochtonen. Journalistiek in de multiculturele samenleving (Feb 2000). Pg 31-33 - TNS NIPO, Eén jaar later: de kloof heeft zich verdiept (Onderzoek 1 november 2005) - TNS NIPO, Veel moslims beleven berichtgeving in media als negatief (Onderzoek 27 augustus 2005) - Rutten, P., Leurdijk, A., Frissen, V., Out of Focus. Een analyse van het WRR rapport over de toekomst van de media (TNO, 2005). Pg 3, 9, 12, 14-17, 24 - Top, B., Moslims en media-effecten. NVJ Bureau Media & Migranten. Pg 13 - Verbeek A., Een jaar later. Verschuivende journalistieke taakopvattingen na de moord op Theo van Gogh (UvA, 2006) - WRR-rapport, vertrouwen in de buurt, (Amsterdam 2005), pg 207-208 - WRR-rapport, Dynamiek in islamitisch activisme. Aanknopingspunten voor democratisering en mensenrechten, (Amsterdam 2006). Pg 9. Boeken - Drok N. en Jansen T. Even geen Den Haag vandaag (2001) pg 9-34 Artikelen kranten en tijdschriften - Blessing, M., Kennis van de islam, artikel De Journalist 14 april 2006 (pg 16-18) - Boogaard, R. van den., Angst voor islam wekt juist fundamentalisme op, artikel NRC Handelsblad 14 april 2006 (pg 2) - Bot, B., Tolerantie oogsten? Zaai nu!, gedeelte lezing, gepubliceerd in de Volkskrant 4 mei 2006 (pg 11) - Drok, N. en Jansen, T., Pers & politiek: de jijbakken voorbij, CDV, Lente 2005, (pg 26-27) - Dyke, G., Pers en politiek bespelen elkaar, artikel de Volkskrant 4 mei 2006 (pg 10) - Ellian, A., Politieke Charlatanerie, opiniestuk NRC Handelsblad, 15 april 2006 - Exter, F. van, Burger als journalist, journalist als burger, Trouw, 23 januari 2006 12

- Groen, J., Het taboe voorbij, artikel de Volkskrant 19 oktober 2002 (pg 17) - Jong, A. de., Mohammed Rabbae: ‘Nederland weet niets van de islam’, artikel krant Nederlands Sociaal Forum (NSF) 2006 - Koelewijn, J., Juf, wordt het fout gerekend dat ik de joden vergeten ben, artikel NRC Handelsblad 29 april 2006 (pg 37) - Laan, C. van der., Hirsi Ali: Rapport van WRR is politiek pamflet, artikel Trouw 12 april 2006 (pg 2-3) - Lagas, T., Politieke stofwolk rond islam-rapport, artikel Trouw 12 april 2006 (voorpagina) - Oremus, F., Weg bij de krant, Arabisch leren, artikel De Journalist 14 april 2006 (pg 19-20) - Thie, M., Kranten waren niet negatief over Moslims, artikel in NRC Handelsblad 31 oktober 2005 (pg.3) - Trouw, Westerling te negatief over Sharia’, artikel Trouw 12 april 2006 (pg 2-3) - Trouw, Karimi: Politieke islam moet je niet demoniseren, artikel Trouw 12 april 2006 (pg 2-3) - Vlasblom, D., Iedereen zijn eigen shari’a, artikel NRC Handelsblad 29 april 2006 (pg 43) - Volkskrant, ‘Spookbeelden over sharia, artikel de Volkskrant 12 april 2006 - Wansink, H., WRR raakt open zenuw met islam-rapport, nieuwsanalyse de Volkskrant 12 april 2006 Internetpagina’s - http://homepages.vub.ac.be/~ncarpent/thesis/Verthe_Samenvatting.pdf - www.denieuwereporter.nl/wiki/index.php/Burgerjournalistiek - www.netwerk.tv/index.jsp?p=items&r=dossiers&b=160679&a=170904 - www.socialeagenda.nl Interviews - Beek, K. van., directeur Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling en aanspreekpunt van het project ‘de Sociale Agenda’, een samenwerking tussen de RMO, de Volkskrant en het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken. Door Paul Straatsma, 1 juni 2006 (zie bijlage 3) - Exter, F. van., hoofdredacteur Trouw. Door Paul Straatsma, 7 juni 2006 (zie bijlage 2) - Siebelink, J., Adjunct-hoofdredacteur Het Parool. Door Paul Straatsma, 7 juni 2006 (zie bijlage 1) Contact via e-mail - Bakker, P., onderzoeker Amsterdam School of Communications Research (ASCoR), (zie bijlage 4) Redes - Blok, F., hoofdredacteur Limburgs Dagblad. (zie bijlage 5) - Shadid, W.A.R., Beeldvorming: de verborgen dimensie bij interculturele communicatie. (Tilburg University Press (1994). Pg 8. 13

Bijlage 1 Kan civiele journalistiek de kloof tussen moslims en niet-moslims in Nederland verkleinen Deze vraag hebben we voorgelegd aan Rob Siebelink, adjunct- hoofdredacteur van het Parool. Verslag van het interview, 7 juni 2006, door Paul Straatsma “Civiele journalistiek… wat is de definitie van het begrip? Het wordt zo breed geïnterpreteerd. Van tot de burger die de krant samenstelt tot alleen maar nagaan wat de burger belangrijk vindt. Nou als je een goede krant bent dan weet je dat wel…. Uiteraard proberen we zoveel mogelijk de lezers bij onze krant te betrekken, maar dat is natuurlijk geen civiele journalistiek. En om nou als krant fora te gaan organiseren om de agenda van de burger te weten te komen… dergelijke dingen worden hier in Amsterdam al zoveel gedaan; zoveel al dan niet gesubsidieerde instellingen die dat doen. Wat kun je daar als krant nou aan toevoegen? Toch doen we misschien wel iets wat daar een klein beetje van weg heeft. We hebben een eigen ‘Parooltheater’, daar kunnen met goed fatsoen 50 mensen in en die was laatst stampvol toen er een discussie-avond over integratie plaatsvond met minister Verdonk als een van de panelleden. We hebbben er ook een aantal avonden georganiseerd met als thema ‘Hoezo veilig!?’ een thema dat ook duidelijk raakvlakken heeft met de integratieproblematiek. Let wel: dat waren blanke avonden! De allochtonen in Amsterdam zijn moeilijk te activeren. ‘Gewone’ allochtonen volgen de Nederlandse media niet, allochtonen volgen de media van hun land van herkomst: van integratie is dus nog lang geen sprake, dat is een feit. Kranten, ook de onze, hebben trouwens veel te weinig journalisten van buitenlandse afkomst in dienst. Het Parool is een helemaal witte krant: voor en door witte mensen. Dat willen we niet, maar het is wel de realiteit. Maar ook al zou dat anders zijn dan nog denk ik niet dat wij allochtonen zullen interesseren voor onze krant, zelfs de Telegraaf kopen ze niet… Hooguit dat we onze witte lezer een beter beeld van de allochtonen voor kunnen schotelen, ook niet onbelangrijk trouwens… Als krant moet je uitkijken dat je niet stigmatiseert. Je moet oppassen dat je allochtonen niet over een kam scheert. Maar als media is het wel de taak de vinger op de zere plek te leggen. Die tasjesdief die werd doodgereden. Hoe erg het ook was: die jongen was een crimineel, echt een ettertje dat al heel veel trammelant had veroorzaakt en hij hoorde bij een Marokkaanse jeugdbende. Maar om terug te keren op civiele journalistiek. Je moet je afvragen wat je rol als journalist is. In onze artikelen gaan we op zoek naar wat er leeft in de stad, gaan we op onderzoek uit en nemen we niet zomaar de informatie over van de institutionele bronnen. En als krant willen we ook weten waar de lezer het beste mee kunnen bedienen. Maar ik vind niet dat het ónze taak is om mensen bij elkaar te brengen. Dus civiele journalistiek in die zin… Civiele journalistiek is voor mij geen doel, maar het kan behoren tot het instrumentarium van de journalist.”

14

Bijlage 2 Kan civiele journalistiek de kloof tussen moslims en niet-moslims in Nederland verkleinen? Deze vraag hebben we voorgelegd aan Frits van Exter, hoofdredacteur van Trouw Verslag van het interview, 7 juni 2006, door Paul Straatsma “Er heerst onduidelijkheid over de definitie van civiele journalistiek. Is het journalistiek waarbij de burger zelf optreedt als journalist of treedt de journalist op naast de burger? Ik begrijp dat jullie uitgaan van de tweede definitie. In de allerseerste plaats moet de journalistiek zichzelf de vraag stellen of het de zaken kan benoemen. Het aanwakkeren van conflicten moet je proberen te voorkomen, tegelijkertijd weten we ook dat de politieke correctheid (het niet durven onder ogen durven zien en benoemen van de problemen, zoals het integratievraagstuk, door de politiek: red) de kloof alleen maar heeft vergroot. De deken van de politieke correctheid moet van het integratiedebat af; dat mag geen schade aanrichten, maar nog erger is het om het helemaal maar niet te doen. Ik zie als grootste veroorzaker van de kloof het gebrek aan kennis over de islam dat binnen de Nederlandse samenleving heerst; de islam heeft trouwens zelf een tekort aan woordvoerders. Is een vrouw met een hoofddoek nou geëmancipeerd of wordt zij onderdrukt? Hoe kan iemand vanuit een religie nou haat prediken? Het is een slechte zaak dat op onze redactie geen allochtone journalisten aanwezig zijn. Met journalisten uit verschillende bevolkingsgroepen krijg je automatisch andere ideeën en invalshoeken en heb je ook makkelijker een ingang bij groepen. De enige journalist van allochtone afkomst, een vrouw, die we in dienst hadden is weggehaald door het NRC. Dat vind ik erg jammer. Het is trouwens niet alleen dat het aan ons ligt. Zonder dat ik de schuld buiten onszelf wil zoeken: feit is dat er uit allochtone hoek weinig journalisten komen. Het is al lastig genoeg de kloof via de traditionele journalistiek te omschrijven, laat staan het te dichten. Ik kan me daar ook niet echt een rol voor de krant in zien. Zou het nou gaan om een of andere kloof binnen onze eigen lezersgroep dan kan ik me er nog iets bij voorstellen dat we iets zouden gaan doen, maar niet bij deze kloof. Civiele journalistiek gaat ervan uit dat de journalist een actor-functie heeft. Maar wat die actorfunctie nou is: ik krijg daar geen helder beeld bij of beter gezegd ik ben het daar niet mee eens. De journalist werkt voor een medium en is dus intermediair. Bij die rol moet je je houden, je moet niet de rol van de politiek overnemen. Goede journalistiek is in mijn ogen altijd civiele journalistiek, ‘civiel’ in die zin dat de journalistiek zich ten dienste van de samenleving moet opstellen. De krant moet op zoek gaan naar perspectieven en initiatieven. Wat werkt wel, wat werkt niet. Hoe wordt dit of dat in het buitenland opgelost: dat zijn de zaken die we moeten aandragen. Zoals gezegd: de kloof heeft te maken met onwetendheid; de journalist moet zo goed mogelijk een beeld geven van het doen en denken van de allochtonen, moet ze herkenbaarheid geven. We moeten niet willen de koof te dichten, je moet gewoon journalistiek bedrijven. Die actorfunctie is niet aan de journalist, dat is niet je rol. Je bent actief genoeg als je zo goed mogelijk wilt informeren, aan de ander is het om te reageren.”

15

Bijlage 3 Kan civiele journalistiek de kloof tussen moslims en niet-moslims in Nederland verkleinen? Deze vraag hebben we voorgelegd aan Krijn van Beek, aanspreekpunt van De Sociale Agenda 2006-2010. De Sociale Agenda is een initiatief van Volkskrant, het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken (TSS) en de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO), en is bedoeld om de sociale vraagstukken van deze tijd in kaart te brengen. Krijn van Beek is directeur van RMO en redactielid van TSS. Verslag van het interview, 1 juni 2006, door Paul Straatsma “Wat is civiele journalistiek? Ik begrijp dat volgens de definitie die gehanteerd wordt het journalistiek is die nog steeds gemedieerd is, het is dus niet ván de burgers. Wij hebben integratieproblematiek als een van de zeven sociale vraagstukken op de lijst van de Sociale Agenda gezet. Eerlijkheidshalve moet ik daar wel bij zeggen dat dat niet conform de uitslag is die de vragenlijst op onze website opleverde. Dat is niet vreemd want het zijn vooral Volkskrantlezers die reageren - vijftigplussers, hoger opgeleid – en die voelen de integratieproblematiek niet in hun directe buurt. Toch hebben wij het wel op De Sociale Agenda geplaatst: pak maar eens een willekeurig sociaal rapport of een opiniepeiling en je weet wat er onder de mensen leeft. Maar om ‘de agenda van de burger’ te achterhalen: weet je wat echt een aanrader is? Het boek ‘The informationpolitics on the Web’ van Richard Rogers. Rogers is docent aan de Universiteit van Amsterdam en heeft instrumenten ontwikkeld om via internet te meten wat er leeft onder de burgers. Veel daarvan wordt niet opgepikt door kranten. De journalistiek zoekt naar de grootste gemene deler en daardoor blijft veel onbelicht. Wat zeker ook heel interessant is, is het artikel ‘Op internet heeft elke groep zijn eigen waarheid’ van Bernard Hulsman dat in het NRC heeft gestaan. Die titel is veelzeggend, o.a. via weblogs ontstaan fora die een eigen leven gaan leiden. Zeker voor wat betreft integratieproblematiek heerst er veel griezeligheid op het Web. Als civiele journalistiek de burger wil bedienen en oplossingen wil brengen dan heeft het nog veel te doen.”

Zie voor meer informatie over het project ‘de Sociale Agenda’ bijlage 6

16

Bijlage 4 Beste heer Bakker, Uit een gesprek met Frans Blok, hoofdredacteur van de Limburger, begreep ik dat u bezig bent met een onderzoek naar verschillende civiel journalistieke projecten, wereldwijd en dat u dit onderzoek bijna heeft afgerond. Ik ben student journalistiek en schrijf samen met een medestudent een scriptie met de hoofdvraag of civiele journalistiek de kloof tussen moslims en niet-moslims in Nederland kan verkleinen. Uw onderzoek kan waardevol zijn als we die vraag willen beantwoorden. Ik wil u dan ook graag de vraag stellen of u in uw onderzoek projecten bent tegengekomen die zich richten op de islam, of moslims in het algemeen? Zo ja, hebben die civiel journalistieke projecten effecten gehad, en zo ja, welke effecten? Misschien wilt u ook een poging wagen om een mening te geven over onze hoofdvraag? Graag spreek ik u telefonisch, maar wellicht heeft u een drukke agenda. Als dat het geval is stel ik het zeer op prijs stellen als u mijn vraag per e-mail kan beantwoorden. Met vriendelijke groet, Job van der Meer [email protected] 06.12224536 From: Piet Bakker Sent: dinsdag, 30 mei 2006 12:31 To: Job van der Meer Subject: Re: vraag Beste Job, helaas zijn we geen onderzoeken tegengekomen waarin deze zaken aan de orde zijn gekomen. ---------------------------Piet Bakker - Associate Professor Department of Communication Science University of Amsterdam Research on free daily newspapers: http://users.fmg.uva.nl/pbakker/freedailies News / Blog: http://www.newspaperinnovation.com/free

17

Bijlage 5 Gedeelte van gastcollege Frans Blok, hoofdredacteur Limburgs Dagblad. Hogeschool Windesheim, Zwolle, 9 mei 2006 Het Limburgs Dagblad heeft het afgelopen jaar een civiel project gedraaid, met subsidie van Het Bedrijfsfonds voor de Pers. Bij de editie Parkstad werden extra journalisten aangesteld en er kwam een kantoor in de binnenstad van Heerlen, waar mensen binnen konden wandelen. Het geheel gebeurde in het licht van een onderzoek naar innovatie in de bedrijfstak. Een extern bureau verrichtte permanent onderzoek hoe de lezers de veranderingen in de krant waardeerden. In samenwerking met de Universiteit van Amsterdam (ASCoR) is bovendien een wetenschappelijk onderzoek ingezet naar de toepassing van 'civic journalism'. Volgens Frans Blok heeft het project een toegevoegde waarde gehad. Er is een grotere fijnmazigheid en interactiviteit, de journalistieke houding op de redactie is bijgesteld (men is meer civiel journalistiek gaan werken en haalt ook nu nog minder nieuws uit officiële bronnen) en er is een versterkte samenhang tussen uitgeefbeleid en uitgeefactiviteiten. Blok heeft het in zijn betoog over ‘mapping’ en ‘tapping’. Hij bedoelt hiermee dat de krant door civiel journalistiek te werken netwerken in kaart brengt, opbouwt en uitbreidt (mapping). Met dat netwerk maakt de redactie vervolgens de krant (tapping). Doordringen in de maatschappij, partijen verbinden en een zichtbaar resultaat zijn volgens Blok kenmerken van de civiele journalistiek zoals zij die bedreven hebben binnen de editie Parkstad. Om een voorbeeld te geven vertelt Blok over de vraag die de redactie aan haar lezers heeft voorgelegd: ‘wat wil je verbeteren aan je buurt’. Uit de antwoorden werden vijf ideeën gehaald. Met deze plannen is de krant aan de slag gegaan. Ze zette woningbouwvereniging, buurtbewoners en andere belanghebbenden om de tafel om over het idee te praten. Journalistiek werd het overleg en de uitwerking gevolgd. De krant voelde zich een makelaar tussen partijen. Blok: “Je zag het enthousiasme groeien. Er is een jeu-de-boulebaan aangelegd, een kinderboerderij en een trapveldje opgeknapt.” Hij gaat verder over het trapveldje. “Dat ligt achter een klooster. Als je in ons archief kijkt zie je dit project, en daarvoor twee jaar niets. Er gebeurt daar niets. Er staan 4 flats en een trapveldje.” Op de vraag of de krant zich niet verlaagd tot huis-aan-huis-bladniveau, antwoord Blok: “Ja, het wordt wel erg gezellig in de krant, maar het gaat mij om de spin-off. We hebben mensen bij elkaar gebracht en de buurt weer tot leven gewekt.” Hij is daarnaast tevreden dat de redactie haar netwerk in die buurt weer terug heeft. Redactieleden had wekelijks overleg met lezers over de krant. De kritiekpunten en aanbevelingen werden meegenomen naar de redactie. Het bureau dat tegelijkertijd onderzoek deed naar de waardering van de krant onder de lezers constateerde dat de waardering voor de krant steeg. De oplagecijfers en advertentieverkoop stegen niet.

18

Bijlage 6 http://www.volkskrantblog.nl/pub/blogs/entry.php?id=7040 Geplaatst op 21 oktober 2005 15:47 door De Sociale Agenda

Zeven Sociale Vraagstukken op de sociale agenda. In het Betoog van 22 oktober zijn de 7 sociale vraagstukken gepresenteerd die binnen het project de Sociale Agenda nader zullen worden onderzocht. Het panel van wetenschappers formuleerde de onderstaande lijst op basis de lijst van 39 problemen die zij samen met bezoekers van de Volkskrantsite gedurende de maand september opstelden. De Sociale Agenda is een project van de Volkskrant, de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) en het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken (TSS). Hoe kunnen we meer welzijn en geluk ontlenen aan de welvaartsgroei? Ons nationale inkomen is verdubbeld in 35 jaar tijd, maar we zijn niet twee keer zo gelukkig. Stress en overgewicht zijn de tol die we betalen voor economische groei. Toch is er geen duidelijk alternatief voor de jacht op welvaart. We weten niet hoe het wél moet. Hoe kan het onderwijs voor elkaar krijgen dat minder talent onbenut blijft? We leiden niet goed op voor de kennissamenleving. Maar we geven drop-outs ook geen adequate voorbereiding op de samenleving. Hoe bereiken we dat talent kan floreren op alle niveaus? Hoe kunnen we de kwaliteit van de publieke dienstverlening verbeteren? De burger stelt hoge eisen aan de kwaliteit van publieke diensten. Het management wil met een bedrijfsmatige aanpak die kwaliteit verhogen. Dit leidt tot veel onvrede bij de vakmensen op de werkvloer. Hoe hakken we deze gordiaanse knoop door? Hoe kan de onderklasse emanciperen? Het is moeilijk te stijgen op de maatschappelijke ladder; de sociaal-economische mobiliteit is gering in Nederland. Belangrijke netwerken zijn vaak gesloten circuits voor mensen die er niet bij horen. Hoe geven we meer mensen meer kansen om mee te doen? Hoe worden we betere burgers met betere omgangsvormen? Prettige omgangsvormen vergemakkelijken het maatschappelijk verkeer. Ze verhogen de kwaliteit van leven. Maar de leefregels zijn niet meer zo helder als vroeger, toen iedereen zijn plaats en zijn verantwoordelijkheid wist. Hoe behandelen we elkaar met respect voor ieders kwaliteiten? Hoe kunnen we een geïntegreerde samenleving worden? De multicultuur komt van alle kanten op ons af, of we het nu leuk vinden of niet. Hoe worden we een samenleving waarin verscheidenheid wordt gewaardeerd en waarin nieuwe combinaties kans krijgen op succes? Hoe kunnen we de continuïteit en duurzaamheid van de samenleving bevorderen? Nog meer auto’s, nog meer huizen met een tuin, nog meer bedrijventerreinen, nog meer natuur en nog meer landingsbanen gaan niet samen. Daar is geen ruimte voor, daar kan het milieu niet tegen, daar doen we toekomstige generaties geen plezier mee.

19

Bijlage 7

Bron: Blessing, M., Kennis van de islam, artikel De Journalist 14 april 2006 (pg 16-18)

20

Related Documents