DE GROTE BVE-ENQUETE
AOb/ITS november 2008 Arno Kersten, Robert Sikkes (AOb), Nico van Kesel, Raymond Overmars (ITS)
1
Uitslagen grote BVE-enquête Tevreden over baan, ontevreden over bestuur Over hun eigen baan en het team waarin ze werken is het BVE-personeel reuze tevreden. De 1300 deelnemers aan de grote BVE-enquête delen daar een dikke voldoende voor uit. Maar over hun eigen roc zijn de 1300 deelnemers buitengewoon treurig gestemd: dat krijgt maar een 5,0. Opmerkelijk genoeg nog lager dan het rapportcijfer voor de BVE-sector in zijn geheel. De reden voor die onvoldoende voor de eigen instelling heeft alles te maken met de aversie tegen het management. Een top-downcultuur, hiërarchisch en bureaucratisch.
De belangrijkste conclusies op een rij: •
Geënquêteerden geven hun baan als rapportcijfer een 6,8, hun instelling een 5,0
•
79 procent vindt dat er sprake is van een hiërarchische topdowncultuur
•
61 procent heeft geen vertrouwen in het colelge van bestuur
•
27 procent overweegt de BVE-sector te verlaten
•
60 procent vindt het uitgangpunt van competentiegericht onderwijs (cgo) goed
•
70 procent is ontevreden over de invoering van cgo
•
79 procent vindt eindexamens taal en rekenen een goede zaak
•
86 procent wil salaris colelge van bestuur koppelen aan cao
•
56 procent wil bve opknippen in drie niveau’s
•
54 procent denkt dat de educatie bij de bve zal verdwijnen
Kloof personeel en management Deelnemers aan de enquête schrijven de frustraties van zich af. Hebben het over dolgedraaide besturen en pr-afdelingen die de zaken mooier voorstellen dan ze zijn. ‘Enorme bezuinigingen aan de onderkant terwijl er steeds meer managers bijkomen’, schrijft een docent. Een ander: ‘Er gaat nu te veel geld in overheadfuncties zitten. Er zal een parlementair onderzoek moeten komen waarom alle miljarden, geïnvesteerd in het mbo, niet hebben geleid tot voldoende gekwalificeerde krachten.’ Want, zo analyseert een derde: ‘De werkgevers in de BVE zijn helemaal niet bezig met de kwaliteit van het onderwijs, maar met zichzelf en projecten die weinig te maken hebben met het lesgeven aan leerlingen.’ Nu zou je nog kunnen vermoeden dat vooral mopperende vakbondsleden een laag cijfer aan hun instelling geven. Dat is onjuist: ook de 259 niet-vakbondsleden geven precies
2
dezelfde rapportcijfers. Wel zijn er kleine verschillen tussen de andere groepen. Zo is het onderwijspersoneel van de groene aoc’s met een 5,4 zichtbaar tevredener over de instelling. Werknemers bij de educatie zijn – begrijpelijk door de crisis in die sector – veel negatiever en geven een 4,7. Opvallend is dat zij-instromers op alle onderdelen hogere rapportcijfers geven. Zij beoordelen hun baan met een 7,1 en hun instelling met een 5,3. Dat laatste is dan wel hoger, maar blijft een onvoldoende. Misschien verklaart dat waarom van alle deelnemers meer dan een kwart erover denkt om ergens anders te gaan werken. Er zijn ook lichtpuntjes, die een van de deelnemers zo verwoordt: ‘Als ik naar mijn antwoorden kijk, merk ik dat ik blij ben met mijn baan omdat wij een sterk team zijn dat zijn eigen weg zoekt en plan trekt. Af en toe nee zeggen tegen het college van bestuur. Het heeft lang geduurd voordat we dat deden, maar ons werkplezier is ervan opgeknapt.’ Competentiegericht onderwijs Meer praktijkgeoriënteerd competentiegericht onderwijs (CGO) is een prima uitgangspunt, vindt een meerderheid van de BVE-medewerkers. Toch ligt het genuanceerd. Vaak worden de hogere mbo-niveaus als maat gezien. Lagere mboniveaus hebben meer behoefte aan een duidelijke structuur. ‘Men bedenkt allerlei mooie modellen maar vergeet hoe een leerling van niveau 2 werkt’, aldus een respondent. ‘Leerlingen vragen mij letterlijk of ze in een lokaal mogen gaan zitten omdat ze zich in de open werkruimtes niet kunnen concentreren.’ Veel medewerkers zijn kritisch over het invoeringsproces en over de vorm waarin CGO in de praktijk wordt gegoten. Die vorm verschilt per roc en van opleiding tot opleiding. Onvoldoende aandacht voor kennis en de administratielast worden genoemd als knelpunten bij het nieuwe onderwijsmodel. Ook vindt 41 procent dat de kwaliteit van het onderwijs eronder lijdt. ‘Leerlingen werken vooral op de computer, terwijl ze in hun beroep zelden de computer nodig hebben’, aldus een medewerker die installatiemonteurs opleidt. Het tempo van de invoering is niet het grootste euvel. Wel dat docenten onvoldoende worden voorbereid en geschoold. Bovendien moet het personeel het doen zonder de benodigde faciliteiten, lesmateriaal en budget, aldus een aantal respondenten. Een ‘verkapte bezuiniging’, vindt een personeelslid. Dat geluid valt vaker te horen. Intensiever onderwijs vraagt meer begeleidingsuren. ‘Deze vorm van onderwijs vraagt juist veel meer individuele, op de leerling gerichte begeleiding.’ Een enquêtedeelnemer vreest hapsnap-onderwijs. Vakdocenten hebben geen inbreng meer, onderwijs wordt bedacht door ‘ontwikkelaars’. Maar is ook een ander geluid: sommigen vinden dat vooral oudere collega’s behoudend zijn en vernieuwingen uit alle macht tegenwerken. Een vaker gehoorde klacht is dat er te weinig draagvlak voor de vernieuwingen wordt gecreëerd. Vooral het van bovenaf opleggen van het nieuwe onderwijs stuit veel docenten tegen de borst. Met de stelling dat docenten voldoende worden betrokken bij de vernieuwingen, is de helft het (zeer) oneens: ‘Het wordt ons door de strot geduwd.’
3
Een kleine minderheid onderschrijft de stelling dat de eigen opleiding op tijd klaar zal zijn met de invoering voor de landelijke deadline van 2010. En waarvoor al die moeite? Het onderwijs was al erg praktijkgericht, merken sommige respondenten op. Eigenlijk hoefde niet het hele onderwijs op de schop, alleen de eindtermen moesten op wat punten aangepast worden. Schaalvergroting en examens Veel medewerkers zien de weg vooruit vooral in het terugdraaien van de schaalvergroting, zo blijkt uit de commentaren van geënquêteerden. Weg met de onderwijsreuzen, de opleidingscentra met duizenden leerlingen. Terug naar kleinere scholen. ‘Alle roc’s opheffen en terug naar kleine vakscholen’, schrijft een docent. ‘Kleinere scholen waar de docenten zelf kunnen bepalen welke methode gehanteerd wordt. Geef de verantwoordelijkheid aan hen die het werk doen’, merkt een collega op. En een ander: ‘Geef de deelnemer zijn naam leerling of student terug, en een overzichtelijk gebouw, met maximaal 500 leerlingen. Wij zitten met 5000 leerlingen in een kale, niet tot ‘deelnemen’ uitnodigende bunker.’ Een BVE-medewerker pleit voor een parlementair onderzoek naar de sector. Laat zo’n commissie-Dijsselbloem ook maar op de BVE los. Over de organisatiestructuur van de sector wordt verschillend gedacht. Ruim de helft ziet wel wat in de alternatieve structuur die bestuursvoorzitter Coen Free van het Koning Willem I College in Den Bosch bepleit. Dat alternatief bestaat uit drie categorieën: primaire beroepsopleidingen (het huidige niveau 1), middelbare vakopleidingen (vakonderwijs) en middelbaar beroepsonderwijs (beter voorbereidend op doorstroming). Volgens de andere helft moet de bestaande structuur met vier niveaus in het mbo gehandhaafd blijven. ‘Rust in de tent!’, wordt nogal eens geroepen in de enquête. Hoe het met de educatie verder zal gaan, was een volgende belangrijke kwestie in de enquête. Marktwerking en problemen bij de inburgering hebben de educatieafdelingen zwaar onder druk gezet. Teams vielen uit elkaar. Een respondent uit de educatie merkt op dat kennis en ervaring erg versnipperd raken: ‘Je weet bijna niet meer wie je team is.’ Zo’n 47 procent (van het educatiepersoneel) is het niet eens met de stelling dat de roc’s goed hebben ingespeeld op de marktwerking. Nog geen 7 procent ziet voordelen in die marktwerking. ‘Het idee dat concurrentie tot lagere kosten en betere kwaliteit leidt is een farce.’ Een meerderheid van het personeel denk dat de educatie zal verdwijnen bij de roc’s. Centrale examens worden belangrijk gevonden. Bijna 80 procent is voor eindexamens in taal en rekenen. ‘Kennisvakken moeten weer met een examen afgerond worden’, vindt een medewerker. Wantrouwen in bestuur en management wordt in stevige bewoordingen geuit. En er moet meer controle en toezicht komen. ‘Meer invloed van het ministerie, minder deregulering’, aldus een enquêtedeelnemer. Een ander heeft nog een tip: ‘Kunnen we dan meteen de Balkenende-norm invoeren voor de salarissen van topbestuurders? En als je al bonussen geeft dan ook een clausule inbouwen dat die bij wanprestatie dubbel terugbetaald moeten worden? Lijkt me een mooi maatschappelijk signaal.’
4
Het management moet zich bij zijn leest houden. Managers moeten organisatorische zaken in goede banen leiden, maar zich niet met de onderwijsinhoud bemoeien. ‘Laat de docenten vrij in het geven van onderwijs en de organisatie hiervan. Zij zijn de experts. De organisatie en het ministerie moeten ophouden met de papierberg! Dan kan de BVE nog leuk worden.’
De grote BVE-enquête is in oktober en november via internet uitgevoerd door het ITS van de Radboud Universiteit Nijmegen onder 1041 leden en 259 niet-leden. Op vrijwel alle punten zijn de verschillen tussen leden en niet-leden marginaal, net als tussen andere deelgroepen in de enquête.
5
Alle cijfers op een rij: de uitslagen
6
Rapportcijfers Mijn Mijn Mijn Mijn Mijn
team afdeling instelling onderwijssector: de bve baan
6,9 6,2 5,0 5,6 6,8
7
Competentiegericht onderwijs In welke mate is een vorm van competentiegericht onderwijs al ingevoerd bij uw opleiding? We moeten er nog aan beginnen We zijn halverwege We zijn al helemaal overgestapt We gaan niet over Totaal
155 641 436 55 1287
12% 50% 34% 4% 100%
Mijn opleiding is op tijd voor de landelijke deadline in 2010 klaar met de overstap naar het nieuwe kwalificatiemodel Zeer mee eens Mee eens Neutraal Mee oneens Zeer mee oneens Totaal
130 461 348 261 67 1267
10% 36% 28% 21% 5% 100%
Docenten zijn als onderwijsprofessionals voldoende betrokken bij de vernieuwing van het onderwijs Zeer mee eens Mee eens Neutraal Mee oneens Zeer mee oneens Totaal
59 294 282 416 216 1267
5% 23% 22% 33% 17% 100%
Meerdere antwoorden mogelijk, telt op tot boven 100%, aantal keren genoemd Bij de vernieuwing van het onderwijs komt het initiatief van: - College van bestuur 971
77%
976
78%
Bij de vernieuwing van het onderwijs komt het initiatief van: Sectordirecteur/afdelingsmanager Ja
8
Bij de vernieuwing van het onderwijs komt het initiatief van: - Teamleider 674
54%
Bij de vernieuwing van het onderwijs komt het initiatief van: - Docenten 448
36%
Ik vind het uitgangspunt van meer praktijk georiënteerd, competentiegericht onderwijs goed Zeer mee eens Mee eens Neutraal Mee oneens Zeer mee oneens Totaal
170 614 246 174 48 1252
14% 49% 20% 14% 4% 100%
Ik ben tevreden over de manier waarop de invoering van het nieuwe, competentiegerichte onderwijsmodel verloopt Zeer mee eens Mee eens Neutraal Mee oneens Zeer mee oneens Totaal
13 112 240 531 356 1252
9
1% 9% 19% 42% 28% 100%
Knelpunten vormgeving competentiegericht onderwijs Ervaart u knelpunten bij de vormgeving van competentiegericht onderwijs op uw instelling?
Nee
87
7%
Ja
1161
93%
Totaal
1248
100%
Meerdere antwoorden mogelijk, telt op tot boven 100%, aantal malen genoemd Onvoldoende contacturen met leerlingen
282
24%
512
44%
491
43%
472
41%
134
12%
Het brengt veel administratiewerk met zich mee
Te weinig aandacht voor kennis
De kwaliteit van het onderwijs lijdt eronder
Te veel competenties om te beoordelen
Te vage competenties om te beoordelen
10
285
11
25%
Knelpunten invoeringsproces competentiegericht onderwijs Ervaart u knelpunten bij het invoeringsproces van competentiegericht onderwijs op uw instelling?
Nee
111
9%
Ja
1130
91%
Totaal
1241
100%
Aantal malen genoemd, meerdere antwoorden mogelijk, % samen hoger dan 100% Het wordt topdown ingevoerd, docenten worden onvoldoende betrokken 684
61%
Docenten worden onvoldoende voorbereid en geschoold voor het nieuwe onderwijs 711
63%
De invoering verloopt in een te hoog tempo 442
39%
600
53%
Er wordt te weinig draagvlak voor geworven
12
13
14
15
16