25. De Open Baring Van Johannes (2)

“En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, want de eerste hemel en de eerste aarde waren voorbijgegaan, en de zee was niet meer. En ik zag de heilige stad, een nieuw Jeruzalem, nederdalende uit de hemel, van God, getooid als een bruid, die voor haar man versierd is.

Openbaring 21: 1 en 2

Tot in de Middeleeuwen is er gediscussieerd over de vraag of de Openbaring van Johannes wel in het openbaar mocht worden voorgelezen. De beelden die bij de luisteraars opgeroepen werden, zouden wel eens te bloederig en te wreed kunnen zijn. Hier vinden we niet de boodschap, die Jezus in de Bergrede uitspraak, maar onthulling van de wraak van God. Op Patmos wordt Johannes nog steeds vereerd. Een kerk en een klooster (Grieks-orthodox) zijn naar hem vernoemd. De vele toeristen kunnen ook een bezoek brengen aan de grot, waarin Johannes zijn macabere visioenen opschreef. Wie hij was en welke achtergrond hij had, zijn onbekend. Men dacht aanvankelijk, dat de apostel Johannes ook de Openbaring had geschreven. Tekstanalyse heeft aangetoond, dat het overduidelijk om twee vershillende auteurs gaat. Dat Johannes de Doper de auteur is lijkt uitgesloten. Sumiere aanwijzingen blijven over. Waarschijnlijk is het geschreven na de dood van keizer Nero en voor 100 AD, door een christen met een Joodse achtergrond, die als rondtrekkend profeet de christengemeenten bezocht en door de Romeinen als religieuze agitator naar Patmos werd verbannen. Johannes beschrijft de komst van 4 ruiters, die over de aarde galloperen. De ruiters symboliseren oorlog, verovering, pestilentie en hongersdood. De laatste ruiter, gezeten op een grijs paard symboliseert de dood. Is de wereldbevolking hierdoor al niet gedecimeerd, daarna volgen er aardbevingen, uitbarstingen en overstromingen. De zon wordt zwart en de maan wordt bloedrood gekleurd. “En alle eilanden vluchtten weg en bergen werden niet meer gevonden. En grote hagelstenen, een talent zwaar, vielen uit de hemel op de mensen, en de mensen lasterden God vanwege de plaag van de hagel, want de plaag daarvan was zeer groot.” Openbaring 16: 20 en 21 Het Boek der Boeken 25: de Openbaring van Johannes (2)