1960 2 De Geheimen Van De Geest @ - 906 Kb

  • Uploaded by: Robert
  • 0
  • 0
  • October 2019
  • PDF

This document was uploaded by user and they confirmed that they have the permission to share it. If you are author or own the copyright of this book, please report to us by using this DMCA report form. Report DMCA


Overview

Download & View 1960 2 De Geheimen Van De Geest @ - 906 Kb as PDF for free.

More details

  • Words: 99,421
  • Pages: 133
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 1 – De geest en haar voertuigen

GEHEIMEN VAN DE GEEST

Inleiding. Als wij spreken over de geest, dan blijft dit voor vele mensen een hypothese of een gebied, waarover de meest eigenaardige bakerpraatjes in omloop zijn. Er wordt over die geest onnoemelijk veel gesproken. Toch blijkt dat er vele misvattingen blijven bestaan. Een van de grootste daarvan is wel, dat de geest bij de normaal in de stof levende mens als een afzonderlijke eenheid moet worden beschouwd. Er is gedurende de periode van het stoffelijk leven sprake van een behoorlijk intense gebondenheid, zodat tijdelijk - wat het bewustzijn betreft - stof en geest als eenheid mogen worden beschouwd. Bij onze poging om verschillende van die geheimzinnige aspecten van het begrip "geest" te belichten en tevens uw aandacht te richten op de krachten van die geest en de wijze, waarop deze zich ook in de stof kunnen openbaren, zullen wij ongetwijfeld bepaalde stoffelijke verschijnselen mede onder de loep moeten nemen. Ik denk hierbij aan bepaalde problemen, die bij de opvoeding kunnen voorkomen, maar evengoed aan spanningen die in een bepaald huwelijk kunnen rijzen, of zelfs de angst voor de dood en de angst voor het oud worden. Wij hebben hier te maken met problemen, die stoffelijk gezien eerder psychologisch moeten worden opgelost. Maar indien wij wéten hoe de geest zelve is, zal het ons vaak gemakkelijker vallen ons aan die psychologische noodzaken aan te passen en om afstand te doen van vele vooroordelen, die - geboren uit stoffelijke noodzaken of mede - dikwijls de mens het activeren van zijn geestelijke capaciteiten buitengewoon moeilijk maken. Ons standpunt, d.w.z. het standpunt van de Orde en van vele andere geestelijke groepen, luidt als volgt: De geest, zijnde het blijvende element, is belangrijker dan de stof op zichzelf. Het totaal van haar vermogens en krachten - onvergankelijk zijnde - zal een veel grotere beïnvloeding van het uiteindelijke bewustwordingsproces kunnen betekenen dan de stof alleen. Het is dus noodzakelijk, dat juist op deze geheimzinnige eigenschappen, kwaliteiten en mogelijkheden van de geest de nadruk wordt gelegd, opdat de mens in de stof zich steeds sterker zal realiseren, hoe en waarom de geest bepaalde eisen kan stellen en hoe en waarom de geest zal ingrijpen en werken in het menselijk bestaan. Om dit te bereiken zullen wij trachten de eigenschappen zowel als de opbouw van de geest afzonderlijk te bespreken. Daarnaast zullen wij wijzen op de contacten en verbanden, die kunnen worden gelegd met andere werelden en ook op de bindingen, die met ons eigen stoffelijk leven blijken te bestaan.

EERSTE LES - DE GEEST EN HAAR VOERTUIGEN

Het idee geest kan nimmer worden geclassificeerd of gerubriceerd. Het is bewustzijn en als zodanig een kracht, wier vorm voortdurend verandert, die in een voortdurende fluctuatie is, tot zij ten slotte een evenwicht vindt. Dit laatste is dan tevens het eind van het verschijnsel dat de geest voortbrengt: het voertuig. Er blijkt echter in de geest een grote veelheid van mogelijkheden en ontwikkelingen gelijktijdig gaande te zijn. Deze kunnen worden vergeleken met afzonderlijke werelden of - zo u een eenvoudig voorbeeld wilt hebben - met de verschillende gesprekken, die via en veel-aderige 1

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 1 – De geest en haar voertuigen telefoonleiding tegelijk kunnen worden gevoerd. Als wij de fase die regeert niet kennen, is het zeer moeilijk te zeggen wat belangrijk is en wat niet. Het zal ons vaak zwaar vallen een definitie te geven, waardoor een geestelijke wereld volledig wordt vastgelegd. Verder blijkt ons, dat dit bewustzijn zelf klaarblijkelijk vele vormen schept en - krachtens dit scheppend vermogen - dus ook een voortdurend wisselend aantal voertuigen heeft, die elk voor zich een voortdurend wisselende vorm kunnen hebben. Van menselijk standpunt uit is de geest één geheel. Dat is begrijpelijk, want de geest en het totaal van haar invloed openbaart zich aan de mens via het onderbewustzijn en drukt zich tevens ten dele af in de stoffelijke vorm. Om echter die geest te kunnen begrijpen en haar soms zeer tegenstrijdige invloeden voor uzelf geheel te kunnen ontrafelen, zult u eerst moeten begrijpen, hoe die geest in haar verschillende vormen werkt. Daarom zullen wij nu beginnen van die geest een zo populair mogelijk beeld te geven. Stel u die geest voor als een land. Een land b.v. als Nederland met 11 of desnoods 12 of 14 provincies. Elk van die provincies heeft een eigen centrum. Elk van die provincies heeft een eigen maatschappelijk bestel. Elk van die provincies heeft haar eigen behoeften en eisen. Zoals men b.v. in het noorden roept om maatregelen aan de Eems-mond en de Dollard: zoals men in het zuiden roept om inperkingen van de wilde wateren of wel om het behoud van een open Westerschelde, zo zal b.v. Zuid-Holland vragen om meer woon- en recreatiegebieden, terwijl men ergens in de Achterhoek vraagt om meer industriële mogelijkheden. Elk deel heeft zijn eigen belangen. Zo is het nu ook gelegen in de geest. Er is een soort parlement en zelfs een soort staatshoofd. De bindende kracht die alle afzonderlijke delen en werkingen in de geest samenhoudt, word over het algemeen de ziel genoemd. Zij is een deel van de goddelijke Kracht: zij is de energie waardoor en waaruit alles bestaat. Zonder deze zou er chaos zijn en ordening zou onmogelijk blijken. Het parlement zelve wordt gevormd door twee punten, die zowel buiten het menselijk beschikkingsrecht als buiten het geestelijk beschikkingsrecht liggen, plus een derde dat wél door de geest beschikt wordt en dan ook voortdurend kan worden gewijzigd. Te weten : Ten eerste: de schepping met een vaste waarde binnen de volmaakt geschapen wereld, dus zoals die uit God bestaat: Ten tweede: een vaste weg door de tijd. Er moet een bepaalde reeks ontwikkelingsfasen worden doorlopen. Hieraan kan de geest niets veranderen. Aan het feit, dat zij is ontstaan en een vast doel heeft, kan zij niets veranderen. Zij zou zichzelve vernietigen. De weg, die zij door de tijd in verschillende fasen zal moeten afleggen, kan zij vlug of langzaam doorlopen, maar zij kan aan deze weg ten slotte niet geheel ontkomen. Zij blijft gebonden aan de door God voor haar bestemde mogelijkheden en kan daar niet buiten gaan. Ten derde is er ook nog een soort bewustzijn, en dat is het algemeen bewustzijn. Het totaal van de geest heeft een bewustzijn dat is samengesteld uit alle differente factoren der verschillende door mij genoemde provincies: dus delen of werelden. Dit algemeen bewustzijn heeft kennis van de weg én van het doel. Naarmate het bewustzijn groter is en dus a.h.w. meer invloed krijgt in dit triumviraat, zal het in staat zijn de weg beter te beseffen en het doel nauwkeuriger te omschrijven. Hoe kleiner het bewustzijn is, hoe geringer zijn werkelijke invloed in dit "parlement", zoals ik het heb genoemd. Elke provincie streeft voor zichzelve. Maar zoals in Nederland bepaalde provincies voor hun welvaart zeer van im- en export afhankelijk zijn, zo kunnen wij ook zien dat in de geest bepaalde provincies - dus niet alle - afhankelijk zijn van invloeden van buiten. Slechts op deze wijze kan het bewustzijnsproces binnen dit deel van de geest in stand worden gehouden, slechts op deze wijze is een ontwikkeling mogelijk. Elke provincie is geneigd om voor zichzelf het meest te vergen: dat weet u waarschijnlijk uit de politiek. Op dezelfde wijze zal elk provincietje in de geest - dat wij dan verder maar "voertuig" zullen noemen - voor zich de hoogste rechten opeisen. Dit betekent dat er in het centrale wezen ( in het bewustzijn dus als zodanig) vaak zeer tegenstrijdige eisen en wensen bestaan. Hoe kleiner het bewustzijn is, hoe minder het directe zeggenschap. Is het centraal bewustzijn groot, dan overziet het de weg, het overziet de taak en de plaats binnen de schepping en zal dus aan de verschillende voertuigen 2

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 1 – De geest en haar voertuigen die krachten en taken overdragen, welke voor het totaal noodzakelijk zijn. Is het bewustzijn klein, dan krijgen wij te maken met willekeur. Ik denk hier terug aan de tijden, dat er b.v. in Nederland nog Generaliteitslanden bestonden als Brabant en Limburg, waarbij toch zeker wel van een bevooroordeeld optreden van het centraal bestuur kon worden gesproken. Zo zal het nu bij de minderbewuste mens zijn. Hiermede hebben wij dus een verklaring gevonden voor de schijnbare tegenstrijdigheid in het geestelijke doel. Die tegenstrijdigheid en onevenwichtigheid kunnen ook tot uiting komen in im- en exporten. Dat is duidelijk. Wanneer een bepaalde provincie meer dan normaal b.v. importen tot zich kan trekken, is het waarschijnlijk dat juist die provincie weelderiger gaat leven en misschien ook een groter aandeel krijgt in de export. Wanneer een bepaald geestelijk voertuig binnen het geheel van de geest overheerst, zal dit een overwegende invloed krijgen op de keuze der voertuigen en eventuele begerenswaardige ervaringen in de stof. Hier hebt u dus een verklaring voor één van de grote geheimen: Waarom komen wij soms in een voor ons niet passend stoffelijk voertuig op de wereld? Waarom kiezen wij dan de verkeerde levensloop, terwijl wij deze toch eigenlijk hadden kunnen voorzien? U heeft hier het antwoord: Door strijdigheid en onevenwichtigheid in de geest. Omdat een voldoende groot ik-bewustzijn nog niet is ontstaan en de verschillende delen hun eigen belangrijkheid sterker laten gelden dan gewettigd is, kunnen wij tot een dergelijke keuze komen. Vanuit de mens gezien vinden we dan allereerst een paar voertuigen, die praktisch verwaarloosd kunnen worden. Zij zijn eigenlijk zo iets als een soort koloniën. Ons eerste koloniale gebied is dan wel hoofdzakelijk astraal. Als wij spreken over de astrale wereld, bedoelen wij hiermee een wereld van fijne materie. Hierin gelden nog bepaalde wetten van de materie, maar er is niet meer een voldoende samenhang aanwezig om b.v. een vaste vorm tot stand te brengen. Tijdelijk kan dat wel in het astrale gebied geschieden. Hier krijgt de geest gelegenheid te experimenteren. Vooral voor de minder bewuste geest is het astrale gebied een laboratorium. Zij projecteert daarin haar gedachte en schept er zo voor zichzelf goden en demonen: schept machten, die inderdaad op een stoffelijk kenbare wijze optreden, doch - en dat is hier weer typisch - die niet blijvend zijn en volledig afhankelijk van de belangstelling, die men ervoor koestert. Nu waren er in de oudheid natuurlijk vele godsvoorstellingen, waardoor op astraal gebied een reeks van goden worden opgebouwd, die van zuiver menselijke origine waren. Zij beantwoordden geheel aan het menselijk voorstellingsvermogen, gedroegen zich als mensen met de krachten, die de mens voor zichzelf zou begeren, waren zwak, kenden willekeur en wat dies meer zij. Deze goden zijn langzaam maar zeker vervangen - op een groot gedeelte van deze wereld, waarin u thans leeft - door monotheïstische godsdiensten, waarbij het godsbegrip hoge ontwikkeld werd en dus de astrale uitbeelding daarvan achterbleef. In de plaats daarvan vinden we soms nog bepaalde heiligen of beschermengelen. Bovendien echter plegen vooral moderne mensen voor zichzelf kleine astrale droomwerelden te scheppen. Deze droomwerelden bevatten o.m. een soort droomminnaars of -minnaressen, krachten, die men zelve niet bezit en die soms op een wonderlijke wijze worden gehanteerd in dagdromen, die een aanvulling moeten zijn van in de wereld gevoelde tekorten. Daarnaast heeft praktisch elke mens zijn eigen angsten, die hij ook dikwijls overdenkt. Ook deze worden dus in het astraal gebied uitgedrukt. De ervaringen, die dit astraal gebied oplevert, gaan hoofdzakelijk via de stof. Zij brengen dus niet een onmiddellijke beïnvloeding van de geest tot stand, maar werken eerder op de gevoelswereld van de mensen en veroorzaken daardoor een beïnvloeding van zijn stoffelijke handelingen. De ervaring, die daarvan het gevolg is plus de emotie welke in de mens ontstaat, worden dan naar meer geestelijke voertuigen overgebracht. Wij zien in de mens dan verder, dat b.v. een aura bestaat. Vele mensen zijn geneigd, die aura onmiddellijk helemaal "geest" te noemen. Dat is natuurlijk niet waar. Een groot deel van de aura - dat wat het dichtst bij het lichaam ligt - is niets anders dan een uitstraling van het stoflichaam zelf. Het beantwoordt aan het leven van de cellen in het lichaam, maar heeft als zodanig niets te maken met het eigen wezen of de persoonlijkheid. De emoties, die uit een 3

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 1 – De geest en haar voertuigen astraal gebied rakend vlak soms verder kunnen gaan tot de mentale wereld, vinden wij daarbuiten uitgebeeld. Zij worden echter mede sterk beheerst, door de eigen voorstellingen en door de uitdrukking van het thans beleefde deel van het bewustzijn. Als zodanig is het gevoelsleven (zijnde de emotionele kwaliteiten van de mens) te kenschetsen als het resultaat van het geestelijk bewustzijn, dat - samenwerkend met stoffelijke factoren, - een reeks van belevingen mogelijk maakt, die ten dele astraal zijn, ten dele, echter direct een mentale invloed geven. Belangrijk is in die aura verder de uitstraling van wat men wel eens noemt: het dubbel. Dit dubbel is natuurlijk ook een voertuig van de geest, evenzeer als de stof. Maar het heeft een eigenaardigheid: het wordt ten dele in stand gehouden door krachten, die het lichaam genereert. In het z.g. dubbel vinden wij dus niet een zuiver astrale uitbeelding van de mens, zoals men vaak zegt, maar een deel van zijn zenuwkracht en levensenergie, aangevuld met delen van zijn eigen plasma. Deze stoffelijke factoren worden echter hoofdzakelijk mentaal geregeerd, zodat het dubbel door de geest wordt gedirigeerd en een deel van de ervaringen van dit dubbel ook in de gedachtewereld van de mens (het directe bewustzijn) kunnen worden gespiegeld. Dit dubbel zal veel beleven wat buiten de onmiddellijke mogelijkheid van de mens ligt. U weet misschien wel dat u in enkele dromen dingen doormaakt, waaraan u in de stof nooit zou willen of kunnen denken. U weet ook wel dat u soms de idee hebt werelden te betreden of handelingen te verrichten, die geheel buiten uw normaal vermogen liggen en zelfs prestaties te volvoeren, waarvan u zegt: "Maar dat zou ik zelf toch nooit kunnen doen. " Deze kunnen dus gebeuren in een soort tussenwereld. Die wereld is ongeveer - zoals ik zeg astraal. Zij ligt althans op hetzelfde vlak van fijne materie. Hier treden dus de levenskrachten van de mens op: een deel van zijn bewuste gedachte, zodat ook een weerspiegeling naar de bewuste gedachte van de mens kan geschieden en verder een geestelijk leiden of voeren van deze beleving, opdat enerzijds neigingen in de stof kunnen worden gevormd of emoties en gevoelens kunnen worden gewekt in of naast de stof, die voor de heersende delen van de geest belangrijk zijn. Hiermee hebt u dan de aura en haar uitstraling eigenlijk wel gehad. Er is nog een randgebied, waarvan de uitstraling het best kan worden genoemd: de totale uitzending van alle hogere voertuigen. Dit is een soort samenwerking, zoiets als de inzending van een staat b.v. op een wereldtentoonstelling of een internationale kunsttentoonstelling. Alle voertuigen werken dan hieraan mede. Zoals u zult hebben opgemerkt, hebben we in het voorgaande een aantal voertuigen behandeld, die klaarblijkelijk tot het laboratoriumgebied behoren: de Generaliteitslanden van de geest. En daarom wordt het nu tijd ook eens te gaan nadenken over die geest zelf. Het is niet mogelijk vast te stellen - tenzij zuiver persoonlijk - hoeveel provincies, hoeveel afzonderlijke voertuigen en belangencentra elke geest in zich draagt. Die aantallen zijn verschillend. Maar wel valt hierbij op dat - naarmate de geest ouder wordt - het aantal verschillende belangencentra kleiner wordt, de invloed van deze gebieden echter veel groter. Als wij te maken hebben met een geest, die werkelijk tot het hoogste niveau is gestegen en dus de goddelijke Kracht heeft leren kennen - zoals de grote Meesters als Jezus - dan zien wij daarin nog alleen een dualiteit. Er zijn nog steeds twee afzonderlijke gebieden, waarbij het ene uitdrukking geeft aan de eigen persoonlijkheid, terwijl het andere: de kosmos, de erkenning van het kosmisch standpunt, naar voren brengt. Tussen deze beide is dan een voortdurende strijd. Dit blijkt uit de beproevingen enz. van Jezus en alle anderen. Het grootste aantal verschillende gebieden vinden wij bij entiteiten, die het menselijk vlak nog niet hebben bereikt. Het aantal dezer interessegebieden is meestal het grootst, wanneer een mens leeft in b.v. een plantenwereld. Bij plantaardig leven is de stoffelijke uiting zeer beperkt, maar het aantal interessecentra kan de 3 á 400 wel eens overschrijden. Er is dan nog sprake van een grote innerlijke verdeeldheid. Bij het dier vallen deze over het algemeen reeds terug tot een maximum van 200. De laagststaande mens heeft altijd nog een 60 á 70 van deze gebieden in zich. De hogerstaande mens, dus meestal ook de mens met religieuze belangstelling en een zekere innerlijke beschaving, zal er veelal niet meer hebben dan 15 á 20. In de praktijk wordt niet voor elk van deze gebieden een afzonderlijk voertuig geschapen. Het 4

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 1 – De geest en haar voertuigen blijkt n.l. dat bepaalde van deze belangencentra soms één belang gemeen hebben. Om een voorbeeld te geven: Er is tuinbouw ergens in de buurt van Kennemerland en er is ook tuinbouw in het Westland. Deze twee liggen in verschillende provincies, maar hebben beide evenveel belang bij de bevordering van tuinbouw, export enz. Zij treden dan als eenheid op. Zo is er niet te spreken van een vast aantal geestelijke voertuigen en kunnen soms tijdelijke bindingen worden opgelost, waardoor wij tijdelijk a.h.w. een wereld meer krijgen: maar daarna blijkt één van die werelden toch weer met een andere wereld samen te vloeien. Hieruit volgt de conclusie dat het niet mogelijk is te spreken van een bepaald aantal vaststaande sferen. De getallen, daarbij vaak aangenomen van 7 en 9, zijn dus symbolisch en kunnen nooit een feitelijke, voor elke mens geldende indeling weergeven. Nu zult u zich afvragen: "Wanneer wij dan innerlijk zo verdeeld zijn, hoe is dan de feitelijke situatie voor ons?” Om u dit aanschouwelijk te maken zou ik graag een ander beeld gebruiken, n.l. dat van een schilder. Er is een schilder, die schoonheid wil uitdrukken. Maar de perfecte schoonheid die hij zoekt kan hij niet op één plaats vinden. Hij neemt nu hier een zonsopgang en de kleuren daarvan, maar dáár een spiegelend meer: voegt daarbij een heuvel, die hij ergens anders heeft gezien en een bloeiende boom misschien uit een ver verleden. Zo componeert hij uit de verschillende elementen een harmonisch geheel. Maar elk van die punten moet afzonderlijk als indruk bestaan. Er moet een prototype zijn. De geest leeft. En in het begin van haar bestaan weet ze ternauwernood dat zij leeft. Zij weet a.h.w. alleen nog maar het woordje "ik" te stamelen. Naarmate zij rijper wordt, gaat zij onderscheid zien tussen zichzelf en de buitenwereld en gaat verschillende invloeden van die buitenwereld in zich opnemen. Omdat zij daarbij - onder invloed van meestal hogere geesten – een aantal identificaties met de stof doormaakt, is zij geneigd al die dingen afzonderlijk te verwerken. Zo zal zij in een bepaalde wereld b.v. angst hebben. Maar zij ziet die angst niet als iets, wat haar hele wezen betreft: zij blijft deze identificeren met een bepaalde beleving. Alle angsten die daartoe kunnen worden herleid, vormen dan gezamenlijk een aparte wereld. Dit voertuig is een soort hellesfeer. Als deze mens te sterk door angsten wordt beroerd, krijgt die ervaring de overhand op het hoofdbureau (op het gemeenschappelijk bewustzijn dus van alle voertuigen) en zal deze mens een tijd in die hellesfeer vertoeven. Maar hij heeft haar zelf geschapen. Elders heeft hij zijn vreugden. Weer elders zijn begrip van God. Weer elders zijn begrip van "ik". Hij heeft vaak afzonderlijke werelden geschapen, waarin het contact b.v. met andere wezens tot uiting wordt gebracht: waarin liefde en vijandschap een bijzondere rol spelen. U zult begrijpen, dat zolang elke emotie afzonderlijk het centrum wordt van een wereld, waarin alle gelijksoortige emoties als een apart bewustzijn worden verzameld, er een zeer groot aantal op zichzelf vaak zeer verschillende wereldjes ontstaat. Elk van die wereldjes is deel van het eigen wezen: elk van die wereldjes geeft op zijn eigen wijze vorm aan dit wezen en kan door het wezen als een afzonderlijke wereld worden beleefd. Hoe meer wij leren beseffen, dat tegenstellingen niet feitelijk zijn, hoe kleiner het aantal werelden wordt. Elektriciteit is b.v. een terrein, waarmee men veel kan doen. U kunt met elektriciteit een motor laten lopen, een lamp laten branden, u kunt er ook iets op koken: de elektriciteit dus in warmte omzetten. Oorspronkelijk zal de geest deze drie als afzonderlijke werelden zien, maar in de bewustwording komt een ogenblik dat men beseft: dit zijn drie verschijnselen van dezelfde kracht. Dan vloeien deze drie tezamen tot één wereld met een hoger niveau van overzicht. Op deze wijze elimineren wij dus wel voortdurend voertuigen. De ideale mens zou een mens moeten zijn, die slechts één stoffelijk voertuig kent en daarin één geestelijk bewustzijn volledig uitdrukt: dus geen verdere geestelijke werelden buiten die ene kent. Dit zou het ideaal zijn. Wij kunnen dit niet. En ik meen ook dat op uw wereld ongetwijfeld nog vele verschillende centra van belangstelling hebt. Het geheim van die innerlijke tegenstrijdigheid ligt dus - dat blijkt uit het voorbeeldje - hoofdzakelijk in een gebrek aan inzicht en aan overzicht. Wij kunnen bepaalde krachten als niet gelijkluidend identificeren hun verschillen toekennen en daardoor verschillend waarderen, soms zelfs als met elkaar in strijd zien, terwijl zij dit in feite niet zijn. 5

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 1 – De geest en haar voertuigen Nu keer ik even terug naar de stoffelijke aspecten, die dit kan hebben. Op het ogenblik dat een eenzijdige keuze is geschied, krijgen wij als in een parlement te maken met een geestelijke oppositie. Deze geestelijke oppositie komt bij de mens soms sterk tot uiting, doordat hij een soort geweten heeft - buiten de stoffelijke normen, die het geweten vormen - dat hem voortdurend in conflict brengt met zichzelf. Ik zal daar voorbeelden van geven: Er zijn mensen, die enerzijds de behoefte gevoelen om alles voor zichzelf zeker te stellen, terwijl zij anderzijds zich voortdurend schuldig voelen, omdat zij zeker zijn en anderen niet diezelfde zekerheid bezitten. Er is dan sprake van een tegenstrijdigheid. In het ene geval is de wereld van kosmische liefde aan het woord (meestal dus een hogere sfeer) en aan de andere kant speelt de angstwereld een rol. Maar in het stoffelijk voertuig zal die angstwereld vaak de overhand hebben. Gevolg: zo'n mens leeft onevenwichtig en heeft nooit vrede met zichzelf. Dit komt o.m. tot uiting in de waarderingen van goed en kwaad, zoals men die kent. Het kan gepaard gaan met een onbegrip voor datgene, wat zich binnen het "ik" en ook wel binnen het eigen lichaam afspeelt. Dit onbegrip is natuurlijk fataal. Het brengt voor de mens allerhande ziekelijke neigingen, overspanning, ziekte zelve, geestelijke afwijkingen met zich mee, die niet noodzakelijk zijn. Een begrip voor de geestelijke achtergrond maakt het al veel gemakkelijker. Wanneer wij in de stof deze tegenstelling ontmoeten, zullen wij daarom trachten als volgt te denken en te handelen: In mij is één hoofdfactor. Deze bepaalt mijn leven. Hij heeft mij gemaakt tot wat ik feitelijk ben. Maar er zijn in mij andere krachten van de geest, die recht hebben gehoord te worden. Zolang ik daarmee de hoofdvorm van mijn leven niet aantast - en dat houdt dus ook in: de levens van anderen - is elke werking binnen mijzelve gerechtvaardigd. Zij vloeit evenzeer voort uit mijn behoefte tot verdere bewustwording, mijn behoefte tot erkenning van God, het vinden van mijn kosmische plaats en eenheid met het Al. Na al deze beschouwingen is het misschien verstandig een ogenblik deze verdeeldheid, die dus in de mens normaal uit de geest kan ontstaan, een ogenblik in meer praktisch verband te bezien. Deze verdeeldheden leven n.l. evengoed in een kind als in een volwassene. Als men dus een kind zo goed mogelijk wil opvoeden, zal men moeten trachten te begrijpen wat dat kind beweegt. Dat is logisch. En men moet begrijpen, dat er niet slechts één hoofdtendens is, maar dat er een tweede en een derde factor kunnen bijkomen, die elk weer een soort onevenwichtigheid kunnen veroorzaken. Van een menselijk standpunt is het dan belangrijk, dat deze drie zo juist mogelijk in evenwicht komen. Het mag nooit de taak van een opvoeder worden geacht een bepaald deel der persoonlijkheid te onderdrukken. Dit is absoluut zinloos en kan geestelijk ten hoogste schade veroorzaken en voor de opvoeder hoogstens tot teleurstelling leiden. Op dezelfde wijze zullen wij dit zien in b.v. het huwelijk of ook wel in vriendschappen. Wanneer men samengaat, begint men elkaar te ontmoeten op overheersend geestelijk terrein. Dat is hetgeen, men het eerst erkent. (Naast natuurlijk de stoffelijke kwaliteiten. ) Het is echter heel goed mogelijk, dat in het verloop van de geestelijke ontwikkeling door het leven het ene geestelijke facet langzaam maar zeker wordt vervangen door het andere. U krijgt dan het idee, dat zo'n mens verandert. Maar dat is niet waar. Ook hier is het belangrijk, dat u begrijpt dat achter hetgeen u onmiddellijk ziet, en kent - ook wat u geestelijk kent en aanvoelt - een tweede en derde factor kunnen schuilgaan. Begrip voor deze veranderingen bezitten betekent: in staat zijn een werkelijke harmonie op te bouwen. Ook wanneer u op een gegeven ogenblik op wat rijpere leeftijd komt, zal het u opvallen dat de problemen van vroeger er anders gaan uitzien. U meent vaak dat dit alleen het gevolg van rijping is. Men zegt: "Ik ben een ouder mens met ervaring. " Op de keper beschouwd is dit lang niet altijd waar. Vele malen zien wij, dat de oudere mens andere facetten van zijn geestelijk bewustzijn in de stof gaat projecteren. Gezien de ontvangen impulsen blijkt dus, dat, hetzij door samenwerking van twee voertuigen ofwel een domineren van één voertuig over het andere (dikwijls door noodzaak) andere impulsen ontstaan en dat de beschouwing van hetgeen men vroeger heeft doorgemaakt niet alleen door stoffelijke ervaring wordt beïnvloed, maar wel degelijk door een innerlijke verandering. Beseft men ditzelve niet, dan lijkt het of de gehele wereld plotseling onverschillig of onrechtvaardig wordt. Begrijp, dat u - ook geestelijk gezien - zelf kunt veranderen tijdens een leven, als de dominerende factor, die bij de geboorte aanwezig was, langzaam maar zeker wordt vervangen door een andere dominerende factor. 6

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 1 – De geest en haar voertuigen Hierbij geldt echter: de geestelijke invloed (dus dat deel van het bewustzijn, dat a.h.w. meester was over de andere factoren bij de geboorte) bepaalde de stoffelijke eigenschappen of bepaalde deze grotendeels mede. Als gevolg hiervan kan juist op latere leeftijd vaak een tegenstrijdigheid tussen geestelijke inzichten en stoffelijke kwaliteiten en eigenschappen op de voorgrond treden. Het besef, dat dit niet noodzakelijk is, indien men slechts inziet: er is in mij een nieuwe kracht en een nieuwe noodzaak geboren, een aanpassing van de impuls aan de stoffelijke mogelijkheden geschiedt, dan kunnen wij zien, dat een mens harmonisch ouder wordt en dat deze veranderingen niet zijn leven en zijn wereld werkelijk schaden, of hemzelf pijn veroorzaken. Kort vóór de dood zullen wij zien dat de voertuigen, die tot op dat ogenblik domineerden, zich terugtrekken. Op elk moment van overgang is er sprake van een volledige werkzaamheid van alle geestelijke voertuigen binnen het bewustzijn. Dit bewustzijn zal juist vóór de dood, hoewel soms wat vervormd, in de mens kenbaar worden. Is hij in staat tijdens deze overgang harmonisch te zijn en dus werelden, die te extreem zijn in beleven - hetzij van angst of van verrukking - terzijde te schuiven en daarvoor in de plaats een stille aanvaarding in zichzelf te bewerkstelligen, dan blijkt dikwijls dat hierdoor een sterkere binding en soms zelfs een éénwording van enkele geestelijke gebieden kan worden bereikt. Hoe groter het aantal factoren, dat afzonderlijk werkt in de geest, hoe moeilijker het voor de mens is harmonisch te zijn en harmonisch te leven. Hoe kleiner het aantal factoren, dat voor zichzelf werkzaam is, hoe kleiner dus het aantal groepen van belangstelling, dat door alle mogelijkheden wordt gediend, hoe intenser de mens leeft, hoe gelukkiger hij is, hoe verder hij geestelijk voort schrijdt. De slotconclusie is dat zij, die deze eerste les hebben overgelezen en dus hun eigen denken een zekere eenheid met deze denkbeelden hebben bereikt, er voor zichzelf goed aan zullen doen te streven naar een erkenning van wat zij zijn: en niet de nadruk te leggen op bepaalde geestelijke idealen of bepaalde geestelijke sferen zonder meer. Maar eerder te streven naar een zo groot mogelijke harmonie en een zo zuiver mogelijke uitdrukking van hun geestelijk bewustzijn in de stof, zonder er zich om te bekommeren, hoe het totaal geestelijke bewustzijn is. Dit is menselijk niet zonder meer te realiseren, zoals u in een volgende les zal worden uiteengezet. DE KUNST VAN ZELFBEPERKING Voor een mens die leeft zijn er zeer vele mogelijkheden, die hij niet geheel zal kunnen realiseren. Je hebt als mens en ook als geest een zeker aantal kwaliteiten en die maken het je mogelijk heel veel te bereiken. Maar om een maximum resultaat te krijgen zul je in hoofdzaak moeten werken aan datgene, wat voor jou inderdaad bereikbaar is en wat voor jou belangrijk is. Op het ogenblik dat je jezelf op geen enkel terrein beperkt, zul je je energie naar alle kanten gebruiken en verbruiken, zonder daarvoor grote en kenbare resultaten te krijgen. De kunst nu van de zelfbeperking is wel in de eerste plaats het begrijpen wát belangrijk is. Een zeker meesterschap over het leven krijg je eerst dan, wanneer je precies weet wat je wilt en wanneer je al je krachten en energie inderdaad in die richting gebruikt. Dat wil niet zeggen dat de rest van het leven voor jou niet telt en dat je die eenvoudig terzijde stelt, maar wél dat je een groot onderscheid gaat maken tussen datgene, wat voor jou betrekkelijk onbelangrijk en zeer belangrijk is. Aan het belangrijke wijd je je energie. In de belangrijke dingen kennen wij ook grenzen. Het is heel duidelijk dat u uzelf misschien zult kunnen hervormen, misschien ook een aantal mensen, maar dat u niet de hele wereld kunt veranderen. Op het ogenblik dat u gaat proberen de wereld te veranderen, kunt u er zeker van zijn dat u een taak op u hebt genomen, die te zwaar is. Ook hier weer de kunst van de zelfbeperking. Vraag u af: Wat kan ik mij vanaf heden als een bereikbaar doel stellen? Wat kan ik nu met mijn huidige mogelijkheden en capaciteiten bereiken van hetgeen ik begeer? En als u dat hebt gesteld, ga dan daarnaar streven. Ga dan daar uw kracht aan geven. U hebt uzelf dan beperkt, want u zou eigenlijk veel meer willen. Maar juist het feit, dat deze beperking te realiseren is, maakt het voor u metterdaad geestelijk zowel als stoffelijk mogelijk verder te komen. Hoe vager wij onze gedachte en onze idealen omschrijven, hoe vager wij ons streven 7

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 1 – De geest en haar voertuigen aangeven, des te groter de kans dat het merendeel van onze krachten en vermogens wordt besteed, aan dingen, die eigenlijk geen inhoud hebben en die we later eenvoudig terzijde zetten en vergeten. Het is begrijpelijk, dat een mens met zijn beperkte tijd als mens en zijn wel onbegrensde maar toch door het voorstellingsvermogen wel degelijk aan banden gelegde geestelijke werelden, steeds een bereikbaar doel zal moeten kiezen. Men moet voor zichzelf precies weten wat iets waard is. De waarde bepalen van hetgeen men nastreeft, is belangrijk. Ik kan mij voorstellen dat in de loop der tijden uw waarderingen zeer kunnen veranderen. De kunst van zelfbeperking is niet alleen te streven naar dat, wat u werkelijk wilt bereiken naar allereerst daarnaar te streven. Om u een eenvoudig voorbeeld te geven: Wanneer u een paar brieven wilt schrijven en u wilt ook een kopje thee drinken, dan zult u voor uzelf moeten besluiten wat gewichtiger is, maar ook wat noodzakelijker is. Het kan n.l. zijn dat u op het ogenblik toch niet de gedachte hebt, die gemakkelijk te formuleren worden neergeschreven. Dat u op het ogenblik nog geen concept van de brief in uw hoofd hebt. Dan gaat u theedrinken. Dan lijkt het misschien dat u tijd onttrekt aan de belangrijke bezigheid van het schrijven van de brief, maar in feite bevordert u voor uzelf een verder werken van de gedachte en doet u iets, wat noodzakelijk is: n.l. u lest Uw dorst en u ontspant zich. Een ander voorbeeld: Ik kan mij voorstellen, dat er iemand is, die zegt: "Ik wil graag olympisch kampioen worden in de marathonloop. " Maar als u nog nooit een marathon hebt gelopen, dan zult u zeker niet in staat zijn die afstand werkelijk uit te lopen. U zult dus moeten beginnen met te bepalen wat u wél kunt doen. En dan zult u misschien eerst beginnen met 100 m. of 500 m. te lopen. Dat is wel niet hetgeen u werkelijk verlangt, maar dát is hetgeen u op het ogenblik kunt doen. Het steeds doen van het geen nu bereikbaar is, hetgeen dus nu onmiddellijk als een soort training kan worden gezien, zal misschien later het winnen van een marathon in het vooruitzicht kunnen stellen. Maar ook hier weer: Beperk uzelf op de juiste wijze. De hele wereld staat voor u open. Natuurlijk, er zijn veel menselijke wetten, zedenwetten, religieuze wetten, die u binden. Maar die binding is niet volledig echt. Want u bent vrij om die dingen te misachten, mits u de consequentie ervan neemt. We mogen dus niet zeggen dat elke mens a priori gebonden is. Integendeel, hij heeft heel veel mogelijkheden, onnoemlijk veel, maar hij kan niet al die mogelijkheden realiseren. En sommige mogelijkheden, die zeer begeerlijk lijken, hebben toch ook veel punten tegen. Dan gaat die mens dus, als hij verstandig is, als volgt redeneren: Deze mogelijkheden interesseren mij op het ogenblik niet, want ik kan er voor zover ik weet niets mee bereiken of niets mee doen. Die zet ik terzijde. Die mogelijkheden begeer ik wel, maar er zitten voor mij op het ogenblik onoverwinnelijke nadelen of bezwaren aan verbonden. Die zet ik ook terzijde. Hier heb ik een paar punten, die mij maar half interesseren, maar die onmiddellijk te verwerkelijken zijn. Hier denk ik over na. En dáár zijn nog een paar punten, die misschien bereikbaar zouden kunnen worden gemaakt. Hoe kan ik nu hetgeen mij niet direct interesseert maar direct te verwerkelijken is én hetgeen misschien later te verwerkelijken kan zijn en ook wordt begeerd met elkaar in overeenstemming brengen? Waar is iets, wat deze beide waarden verbindt? Hieraan ga ik mijn krachten geven, hiervoor ga ik leven. Dat is zelfbeperking. Ik wil nog verdergaan. Het is u mogelijk een all-round kennis te vergaren, waarbij u dus iets weet van recht, van geschiedenis, van theologie, van geneeskunde en wat dies meer zij. Met die all-round kennis zult u voor uzelf veel kunnen begrijpen: ze is dus zeer kostbaar en nuttig. Maar als u zich te veel gaat specialiseren, zullen andere gebieden achter raken. U bent niet in staat u gelijktijdig sterk te specialiseren en een overzicht over het geheel te behouden. Als wij weten wat wij willen, zullen wij ons beperken. Als ik een all-round overzicht wil behouden over de wereld, zal ik mij dus - ook als ik een zeer grote aanleg heb voor recht, geneeskunde, godsdienst of iets anders - daar bewust afremmen, op dit het geheel gehandhaafd blijft. De kunst van zelfbeperking is niet in de eerste plaats de zelfbeperking zelve, maar het vinden van de reden om iets te doen of iets te laten: en daarnaast dient men zich aan het eenmaal genomen besluit ook te houden. De grootste kunst echter van zelfbeperking ligt wel hierin, dat 8

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 1 – De geest en haar voertuigen - wanneer wij hetgeen wij ons als doel hebben gesteld hebben volbracht – wij daarnaast toch nog andere secondaire doeleinden zullen nastreven of zelfs geen doeleinden en alleen te leven. Want een zelfbeperking, die alle gebieden van het leven omvat, betekent over het algemeen in feite een steeds weer jezelf prijsgeven, steeds weer zondigen tegen hetgeen je voor jezelf hebt gesteld. Ook in het beperken van jezelf moet je een gezonde beheersing, hebben, een gezonde zelfbeperking kennen want anders zul je ook daarmee niet verder komen. Als regel zou ik nog op het volgende willen wijzen: zelfbeperking heeft alleen daar reden, waar in het "ik" een beheersing feitelijk mogelijk is. Als ik echter mijn gedachte niet kan beheersen in een bepaalde richting, is het pogen dit alleen negatief te beheersen (dus eenvoudig terzijde te stellen) uit den boze. Ik zal hieraan veel kracht er tijd moeten verspillen, zonder een positief resultaat. Een zelfbeperking dient ook resultaten op te leveren. Eerst als zij in zichzelf zin heeft, doordat zij ons verder brengt, mag zij werkelijk worden beoefend.

9

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 2 – De weg naar de werkelijke geest

TWEEDE LES - DE WEG NAAR DE WERKELIJKE GEEST

Wanneer wij de geest zelf en haar voertuigen bezien, zoals wij dat een vorige maal hebben gedaan, dan vloeit hier vanzelf uit voort, dat wij met de stof worden geconfronteerd: de stof die een betrekkelijk grote invloed heeft op het totaal van het geestelijk werk, het totaal van het geestelijk beleven. Zoals wij reeds hebben geconstateerd, kan men niet zondermeer op zijn geestelijk doel op aarde afgaan. Stoffelijk wordt men daarin op bepaalde wijze gehinderd en belemmerd. Op aarde is dus het leven voor de mens een compromis. Een compromis wel te verstaan tussen het doel van de geest en de mogelijkheden van de stof. Deze kwestie van doel en mogelijkheden zullen wij dan vandaag nader beschouwen, terwijl wij daarnaast ook nog de aandacht willen vestigen op andere problemen. Want ook wij, die in de geest zijn, blijven nog enigszins met die stof verbonden: ánders dan u en - ik zou haast zeggen - vrijer. Ook deze verhouding zullen wij moeten definiëren. Eerst wanneer wij precies weten, hoe het nu eigenlijk staat met het geestelijk doel en de stoffelijke mogelijkheid en later met de geestelijke vrijheid en tóch nog de binding met de stof hebben, zullen wij verder kunnen doordringen in het geheim van de geest, zoals dat voor de meeste mensen bestaat. Ons eerste punt is dus stof en geestelijk doel. De geest zelve zal te allen tijde haar doel opbouwen uit haar voorgaande levens, zo zij deze in de stof heeft doorgemaakt dus op stoffelijke ervaringen: komt zij direct uit en meer geestelijk vlak dan uit geestelijke ervaringen. Zij zal in haar stoffelijk voertuig over het algemeen slechts één werkelijk doel nastreven. En dat ene werkelijke doel houdt nauw verband met een door haar erkend hiaat, dat in haar eigen leven bestaat. Als geest leef je ten slotte kosmisch. En juist daardoor zul je ongeacht het feit dat je denkt in een sfeer te leven, jezelf a.h.w. vergelijken met de kosmos zelf. Die geest ziet voor zich een volmaaktheid: het afgeronde. Stel dit nu eenvoudigheidshalve eens voor als een cirkel. Deze cirkel is volledig. Volledig evenwichtig. Ziet zij zichzelve echter, dan blijkt zij te bestaan uit iets, dat meer lijkt op de restanten van een aangesneden ronde taart: dus uit enkele segmenten. Zij voelt aan, dat zij althans deze segmenten moet samenvoegen tot een groter geheel, maar zij is in de stof niet altijd in staat onmiddellijk een aanvullend segment te kiezen. Zij kan dus haar ervaringen niet zonder meer uitbreiden. Daarvoor heeft zij niet altijd de mogelijkheid. Wat zij wel kan doen is een zodanige ervaring kiezen, dat zij zo dicht mogelijk bij het bestaande geestelijk bewustzijn een nieuwe bewustwording ervaart waardoor een soort grotere volmaaktheid ontstaat. U moet het voor uzelf maar eens uittekenen, dan zult u zien en beseffen dat het belangrijk is een zo groot mogelijk en zo samenhangend mogelijk deel van de kosmos te begrijpen. Hieruit volgt, dat elke belichaming een vast doel heeft, dat in de kern van het wezen, in de geest zelf, kan worden aangeduid als een enkel punt van ervaring. Geprojecteerd op een stoffelijke wereld of zelfs in een sfeer wordt dit echter groter, zodat wij een bepaalde levenslijn krijgen, een noodzakelijke reeks van ervaringen. De geest realiseert zich meestal onvoldoende wat haar beperkingen in de stof zijn. Daardoor zal haar keuze van een zo groot mogelijke aanvulling van haar kosmisch bewustzijn niet altijd de meest gunstige zijn. Wel blijkt dat dit niet volkomen bewuste kiezen toch een evenwichtigheid van ontwikkeling in de hand werkt. Dit gaat n.l. volgens een kosmische wet (de wet van evenwicht), waardoor bij het ontbreken van een werkelijke maatstaf onwillekeurig een verschuiving wordt gekozen in de richting die voor het "ik" de grootst mogelijke evenwichtigheid zal mogelijk maken. Hier hebben wij dan punt 1: de geest, die vanuit de kern van haar eigen wezen zich in de wereld projecteert. Maar dan komt men in de wereld. Wij krijgen te maken met een lichaam, dat is voorbestemd. Dat wil zeggen, het is genetisch voor een groot gedeelte bepaald. De invloed van de geest op de eigenschappen van dat lichaam bestaat wel, maar is niet zo groot dat niet-bestaande eigenschappen eraan kunnen worden toegevoegd of bestaande 10

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 2 – De weg naar de werkelijke geest eigenschappen geheel kunnen worden verwijderd. Ten hoogste kan de nadruk komen te liggen op de meest gewenste eigenschap. Daarbij blijkt steeds weer dat de geest - handelend uit een geestelijk standpunt - geen rekening houdt met de daaruit voortvloeiende lichamelijke ongemakken, moeilijkheden en eventueel lijden tijdens het leven en wat dies meer zij. Zij ziet dit als noodzakelijk en zal dus ook in de eerste vormingsperiode eigenschappen stimuleren die je later als mens misschien niet kunt waarderen. Heeft zij dit gedaan, dan komt zij in aanraking (wij hebben er in de vorige les al even over gesproken) met de maatschappij. Die maatschappij heeft haar vaststaande concepten. Ik denk hier aan onderricht, opvoeding, godsdienst, sociale structuur, economische verhoudingen, kortom al datgene wat uw leven bepaalt. U zult hieraan zelf ook betrekkelijk weinig kunnen veranderen. Theoretisch kan dat lichaam binnen zijn eigen mogelijkheden dus het doel van de geest geheel vervullen. En zou er geen sprake zijn van een stoffelijk bewustzijn, dan zou dit ook gebeuren. Maar de stof leeft niet in de geestelijke wereld, heeft van het werkelijk geestelijk doel betrekkelijk weinig besef en zal zich richten naar wat haar in de stoffelijke wereld het best lijkt. Hierdoor zal de geest vele ervaringen niet kunnen hebben. Zij zal geen gebruik kunnen maken van bepaalde stoffelijke eigenaardigheden. Zij moet tot op zekere hoogte worden geperst in het keurslijf van het stoffelijk bestaan. Ik zal nu enkele voorbeelden geven, die u misschien duidelijk zullen maken, waarom dit voor de geest soms een zeer grote hinderpaal kan zijn: Een geest incarneert op aarde. Zij heeft dan de mogelijkheid ook op aarde tot een voor mensen haast ondenkbaar intense uitwisseling te komen van bepaalde krachten door o.a. een menging van de verschillende voertuigen, die iets buiten de stof uitkomen (de verbinding van de aura noemt men dat): en bovendien meestal door handelingen - b.v. in de sexualiteit, dus in het vleselijk contact - waarbij ook denkbeelden en onderbewust weten van anderen worden overgenomen. Dit zou op zichzelf voor die geest vaak een perfecte aanvullingsmogelijkheid zijn, indien zij in staat zou zijn haar partners ook op zuiver geestelijke basis te kiezen. Als wij nu even de sociale samenhangen, huwelijkswetgeving e.d. terzijde stellen, blijkt ons echter dat dit nog niet mogelijk is. Want de menselijke genegenheid tot anderen is n.l. gebaseerd op een dierlijke aantrekking. Dat klinkt misschien erg cru of wreed, maar het is toch een feit. Het menselijk lichaam wordt dus door de tegengestelde sexe aangetrokken. Deze aantrekkingskracht, voortkomend uit de drang tot voortplanting van het ras en tot zelfbehoud, wordt verder door denkbeelden beïnvloed. Er ligt n.l. in de partner vaak een zeker prestige verborgen. Dit prestige wordt bepaald door eigenschappen, die anderen dus in die partner, in de gemeenschap, waarderen. Dat houdt in dat b.v. bepaalde mensen bij negerstammen niet kijken naar werkelijke overeenstemming: zij kijken of de vrouw dik genoeg is, of de man groot genoeg gebouwd is, of hij een sterke jager is. Dat zijn de geldende maatstaven. Zij hebben echter niets met de geest uitstaande. Een ander voorbeeld: Geld trouwt geld. Dat is een bekend gezegde. Met andere woorden: een bedelaar kan zelfs niet paren met een dame van de hoogste rang. Er zijn daarbij zoveel hinderpalen te overwinnen, dat van een werkelijke eenwording praktisch niet kan worden gesproken. Omgekeerd kan een rijke slechts zeer moeilijk een arme tot zich verheffen en zal ook bij zijn keuze altijd weer beperkt zijn door zijn eigen opvatting omtrent het aanvaardbare. Wij weten dat in sommige gevallen zelfs de taal - dus alleen het woordgebruik en de uitspraak van het woord - bepalend kan zijn bij een keuze van partner. Hieruit volgt dat te veel op zichzelf niet belangrijke omstandigheden de partnerkeus beïnvloeden. Zoals gezegd heb ik nu nog niet gewezen op andere moeilijkheden. Een groot gedeelte van de wereld is op religieuze gronden monogaam. Een groot gedeelte van de wereld beschouwt een eenmaal gesloten huwelijk als iets, dat niet mag worden veronachtzaamd. Maatschappelijke dwang verbiedt heel vaak werkelijk eerlijke en op echte contacten en stelt daarvoor in de plaats een bepaalde formalisatie. Wij hebben daarvan een aardig voorbeeld kunnen zien bij de Sjah van Perzië, waarbij - ongeacht, het al of niet bestaan van een zieleverwantschap tussen hem en zijn achtereenvolgende echtgenoten – alleen vruchtbaarheid en nageslacht bepalend waren. Het is bitter, maar waar. 11

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 2 – De weg naar de werkelijke geest Zo blijft dus heel vaak het werkelijke en intense contact, waarbij geest geest geheel doortrilt, voor de geest op aarde onbereikbaar: of zij zal door stoffelijke condities misleid dit verwerpen of voorbijgaan. Een ander voorbeeld: De geest heeft een doel. Dit doel kan niet beoordeeld worden naar stoffelijke maatstaven. In heel veel gevallen kan het werkelijke geestelijke doel stoffelijk worden omgezet in een streven. In dit geval weerspiegelt het stoffelijk streven dan werkelijk de geestelijke intentie. Maar dit streven komt in aanraking met de maatschappij. Voorbeeld: Het streven is anderen te verrijken: dat is tevens een uitbreiding van het "ik". De persoon in kwestie komt in de stof, ziet kans om dit door te zetten, laat ons zeggen tot een leeftijd van 25 á 26 jaar. Daarna slaagt hij erin de mensheid inderdaad te verrijken met een grootse uitvinding. Nu kan het volgende gebeuren: Deze uitvinding is b.v. voor de defensie belangrijk. Dan krijgt hij niet eens de kans die uitvinding elders te presenteren. Hij wordt door sociale en andere pressies gedwongen eenzijdig iets af te geven. Daardoor verkeert dit in zijn tegendeel. Iemand slaagt erin een uitvinding te doen en wordt zo betrokken in een bepaalde zaak. Die zaak bepaalt zijn welvaart. Welvaart bepaalt zijn aanzien. Hij heeft ongetwijfeld mensen, die van hem afhankelijk zijn en die ook hun eigen aanzien graag willen zien stijgen. Het gevolg is dat zijn pogen de mensheid iets te geven wordt omgebogen tot exploitatie van de mensheid. Deze twee voorbeeldjes zijn alweer voldoende om aan te tonen, dat ook hier dus het geestelijk doel een grote remming ondergaat. Dan kennen wij ook nog - en dat is zeer gevaarlijk - het zelfbeklag. Er is bijna niets dat zo dodelijk kan zijn voor geestelijke en stoffelijke bewustwording en vooruitgang als zelfbeklag. Op het ogenblik dat je jezelf gaat zien als een uitzondering, als iemand die het slecht heeft, als iemand die onverdiend moet lijden en wat dies meer zij, stel je jezelf automatisch tegenover de wereld, die je dit eigenlijk aandoet, of je daarvoor een vergoeding zal moeten geven. Het gevolg is dat als de geest bewust een weg heeft gekozen, waarbij offers moeten worden gebracht, het offer omslaat in een soort zelfzucht en deze zelfzucht een verder reëel leven en ervaren onmogelijk maakt. Het zal u duidelijk zijn, dat al deze dingen niet direct het volbrengen van het geestelijk gestelde doel bevorderen. Ik kan wat belemmeringen aangaat er nog heel wat meer opnoemen. Ik noem deze alleen in het kort, omdat het geven van volledige voorbeelden hier wel wat te ver zou voeren. Bij opvoeding zullen ouders vaak trachten hun kinderen te maken tot datgene wat zij zelf zijn of wensen te zijn. Hierdoor kan in de kinderjaren een richting worden gegeven aan het menselijk leven, die in strijd is met het feitelijk geestelijk doel, althans daarmede niet overeenstemt. Mensen zullen uit het gevoel van verplichting jegens anderen, die van hen afhankelijk zijn b.v. een levensrichting volgen die niet in overeenstemming is met wat geestelijk voor hen noodzakelijk is. Frustraties en spanningen die zo ontstaan werken niet mee tot het brengen van het geestelijk gestelde. Verder zijn dan nog te noemen gewetensvragen, waarbij bepaalde opvattingen, in de jeugd opgedaan en voortkomend uit onderwijs, opvoeding of religie, de mens voortdurend voor problemen stellen, die hij niet aan kan en alleen niet weet op te lossen. Zo worden vaak onbelangrijke delen van het leven als essentieel gedacht met als gevolg weinig of geen resultaat. Wij zien dat de mens een te grote waarde hecht aan het leven zelf en al wat erbij hoort. Het gevolg, is dat angst voor dood, angst voor pijn e.d. die mens voortdurend ertoe brengen zich anders te gedragen dan hij krachtens zijn geestelijk doel en zijn innerlijk wezen zou moeten doen. Commerciële beweegredenen, politieke dwang, de sociale structuur van het land waarin hij leeft, de daarin bestaande wetgeving, dwang van buitenaf (b.v. commerciële pressie om godsdienstige reden uitgeoefend), terreur, onzekerheid, een niet-weten wat met jezelf en de wereld te doen - allemaal veel voorkomende factoren - zijn eveneens schadelijk voor een directe volbrenging. Het is dus logisch dat - als wij ons geestelijk doel althans enigszins willen benaderen - wij op de een of andere manier een middenweg moeten zoeken. Een vorige maal hebben we het daar al eens over gehad en ik wil daar vandaag nog het een en ander aan toevoegen. 12

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 2 – De weg naar de werkelijke geest Wij zullen moeten leven volgens ons beste weten in de stof. Maar dit beste weten moet zoveel mogelijk afstand doen van angst, van begeerte en van zelfzucht. Als dit gebeurt, zal het wereldgebeuren waarin wij ons bevinden plus onze eigen drang om iets te doen, iets te betekenen, iets te zijn, ons altijd wel voeren tot een vervulling van ongeveer 60 á 70 % van het geestelijk gestelde doel. Naarmate angst en begeren een groter invloed krijgen op de mens, naarmate zijn zelfzucht groter wordt, zal de kans, dat zijn geestelijk doel bereikt of althans grotendeels bereikt wordt, afnemen. Wij hebben er niets aan ons dus te baseren op hetgeen alleen stoffelijk wenselijk is, maar wij mogen ons ook niet baseren op hetgeen geestelijk wenselijk zou zijn. Wanneer wij ons baseren op het geestelijk doel, zouden wij geen rekening moeten houden met enige stoffelijke conventie, enige stoffelijke wet noch met rechtvaardigheidsgevoelens, gevoelens van anderen en met sociale structuur, wij zouden anarchisten en revolutionairen pur sang moeten zijn. Maar dat houdt in dat wij in ons persoonlijk streven zoveel chaos voor anderen zouden veroorzaken, zoveel disharmonie zouden doen ontstaan, dat wij daardoor, voor wij kunnen terugkeren tot een zuiverder geestelijk bestaan, een zeer zware last te torsen zouden krijgen. Wij kunnen ons eenvoudig niet keren tegen de wereld, waarin wij leven. Dat geldt voor ons zowel als voor U. Voor degenen, die echter menen dat het met één leven afgelopen is, of misschien wel dat het stoffelijk leven onbelangrijk is, moet ik nog een ander punt toelichten. Wij, die in de geest leven - van de laatste geest tot de hoogste toe - zijn en blijven in zekere zin aan de stof gebonden. Wanneer u goed nadenkt, is dat begrijpelijk. Wij halen maar weer die bekende bijbelspreuk aan: "God schiep de mens naar Zijn beeld en gelijkenis. " Dat betekent heus niet dat God zo lelijk is als wij zijn, maar het betekent alleen, dat wat God is en wat Hij in Zijn schepping openbaart, in ons wezen niet voor een bepaald moment maar voor de duur van de schepping, die in zichzelf volmaakt en voleind is, zal bestaan. Nu bestaat de schepping uit twee delen: uit stof en uit geest. Als regel zou men dus kunnen aannemen, dat wij altijd uit stof en uit geest bestaan. In de praktijk voelt men het enigszins anders. Je bent nu geheel stofmens, dan voel je je geheel geestelijk. Maar wat blijkt? Bepaalde stoffelijke effecten, bepaalde stoffelijke aspecten, bepaalde stoffelijke mogelijkheden en invloeden blijven deel uitmaken van ons wezen. De hoogste geest kan zich onmiddellijk in menselijke vorm op aarde verstoffelijken. Zij kan dit alleen, omdat een deel van haar wezen, kracht en energie onmiddellijk kan worden omgezet in uw vorm van materie. Dus de kern van ons eigen wezen is op de een of andere manier een kracht, die materie kan zijn en tijdelijk (in een soort suspensie misschien) voor ons bewustzijn althans (ik moet hier aarzelend spreken) geest lijkt. Wanneer wij dus verbonden zijn met uw stof en uw stoffelijke wereld, is dat niet zo vreemd als het wel lijkt. Wij hebben een groot aandeel gehad in die stoffelijke wereld van u. Het kan lang geleden zijn of betrekkelijk dichtbij liggen. Wij zullen er misschien nog eens deel aan hebben in stoffelijke vorm. Die materie en alles wat in materie is uitgedrukt, is in ons wezen weerspiegeld. Het kan uit ons wezen altijd opnieuw ontstaan en opnieuw gevormd worden. Wanneer wij ons volledig bewust worden van onze vermogens en onze eigen kracht, kunnen wij te allen tijde - en ogenblikkelijk - alle stoffelijke waarden, die deel uitmaken van ons wezen, verwerkelijken. Wanneer wij op 100 werelden hebben geleefd, kunnen wij op 100 werelden weer gelijktijdig leven en verschijnen in de vormen, die passen bij die 100 werelden. Het zal voor menig mens wat moeilijk te begrijpen zijn. Maar.... redelijk is redelijk. De menselijke rede zal u zeggen, dat als de kern van ons wezen eeuwig is - en dit stellen wij - het onmogelijk is dat één deel van die kern wel teniet of teloor gaat en het andere deel blijft voortbestaan. Ons wezen is of eeuwig of vergankelijk. Wij kunnen dat niet in hokjes en vakjes indelen. Wat het bewustzijn betreft, kunnen wij nog zeggen: dit is a.h.w. direct bewustzijn of waakbewustzijn voor de geest of de ziel en de rest is een onderbewustzijn, dat slaapt. Maar zelfs dan moeten wij aannemen, dat het volledige bewustzijn aanwezig is. Wij kunnen nooit

13

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 2 – De weg naar de werkelijke geest stellen, dat een deel er wel is en een ander deel niet. Hoogstens dat een deel actief is en een deel latent. Wanneer wij in de geest vertoeven, dan is dat deel van ons, dat met de materie verbonden is, latent. Wanneer wij in de stof vertoeven, is dat deel van ons, dat zuiver vrije geest is, latent. In beide toestanden echter, dus stoffelijk zowel als geestelijk, bestaat de mogelijkheid om a.h.w. een bezoek te brengen in dat andere gebied. Een mens kan op aarde dromen. Dan leeft hij nog in zichzelf. Maar hij kan ook uittreden. Dan leeft hij buiten zichzelf. Hij leeft dan niet meer als stoffelijk mens maar als een geestelijk wezen van een bepaalde essence en misschien - volgens eigen gedachte - bepaalde vorm, dat in de ruimte en in de tijd in andere werelden kan waarnemen en beleven, ook wanneer men zich dat niet altijd in het waakbewustzijn kan herinneren. Omgekeerd is het van onze wereld uit mogelijk om a.h.w. in uw wereld te leven. Er blijft een grens. Die grens vloeit niet voort uit ons wezen maar uit ons bewustzijn. Wij zijn ons ervan bewust geest te zijn. En dientengevolge zullen wij nooit volledig als een mens kunnen denken of handelen, zullen wij ons niet volledig menselijk kunnen manifesteren. Maar als wij beseffen hoe klein het verschil in feite is, dan kunnen wij uit de geest toch het menselijke zeer goed benaderen. Omgekeerd geldt voor de stof: Begrip voor de smalle grens tussen stof en geest, maakt het voor de mens mogelijk om zonder dat hij daardoor zijn idee van menszijn verliest - want dat is zijn leven op dit moment - een groot gedeelte van de geestelijke werelden te benaderen en te beleven. Als wij nu deze grondslagen hebben bezien zowel uit de stof als uit de geest, mogen wij weer een schrede verder zetten op het pad naar die ware geest, die werkelijke geest. Want wat is zij? Als wij uit de geest met de stof verbonden blijven, ook als wij die stof niet meer kennen in een persoonlijke vorm of zo iets, wanneer wij in de stof - zelfs al beseffen wij dit niet en zullen wij dit misschien tijdens de gehele stoffelijke periode niet bewust beseffen - toch met die geest verbonden blijven, dan mag worden gesteld dat de werkelijke of de ware geest een kracht is, die in beide gebieden gelijktijdig bestaat. De geest, de ware geest, bevattende waarden van alle werelden, die deel uitmaken van het kosmisch Ik, van het kosmisch beleven, datgene wat wij in de voleinde schepping zullen zijn, zal over de krachten van al die gebieden en het bewustzijn van al die gebieden in zich te allen tijde kunnen beschikken. Zij zal echter bij het gebruik van die krachten en dit bewustzijn steeds beperkt worden door de vorm, waarin zij zich op het ogenblik manifesteert en daarin slechts zoveel van die krachten of dat bewustzijn kunnen uiten als door dat voertuig rédelijk mogelijk is. De krachten van de geest zijn nooit onredelijk. De ware geest is - gezien uit een meer filosofisch standpunt - een volkomen redelijk, volmaakt en logisch iets. De geheimen van de geest zijn niet zozeer geheimen, omdat die geest zelf iets verbergt of omdat er in de kosmos dingen verborgen worden gehouden, maar eenvoudig door het feit dat in een bepaald voertuig - en nu spreken wij dus even als mens, een menselijk voertuig - het niet mogelijk is om het totaal van de geestelijke en materiele bindingen en krachten van de ware, de werkelijke geest te openbaren en te gebruiken. Dat maakt het wel een beetje moeilijk om die ware geest te gaan zoeken. Het is dan ook niet een pelgrimstocht, die ik u nu direct wil aanbevelen. Zou ik u daarover gaan spreken, dan zou ik in een verhaal vol symboliek vervallen, zo ongeveer als het verhaal van Bunyan's: A Pilgrim’s Progress en zijn evenbeeld: De christinnereize. In deze verhalen staat alles symbolisch mooi vast. En het heeft wel een praktische parallel, maar het is niet praktisch bruikbaar. Daarop lopen wij vast, als wij die werkelijke en ware geest willen gaan omschrijven. Zonder nu direct in een imitatie van cursus 1 te vervallen zou ik toch ook wel hier enkele eenvoudige raadgevingen willen laten volgen. Zolang u mens bent, moogt u niet trachten uw werkelijke geestelijke wezen volledig te begrijpen. Dit is u n.l. onmogelijk in uw stoffelijke vorm. Wees er innerlijk van overtuigd dat uw werkelijke wezen, uw ware geest, voor zover deze bewust is en voor zover deze nog voor het bewustzijn verborgen schijnt en in het onbewuste vertoeft, altijd aanwezig is, altijd 14

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 2 – De weg naar de werkelijke geest bruikbaar is. Het is niet noodzakelijk over de kennis te beschikken van eigen werkelijk geestelijk wezen om in de stof met de krachten en het bewustzijn van die geest in contact te kunnen komen, ze te kunnen gebruiken en - ik zou haast zeggen - ze te kunnen exploiteren. In alle fasen van het zijn speelt de verbinding, die de mens legt - of het "ik" legt - tussen zijn werkelijk wezen en hetgeen hij op het ogenblik is in zijn beperking, een zeer grote rol. Deze verbinding wordt over het algemeen gevormd door geloof en aanvaarding. Het gebruiken van de krachten van de ware geest door middel van de beperkingen van bewustzijn van geest en stof geschiedt door sterk en onzelfzuchtig te willen. De verschijnselen daarvan kunnen op velerlei wijze voor ons kenbaar worden en kunnen gaan van het zuiver stoffelijke tot het geestelijke toe. Hoe het ook zij, het verschijnsel op zichzelf is bijkomstig: het is voor ons slechts een bevestiging dat hogere kracht dan wij nu in onszelf kunnen erkennen, een grotere kracht dan wij ons durven toedenken, werkzaam is geweest. Ten slotte, besef heel goed, dat zolang u leeft als mens, denken heel erg mooi is, maar dat de gedachte pas werkelijk zin krijgt, als zij wordt gevolgd door de daad. Die daad behoeft niet altijd te bestaan in een directe stoffelijke handeling. (dit is belangrijk!) Zij kan ook bestaan uit een sterke wilskracht plus een concentratie van gedachte of vermogens, waardoor het eigen vermogen zo sterk mogelijk over de wereld wordt uitgestraald. Wel zal in dit laatste geval geen enkele handeling, die met hetgeen men geestelijk wekt en uitzendt in strijd is, op zuiver stoffelijke wijze mogen worden gepleegd. Dat zijn een paar regels. En nu je deze hebt geleerd, ga je ongetwijfeld nadenken over die geestelijke krachten en vermogens. Ik wil dan voorop stellen, dat het niet in de bedoeling van deze cursus ligt u alles over die krachten en die vermogens te vertellen. Heeft u daarvoor belangstelling, dan kunt u die in de twee voorgaande jaargangen uitgebreid behandeld vinden. Voor ons is het wel belangrijk te weten, hoe de bestaande geestelijke krachten en gaven ongeacht hun omschrijving of verschijningsvorm - geactiveerd kunnen worden. Een mens, die op aarde leeft, heeft er behoefte aan zo nu en dan een soort bovennatuurlijke kracht als hulp of steun e voelen. Hij heeft zo nu en dan de behoefte het paranormale geuit te zien, maar dan op een wijze die voor hemzelf of haarzelf volledig aanvaardbaar blijft. Juist dit laatste gaat niet altijd op, wanneer we te maken krijgen met onbeheerste ontwikkeling. Zo zullen wij - en ik geloof dat dit voor u allen ook interessant is - eens even gaan nadenken over de vraag: Wat kan ik van mijn ware geest, diens krachten, bewustzijn en vermogens, in de volmaakte kosmos, doen weerspiegelen in mijn huidig dezen en hoe? En dan gelden weer direct de eerste en eenvoudige begrippen: Wij moeten natuurlijk beheerst zijn. Beheersing is nu eenmaal noodzakelijk in de stoffelijke wereld. Die beheersing moeten wij uitbreiden tot geestelijke gebeurtenissen, tot geestelijke belevingen, zelfs tot het ontvangen van geestelijke indrukken. Maar wij moeten voor onszelf weten, wanneer wij deze beheersing terzijde mogen en kunnen stellen en daarvoor in de plaats de spontaniteit van ons wezen mogen laten gelden. Deze is n.l. in heel veel gevallen, vrienden, en belangrijke factor in de openbaring van de werkelijke krachten, het werkelijk bewustzijn, het werkelijk vermogen van je ware persoonlijkheid, je ware wezen in de kosmos. Die spontaniteit kunnen wij ons echter alleen permitteren - en zeker als wij in de stof zijn wanneer wij daardoor geen onmiddellijke strijd wekken. Wij mogen nooit trachten die spontaniteit eenvoudig verder te laten gaan, als wij weten dat zij aanstoot geeft, op een ogenblik, dat wij aanvoelen dat wij daardoor in een situatie komen, die voor ons niet begeerlijk noch aanvaardbaar is. Het gaat hier niet om de menselijke wetten. Heus niet. Die zijn tenslotte onbelangrijk. Het gaat ook niet om de menselijke opvattingen of mores. Ook die zijn betrekkelijk onbelangrijk. Maar een deel van uw wezen, van uw stoffelijk wezen, is daarmede verknoopt. Op het ogenblik dat u door uw spontaniteit gevaar loopt dergelijke grenzen te doorbreken, zonder dat u met geheel uw wezen deze spontane opwelling kunt volgen, brengt zij een verdeeldheid in uzelf tot stand. En die verdeeldheid betekent tevens dat u zich weer afsluit voor een groot deel van uw leven en ook van uw wezen. Dus spontaniteit kunnen wij ons alleen dan veroorloven, als wij 15

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 2 – De weg naar de werkelijke geest gevoelen dat ze zonder schade voor anderen - en zonder het ontstaan van schuldbesef of strijdigheid in onszelf - kan worden toegelaten. De spontaniteit is in vele gevallen een samenwerking van intuïtie en - ik zou haast zeggen - lichamelijke reflexen. Als zodanig is zij een uitdrukking van hetgeen wij gunstig achten voor elke bewustwording, n.l. de zo perfect mogelijk evenwicht tussen geestelijke doeleinden en stoffelijke mogelijkheden. Deze harmonische samenwerking tussen die twee delen van het wezen en van het leven, welke in de spontaniteit tot uiting komt, schept harmonie. Door harmonie ontvangen wij zoveel mogelijk kracht uit de kosmos via ons eigen en ware wezen en een uitbreiding van het bewustzijn: voorts ontstaan op haast wonderbaarlijke wijze in ons plotseling nieuwe gedachte, nieuwe methoden, nieuwe reacties en zelfs nieuwe bekwaamheden. Harmonie is belangrijk. Daarom moeten wij u dus de raad geven, indien u wilt overgaan tot het ontwikkelen van geestelijke begaafdheden en het gebruikmaken van de mogelijkheden, die in uw geest liggen: durf voor alles spontaan te zijn, indien u dit volgens uw geweten, tegenover uzelf en tegenover de wereld mogelijk is. Besef echter dat deze spontaniteit ook wel eens overdreven kan worden. Spontaniteit bestaat uit enkele handelingen of gebeurtenissen. Een mens, die dit doet, kan echter daardoor in een situatie komen die niet meer spontaan is, maar b.v. gewrongen. Laat ik maar een heel eenvoudig voorbeeld geven: Een jong meisje is blij. In haar vreugde geeft ze iemand een kus. Die kus wordt teruggegeven op een andere manier, dan die eerste bedoeld was. Zij voelt zich nu verplicht - ze heeft immers die eerste kus gegeven - om door te gaan. Dan wordt die spontaniteit een verbuiging van het eigen wezen. Ga nooit op verdere consequenties in, maar verander - zo u kunt -, wanneer die spontane impuls voorbij is de situatie zo, dat gij uzelf kunt zijn en blijven. Wanneer u met andere mensen te maken hebt, zal die spontaniteit u soms wel eens wat hoofdbrekens kosten. Want je wilt spontaan iemand belonen, iemand prijzen, iemand straffen. Die opwelling is goed, maar zij mag niet leiden tot een onmiddellijke uitvoering van dit voornemen, zonder verdere beheerstheid. Het straffen bij impuls en de daaruit voortkomende reflex kan goed zijn. Zodra de reflex echter verdergaat tot een overdrijving, dan krijgen we de situatie b.v. van de een of andere rechter, die zegt: "Ja, de gevangene is eigenlijk niet schuldig: hij zou na 2 weken vrijgelaten moeten worden, maar hij zit nu al 3 maanden, (dus veroordeel ik hem tot 3 maanden met aftrek). Daarin zit iets fouts. Wanneer dat gebeurt, zijn wij vastgeraakt in een formalisme. Dat zal ons de kracht, die we nodig hebben, ontnemen en wij sluiten ons weer af. Verder wil ik u vandaag nog wijzen op één enkel aspect van geestelijke bekwaamheid en geestelijke mogelijkheden. Op het ogenblik, dat een mens innerlijke kennis heeft, komt hij vaak tot een gesprek met zichzelf. Dit tweegesprek gaat dan tussen wat men noemt zijn intuïtie (zijn aanvoelen of zijn innerlijk gevoel en denken) en de rede. Die innerlijke kwestie is niet met een stoffelijk oordeel gelijk te stellen. Als ik iemand onsympathiek vind, betekent dit niet dat die mens slecht is. En ik kan niet helemaal verklaren, waarom hij mij onsympathiek is, maar het is nu eenmaal zo. Wij mogen dus op grond daarvan geen oordeel vellen. Toch zijn die eerste impulsen voor ons zeer belangrijk. Kunnen wij van deze gevoelens en emoties gebruik maken, dan komen wij n.l. heel wat verder. Want wij kunnen daardoor een zeker voorbehoud maken in onze omgang met b.v. de stoffelijke wereld. Wij kunnen ons voorbereiden op eventuele teleurstellingen. Door deze intuïtie geleid zullen wij vaak juister aankopen, dan we anders zouden kunnen doen. Een mens, die deze intuïtie die van binnen opwelt volgt, zal tot zijn verbazing ontdekken, dat zij zich in het geheel niet alleen met geestelijke zaken of menselijke betrekkingen bezighoudt. De intuïtie kan u ook dwingen om, wanneer u 27 winkels bent doorgegaan, terug te gaan naar de eerste om daar iets te kopen, wat u helemaal niet had gezien: of misschien zelfs naar een 29e zaak. Het blijkt vaak dat hetgeen op deze wijze - mits overlegd - wordt gekocht (want de stoffelijke rede speelt hier ook een rol) goedkoper is en u meer voldoening geeft dan anders, dat u daarvan meer nut zult hebben en het zal blijken dat die aankoop geschikter is voor omstandigheden, die u niet had kunnen voorzien.

16

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 2 – De weg naar de werkelijke geest Een andere wijze, waarop die eigenaardige invloed van de geest - die ik intuïtie noem - in de totale persoonlijkheid werkzaam is, zou je wel eens kunnen noemen "opstijgingen", huidprikkelingen e.d.. Ik weet niet, of u het wel eens hebt gehad. U kunt ergens binnenkomen en dan ervaren dat je huid gaat prikkelen, je haren te berge rijzen en toch weet je niet waarom. Je bent in een heel gewoon gesprek gewikkeld en ineens valt er een enkel woord en dan is het, of het bloed je naar het hoofd stijgt. Je voelt je als een zon, die naar alle kanten uitstraalt. Deze gevoelens hebben ook wel degelijk betekenis. Het zijn niet alleen zo maar reacties. En zij kunnen ongetwijfeld - dat geef ik direct toe - met verborgen gedachte in verband staan en dan zuiver aan de hand van onderbewustzijn, lichamelijke reactie enz. verklaard worden. Maar in zeer vele gevallen bestaat een dergelijke verklaring niet. En dan - nazoekende - vinden wij, dat hier de impuls van de geest wordt omgezet in een stoffelijke waarde. Nu kun je die waarde nooit voor iedereen gelijk bepalen. Maar ik wil u toch vandaag enkele vingerwijzingen geven. Het prikkelen van de hoofdhuid wijst op de aanwezigheid van een sterk veld in de omgeving, dus op een sterke uitstraling. Die uitstraling kan voor u goed, kwaad of latent zijn. Op zichzelf mag de prikkeling dus nooit worden beschouwd als iets anders dan het aanwezig zijn van een onzichtbare invloed. Maar deze prikkeling kan in ons een verwachting doen ontstaan, welke soms zelfs gepaard gaan met een hartklopping: en als er een verwachting is, dan betekent altijd dat wij ons zo goed mogelijk moeten instellen, dat wij spontaan gedachte in ons moeten laten rijzen en dat wij desnoods spontaan moeten gaan handelen, omdat dááruit dan een voor ons harmonisch vervulling ontstaat. In een dergelijk geval is de invloed altijd gunstig. Gaat het echter gepaard met angst of soms zelfs met de illusie van iets duisters, dan betekent dit dat u zich van die omgeving moet losmaken. Kunt u zich afschermen, dan doet u dat, kunt u dat niet, dan gaat u heen. U zoekt frisse lucht en als het even kan neemt u een douche of een bad. Daardoor bevrijdt u zich van een invloed, die voor u niet harmonisch is, al kan deze voor anderen nog zo goed zijn. U moet zich bevrijden van factoren, die in u disharmonie zouden wekken en grotere verdeeldheid dan noodzakelijk tussen stof, geest en ware geest veroorzaken. Dan wat warmte betreft. Warmte-effecten komen op verschillende manieren. En als die - wat ik noemde - opstijgingen (vapeurs zei men in mijn tijd) voorkomen als een soort koorts, dan is het heel vaak (u moet natuurlijk even rekening houden met de omgeving) eenvoudig een contact met een enkel segment van het bewustzijn dat niet in het heden is geopenbaard. U stelt een relatie vast met, ofwel een deel van een stoffelijk of geestelijk verleden, dan wel met bepaalde bewustzijnselementen, die hier tot nog toe niet waren gewekt die nu wakker worden. Een dergelijke verhoogde temperatuur kan over het algemeen gemakkelijk worden beheerst door wat diepere ademhaling en mag rustig worden verdragen, zelfs wanneer ze vermoeidheid veroorzaakt. Ongeacht de vermoeidheid, welke er het gevolg van is, leidt een en ander n.l. tot grotere harmonie, vaak ook tot een verrijking van geestelijke capaciteiten: en bovendien tot een grotere veerkracht en dikwijls een groter innerlijk geluk, waardoor je sterker staat in het leven en en juister je geestelijk doel binnen de stoffelijke beperking kunt nastreven. Er bestaat echter ook iets anders. En dat is een warmte, die schijnt te schroeien. Zijn in het eerste geval bij de warmte heel vaak vooral het hart en het bovenlichaam sterk betrokken, in het tweede geval worden de handen klam. Wij hebben het gevoel, alsof de warmte uit de zonnevlecht komt en wij vinden als bijkomend verschijnsel dikwijls een sterk bonzend of kloppend gevoel in de slapen. In een dergelijk geval is er een voor u niet te verwerken contact gemaakt met hetzij uw vorige bestaansvormen of uw bewustzijn van geest, dan wel met werkingen van oorzaak en gevolg, die op het ogenblik niet harmonisch liggen. Wanneer wij deze ervaring krijgen, behoeven wij ons daaraan niet onmiddellijk te onttrekken - zij is niet gevaarlijk - maar wij moeten toch voorzichtig zijn en moeten trachten deze invloed zoveel mogelijk van ons af te zetten, eventueel door ons te concentreren op een andere omgeving, andere onderwerpen, andere gedachte. Op deze manier kun je dus gebruikmaken van de door mij genoemde verschijnselen, zonder dat je er schade van hebt: je kunt de eenheid met je geestelijk vermogen vergroten, zonder 17

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 2 – De weg naar de werkelijke geest erdoor schade te lijden: en je kunt wat verder komen t.a.v. de eenheid met je werkelijke geest en het daarin op dit ogenblik bestaande bewustzijn. HET VERDRAG MET DE DUIVEL In de geschiedenis van de oudste tijden, maar vooral in de overleveringen en legenden van de middeleeuwen ontmoeten wij regelmatig de duivel als een soort handelsman. Hij levert fortuinen af, betovert de kogel, hij geeft schotvrijheid, haalt mensen uit de gevangenis en van het schavot, alles in ruil voor hun ziel. De eigenlijke oorzaak van dit eigenaardig demonisch gedrag heb ik helaas niet kunnen achterhalen. Wel heb ik enkele bronnen gevonden. Allereerst in Thessalië. Het landschap van Thessalië zelf met zijn donkere bergen, zijn vlakten en zijn pijnbomen is a.h.w. geschapen om bewoond te worden door heksen, tovenaars en demonen. Het is niet te verwonderen, dat de volksmond deze streek dan ook altijd heeft gezien als de vergaderbak, waarin een veelheid van demonisch vermogen van magische kwaliteit samenstroomde. Een ieder, die bij nacht door Thessalië reisde en zich op de kruiswegen bevond, hoorde rond zich het gierend lachen van de heksen, die op hun eigenaardige rijdieren door de lucht zweefden, of word belaagd door demonen. En in vele gevallen kocht men zijn even vrij door een zekere belofte te doen van een ziel, een dieroffer, of soms zelfs het stellen van bepaalde daden. Wij vinden in de Griekse literatuur enkele overblijfselen van dit volksgeloof terug en ik meen, dat het juist de bewondering voor de Griekse klassieken is geweest, die in de middeleeuwen deze verhalen weer op de voorgrond bracht. Wij vinden in de middeleeuwen het z.g. abele spel. Het is een toneelspel, dat zich in of voor de kathedralen afspeelt, waarin de acteurs duivels en engelen zijn en waarbij engelen zich vervaarlijk met de vleugels klepperend - op torentransen wagen om met luide stem bijbelteksten over het volk uit te storten. In een tijd van weinig vermaak speelt dit spel in het volksleven ongetwijfeld een grote rol en daarover wordt dan ook veel gesproken. Nu was het voor de clerus en ongetwijfeld ook voor andere gezaghebbers aangenaam de duivel af te schilderen als de verleider, die tot seculaire of andere ongehoorzaamheid noopt en zonde aanbiedt, ja, zelfs een zieltje koopt. Wanneer dan kort daarna de minstreel vervangen wordt door een troep kunstenmakers en acteurs, brengen ook dezen spelen. Spelen echter, die nu niet meer gebaseerd zijn op de kerkelijke geschiedenis of op de bijbel, maar die o.m. verhalen van geheimzinnige ridders, van oosterse wonderen en al datgene, wat het volk boeide. Deze spelen zijn - althans over het algemeen - improvisaties. Zij improviseren over de duivel en vertellen, hoe deze b.v. een ridder alle overwinningen en het eeuwige leven belooft onder een voorwaarde: hij mag niet over Stromend water gaan. Doet hij dat toch, dan zal zijn ziel aan de duivel vervallen. En het verhaal gaat verder: De ridder leeft lang, slecht en gelukkig, tot hij op en een dag - een vijand achterna jagend - zich niet kan inhouden en met zijn ros over een beekje springt. Een donderslag, een demonisch gelach.…. het paard galoppeert ruiterloos verder en er blijft verder niets over. De Faustuslegende, die vooral in Midden Duitsland reeds omstreeks 1100 - 1200 begint vorm te krijgen, is ongetwijfeld ook te herleiden tot deze zelfde behoefte: n.l. de tegenstelling tussen de demon en het goede op een amusante wijze tot uiting te brengen, waarbij men tevens wat op de begeerten en verlangens van de toehoorders kan speculeren. En hiermede zijn wij dan gekomen op een zeer onaardig terrein. Want wat eerst als een soort kijkspel is begonnen wordt ernst voor wij begrijpen "hoe". Het Christendom is nu eenmaal - vooral bij de Teutonen - niet zo diep geworteld en hun bijgelovigheid is zelfs groter dan die van de Basken. Zij geloven daar wel degelijk nog - ofschoon daarover niet wordt gesproken - aan goden die door de wolken rijden en donderhamers smijten. Zij geloven aan een wilde jacht, die op stormachtige avonden met bloedhonden langs de wolken trekt en dood brengt aan een ieder, die hen ziet. Zo wordt het verhaal vervlochten met het primitieve geloof en met de nog bestaande magie van het land. Hoe mogen wij dan de gedachtegang verklaren, die tot het verdrag met de duivel voert? 18

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 2 – De weg naar de werkelijke geest Een mens leeft slechts eenmaal. Dit geloof overheerst in het westen van die tijd. En als je éénmaal leeft wil je graag goed en lang leven. Maar het leven is zwaar. Het leven maakt je machteloos. De hoge heren en ridders zitten op hun burchten, zij zenden hun dienaren uit op strooptochten. Zij gaan op bedevaart of op reis en plunderen het land. Zij jagen en vertrappen de oogst. De handelsman is op vele wegen zijn leven niet zeker en als hij een lading van b.v. Neurenberg naar Berlijn kan brengen, dan is hij werkelijk een held, die vele gevaren heeft overwonnen en vele malen een aanval op zijn kostelijk goed heeft moeten afslaan. Deze mens verlangt naar zekerheid. Hij verlangt - althans een enkele maal - te genieten van al hetgeen het leven biedt. Al is het in het geheim, toch zou hij voor een enkele maal macht willen hebben. En zo begint de zwarte magie langzaam maar zeker weer haar klauwen naar de bijgelovige mens uit te slaan. De eerste magiërs zijn eenvoudig. Zij geloven niet in verdragen met de duivel: en hun heksenzalven zijn eigenlijk - dat weten zij zelf zeer goed - niets anders dan roesverwekkende middelen. Hun eredienst voor het zwarte altaar is meestal eerder de aanleiding tot een orgie, een je uitleven, misschien ook een rechtvaardiging van roofmoord en plundering, dan een werkelijk contact met een baarlijke duivel. Er zijn echter op heel de wereld - en ongetwijfeld in Duitsland en verder langs de Donau tot Roemenië en het Zevengebergte - vele zwart-magiërs, die werkelijk weten wat slechte krachten en demonen zijn. De school van zwart-magiërs in het Zevengebergte werd pas rond 1800 uiteengedreven. En dit zijn magiërs, die inderdaad geesten kunnen bezweren, die inderdaad de dood kunnen uitzenden. Zij vinden onder de goedgelovigen hun offers, hun kring en hun steun. Zij beginnen deze macht absoluut te maken. En dit kan alleen, als de mens weet alles te zullen verliezen wat hij door de magie heeft gewonnen en méér. Zo komt men samen in kelders onder smoezelige herbergen, soms ook in deftige kloosters en ondertekent in het schijnsel van rode flambouwen een perkament, dat door een onzichtbare hand op een tafel wordt geworpen. Men ondertekent met zijn eigen bloed en belooft hierbij zijn ziel aan de duivel te geven. En de magiërs - vooral wanneer zij eenmaal vaste voet in bepaalde kerkelijke organisatie en riddergroepen hebben gekregen - zijn wel in staat om de eenvoudige burger iets te geven wat voor hem weelde lijkt. Zij hebben in hem echter een dienaar gevonden, die niet aarzelt te vergiftigen, te doden en te plunderen. Wat zij niet beseffen en wat, ook door de meesten van de kring niet wordt begrepen is, dat in een dergelijke bijeenkomst altijd een werkelijke demon aanzit. Hier zijn dan enkele feiten: Op het ogenblik, dat men voor zichzelve een pact met de duivel sluit, is er een feitelijk contact geboren met de lagere sfeer. Vooral de niet-menselijke geesten trachten voeling te krijgen met de mens, zodat zij zich onmiddellijk op deze gelegenheid tot versteviging van hun stoffelijke positie werpen. In vele gevallen dringen zij in de mens binnen en worden oorzaak van bepaalde afwijkingen, soms zelfs van ziekten en pijn. Het lijkt wel, of een verhaal van Sindbad werkelijkheid wordt. Misschien tekent een jonge mens uit durf en bravour een contract met de duivel. En van dit ogenblik af heeft de demon vat op hem. Zolang hij blijft geloven in de werkelijkheid van het contract, heeft hij een onzichtbare ruiter, die hem dwingt op vele paden te gaan, die hijzelf niet wenst te betreden. Deze demonen zoeken echter naar nog grotere kracht en die kracht kan worden gewonnen o.m. uit bloed. Bloed is - Goethe zegt het ons reeds - een eigenaardig vocht. Het bevat o.m. een deel van het halfstoffelijk plasma, dat het zenuwstelsel voedt en voortkomt uit verschillende spierwerkingen en chemische omzettingen in het lichaam. Dit plasma zal als regel na korte tijd verdampen. Maar zoals men een vluchtig gas kan opvangen en van de damp van alcohol een kostbare likeur kan distilleren, zo distilleert de demon uit het bloed een haast zichtbare kracht. Het veld is misschien te vergelijken met dat van een magneet, die zich op de mogelijkheid tot kwaad richt, maar die - als die mogelijkheid bestaat - ook vorm en gestalte durft aannemen. De roes en de orgieën worden werkelijker. Uit het simpele volksgeloof - dat overigens aansprakelijk is geweest voor de z.g. heksen – wordt nu de werkelijke zwarte magie geboren. En niet een ieder, die zich daarmede bezighoudt, is een mens die ook inderdaad het kwade wil. Stel u voor: Goethe op de Paasmorgen. Hij wandelt met zijn leerling buiten de stad en plotseling ziet hij een hond. Eerst lijkt het wel een aardig dier: een zwarte hond, die 19

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 2 – De weg naar de werkelijke geest rondspringt en dartelt en dan ineens maakt hij driemaal een cirkel. Haast aarzelend vraagt de oude geleerde zich af : "Is dit wel een hond? Ik zag een vurige cirkel met een vurige straal erachter aan." Dan verwerpt hij die gedachte. Wetenschap is wetenschap. Wij moeten onderzoeken. Maar wie in de middeleeuwen geleerde was, was ook metafysicus. Hij zocht naar de geheimen, die achter het menselijk weten verborgen zijn. En in vele gevallen trachtte hij uit de sterren de toekomst te lezen en door het bezweren van de geest een grotere werkelijkheid te leren kennen. Goethe toont ons Faust als een alchemist. Hij bezweert de geest en o.a. Wagner spreekt tot hem. Hij roept de ouden op en de wijzen. En voor hij het weet.... is daar de hond. De hond wordt Mephistofeles. Hij zwelt en zwelt tot hij barst als een overrijpe vrucht... en daar staat de ridder van de haneveer. Wat sarcastisch, wat lachend, maar eigenlijk toch ook een mens. Hoe juist heeft Goethe hier de duivelsvoorstelling van de oudheid gevangen. In de zwarte missen, in de geheimzinnige magie van keldergewelven was het heel vaak een jonge mens, die bezeten door de demon - tot een soort Mephistofeles werd. Het verdrag - ach, ge weet hoe het zich afspeelt - is er één van verleiding en begeerte. Eerst als Faustus in de spiegel van de toekomst zijn Gretchen heeft gezien, verlangt hij jong te zijn. Als het leven voor een mens waarde heeft, zal hij van elk middel trachten gebruik te maken. En wij weten met zekerheid dat het verbond met de duivel - hoe zeer ook een schijnvertoning - toch in feite gebaseerd was op dergelijke begeerten en verlangens, op verleiden en het wekken van begeerten met altijd enige mogelijkheid tot vervulling. De zwart-magiër van die dagen was geen grote vereerder van de zwarte bok van Mendes. O neen, het was eenvoudiger voor hem. Wanneer wij Goethe horen spreken over de Blockbergscène, de Heksensabbat, dan toont hij ons wel de grote Bok, maar zijn klassieke opvoeding en zijn lidmaatschap van een geheime vereniging, voeren hem ongetwijfeld tot het gebruik van deze symbolen. De bok was n.l. in Duitsland geen demonisch wezen. Vandaar dat ook niet de jonker met de bokspoten optreedt, maar die met de paardenvoet, de hoef. Een typisch verschijnsel. Zo vormt zich in de magiër de sterke essence van het orgiastisch leven. Hij barst voortdurend uit en de volheid van zijn levensvreugde gaat met wreedheid, minachting voor de mens gepaard. Dat er sprake is van demonen beseft hij soms zelf niet. En de grote zwart-magiër, die de leider is van een dergelijke kring, zwijgt daarover. Er is alleen het komediespel: Het verdrag met de duivel. Nu hoop ik dat u mij wilt toestaan, dat ik tracht u een ogenblik een dergelijke scène voor ogen te voeren. Het is rustig in een kleine stad. Op de toren heeft de hoorn geblazen voor het doven van de vuren en de lichten. De straten zijn stil, modderig en rustig. Hier en daar knort misschien nog een zwijn. Ergens klinkt de stap en roep van de nachtwaker. Er komen mensen uit hun huizen. Het zijn er niet veel, misschien tien of twaalf. Geheimzinnig en bij voorkeur in zwarte mantels gehuld gaan ze schichtig van schaduw tot schaduw en daar ze een maanloze nacht hebben gekozen, zijn ze praktisch onzichtbaar. Wat aan de rand van de stad gelegen vinden wij een herenhuis. Het is goed gebouwd mei drie verdiepingen, grote kelders en een uitbouw van de eerste en tweede verdieping. De grote schuine kap is met snijwerk versierd als een uitbundige verkondiging van het aanzien der bewoners. Achter en aan de zijkanten is er een kleine deur, die voortdurend openklapt en zich haast geruisloos sluit. In de wijnkelder zijn een paar vaten verplaatst. Daarachter gaapt nog een donkere opening. En schim na schim, spookachtig verlicht door het flauwe schijnsel van een lantaarn, glijdt als een fladderende vleermuis door de opening en wordt in het absolute duister verzwolgen. Als wij daar binnengaan, kunnen wij hier een bijeenkomst van dergelijke. zwart-magiërs bijwonen. Op zichzelf is het beeld wat belachelijk. Wij vinden hier oud en jong bijeen. Zowel dit kleine meisje, dat juist haar kap afdoet en ternauwernood 17 jaren telt, als gindse oude heer - een bekleed geraamte, dat schijnbaar de dood nog net ontlopen is - zijn hier elkaars gelijken. Dan valt de deur dicht en het spel begint. Een van hen leest het "Onze Vader", maar van achter naar voren. De woorden klinken als een vreemde taal, als een vloek, die een doffe galm uit het gewelf schijnt te wekken. En nu moet één van hen, ja, gij ziet hem daar, hij wordt juist binnengeleid, worden beëdigd. Uit het 20

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 2 – De weg naar de werkelijke geest duister klinkt een honende lach. De anderen ontkleden zich geheel. Langs de wanden zien wij wat kroezen staan van steen en tin en wat houten borden waarop wat voedsel ligt. Er is geen rijm, reden of orde in dit gezelschap en een ieder gaat en bedient zichzelf van spijs en drank naar het hem belieft. Voor hen is een tafel. Er branden twee flambouwen en daarachter zien wij een magisch symbool. Het is ruw getekend, met wat olieverfklodders op een plank. En van daarachter klinkt een stem. Ze vraagt wat de nieuweling wenst. En haast aarzelend zegt deze dat hij rijkdom begeert, want hij wil een meisje trouwen. De stem zegt lachend: "Dat alles kun je krijgen en meer, maar dan moet je mij gehoorzaamheid zweren. Als ik dit verdrag nakom, dan is je ziel aan mij vervallen. Maar wanneer ik je wens heb vervuld en je trekt je terug, dan zal ik je verzwelgen. Al wat je bezat en toebehoorde, je vrouw, je kinderen, je dieren en je huis zal ik doen opgaan in zwaveldamp en rook." O, het is een spel, een wat cynisch en sarcastisch spel, zoals u zult merken. Nu komt de jongeling naderbij. Van achter de plank - door het duister kun je haast niet zien dat een hand het doet wordt een stuk schaapsperkament op de tafel geworpen. Wie goed toekijkt, zou kunnen zien dat men er iets op heeft uitgewist. Vermoedelijk is het uit een of ander handverlucht boek genomen dat in een klooster met veel moeite is vervaardigd en het leven der heiligen beschrijft. Nu staan er wat grove letters op: een contract. "Hierbij verkoop ik mijn ziel aan de duivel. Dit bezweer ik met mijn eigen bloed." Een ogenblik lijkt het, of de jongeman zich wil terugtrekken, maar nu is het beklede geraamte erbij. De oude grijze hand, die uit modder schijnt opgebouwd, grijpt een ogenblik die frisse jonge kerel beet en dwingt hem haast een pen in de hand. Aan zijn andere zijde komt een vrouw. Zij lacht, strijkt hem eens onder de kin en ze biedt hem een pennemes aan. Het wordt in de polsader gestoken, het bloed valt met trage druppels, de veer wordt erin gedoopt en er wordt een teken gemaakt, want schrijven kan de jongen niet. En dan ineens.... klinkt er een gelach. Even lijkt het, alsof door een windvlaag de fakkels zullen uitdoven en wanneer hij weer kijkt, is het perkament verdwenen. De windvlaag was bewust veroorzaakt door enkelen van de aanwezigen en het perkament berust bij vele andere perkamenten om zekerheid te verschaffen aan de heksenkring. En nu begint een orgie. En tijdens deze orgie blijkt dat de moeder van het begeerde meisje aanwezig is, en met een grandioos gebaar haar kind, dat vermoedelijk van geen kwaad weet, mogelijkerwijze zelfs zeer jong is, aan de man ten huwelijk schenkt. Een ander vraagt hem wat hij nodig heeft voor een zaak en voor een huis. En hij helpt hem. O, zij helpen elkaar. Morgen is er misschien een moord op een rijke koopman, morgen brandt misschien een huis, morgen vallen er doden, want het geld moet worden opgebracht. Maar de jonge man heeft zijn plaats gekregen en hij ontvangt zijn geld. En hij gelooft, dat hij met de duivel in contact is. En omdat hij nu meent alle schepen achter zich te hebben verbrand, laat hij zich meeslepen in iets wat inderdaad iets van een Heksensabbat weg heeft. Spijs en drank ontketenen de lusten, waarbij de man, die op parool schijnt te zijn ontsnapt uit het graf, zich paart met haar, die geboren schijnt uit de frisheid van een pas vergane lente. Zo speelt zich het spel af en de lusten zwepen zich op. Nu komt de eigenlijke magiër, die de duivelsrol op zich hoeft genomen en werpt wat geurige stoffen op het kleine kolenvuurtje, dat hij daartoe heeft opgesteld op de plaats, waar eerst het contract lag. Dan lijkt het een ogenblik, of zij door hun lusten en zinnen opgezweept inderdaad demonen zien en kennen. Zij verliezen elke band met de werkelijkheid. Zij schijnen tijdloos in een waanzinnige dans in de ruimte te zweven. En dit is het ogenblik, dat de werkelijke demonen hun buit plukken. Dit is het ogenblik, waarop begeerte van demonische geest zich huwt met de onbeheerstheid van een mens. Dit is het ogenblik, dat magische krachten worden geboren. Want zij doen wonderen, deze zwart-magiërs. Dit is het ogenblik, dat menige mensenziel ondergaat, niet door een verbond met de duivel, maar door ongeloof in zijn vermogen nog ooit een lichte wereld van geest te zullen betreden. En dan - wanneer de roep al klinkt over de naderende dag en misschien in de verte al een haan kraait - sluipen de schimmen schichtig weg, met bleke gezichten en wallen onder de ogen. En niemand zal weten wie er tot de heksenkring behoorde. Zo wordt het spel gespeeld.

21

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 2 – De weg naar de werkelijke geest Deze dingen blijven niet verzwegen. Deze dingen worden voortdurend aangevuld en verrijkt met nieuwe gedachte en nieuwe vermogens. Degenen die aan zo'n demon zijn gebonden, ach, soms zijn zij als Doctor Faustus, die zich als een kluizenaar in het woud terugtrekt om te dromen. Om dan door Mephistofeles te worden gewekt en meegevoerd naar het hof van een vorst, waar zo dadelijk de schim van Helena van Troye de edelen met haar schoonheid zal verwonderen: meegevoerd naar een klassieke Walpurgisnacht, een Griekse heksensabbat, waar de meest tegenstrijdige verschijnselen zich vertonen. Homunculus, de kunstmatige mens in zijn flauw en schemerig lichtende fles, dobberend op dezelfde stroom als Pan, die de fluit bespeelt en de statige figuren van oude wijsgeren. En tussen hen misschien hetaeren en demonen, oude goden en nieuwe geloven. Zo gaat het de mens, die de zwarte magie zoekt. Ook hij zal zich vaak terugtrekken. Hij verlangt naar rust en vrede, maar hij wordt bezeten door die geheimzinnige kracht. Hij heeft zijn onzichtbare ruiter, die hij maar niet kan afwerpen, omdat hij niet gelooft in licht, in harmonie, in vrede, in werkelijk bereiken. En dan, mijne vrienden, gaat het drama verder, met grotere verlangens, met grotere kennis, maar ook met groter bijgeloof. Dan zoekt men naar het eeuwige leven, want men is bang om te sterven. De eeuwigheid zal immers kwelling zijn. Ergens heeft men gehoord, dat de jeugd kan worden overgedragen. Dan zien wij het afschuwelijke kinderoffer op de zwarte altaren. Dan horen we van waanzinnige ridders, die als een Blauwbaard kinderen roven en doden, keer op keer, tot hun veste een knekelhuis is geworden, zonder dat zij ooit het eeuwige leven vinden. Het demonisch bijgeloof, dat opbloeit en dat vanuit Duitsland met zijn stinkende adem van ondergang en ontbinding uittrekt tot over Frankrijk heen. Een adem, die een ogenblik aarzelt en omhoog schijnt te trekken de onoverkomelijke Alpen om plotseling herboren te worden in de 14e en 15e eeuw in de grote steden van Italië. Het begon in Tessalië. Thessalië heeft het waarschijnlijk geërfd van Egypte. Egypte heeft het gevonden in Babylon. Babylon vond zijn vreemde krachten in de verre bergen bij de wrede volkeren van Azië. De dreunende trommen uit het zuiden, de verloren maantempels van Simbabwe, zij alle hebben meegedaan aan die spelen. Doch het onbegrip van de mens wist van de bovennatuurlijke krachten niets anders te maken dan een spel met ondergang, met eeuwige dood en eeuwige kwelling: een verdrag met de duivel. Hier zou ik ongetwijfeld afscheid van u kunnen nemen. Maar het is niet alleen het naspeuren van het verleden maar ook de studie van de werkelijke betrekkingen, die ook nu nog bestaan, welke mij heeft geboeid. En zo wil ik u graag een beeld schetsen van het heden. Want ook in deze dagen zijn er nog heksen. In Engeland bestaan nog de witch courts, de heksencirkels en -kringen, waarin een ieder met zijn eigen naam, zijn geestendolk en toverstaf tracht onheil af te roepen of rijkdom te verwekken. Ook nu wonen er nog wit-magiërs. Soms worden ze bekend: de magiër van het eiland Man. Soms worden ze niet erkend, de geheimzinnige genezer in Duitsland, die verdreven werd, omdat hij zieken genas. Soms duiken ze op als politici, publicisten. Maar ze zijn er nog steeds. En wij kunnen hen indelen in twee klassen. Allereerst zien wij de mens, die meent werkelijk met het kwade een verdrag te kunnen sluiten. Dwaasheid. Hoe noemt de volksmond de duivel wel? De vader aller leugens. Wie een verdrag sluit met een leugenaar kan daardoor niets anders dan leugen verwerven. Het is dus dwaasheid om met het kwade een verbond aan te gaan, want het betekent altijd slavernij: nimmer vervulling. Wie echter zo gelóóft, wie de demon tot zijn dienaar wil maken, ziet hem al snel als zijn meester verschijnen. Dan zien wij mensen, die snel in aanzien rijzen. Wij zien mensen, waartegen ieder opziet, als grote politici, als voormannen van kerk, staat en wetenschap, die in feite niets anders zijn dan zielige dieven, gedreven door onzichtbare demonen. Wie denkt het kwaad te huwen, wordt slaaf en bereikt nimmer wat hij begeert. Het begeerde blijft altijd juist buiten zijn bereik. Maar de tweede soort, de magiër die ook in deze dagen bestaat en veel betekenis kan hebben, is de mens die beseft dat de demon, evenals het dier, te verlokken is, als men zijn eigenschappen kent. Zoals een jager een gazelle dichterbij lokt door met het onregelmatig bewegen van een lap boven het hoge gras de nieuwsgierigheid te prikkelen, zo gebruikt de wit-magiër de uitstraling van zijn gedachte - en in sommige gevallen meer stoffelijke middelen als reukwerken – om de demon naderbij te trekken. 22

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 2 – De weg naar de werkelijke geest Maar een demon kan slechts meester of slaaf zijn. Vrij zijn kan hij niet, wanneer hij komt binnen het bereik van een menselijke wereld. O, als hij een bloedoffer zou hebben, als hij uit de wasem van het bloed een kracht zou kunnen verwerven, die in het duister woont waar geen zonlicht doordringt, dan zou hij niet vrezen. Dan zou hij de wit-magiër grijpen, met een helse lach worgen en neersmijten. Maar geestelijk zou hij hem nooit overmeesteren. De wit-magiër brengt echter geen bloedoffer. Integendeel, hij weeft een web van gedachten en dwingt de demon te gaan, waar hij hem beveelt. Hij drijft de demon uit, wanneer deze een mens in bezit heeft genomen. Hij overheerst de demon, die kwaad en onheil wil brengen. En hij zendt hem zelfs als zijn dienaar en bode uit om taken te vervullen, die voor de demon pijnlijk zijn. De demon is slaaf, zodra de mens zich vrij gevoelt. Er bestaat in deze dagen soms nog een verbond met de duivel, ook al wordt dat niet meer gesloten in duistere kelders, al is het niet meer het toverspel van bedrog en magie tegelijkertijd. Wanneer een mens door begeren tot het kwade wordt gebracht, in dit begeren met anderen samengaat en zich daarop concentreert met uitsluiting van al het andere, dan kan de demon macht krijgen, dan kan de geest van de chaos een menselijke slaaf winnen. Maar als een mens het goede wil, als hij het zuivere, het voor allen dienstige en lichtende zoekt, dan kan - wanneer men weet hoe - de slaaf nog steeds tot dienaar worden gemaakt. Want de heksen op de kruiswegen van Thessalie, ze waren geboren uit de angst van de bijgelovige reizigers. De dodende demonen, zij werden geboren uit een wurgende angst en een onbegrip voor wat werkelijk mogelijk was. De zwarte magie uit het verleden voedde zich met de angst van de mens, de zwarte magie van het heden met zijn begeren. Dat is het verschil. Wanneer gij - niet achtend wat anderen toekomt en wat uw plicht is -, in deze dagen met velen samen zoudt willen gaan om voor uzelf iets af te dwingen, wees dan voorzichtig. Het moge een edel doel schijnen, als u het goed formuleert: maar waar zelfzucht in het spel is, sluit de mens nog steeds een verbond met de duivel (al woont dan die duivel in hemzelve) en stelt zich open voor demonen, waarvan hij de tegenwoordigheid niet beseft. HERFSTTINTEN De lucht spint gazen waden, de zon is wat bleek en wat koel, de wind, die je zachtjes voorbij ruist, draagt het weemoedig gevoel van afscheid. Dor ritselen reeds de blaad'ren. Maar komt er omstreeks het middaguur een ogenblik een zonnestraal dalen dan willen de kleuren steeds feller gaan stralen: dan brandt heel het bos van een herfstelijk vuur. Rood zijn de blaad'ren en goud zij de blaad'ren, felkleurig, juist nu de winter komt aan, alsof nog eenmaal de lentevreugden en alle zomerlijke geneugten samendrommen in het bestaan. Maar daar komt de harde herfstwind reeds waaien en laat de takken - nu met goud nog beladen - kaal als een geraamte tegen de loodgrauwe hemel staan. Herfsttinten. Hoe schoon is niet het herinneren aan wat je vroeger eens deed. Hoe groot lijkt je niet je eigen bereiken. Hoe rijk ben je niet met al wat je weet. Maar komt er de koelte dan van de dagen, waarin ' levens volheid voorbij is gegaan, dan klamp je je in herinneringsvlagen nog eenmaal vast aan het menselijk bestaan. Want reeds dreigt de koelte uit andere wereld, reeds voel je het kille levenseind aan: en je ziet je herinneringen vallen als bladeren, totdat je uiteindelijk alleen meent te staan. Meen je onder te gaan dan met het winterse leven in een grauwheid, waarin je geen kleuren meer vindt, dan begint al opnieuw het wondere leven, dat - schoner dan herfsttinten nog voor je blinkt. 23

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 3 – Bewust leven

DERDE LES - BEWUST LEVEN

Wanneer wij in de stof gebonden zijn, zullen wij - zoals reeds meermalen door onze groep werd weergegeven - niet in staat zijn alle geestelijke voertuigen en alle geestelijke inhouden van ons wezen geheel te beseffen. Zelfs in een streven naar zo groot mogelijke zelfkennis zullen deze delen merendeels onbewust blijven. Zij behoren tot een bewustzijn, dat pas in de sferen geheel kan ontstaan. Toch willen wij gaarne bewust leven: een bewust leven op aarde is dan ook inderdaad onderworpen aan bepaalde beperkingen. In de eerste plaats wat het bewustzijn en in de tweede plaats wat het beleven betreft. Beschouwen wij de situatie over het gehele leven van jong naar oud. In de jeugd wordt veel van het vroegere in belangstelling en fantasieleven herbeleefd maar praktisch niet geuit. Een dergelijke periode werkt dus wel degelijk mee tot de bewustwording. In de eerste jaren, tot ongeveer de 4 á 5-jarige leeftijd, vormt zich n.l. een belangstelling, die geheel is gebaseerd op wat men vroeger in zijn leven heeft meegemaakt. Het kind leert dit te associëren met waarden die in zijn eigen wereld bestaan. Wij kunnen dus op grond hiervan reeds stellen, dat het kind - geestelijk bewust bepaalde richtingen kiest en zijn belangstellingen voor later vastlegt. Het is duidelijk, dat deze belangstelling door het gehele leven een belangrijke rol zal blijven spelen. Zij kan niet terzijde worden gelegd, zonder dat dit voor het “ik” een aanmerkelijke schade zou betekenen. Vervolgens ontdekken wij, dat het kind ook bij het leren selectief is. Dit duurt tot ongeveer de 14 á 15-jarige leeftijd: daarna gaan utiliteitsoverwegingen een hoofdrol spelen. In het onderwijs blijkt het kind in de eerste plaats bepaalde bekwaamheden te bezitten. Deze zijn soms van meer lichamelijke, soms van meer geestelijke geaardheid Deze capaciteiten worden door het kind in die periode gebruikt om met zo weinig mogelijk moeite te werken. Gelijktijdig ontstaan de voorkeur voor bepaalde gebieden van activiteit en wetenschap. Op deze wijze wordt nogmaals de eigen richting in het stoffelijk leven aanmerkelijk versterkt. Hieruit valt reeds een conclusie te trekken: Het geven van richting aan het leven, zoals dit door de geest wordt begeerd en geschiedt, voltrekt zich in het algemeen voor het 15e levensjaar. Neigingen, maar ook, conflicten en problemen, die in deze tijd voor de wordende mens belangrijk blijken, kentekenen het leven en tonen bij nader onderzoek - zeker uit een geestelijke sfeer - hoe deze mens heeft getracht bepaalde tekorten in zichzelf op te heffen. Ik zeide reeds dat na het 14e – 15e jaar utiliteitsoverwegingen een rol gaan spelen. Utiliteit in deze zin houdt o.m. in prestige, gewin en zelfstandigheid. Wij kunnen dus bij die groeiende jonge mens zien, hoe hij tracht zijn oorspronkelijke neigingen aan te passen aan de bestaande wereld. Dit gaat dikwijls met een zekere vervorming gepaard. Een vervorming in de eerste plaats van de oorspronkelijke geneigdheid en gerichtheid, en in de tweede plaats treedt dikwijls het misbruiken op van de aanwezige kennis en kwaliteiten, kortom van de begaafdheid. U zult inzien, dat een dergelijk vertekenen en vervormen in het latere leven niet meer ongedaan kan worden gemaakt, zonder grote gevolgen. De jonge mens, die door zijn opvoeding, zijn belangstelling, kortom zijn pogen om in de wereld een bepaalde plaats in te nemen, zich aan een bepaalde maatschappelijke richting bindt en naar een bepaalde maatschappelijke kwaliteit zoekt, kan deze zonder grote offers niet meer prijsgeven. Voor een bewust leven is dus in de eerste plaat een gezonde leiding nodig. Een leiding, die juist in de kritieke periode van het leven (zeg tussen de 13 en 17 jaar ) de mens er toe brengt zijn belangstelling en bovendien zijn werkelijke begaafdheid te volgen, welke laatste niet altijd identiek is met een mentale begaafdheid, en deze zo goed mogelijk te gebruiken. Nu weet ik wel, dat zeer veel mensen uitgaan van het standpunt: Als je bijzonder intelligent bent, dan moet je een hoger werk zoeken. Hier gaan dus de prestigeoverwegingen van de volwassenen een rol spelen en zij wensen dat hun kind, dat misschien een zeer goede technicus is en

24

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 3 – Bewust leven timmerman of beeldhouwer zou kunnen worden, zal worden opgeleid tot geestelijke, advocaat, medicus, etc.. Het is begrijpelijk, dat ook hierdoor vertekeningen kunnen optreden. Bij een werkelijk bewust leven van de ouders zullen zij ongetwijfeld trachten hun kinderen in hun eigen richting te laten opgroeien, ongeacht de mogelijke materiele bezwaren, die daarmede verbonden schijnen. Slechts de mens, die in zijn jeugdjaren geestelijk reeds zijn weg bepaald heeft en deze ook kan volgen, komt in het leven tot een maximale prestatie. Hij zal verder een zo groot mogelijke evenwichtigheid bereiken en bestaande geestelijke tekorten zoveel mogelijk aanvullen. Het is dus een zeer belangrijke periode. Maar wij gaan verder en bezien nu de mens in een leeftijd tussen de 20 en de 30 jaar. Dan openbaart zich n.l. een nieuwe reeks eigenschappen. Wij zien dat in deze periode de jonge mens zeer sterk door sympathieën en antipathieën wordt beïnvloed. Er is dan niet alleen sprake van vooroordelen of eigenwijsheid, maar heel vaak ook van het erkennen van iets, dat in het vroegere wezen reeds bestond of het afwijzen van iets, dat vroeger schade heeft berokkend. Het is dus niet zo zinloos als het lijkt, wanneer een jonge mens bepaalde goede mogelijkheden eenvoudig voorbijloopt en zich richt tot politieke of religieuze groepen, die onszelf wat vreemd voorkomen. De jonge mens zoekt ook hier - nu door de inwerking van zijn eigen geestelijk bewustzijn - de eigen positie weer zo te bepalen, dat zij zo harmonisch en intensief mogelijk levend in de wereld staat. U zult begrijpen, dat de mens juist in deze leeftijdsgroep - die ik zeer in het algemeen heb gesteld - een grote belangstelling heeft voor zichzelf. Dat is geen egoïsme, dat is niet egocentrisch. Maar zij moet zich in deze tijd zo oriënteren, dat zijn geestelijk leven belangrijk kan worden. Bij jonge mensen in deze leeftijdsgroep is de geestelijke belangstelling over het algemeen weinig of niet belangrijk. Zij kunnen er sympathiek, antipathiek of onverschillig tegenover staan. Maar zeker tot het 30e jaar mogen wij niet verwachten, dat de mens op de meer innerlijke problemen van het geestelijk bestaan en het geestelijk leven ingaat. De wereld eist hem te veel op. Wordt de jonge mens door omstandigheden (b.v. druk van de buitenwereld) toch in de richting van een meer esoterisch leven en denken gedreven, dan blijkt heel vaak dat dit waardeloos is. Om u een voorbeeld te geven: U weet allen dat bepaalde opleidingen voor geestelijke, dominee, enz. plegen te beginnen op betrekkelijk jeugdige leeftijd. Onze ervaring is dat iemand, die op latere leeftijd priester wordt, over het algemeen een zeer goed priester is: d.w.z. dat hij feitelijk een geloof dient. Wanneer wij echter te maken hebben met jongelieden, die van juvenaat, kleinseminarie en grootseminarie tot een priesterlijke rang zijn verheven, dan blijkt vaak dat zij eigenlijk een stoffelijke belangstelling hebben. Zij dienen dan niet een geloof (ofschoon zij in de regel menen dit wel te doen), maar zullen heel vaak een kerk (een machtsgroep) en soms - nog benarder - een bepaald kerkgebouw dienen. Dit wordt dan voor hen het centrum van hun leven. Het is logisch dat deze laatste factoren schadelijk zijn zowel voor de geest als voor de bewustwording. Een conclusie valt ook hier weer te trekken: Wij mogen zeker niet trachten jonge mensen te sterk te betrekken in een geestelijk leven, dat hun geen vrijheid laat. Hoe meer wij trachten hen te binden, hoe groter de mogelijkheid is, dat wat zij nu missen door hun gerichtheid op meer algemene of zelfs abstracte waarden, zo dadelijk op een verkeerde wijze hun deel wordt. U ziet, ik loop ook over deze leeftijdsgroep nogal licht heen. Ook dit is vorming. Er wordt bij ons gerekend dat de vorming van een man geschiedt tussen het 30e en het 35e jaar: van een vrouw tussen het 28e en het 32e jaar. Dat de rijpheid van de vrouw in dit geval iets sneller komt - ook de geestelijke rijpheid - is ongetwijfeld te danken aan haar plaats in de maatschappij plus de vaak grotere intensiteit van haar gevoelsleven. Toch is het verschil niet zo groot als men zou denken. Wanneer wij eenmaal zover zijn gekomen, dat wij in de maatschappij staan, dat wij ons leven daarin hebben gevonden, onze eigen richting hebben bepaald, komt het ogenblik dat de belangstelling voor het geestelijke groter wordt. Wij nemen nu als voorbeeld de mens tussen zeg de 30 en ongeveer de 40 - 42 jaar. Dit is een vormingsperiode. Voor de geest treedt een steeds grotere activiteit op, waar zij in deze jaren 25

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 3 – Bewust leven de belangstelling intensief gaat richten. De doorsnee-mens is in deze periode nog niet een volkomen gelovige maar een zoeker. Wij mogen dus van hen, die in deze leeftijdsgroepen bestaan, niet verwachten dat zij zonder meer een bepaalde richting zullen volgen of zich bij een bepaalde groep zonder voorbehoud zullen aansluiten. In deze tijd denkt men na, maar het denken wordt abstracter. In een bewust leven speelt juist deze periode een zeer grote rol. De mens heeft n.l. enerzijds stoffelijk zover zijn positie kunnen bepalen, dat hij ongeveer weet wat hij wel en wat hij niet kan doen: anderzijds heeft hij geestelijke inzichten gekregen, hij denkt wat abstracter en hij kan gaan experimenteren. Ik zou dan ook over de periode tussen de 30 en de 40 jaar willen spreken als de periode van het experiment. Hier zoekt men. Men vormt zich - al weet men dit niet - allerhande beelden, die later bruikbaar worden. Slechts een enkeling kan in deze periode al een voleinding bereiken. Indien dit echter niet het geval is, mag men dat zeker niet bedenkelijk achten. Want de doorsnee-geest leert eerst nu door proefondervindelijk werken met bepaalde geloofswaarden, met geestelijke impulsen, maar ook met de praktische consequenties daarvan een nieuw wereldbeeld te verkrijgen. De bewustwording van deze leeftijdsgroep mag dus worden gezien als een toetsen van reeds bestaande geloofswaarden en maatschappelijke waarden aan het innerlijk leven. Zelfoverschatting treedt in deze periode soms op en blijkt dan een blijvend euvel te zijn. Dat is natuurlijk jammer. Wanneer dit euvel echter wordt overwonnen, is deze periode een voor de geest zeer belangrijke. Tijdens deze experimenten (dit zoeken naar een vaste levensvorm en levensinhoud) wordt tegelijk een vaste lijn voor het stoffelijk leven vastgelegd. Dit is een zeer belangrijk punt, omdat nadat deze lijn is gevormd (de periode tussen ongeveer 40 en 45 jaar) weinig veranderingen meer mogelijk blijken. In de eerste plaats zal men na die tijd niet meer in staat zijn om met enig succes zijn richting van streven en denken te veranderen. Dit voert over het algemeen tot verwarringen of tot half werk. In de tweede plaats kan men stoffelijk moeilijk meer een andere positie vinden, men heeft ook maatschappelijk in zekere mate een vaste plaats ingenomen en men kan alleen van daaruit verder leven. Dit fixatiepunt in het stoffelijk leven ligt voor een ieder ongeveer gelijk. Men kan u tegenwerpen dat uit de praktijk blijkt dat mensen toch nog wel eens hun leven veranderen en met succes. Ik geef toe, dat er uitzonderingen bestaan: maar ik sprak over een gemiddelde in een poging om het bewuste leven te omschrijven en daaruit zo dadelijk conclusies te trekken. Na deze vastlegging begint de mens in toenemende mate te zoeken naar een zuivere persoonlijkheidsuitdrukking. Typisch is dat hij dan ook juist in de volgende periode (lopend van ongeveer 40 tot 55 jaar) in conflict komt met wat hij in de maatschappij heeft geleerd. Grote conflicten op het gebied van sexualiteit, van rechtsverhoudingen, van geloof en geloofsvrijheid, van politieke overtuiging plegen juist in deze jaren bijzonder sterk op te treden. Dit is niet verwonderlijk. Want de mens zoekt nu voor het eerst bewust een evenwicht te vinden tussen zichzelf, de wereld waarin hij leeft en de innerlijke kracht, waardoor hij wordt gedreven. Velen komen niet veel verder dan dit punt. Wanneer de leeftijd hoger wordt (en wij spreken dan over een leeftijd van rond 60 jaren - iets vroeger of later - tot laten we zeggen 80 jaar), zien wij dat de belangstelling van de mens steeds meer uitgaat naar de dood. Bewust of onbewust wordt hij door de naderende overgang geboeid. Hij, die bewust leeft, tracht zich te oriënteren. In dit oriënteren krijgt hij of zij bepaalde overtuigingen en ontwikkelt zo heel vaak zekere begaafdheden. Langzaam en voortdurend gaat het proces verder, maar gelijktijdig treedt een zekere verslapping van denkvermogen op. Het lichaam functioneert als regel niet meer zo goed. Er kan dan ook worden gezegd, dat na de 80 jaren hoofdzakelijk een herhaling pleegt op te treden. Herhaling van levenservaring, een herzien van herinneringen, tot zij het voor het “ik” aangenaamste aspect tonen. Hierbij kan het geestelijk werk verdergaan: in de meeste gevallen blijkt echter, dat rond de 70 jaren wel een punt van stilstand is bereikt en men daarna niet meer veel verder doordringt. Verdieping van het geestelijk beleven is in deze tijd nog steeds mogelijk. Het maken van logische gevolgtrekkingen uit het beleefde treedt nog op, doch het innemen van nieuwe standpunten, de aanvaarding van nieuwe gezichtspunten en het doordringen in nieuwe geestelijke wijsheid is praktisch uitgesloten. 26

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 3 – Bewust leven Hiermede hebben wij dan zeer schetsmatig het menselijk leven ingedeeld. Natuurlijk zullen wij hieruit bepaalde conclusies moeten trekken en wij zullen bovendien deze conclusies moeten voorzien van de nodige aantekeningen, waardoor zij voor een ieder bruikbaar worden. De eerste reeks van opmerkingen en conclusies houdt zich ongetwijfeld bezig met de opvoeding. Want hier kan alleen de volwassene de zaak bewust benaderen. En dan is deze reeks als volgt: 1. Bevorder bij het jonge kind het zelfstandig denken, het fantaseren en verschaf het kind de middelen om deze fantasieën tot uitdrukking te brengen. Tracht echter tevens scherpe grenzen te trekken tussen de fantasiewereld en de werkelijke wereld, waarin het kind later moeten leven. 2. Geef het kind grote vrijheid van denken, zoeken en spelen, maar geef het daarnaast verantwoordelijke taken en behandel het met een zekere gestrengheid. Hierdoor bevordert men, dat het zich zowel van de wereld als van eigen geestelijke inhouden bewust wordt. 3. Stel aan het kind in de periode van de opvoeding nimmer eisen, die boven zijn vermogen liggen: en tracht vooral het kind niet te richten op wat u belangrijk acht. Tracht in te zien wat het kind zelf door aanleg en belangstelling gaarne ervaart en beleeft en tracht - voor zover dat in de maatschappij mogelijk is - de opvoeding in deze richting te leiden. 4. Laat het kind zich wederom in overeenstemming met zijn belangstelling en aard vrij ontplooien. Dit betekent, dat het tot zijn 14e - 15e jaar de mogelijkheid krijgt om inderdaad de volle reserves van geestelijk kunnen, van geestelijke kennis en eventuele vage herinneringen aan vorig bestaan actief te maken. Hierdoor wordt een mens gevormd, die in de maatschappij reëler staat, geestelijk zeer actief is en ongetwijfeld zich binnen de maatschappij meer op zijn plaats zal voelen en daardoor harmonischer en gelukkiger zal leven. Na deze periode zal men moeten beseffen dat de tijd van het geven van leiding eigenlijk voorbij is. De periode die nu volgt (van 14-15 tot 20-21 jaar) eist van de volwassene een zo groot mogelijke terughoudendheid. Zeker, in maatschappelijk opzicht moet er discipline zijn en deze moet worden gehandhaafd. De jonge mens is nu echter zover gevorderd, dat hij zich vrijelijk moet gaan ontplooien en dat hij - i.v.m. zijn honger naar prestige, het verkrijgen van betekenis in de wereld, eventuele verdiensten enz. - zich zelf kan gaan richten. Het zal u blijken, dat door deze methode van opvoeding voor de jeugd zeer veel tot stand kan worden gebracht, omdat zij op de meest harmonische en juiste wijze haar eigen weg vindt in de maatschappij. Het is bovendien belangrijker een goed timmerman, een goede huisvrouw of een goede danseres of zanger te zijn, dan een directeur die eigenlijk een slappeling is, een kruidenier die voortdurend met zijn gedachte bij de races zit, of een arbeider of accountant, die voortdurend iets anders in zijn gedachte heeft dan zijn werkelijke taak. Voor de wereld is het belangrijk, dat juist de jongere mens in staat is zijn persoonlijkheid, zijn “ik” in zijn maatschappelijke taak te leggen. Wat godsdienst betreft, zou ik willen zeggen: Voed het kind op door het voortdurend kennis te geven van hetgeen u zelf gelooft, zonder daarbij het kind tot een aanvaarding te dwingen en zonder ooit het kind te verbieden daaromtrent vragen te stellen. Geef eerder toe dat u ze niet kunt beantwoorden, dan te zeggen: “Dat is nu eenmaal zo en dat moet je nu maar aannemen.” Dwing het kind niet een keuze te maken op 12-jarige leeftijd, zoals vaak o.a. bij belijdenissen en vormsel - geschiedt. Het kind is daarvoor nog niet rijp en kan dit beter later doen, als het minstens 16 á 18 jaar is. Wat betreft de kwestie van maatschappelijke stand zou ik nog willen opmerken: Leer het kind dat elke stand dezelfde waarde heeft, zowel geestelijk als materieel, indien zij volkomen wordt beleefd. Toon het kind, dat een professor even dom kan zijn als een arbeider: dat een arbeider

27

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 3 – Bewust leven evenveel kan uitvinden en evenveel goed in de wereld kan doen als een academicus. En dat het dus de persoonlijke keuze is van plaats, die bepaalt, niet de rang die men bekleedt. Dit brengt ons tot het tweede punt van het bewuste leven. En hier kan ik niet meer gaan spreken uit het standpunt van een opvoeder. Ik moet dus hier wel de nadruk gaan leggen op materiele vorming en materieel leven. Wat betreft het materiële leven en de materiele vorming mag allereerst worden gesteld, dat de mens zichzelf moet leren verwerkelijken. Dit houdt in, dat deze zelfverwerkelijking geschiedt dankzij of ondanks maatschappelijke condities en bestaande regelingen en wetten. Een mens moet leren de consequenties van eigen daden te dragen, de verantwoordelijkheid voor hetgeen hijzelf schept volledig te aanvaarden. Leer verantwoordelijk te zijn voor hetgeen ge doet. Doe het zo goed ge kunt. Laat u niet binden door conventie, maar leef zo dat ge het zelf als goed en juist ervaart. Neem geen risico, als dit voor u niet de moeite waard is. Maar zet uw gehele persoonlijkheid in, indien u meent innerlijk aan te voelen: dit is inderdaad voor mij buitengewoon belangrijk. Tracht in de periode tot 30 - 35 jaar u niet te veel in geestelijke problemen te verdiepen. Dit kan slechts een enkeling. Zoek eerder de levensrichting, die u bevredigt. Probeer binnen deze voor u bevredigende levensrichting een zo juist mogelijke verhouding te scheppen tussen uzelf en uw medemensen. Bewust leven wil ook zeggen: bewust deel uitmaken van de samenleving. En juist in deze periode zou dus sprake moeten zijn van een groot sociaal verantwoordelijkheidsgevoel, een wel doordachte mening op economisch en politiek gebied, voor zover men daarbij zelf betrokken is en een goed begrip voor de noden en zorgen van anderen. Daarnaast mag ook de nadruk worden gelegd op het vinden van een gezonde ontspanning. In de jeugd is ontspanning een normaal deel van het leerproces. Zodra u wat ouder wordt, maar nog jeugdig blijft, blijkt de ontspanning deel te worden van de innerlijke harmonie, een middel om het evenwicht in het “ik” te handhaven. Maak natuurlijk zoveel mogelijk van uw werk tevens uw ontspanning en bedenk steeds dat absolute eenzijdigheid in het leven uit den boze is. In deze levensperiode zou ik de jonge mens verder willen waarschuwen voor zelfoverschatting. Ongetwijfeld presteert ge veel. Juist in deze tijd zijt gij het, die de stuwkracht voor de wereld opbrengt. Gij zijt het, die de verantwoordelijkheid draagt en de mogelijkheden ondergaat van al, wat er in de wereld geschiedt: meer dan de ouderen. Maar gelijktijdig zijt gij nog niet in staat volledig te overzien wat ge doet. Een werkelijk overzicht wordt niet door allen in het leven verworven: en dan meestal eerst na 50 jaar te hebben geleefd. Niet voordien. Zie uzelf nooit als het middelpunt. Werk, speel en leef met anderen samen. Wees bovenal zo gelukkig als ge kunt, zonder ooit een ander te schaden. Dat is in deze periode de belangrijkste slagzin. Als een mens wat ouder wordt en eenmaal een vast punt heeft bereikt (u weet, dat ligt in de periode tussen de 40 en de 60), dan begint het leven voor hen te veranderen. Materieel wordt het over het algemeen wat rustiger. U ontdekt dat er meer banden zijn, u wordt meer geremd dan vroeger. Enerzijds bent u vrijer om voor uzelf besluiten te nemen, aan de andere kant staat u vaak meer alleen en hebt u grotere verplichtingen. In deze tijd kunt u zich niet meer alleen baseren op het stoffelijk resultaat en het stoffelijk succes. Doet u dit, dan blijkt de bewustwording stil te staan. Dit zijn de jaren om conclusies te trekken uit het verleden en deze om te zetten in een begrip voor het bovenzinnelijke. Indien u niet begaafd waart op paranormaal gebied, dan heeft u in deze periode kans, dat zich alsnog paranormale begaafdheden openbaren. Maar verwijder u nooit te ver van de wereld. Dat is logisch, concludeer voor uzelf. Wanneer de mens eenmaal in het leven een vast standpunt heeft gevonden (een punt van uitgang) en hij maakt zich los van de wereld (de maatschappij waarin hij leeft), dan zal hij niet meer in staat zijn het eigen standpunt te handhaven. Hij zal dus terugvallen naar een lagere en mindere vrije positie in de maatschappij, dan wel - wat ook kan voorkomen - van die maatschappij steeds meer los komen te staan. Toch maak hij deel uit van het leven en draagt hiervoor directe aansprakelijkheid. Hij moet zich dus wel degelijk met zijn geestelijk streven ook nog op de sociale toestanden richten en op de godsdienstige, de esoterische en de 28

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 3 – Bewust leven religieuze mogelijkheden. Maar denk in deze periode vooral vrij. Een mens tussen de 40 en 60 zou ik willen zeggen: Wees vrijdenker. Beschouw u vrij om over alles te denken. Beschouw u vrij alles aan te tasten, als u dit op een redelijke basis meent te kunnen doen. Hoedt u er voor zinloos aan te vallen. Alleen als er werkelijk zin ligt in het aanvallen of onderzoeken van een bepaald punt, moet u het doen. Vorm voor uzelf een beeld van de geestelijke krachten, die in het leven een rol spelen. Leer uzelf steeds beter kennen. Begrijp, hoe ge deel zijt van de oneindigheid. Bewust leven betekent in deze periode n.l. jezelf leren kennen: je plaats in de wereld van geest en stof zo juist mogelijk beseffen: een taak erkennen, die je misschien vroeger reeds onbewust hebt volbracht en deze met inzet van je gehele persoonlijkheid nu verder voort te zetten. Naarmate ge ouder wordt, zal uw belangstelling ongetwijfeld worden getrokken naar de geheimen van geestelijke werelden en van de dood. Voor degenen, die die richting uitgaan dit geldt dus ook voor het leven tussen de 60 en 80 jaar - zou ik een paar conclusies willen trekken: 1. Het is voor de mens uit stoffelijk standpunt onmogelijk het totaal van het geestelijk leven te kennen of zich daarvan ook maar een enigszins passende voorstelling te maken. Elke voorstelling, die men zich maakt, is zo onvolledig, dat zij onwaar is, als men meent dat zij de enige waarheid bevat. Als déél is menige realisatie aanvaardbaar: als geheel wordt het fataal voor de bewustwording, ook voor het later geestelijk leven in een andere wereld. 2. Leer zo vrij mogelijk te zijn. Gij hebt een zekere rijpheid bereikt, ge moogt dus oordelen over alle geestelijke waarden, voor zover ze uzelf betreffen. U bent echter niet in staat dit ook voor anderen te doen. Materieel hebt ge voldoende ervaring om te weten wat in elk geval niét mag geschieden. Uw taak in het leven is - krachtens uw geestelijk inzicht en uw stoffelijke ervaring - dáár remmend op te treden, waar de jongeren een verkeerde kant uit zouden gaan of in te tomeloze vaart hun vernieuwingen zouden willen doorvoeren. 3. Denk niet, dat iemand die oud wordt alleen maar geestelijk mag of kan streven. Hij die ouder wordt kan juist van mens tot mens ontzettend veel goed doen. Door het ouder zijn is men wat milder geworden in zijn oordeel, men krijgt meer begrip voor anderen. Indien daarbij nog een behoorlijk geestelijk inzicht komt en een behoorlijke dosis zelfkennis, zo zal men andere mensen op het goede spoor kunnen brengen, zowel jongeren als minder ontwikkelden van de eigen leeftijd. Het verlenen van hulp mag worden gezien als een van de belangrijkste fasen in het leven en wel tussen 50 en 70 jaar. 4. Leef met de geest, maar tracht niet in de geest te leven. Verwerkelijk alles wat ge uit de geest kent zoveel mogelijk stoffelijk. Laat u er nimmer toe voeren het leven in twee delen te splitsen: één deel met de geest en het andere met de stof. Dit is onmogelijk en leidt tot een soort schizofrenie, die zich na de overgang in zeer kwalijke ervaringen kan openbaren. Het herstel hiervan vergt meestal tijd. 5. Wanneer ge de 70 - 80 jaren overschreden hebt, moet ge goed beseffen dat uw ervaring langzaam maar zeker is verouderd. Ge hebt vele ervaringen verkregen, maar zij liggen zover in het verleden, dat ze voor het heden weinig of geen betekenis meer hebben. Zelfs als remmende functie blijkt u slechts een zeer kleine mogelijkheid te zijn overgebleven, want ge zijt niet voldoende in staat om de impulsen van de nieuwe geslachten geheel te ervaren. Gelukkig hebt ge in deze tijd meestal ook verdraagzaamheid geleerd. Voor deze tijd geldt: Denk niet te veel aan uzelf. Begrijp heel goed dat ouderdom niet inhoudt gewichtigheid of grootheid van inzicht en geest. Zoek uw zelfkennis steeds meer te bevestigen. En leef in deze periode hoofdzakelijk voor de geest. Dit wordt thans voor het eerst werkelijk mogelijk. U ziet uit deze leefregels (als ik ze zo mag noemen), dat het menselijk bestaan en het menselijk leven voortdurend moet worden gebruikt op de juiste manier. Wij kunnen nooit steeds op dezelfde wijze blijven voortgaan. Leven betekent veranderen en ontwikkelen. Het 29

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 3 – Bewust leven betekent, dus ook, dat wij onszelf voortdurend moeten veranderen en ontwikkelen. Inzichten, die gisteren nog goed waren, kunnen morgen reeds minder goed en overmorgen schadelijk zijn. Wij moeten groeien. De mens, die bewust leeft, gaat van het beginsel uit: Steeds moet ik veranderen, steeds moet ik groter worden en steeds moet ik wijzer worden. En dan ben ik hiermede aan het einde van het eerste deel van mijn lezing gekomen. Nu wij dus het leven in leeftijdsgroepen en mogelijkheden hebben ontleed, blijft ons alleen over van het leven in zijn geheel nog het een en ander te zeggen. Dus iets wat eigenlijk voor elke leeftijdsgroep gelijk geldt, iets wat de bewustwording bevordert en gelijktijdig toch de mens zijn persoonlijke waarde laat. Ik wil in de eerste plaats dan vaststellen, dat niet alle mensen, wat hun temperament en wezen betreft, geschikt zijn om in de maatschappelijke en godsdienstige beperkingen te leven, welke deze tijd met zich brengt. Voor sommigen is een grotere vrijheid absoluut noodzakelijk, voor anderen blijkt de bestaande vrijheid reeds tot bandeloosheid te voeren. Voor de bewustwording van de mens is de mogelijkheid tot handelen evenzeer belangrijk, als de mogelijkheid zich te beheersen. Slechts waar beheersing (en wel voornamelijk zelfbeheersing en niet opgelegde beheersing) in evenwicht komt met de mogelijkheden, wordt een daadleven verwerkelijkt, dat zoveel mogelijk de eigen persoonlijkheid weerspiegelt, inzicht in eigen stoffelijk en vooral ook geestelijk wezen bevordert en de mens zijn juiste taak en juiste plaats in het leven op de meest harmonische wijze doet innemen. Het is dus logisch dat niemand, die bewustwording zoek en bewust wil leven mag overgaan tot het opleggen van beperkingen aan anderen. Wel zal een ieder dit voor zichzelf moeten doen. In de tweede plaats wil ik opmerken, dat het begrip zonde en schuld, veroordeeld, uitgeworpen worden etc. een veel te grote rol speelt in het bewustzijn van de meeste mensen. Er is geen sprake van falen, als men iets doet, wat volgens de geldige regels van zeden en moraal verkeerd is. Slechts indien men - het verkeerde daarvan erkennende - daarmee voortgaat, ontstaat een onevenwichtigheid. Alles wat tot ervaring leidt en als zodanig in het eigen wezen goed wordt verwerkt, is te alle tijde waardevol voor geest en stof. Ten derde zou ik erop willen wijzen, dat er onnoemlijk veel esoterische en geestelijke of godsdienstige systemen bestaan. Ik kan mij voorstellen, dat men een tijdlang van groep tot groep gaat om te zoeken wat het best past bij het “ik”. Maar als men dit onbeperkt voortzet, dan zal men op een gegeven ogenblik vastlopen. Men heeft van alles iets, maar men heeft nergens een werkelijk houvast gevonden. Wanneer u echter zoekt op geestelijk terrein, dan vindt u voor bepaalde waarden in uzelf een echo. U reageert daarop. U voelt: dit is voor mij belangrijk of voor mij waar. Aanvaard dit en behoud het ook, wanneer gij verdergaat. Laat u nimmer binden aan een reeks dogmatische stellingen. Leef altijd volgens uw eigen hoogste bewustzijn, maar aanvaard ook alleen die geestelijke waarheden of openbaringen, die voor uw eigen wezen een werkelijke, betekenis hebben. Juist de vrijheid, waarmee men voor zichzelf aanvaardt of - zo nodig - verwerpt, voert tot de vorming van een vast levensbeeld, dat ook esoterisch (dus innerlijk) is vastgelegd. Dit levensbeeld zal in de meeste gevallen een aanvulling vormen van vroegere levens of bestaanstoestanden en daardoor dus de mens ook op een hoger vlak brengen voor een volgend bestaan. Dit is zeer belangrijk. Laat u nimmer door anderen vertellen dat u dwaas bent, wanneer u iets al dan niet gelooft. Onttrek u aan debatten daarover. Tracht ook nooit een ander te overtuigen van uw geloof, maar handel altijd in volledige overeenstemming met hetgeen gij gelooft. Dit is het enig belangrijke in de wereld. Voor anderen heeft het mogelijk overtuigende waarde. De eventuele resultaten van uw handelen volgens uw geloof houden verder voor uzelf een corrigerende mogelijkheid in, waardoor uw eigen instelling wordt veranderd en gij uw eigen beeld scherper omschreven ziet. Ongeacht wat gij in het leven wilt bereiken, ge zult ten slotte alleen die resultaten met u nemen, die blijvend in het “ik” werden vastgemaakt en deel uitmaakte van de geest. Dat houdt in dat niets waardevol is op uw eigen wereld, wat niet emotioneel en verstandelijk kon worden beleefd. Niets uit uw wereld zal blijvend waardevol zijn, wat niet slechts in kennis maar ook in de praktijk zijn uitdrukking vond. Het is u niet verboden te experimenteren: uw 30

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 3 – Bewust leven leven is als een verblijf in een laboratorium, waarin u de meest wonderlijke belevingen kunt opdoen, als u de moed daartoe hebt. Ge zult zelf moeten bepalen welke belevingen ge zoekt en hoe. Maar ge zult altijd de aansprakelijkheid daarvoor moeten aanvaarden en ge zult altijd uw theorieën aan de praktijk moeten toetsen. Ge zult altijd uw praktische ervaringen moeten gebruiken om uw stellingen en kennis zozeer te wijzigen, dat deze een zo groot mogelijke overeenkomst vertonen met de kosmische werkelijkheid, waarvoor ge leeft en waartoe ge toch wordt gedreven. Ten laatste wil ik opmerken, dat de kunst van het bewuste leven tevens is de kunst van het bewuste overgaan. De mens, die de kunst van het leven heeft geleerd, kent de kunst van het sterven. Er is niet zó’n groot verschil tussen leven en dood. Dood is als het insluimeren op een dag en het de volgende dag ontwaken in een andere kamer. Meer niet. Het is logisch, dat het hechten van een te groot belang aan een verandering, die op zichzelf zo groot niet is, de mens in vele verwrongen situaties kan brengen. Het zal zijn leven en zijn bewustzijn aanmerkelijk benadelen: het zal daarnaast de overgang zelf moeilijker en zwaarder maken, dan noodzakelijk is. Indien ge echter uzelve kent, indien ge hebt geleefd volgens de intentie van uw wezen, en dit zo goed mogelijk hebt uitgedrukt in het materiële leven zowel als in uw denken en geestelijk streven, dan zult ge ontdekken dat de dood niets is dan een moment duisternis, waaruit ge ontwaakt tot een nieuw bestaan. Het probleem dood komt ongetwijfeld in deze cursus nog ter sprake, zij het dat dit slechts aanvullend wordt gedaan, omdat daarover reeds twee brochures zijn verschenen. (n.l.: De doodsengel en zijn geheimen. De kunst van het sterven.) Onthoud echter, dat u nooit goed zult kunnen overgaan en de krachten van de dood zult kunnen aanvaarden en tot uw eigen voordeel, tot vergroting van uw innerlijke harmonie met de kosmos zult kunnen gebruiken, als uw leven niet goed was. Bedenk verder, dat het leven altijd goed is, wanneer zelfkennis en de bereikte kennis in dit leven tot uitdrukking zijn gebracht. De tijd waarop is niet zo belangrijk: Een mens, die een heel leven van zelfbedrog achter zich heeft, maar een moment van waarheid vindt en deze waarheid metterdaad durft uit te drukken en in zijn wereld durft te uiten, heeft evenveel gewonnen als een mens, die voortdurend bewust leefde. Want het gaat hier niet om de ontwikkeling als zodanig, het gaat alleen om het resultaat op het punt van overgang. Bewust leven betekent alleen maar: je voorbereiden op een bewuster, beter en lichtender leven later. Hoe het bewustzijn wordt verworven maakt niets uit. Is het eenmaal verworven, dan zal dit in een eeuwiger en minder begrensd leven weerspiegelen wat het stoffelijk leven u heeft geleerd. Vandaar dat wij hopen, dat ook deze regels in deze korte beschouwing mogen bijdragen tot een bewuster leven voor u en een gemakkelijker overgaan en herboren worden in de vrije werelden van de geest. NOOT Wanneer wij spreken over “de werkelijke geest” dan bedoelen wij hiermede de totale geest ofwel het volledige bewustzijnsgebied, dat bereikt wordt door het wezen “ik”. Men zou dit kunnen omschrijven als het aandeel in de totale opbouw van de kosmos, dat door het Goddelijke tijdloos aan het “ik” wordt opgelegd. Het “ik” is dus reëel, wanneer het zich uitdrukt in de werkelijke geest. Hierin heeft het al zijn ervaringen, al zijn geestelijke functies. Voor de mens is dit begrip wat abstract. Ik mag het misschien vergelijken met een bloembol. Als u de bol van een krokus, een tulp of een hyacint zou doorsnijden, dan zou u - als de bol maar enigszins leven heeft en dus niet in volledige rust is - tot de ontdekking kunnen komen, dat zich daarin reeds de bloem, de bloemkelk en alles principieel bevindt in miniatuur a.h.w. in een rustende staat. Zo is het ook met de mens, met de menselijke geest. Daarin is dus het totaal aanwezig wat er eens uit zal opbloeien. Dit totaal noemen wij de ware, de werkelijke geest. Maar voor het bewustzijn van de mens speelt de zaak zich wat anders af. Hij ziet niet de doorsnee van de bol, maar hij ziet langzaam maar zeker het eerste groen van het blad verschijnen, daarna ziet hij dit opschieten en misschien langzaam de knop va de bloem omhoog komen, maar hij ziet het niet in zijn volledige opengebloeide toestand. Eerst wanneer alles volledig is opengebloeid,

31

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 3 – Bewust leven is het “ik” volledig geopenbaard. Dit is dan het werkelijke “ik”. Al het andere is maar een déél van de geest, een déél van de ik-heid. En zo mogen wij dus wel stellen, dat de ware of werkelijk geest het geheel is, dat door het Goddelijke in ons werd gelegd: terwijl wat wij “geest” noemen een fase is van het “ik” in zijn totale groei van potentie naar voleinding. Het is dus een tussenfase. De geest op dit ogenblik is niet veel meer of veel minder dan een plant, die zich reeds verheven heeft boven het aardoppervlak, dus uit haar wortels reeds de eerste verschijnselen van groei toont, maar haar volle bloei die de levensvoleinding is, nog niet heeft bereikt. HET BEGRIP SFEER Wij weten dat een woning een bepaalde sfeer kan hebben. Op bijeenkomsten is er soms sprake van een gezellige sfeer. Of van een onaangename sfeer. Helaas zijn slechts weinig mensen in staat dit begrip “sfeer” te omschrijven of zelfs weer te geven in zijn ontstaan en z’n bestanddelen. Vandaar dat ik op deze bijeenkomst gaarne enkele woorden zou willen wijden aan deze eigenaardige spanning en stemming, die zulk een grote invloed heeft op het menselijk welbehagen en zelfs op de geestelijke sferen, waarmee men een contact kan bereiken. Onder het woord sfeer mag worden verstaan de totale gedachte-uitstraling van de aanwezigen en de daardoor tot uiting komende harmonische aspecten, verrijkt met alle indrukken, die daarmede in overeenstemming zijn. Sfeer kan dus opbloeien uit de wijze, waarop men en woning inricht, de plaatsing van een enkele bloem, uit kaarslicht, de geur van wierook, parfum of van verse bloemen. Zij kan eveneens ontstaan uit een onverwachte zielsverwantschap, die zich achter de muur van woorden en handelingen pleegt te verbergen. Het blijkt ons, dat deze sfeer zeer grote en belangrijke gevolgen kan hebben. Wanneer mensen elkaar ontmoeten in wat zij noemen een gezellige sfeer en daarin werkelijk tot elkaar komen, zullen zij vele bestaande geschillen kunnen beslechten en eventueel voorgoed uit de weg ruimen. Zij zullen elkaar stimuleren en zo een hoogte bereiken die elk voor zich haast onmogelijk had geacht. Wanneer er een bepaalde sfeer heerst en de conversatie is ingespeeld op deze stemming, dan blijkt ze vaak als een flitsend lancet wereldproblemen op een geniale wijze te kunnen ontleden. Opmerkingen, die heen en weer worden geworpen, nemen vorm aan en geven een complete filosofie weer of worden een karikatuur van een door sommigen innerlijk nog bewonderde persoon, instelling of toestand. Het is duidelijk, dat deze sfeer niet alleen kan werken op het menselijk lichaam en niet alleen kan worden geboren uit de zintuiglijke waarneming. Er zijn zelfs wat sfeer betreft bepaalde voorwaarden aan te geven. Wanneer wij sfeer willen vormen, zullen wij er ook zeker van moeten zijn, dat - indien de sfeer goed is en de mensen elkaar begrijpen - er een zekere welwillendheid bestaat, terwijl anderzijds bepaalde remmingen en vooroordelen tijdelijk terzijde worden gesteld. De geest nu is zeer gevoelig voor deze wereld van gevoel, deze wereld van paranormale invloed, die o.m. in de menselijke aura tot uiting komt. Wanneer u een sfeer weet op te bouwen, een sfeer die langzaam maar zeker uw eigen wereld terugdrijft en een eenheid van hooggestemden tot stand brengt, dan blijkt dat de geest onmiddellijk op deze sfeer inwerkt. Zij is er deel van. Door het scheppen van de sfeer hebt u in uzelf n.l. bepaalde geestelijke voertuigen geactiveerd. Niet alleen kreeg de aura een prettiger gloed en werd haar licht stabieler, minder flitsend en flikkerend, maar bovendien bleek zich een soort gouden of zelfs zilverwit waas uit te spreiden, dat als een onzichtbaar web mens met mens verbond: een kracht, die tenminste behoort tot het mentaal gebied en in bepaalde gevallen zelfs hoger kan stijgen. Het is duidelijk dat de geest, die in een dergelijk gebied woont, een dergelijke reeks verbindingen in concreto voor zich zal zien en zich zal afvragen: Wat is het, dat zozeer met ons verwant is? En zo speelt zij a.h.w. op deze harp van gouden draden, die van mens tot mens zijn gesponnen, helpt en leidt, geeft impulsen, inspireert, en geeft iets af van haar eigen wereld aan een lagere wereld, waarin door de sfeer het ontvangen van deze impuls mogelijk wordt. Zeer belangrijk is deze sfeer vooral, wanneer wij geestelijk werk willen doen, in contact willen komen met de geest, of - wat voor mensen haast even belangrijk is - tot bezinning willen komen en in innerlijke vrede en rust onze eigen weg willen vinden. Hoe sterker wij de sfeer 32

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 3 – Bewust leven kunnen richten en hoe meer wij deze kunnen opvoeren tot een geheiligdheid, tot die stille uitstraling die in sommige kerken schijnt te hangen, zelfs als ze verlaten zijn, alsof er ergens nog een echo van engelenzang uit de donkere dakbalken komt, hoe beter wij contact zullen krijgen met de geest: hoe beter wij in de stof één kunnen zijn met hogere krachten en hoe eenvoudiger ook de hogere kracht zich goed en volledig in haar werkelijk wezen aan de mens kan openbaren. Het scheppen van sfeer is afhankelijk van kleinigheden. Degenen, die zich bezighouden met het beschouwen van een modern binnenhuis, zullen ongetwijfeld hebben opgemerkt, hoe een enkel achteloos neergeworpen opengeslagen boek, ja, misschien zelfs een enkele verontreiniging in een overigens perfecte kamer, daaraan plotseling een sfeer van bewoond-zijn kan geven. U hebt zich waarschijnlijk niet afgevraagd, hoe die sfeerverandering daaruit kon voortkomen. Indien u echter nadenkt, zal dat u duidelijk worden. De meubelen, de muren, de op zichzelf mooie kleuren hebben weinig te zeggen, als u daarin niet een mens ziet leven. Het opengeslagen boek, de kleine verontreiniging zeggen het u. Hier wordt geleefd. Er is een intimiteit geschapen, er is een verband gelegd tussen uw wezen en deze u verder misschien geheel vreemde omgeving. Ge voelt u er plotseling thuis, want daar ligt zichtbaar het teken, dat hier mensen leven. Het zijn kleinigheden. Er brandt een kaarsvlam en het zachte, flakkerende licht schept een sfeer van knusheid en geborgenheid. Ach, ge hebt die kaarsvlam misschien zien branden op een altaar: of zij herinnert u aan de geheiligde ogenblikken, dat ge als kind hebt gezongen bij een kerstboom. Toen waart ge veilig en geborgen, toen was het wonder u nabij. En de kaarsvlam herschept dit, brengt de intimiteit en de geborgenheid, waarin een mens voor een ogenblik vergeet, dat hij hard en zakelijk moet zijn, of dat hij redelijk is. Het schept een zachtheid van begrip, waardoor eigen fouten en fouten van anderen voor een ogenblik onbelangrijk worden. En zo schept het sfeer. Wierook, brandende harsen, ze doortrekken met een nauw merkbare geur de kamers, de vertrekken, misschien de kerken, de tempelruimten. En uit die nauw merkbare geur vloeit iets naar u toe van bossen misschien, of van een heiligdom en ge wordt er wat stil van. Het lijkt u plotseling, of de omgeving rijker en reiner is geworden en uw wezen stelt er zich op in. Suggestie misschien, maar dan een suggestie van buitengewone waarde, omdat in vele mensen precies dezelfde reactie wordt geschapen. Omdat in vele mensen precies hetzelfde denken ontstaat en daardoor een gelijkheid, een harmonie, die aanvaarding van hoge waarden mogelijk maakt. Denk niet, dat deze dingen op zichzelf belangrijk zijn. De tempelzang van een koor of de haast lichtzinnige liederen van hen die Dionysus vereren en offeren aan Bacchus, zij kunnen evenzeer sfeer scheppen. Wanneer ze uit eenheid voortkomen, wanneer ze voortkomen uit een gezamenlijk denken en leven, wordt er een harmonie geschapen. En het is deze harmonie, die door het gezamenlijk streven van het innerlijk wezen naar een ander leven of een betere sfeer of hogere impuls bepaalt wat zich nu kan uiten. Het vormen van sfeer is belangrijk, en zeker ook het gesproken woord kan daartoe het zijne bijdragen. Soms klinkt alleen een tekst uit de Bijbel. Je bent ontroerd, er is een ademloze stilte gekomen, men absorbeert het woord. En het woord zelf is onbelangrijk, er ontstaat eenheid. En in die eenheid openbaart zich de Geest Gods. Ge wilt gezamenlijk een kracht oproepen. Er is een stilte, er is een verwachting. En in die verwachting krijgen wij de climax van woord na woord, namen die op zichzelf misschien zinloos schijnen, naar nu met een siddering andere werelden schijnen open te breken als met geweld. En er is kracht, er is een uitstorting van geestelijk vermogen en geestelijke werking. Dit werd mogelijk gemaakt door de eenheid, door de sfeer. Sfeer is belangrijk: en het scheppen van sfeer is een van de meest belangrijke taken, die een mens op zich kan nemen, wanneer hij het hogere zoekt. De sfeer, die gij schept, is in feite het vormen van een geestelijke poort, waardoor ander licht kan binnentreden. Het is de openbaring van uzelf aan uzelf, maar ook aan een hoger weten. Het is de ontsluiting van uw hart en uw meest verborgen weten voor een ander licht: en wat in de schemer spookachtig leek, wordt nu helder en zuiver kenbaar, redelijk en logisch: en wat eens kostbaar scheen valt misschien weg: afval, niet eens waard om verder te bewaren. 33

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 3 – Bewust leven De mens heeft licht nodig. En omdat hij licht nodig heeft is het noodzakelijk, dat hij leert sfeer te scheppen. Dat hij leert uit zichzelf en anderen de onzichtbare banden van harmonie te doen samenvloeien tot het lichtend web, waarop de hoogste krachten iets van de eeuwige melodie der schepping kunnen spelen. Het is belangrijk, dat uit de zilveren kracht van het eigen wezen de mogelijkheid wordt geboren het gouden licht van ongekende werelden in je wezen toe te laten en uit dit wezen hernieuwd te laten opgaan, nu dragend je zorgen en problemen tot het licht. Het scheppen van sfeer, vrienden, is belangrijk. Belangrijker dan vele vragen. Belangrijker dan strijd en politiek en godsdienst. Want waar velen zijn vergaderd en één zijn in denken en verwachting, één-zijn in leven en streven - al is het voor een kort ogenblik - daar kan zich de kracht van de kosmos ontladen. Helaas daar, waar mensen disharmonisch en elkaar verachtend tegenover elkander stellen, daar scheppen zij de zwarte verbindingen, de negatieve kracht, waarin de onbewuste demonie van duistere sferen zich openbaart. Schep uw sfeer vrienden, bewust en overlegd, zo ge kunt. Schep een harmonie, waarin het hogere, het lichtende, de goddelijke Liefde zelf a.h.w. een rol speelt. Zo kunt ge overbruggen wat nu nog een kloof zonder brug schijnt: de begrenzing van het leven. Zo kunt ge komen tot de eenheid met het leven na de dood. En zo kan voor u werkelijk worden alles, wat eeuwig en tijdloos bestaat, zelfs in de gejaagdheid van een bestaan, dat door enkele jaren beperkt en begrensd is. Leer sfeer te bouwen. Zoek een sfeer te scheppen van harmonie, van liefde, van licht, altijd weer. Ge zult uzelf ruimschoots beloond zien door het vele, dat zich uit andere werelden voor u zal openbaren en door de intensiteit van band en binding, die ge kunt verkrijgen met uw eigen wereld en het begrip dat ge zult vinden voor uw eigen wezen. DE ONTMOETING Wanneer het jaar ten einde spoedt, begint de tijd van de prognostiek. Een ijlend zoeken naar nieuwe mogelijkheden en nieuwe wegen doet de geest flitsend gaan van wereld naar sfeer en terug. En…. ofschoon in vele sferen de hond slechts een ondergeschikt wezen is, voelt men zich toch wel eens zo moe als een hond, wanneer men enige tijd bezig is geweest de verwarde draden van het menselijk noodlot te ontwarren. Dit dan is mij een keer overkomen. Ik bevond mij juist op weg naar een andere sfeer, toen ik, gezeten op een ietwat regenachtig uitziende wolk, een oudere heer zag voorbij drijven. Met een beleefd gebaar, overgehouden uit de tijd dat er in de parken nog muziek werd gespeeld en men elkaar hoffelijk vroeg of een plaats onbezet was, voegde ik mij bij hem en hij maakte er inderdaad geen bezwaar tegen zijn zitplaats met mijn persoonlijkheidje te delen. Nu is het moeilijk voor een geest een gesprek te beginnen. Ons ontbreekt tenslotte hetgeen bij u in Nederland de eeuwige aanleiding tot een gesprek is: het weer, zodat ik mij voorzichtig voorstelde. “Mag ik mij voorstellen: Vincentius” “Kronos, ”zei de oude heer, een klein beetje bars. “Ik dacht altijd, dat Vader Tijd een baard had, een zeis en een zandloper.” De oude heer keek mij met een vernietigend blik uit zijn afgronddiepe ogen aan. “De Tijd is moderner dan de mens. In een tijd van landbouwmachines hebben wij geen zeis meer nodig. Trouwens, met die oorlogen zou ik het met een zeis nooit klaarspelen. En een zandloper? Mijn waarde vriend, de tijd jaagt steeds sneller en de regelmaat is teloorgegaan.” Ik overwoog die argumenten en ofschoon ik ze niet redelijk genoeg vond, besloot ik mijn aandacht te richten op het ene punt, dat deze heer niet had genoemd. “Ja, maar uw baard dan?” “Een baard,” zei Kronos, ”ja een baard. Ik was in de Uno en toen dachten ze, dat ik bij Fidel Castro hoorde: daarom heb ik mij geschoren.” Een opmerking, die ik op zichzelf niet zeer gevat vond. Maar nu ik wist met de Tijd te spreken, was er misschien een mogelijkheid mijn prognose vollediger te krijgen, dan ik met veel zoeken ooit zelf zou kunnen opmaken. En daarom, sprak ik: “Kunt u mij iets zeggen over de toestand op de wereld?” 34

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 3 – Bewust leven “O”, zei Kronos,“ het is me de toestand wel.” “Ja, ” zei ik, “maar wat voor toestand?” “Och”, zei Kronos, “de mensen weten niet meer wat ze willen. Of beter gezegd: ze weten wel wat ze willen, maar ze weten niet, hoe het te krijgen.” “Zou u misschien een paar ontwikkelingen kunnen aangeven?” “Zeker, zeker, ” zei Kronos “Het is heel begrijpelijk. Maar als we door moeten praten, moet u even mee oplopen, want ik zie dat het mijn tijd wordt. Hij haalde een zeer modern uitziend horloge te voorschijn, keek er eens op en zei: “Ja, nog 7 minuten en dan moet ik mij verkleed hebben.” “Verkleed hebben?” “Zeker,” zei hij, “want ik heb op aarde een belangrijke functie. Zo dadelijk is het Nieuwjaar en dan moet ik dus in een nieuw gewaad verschijnen.” “Ik ben in ieder geval dankbaar, dat u nog oven tijd voor me hebt,” merkte ik op en ik liep met hem op, terwijl ik nauwlettend alle vragen bijeenzocht, die mij interesseerden. “Wat denkt u over de ontwikkeling van de toestand tussen de Sovjet Unie en Amerika?” ”Tja,” zei de Tijd, “tja, ik geloof niet dat die zich veel verder ontwikkelen kan: die heeft zo ongeveer z’n toppunt bereikt.” Niet zeer duidelijk. Ik waagde een volgende greep. “Denkt u dat er oorlog komt?” “Zolang er mensen zijn,” zei de Tijd, “is er oorlog geweest.” “En wat denkt u van de atoombom?” “Kan mij niet veel bommen,” zei de Tijd. “Mijn tijd duurt deze wereld nog wel uit.” “U meent dus, dat de aarde zal voortbestaan?” “O zeker, zeker,” zei de Tijd. “Ik heb dit al mee gezien: Alexander de Grote indertijd. En trouwens bij Damiate hebben ze dat Grieks vuur gebruikt. En toen die kanonnen daar, wanneer was dat ook weer? Mijn geheugen wordt zo slecht, er gebeurt zoveel tegenwoordig. Elke keer hebben ze gezegd: Nu komt er het einde van de wereld. Maar dat loopt nooit zo’n vaart.” “Ja, maar dit is iets geheel nieuws,” beweerde ik. “Tut, tut,” zei de Tijd, “er is nooit iets nieuws onder de zon. Het is er allang geweest. Uit wat ze nu als speelgoed gebruiken is eens de wereld geboren.” Ik voelde mij niet erg gelukkig, want ik wilde graag feiten hebben voor mijn prognose. “Als u de Tijd bent, Vadertje Tijd, dan kunt u mij toch wel zeggen: Wat brengt het volgende jaar?” “Och,” zei de Tijd, “ik ben nu nog 1960 en weet dus niet wat 1961 zal gaan doen. Maar hier ben ik aan mijn adres. Loopt u maar even mee naar binnen, naar mijn kleedkamer.” Inderdaad stonden we - en dat wel midden tussen de sterren - voor een gebouwtje. Ik stapte naar binnen. “Dit is de achteringang,” zei de Tijd. “Gaat u zitten” en wees me op een bankje. Daarop verdween hij vóór in iets, wat veel op een uitdragerswinkel leek. Even later kwam hij terug met een cupidootje. Voor ik kon vragen wat hij ermee ging doen, was hij al verdwenen en juist toen de klok al door een ratel aankondigde dat zij 12 ging slaan (het was een ouderwetse koekoeksklok), kwam hij naar buiten als cupido. Ik keek wat verbaasd. “Ja,” zei de Tijd, “ze doen je tegenwoordig alles aan. Vroeger was dit het beeld van Eros. Maar nu? Eros en Psyche en alles tezamen. Ze hebben het alleen maar Het Nieuwe Jaar gedoopt.” 35

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 3 – Bewust leven “Ja,” herinnerde ik hem, “maar vergeet één ding niet: u zou mij zeggen wat 1961 voor een jaar wordt” “Ik heb geen tijd meer,” zei de Tijd, “maar het wordt een rotjaar, reken daar maar op.” Zo heb ik mij helaas zonder veel resultaten uit de slag teruggetrokken en ben verder gegaan om van deze verwarrende ontmoeting met de Tijd te bekomen. U begrijpt, dat in de vergadering van prognostiekverzamelaars bij ons hierover ook werd gesproken. En daar heb ik geloof ik wel het juiste raadsel gevonden, maar niet met een volledig antwoord. “De tijd,” zo zei iemand, “is een fictie. Want tijd bestaat alleen, waar het denken het geheel niet overziet, maar deel na deel opsomt, zonder de samenhang te beseffen. Dus kan de tijd geen antwoord geven.” “Knap gezegd,” meende een tweede. “Maar tijd is eigenlijk iets, wat niemand heeft en een ieder zoekt. Dus tijd is het streven van de mensen.” “Ja,” merkte de derde op, “met alles wat u zegt ben ik het eens, als u mij toestaat op te merken, dat de tijd in zichzelve slechts de verandering is.” De verandering? Dat was een idee. En ik formuleerde mijn vraag heel zorgvuldig en niet alleen met het oog op mijn eigen kleine groep. “Als tijd alleen verandering is, hoe komt het dan dat de verandering zichzelve niet kent?” En het antwoord, dat ik heb gevonden (het is niet volledig), luidt: Wanneer de verandering zichzelve kent, verandert zij niet, maar ís zij. De tijd houdt op te bestaan op het ogenblik, dat de mens de tijd beheerst. En hoe het gegaan is met de prognose? Och, ongetwijfeld zult u het wel horen. Want terwille van het publiek verzamelen wij de feiten en geven ze dan met een zekere waarschijnlijkheid later al door. Maar ik kan de sluier wel wat voor u oplichten. We rekenen er op dat het komende jaar, zowel economisch, politiek als ook geestelijk, grote spanningen zal brengen. Toch zal vooral de geestelijke inspanning onzerzijds door een beter innerlijk begrip en een gevoel van verantwoordelijkheid ongetwijfeld aardige resultaten afwerpen. Het zou zelfs mogelijk zijn, dat b.v. een stad als Berlijn eindelijk “uit de Brand” wordt geholpen en enige eenheid verwerft. Natuurlijk wordt de Duitse welvaart steeds “Adenauwer”: en deze vernauwing geeft op den duur een bottleneck, waardoor het Amerikaans kapitaal niet zo eenvoudig en gemakkelijk meer zal binnenvloeien. Daar staat dan tegenover, dat de export van vloeibare waren uit Frankrijk aanmerkelijk groter wordt. Alleen vrees ik, dat deze vloed ook bedenkelijk dicht de ademhalingsorganen van het regerend hoofd van deze staat zal naderen. U ziet, er zijn ongetwijfeld heel wat ernstige dingen op komst. John Bull beleeft ongetwijfeld ook verandering. Misschien dat in de zaak John Bull tegen de vakverenigingen eindelijk een John Bull wordt gevonden, die de zaken oplost. O, vraagt u mij niet, hoe alles precies zal verlopen. Maar we hebben wel vastgesteld, dat boven alle veranderingen en omwentelingen van het komende jaar één ster staat, die met toenemende geestelijke kracht de aarde zal beroeren. Het lijkt wel of Aquarius, tot nu toe een verre lichtende stip aan de hemel, reeds binnen enkele jaren de grootte van de maan zal bereiken. Reeds dit jaar - vooral aan het einde ervan - zal zijn invloed daardoor wel zeer duidelijk merkbaar worden. Wat ik van harte hoop! Want om eerlijk te zijn, ik gun elke mens zijn prognose, zelfs één met alleen maar gunstige resultaten. De poging om de verwarde mensheid te ontwarren en in een redelijke reeks van mogelijkheden te dwingen, is echter voor mij een wat zware taak. Daarom hoop ik snel geestelijk licht te zien, waar nu velen, die zich als licht beschouwen, slechts duisternis verspreiden. Ik meen dat de Waterman, die ondanks zijn waterige naam een luchtteken is, op deze aarde licht in de zaak zal brengen: zodat zij, die de vrede zoeken, met steeds groter vuur de kosmische eenheid en het werkelijk menszijn zullen nastreven. En met deze beschouwing beëindig ik mijn kort verslag omtrent mijn zoeken naar feiten voor de prognose van 1961. 36

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 3 – Bewust leven INKEER “Keer in!” zo roept men mij, maar ik weet niet waar mij heen te wenden. Hoe ik ook keer en wend, ik vind de inkeer niet tot ‘t “ik”, die ik zozeer begeer. Want zoek ik wel mijzelve en keer ik tot mijzelve in, zo blijkt mij, dat mijn eigenmin het mij onmogelijk maakt om in het “ik” ook dat te zien wat mens of kosmos laakt. 0, ‘k keer wel in tot eigen huis en ‘k keer het vuil misschien eruit. Maar telkenmale als ik kom tot een besluit om voort te gaan, dan is daar weer mijn eigen sfeer, mijn wereld en mijn waan. En ‘k leg mij er bij neer. En zegt men mij dan: “Keer toch in,” dan zeg ik:”’n volgend keer.” Maar als je de inkeer niet beseft, als iets wat je zelve doet, maar eerder in wil zien als kracht, die leeft in adem, aura en je bloed, dan rijst in het “ik” als een stijgende gloed de waarheid, die uit ‘t “ik” geopenbaard - je aanstaart en je dwingt de dingen anders te zien, anders te zingen je zang van het leven en anders te streven, te geven méér, te zijn veel meer. Dan zie je in jezelf, gehouwen uit leed om wat je nog niet bent: een beeld. Je weet: dit moet ik zijn. Verdeeld ben ik nog in mijzelve. Maar hier is het doel en de werkelijkheid. Zo werd ik geschapen voor de eeuwigheid. Zo moet ik voortgaan tot de laatste dag. En dan zeg je, terneergeslagen: “Al wat ik kan, wat ik vermag, zal ‘k doen om eens dit beeld niet slechts als beeld maar als belichaming voor ‘t “ik” te dragen en zo te treden in de wereld, voor mij bedoeld. Ik stel mij geen vragen. Ik vráág niet meer. ‘k Erken in mij de lichte Kracht. ‘k Erken, hoe in mij wordt volbracht een werk zo groot, dat ik het niet kan overzien. Ik vraag niet meer, ik dien! En in het dienen - met de Kracht, die mij voert, uiteindelijk misschien vertrouwd wordt uit mijn wezen ‘t ware “ik”, het beeld van eeuwigheid en zijn, voor mijnen Schepper opgebouwd: en zie ik eens de ware lijn van tijdloos, eeuwig leven. Ik zou zeggen: Dat kunt u dan nog wenden en keren zo u wilt, maar waar u zich ook wendt, alleen wanneer u zich wendt tot die innerlijke kracht en het beeld, dat ondanks uw innerlijke verdeeldheid in u bestaat, zult u uzelf leren kennen. Niet als wat ge nu zijt, want dat is onmogelijk, maar als wat ge zijn moet en worden kunt. Dit beseffen, daarheen streven, dat is de zin van inkeer en doet ons inkeren tot de werkelijkheid, die men wel het Vaderhuis noemt. Gods rijk, de kosmische Werkelijkheid, die rond ons allen bestaat en die wij zeker te enigerlei tijd voor ons ook werkelijk zullen winnen.

37

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 4 – Misvattingen

VIERDE LES - MISVATTINGEN

In het werken met geestelijke krachten en met de eigen krachten van de mens zien wij vele misvattingen ontstaan, vooral door de onjuiste waardering van het geestelijk verschijnsel en door de vertekende registratie van de geestelijke uiting in de stof. Er zijn daardoor vele sprookjes in omloop gekomen en er is ook in vele mensen een verwarring ontstaan. Wij willen trachten deze, voor zover het betreft de verdere ontwikkeling van de geest en het gebruik van geestelijke gaven, deze avond kort te omschrijven en daarnaast de juiste wijze van handelen en gedragen vast te stellen. Dan denk ik in de eerste plaats wel aan een van de minst begrepen waarden op deze wereld, n.l. het direct mediumschap en wel in de vormen van voltrance en halftrance: daarnaast onder hypnotische invloed de z.g. clairvoyant en wat ermee samenhangt. Wij moeten allereerst constateren dat in elke trancetoestand het wilsvermogen van het individu terugvalt tot praktisch nul. Slechts daar, waar grondwaarden van het eigen wezen worden aangetast (b.v. stellingen en condities, die van de jeugd af zijn opgelegd), zal het wat moeilijker zijn deze te verdrijven en ontstaat er een zekere weerstand. De wil is nul: het bewustzijn echter blijft in al deze gevallen volledig zichzelf. Ook wanneer er geen sprake is van een bewuste waarneming van wat gezegd, gesproken of gedaan wordt, zal toch het bewustzijn van de persoon, voor zover het in de stof is verankerd, volledig medewerken in elke mediamieke uiting. Het resultaat is dan, dat we - zoals u zich zult herinneren - altijd een vertolking krijgen door middel van het bewustzijn van het medium en de daarin bewust, onderbewust of bovenbewust gelegen mogelijkheden. Nu zal een medium juist in de tijd, dat de ontwikkeling van de gave optreedt, over het algemeen een instabiele figuur zijn. Dit is logisch, want alleen figuren, die zelven niet te sterk en te fel ontwikkeld zijn, zullen - laat ons zeggen - zich laten beïnvloeden door anderen zonder meer. Zelfs wanneer b.v. door een vast geestelijk contact, een bepaalde ontwikkeling van eigen wezen in geestelijke zin, op den duur een mate van inzicht en beheersing wordt verkregen, blijft toch deze instabiliteit bestaan. Als zodanig is het praktisch onmogelijk alleen aan het gedrag van een medium, een in trance werkende clairvoyant enz., een oordeel te vellen over hetgeen wordt gebracht. Wel geldt over het algemeen: wanneer goed werk wordt gedaan, zal de eigen persoonlijkheid zich langzaam maar zeker veredelen. Verdere misvattingen op dit terrein vinden wij in de idee, dat men b.v. een voltrance-toestand onmiddellijk bereikt en dat in deze voltrance-toestand onmiddellijk waardevolle boodschappen zullen doorkomen. De ontwikkeling van een mediumschap - ook wanneer dit onder hypnose geschiedt - houdt toch altijd in dat de belangstelling voor eigen lichaam, enigszins behouden wordt. Het gevolg is, dat men bij het doorgeven van de boodschappen over het algemeen in zekere zin zelf tegenwoordig is en vooral in het begin daarop enige invloed heeft. Dit geeft aanleiding tot veel twijfel. Een mens gaat zich afvragen: Is dit nu wel de geest, die spreekt, of ben ik het zelf? Een dergelijke vraag mag niet worden gesteld tijdens het werken met de geest. Eerst na afloop kan men voor zichzelf nagaan in hoeverre hier bepaalde waarden van het bewustzijn een rol hebben gespeeld. Zelfs dan is het vaak heel moeilijk om een scherpe grens te trekken. Want het kan b.v. geschieden, dat een medium door een bepaald onderwerp sterk wordt gegrepen: of een bepaald onderwerp kort voor een séance b.v. met anderen diepgaand bespreekt. Dan is dit dus in het bewustzijn en onderbewustzijn sterk verankerd. In vele gevallen zal de geest van deze mogelijkheid gebruik maken en dus aanhaken bij hetgeen reeds aanwezig is. Hetzelfde kan geschieden wanneer een van de andere aanwezigen op dezelfde wijze door een onderwerp zeer sterk wordt geboeid, zich daarin zeer heeft ingeleefd en deze gedachtegang dus sterk uitstraalt. Wij nemen nu een ogenblik aan dat er sprake is van voltrance en de geest dus de mogelijkheid heeft tot op zekere hoogte het gedachteleven van de aanwezigen te peilen. In een dergelijk 38

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 4 – Misvattingen geval maakt de geest dus ook gebruik van de gedachte, die in de mensen leven, als een springplank. Dit is op zichzelf niet kwaad en niet te veroordelen, onthoudt u dat goed. Het is slechts gebruik maken van de weg van de minste weerstand, waardoor over het algemeen een groter resultaat verwacht kan worden, dan zonder dit het geval zou zijn. Wij zien dan verder bij zeer veel mensen. een z.g. contact met de geest optreden, dat zij niet geheel bewust kunnen verwerken. Dit kan zich uiten in lichamelijke of in geestelijke gebeurtenissen, als het horen van dingen enz. en in het optreden van eigenaardige verschijnselen. Het eenvoudigst daarvan is het tikken- de klopgeest: terwijl dat verder kan gaan tot het verplaatsen of teloor gaan van voorwerpen, het plotseling a.h.w. voorzien van condities en al wat erbij hoort. Hier is altijd sprake van een zekere mediamiciteit. Dit dient u goed te onthouden. Deze toestand echter mag niet worden geleid door het eigen bewustzijn van een medium of van één der aanwezigen. Zodra eigen bewustzijn, eigen persoonlijkheid en wil gaan meespreken, ontstaat een scherpe vertekening van de werkelijkheid. In vele gevallen wordt als product van menselijk denken en de poging van de geest om te inspireren het geheel eerder een warboel of onzin dan een werkelijk belangrijke doorgave van b.v. lessen of boodschappen. Ik vertel u dit alles, omdat men vaak aanneemt: óf alles komt uit de geest, óf alles komt uit de mens. De eigenaardige vermenging van invloeden die zo buitengewoon vaak optreedt, wordt over het algemeen verwaarloosd. Dit is niet alleen het geval bij het optreden van een medium of van iemand, die zegt mediamieke kwaliteiten te hebben, maar het geschiedt evenzeer, wanneer men zelf gevoelig is en daardoor ook zelf in zekere mate de invloed van de geest ondergaat. Men heeft een zekere kennis, een achtergrond. Die achtergrond zal bij de meesten, die deze mediamieke werkingen in zichzelf ondergaan, dus ook kennis van geestelijke waarden en zelfs wetten inhouden. Maar wat geschiedt er nu? Voor elke impuls, die door de geest wordt ontvangen en uit de geest wordt beantwoord, schept men een tiental impulsen, waarbij de geest niet bereikt wordt en dus geen antwoord uit de geest wordt ontvangen. Men suppleert dan het antwoord zelf. Hieruit kunnen gesprekken ontstaan, die zeer leerrijk zijn wat betreft de eigen persoonlijkheid, maar zodra deze worden beschouwd als een onomstotelijke mededeling uit de geest, waardoor een zekere onfeilbaarheid wordt verondersteld, voeren ze tot grove misvattingen en misleidingen. Dit zijn allemaal punten, die van buitengewoon groot belang zijn. Toch moet u rekening houden met het volgende, (en dat zijn dan de positieve waarden, die wij - zelfs met inbegrip van deze misvattingen - toch altijd kunnen krijgen uit alle vormen van mediumschap): Zodra een medium niet uitgaat van een persoonlijk standpunt, zodra men bij het ontvangen van impulsen leert om eigen persoonlijkheid uit te schakelen en eerst de impuls te constateren, voordat men haar kritiseert of nazoekt, zal blijken dat juist door de uitschakeling van eigen persoonlijkheid een steeds blijvender en sterker contact met geestelijke waarden tot stand kan worden gebracht. Bepaalde entiteiten, die zich daarbij manifesteren - ik denk hierbij aan de geleiders e.d. - zullen niet altijd reële figuren zijn. Ik weet wel, dat er mensen zijn, die een werkelijke geestelijke geleider hebben. En ik weet, dat er mensen zijn, die werkelijk helderziende zijn en al wat erbij hoort. Maar deze echte verschijnselen zijn verre in de minderheid. Een ieder heeft inderdaad wel een geestelijke geleider. Deze geestelijke geleider kan, wanneer er voldoende gevoeligheid bestaat leiding gevend en helpend in het menselijk leven ingrijpen. Hij kan zelfs zorgen voor een juist gebruik van het mediumschap zorgen, dat iemand die zich geeft voor het mediumschap wordt afgesloten en beschermd tegen al te nadelige gevolgen. Maar de persoonlijkheid, die men daaraan verbindt, kan heel vaak mede worden geproduceerd door eigen verlangen en eigen wensleven. In andere gevallen krijgen wij te maken met entiteiten, die b.v. uit vroegere incarnaties bij u behoren en dus door deze band voor u belangrijk zijn. Zij werken inderdaad met u mee. Maar op het ogenblik, dat u gaat zeggen: "Het is die en die" en daaraan een vaste vorm en gestalte gaat verbinden, gaat u iets interpreteren volgens uw eigen gedachtegang. U gaat zelf omschrijven. Het is a.h.w. of u een stem hoort door de telefoon en alleen op de intonatie van de 39

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 4 – Misvattingen stem, tracht het bijbehorend portret te tekenen. Dat zal, zoals u zult begrijpen, niet altijd juist zijn: en wij zullen dus klaarblijkelijk voorzichtig moeten zijn met het maken van vaste voorstellingen en beelden van onze geleiders. Feitelijk moesten wij altijd trachten passief te zijn. Hoe passiever de mens is, wanneer hij in contact komt met de geest, hoe juister en gemakkelijker de impulsen uit de geest worden ontvangen. Die impulsen behoeven op zichzelf niet juist te zijn, maar het is zeer belangrijk, dat zij zuiver en juist doorkomen. Daarom geldt te allen tijde: Wij kunnen uit mediumschap en alle bijkomende verschijnselen het grootst mogelijke nut trekken, wanneer wij op het ogenblik van ontvangst niet kritisch zijn maar onze kritiek pas gebruiken, wanneer ons contact met de geest is verbroken. Het vastleggen van hetgeen door een medium wordt gezegd - of het via kruis-en-bord wordt medegedeeld, dan wel inspiratief opkomt of onder inspiratie wordt ingegeven - is dan ook in vele gevallen van groot belang. Immers, indien wij een juiste weergave hebben van hetgeen werd gezegd, zullen wij dit met redelijk inzicht kunnen beoordelen. Zodra er sprake is van aanhoren, blijkt dat een ieder zijn eigen interpretatie heeft. Het medium zelf weet er weinig van en zal veelal in de enkele flarden, die zijn blijven hangen, de bevestiging van eigen mening willen zoeken. De misvatting is hier dus voortdurend. De geest is onfeilbaar. Wat uit de geest komt, is juist en van de geest afkomstig. De goede kant hiervan is echter: Wij kunnen contact krijgen met de geest: de geest kan contact krijgen met u, de geest is in staat u te helpen, mits u zelve beschikt over redelijke controlemiddelen, voor zover dit voor u stoffelijk noodzakelijk is. Onder hypnose nu treedt ook vaak nog een ander verschijnsel op. U zult begrijpen, dat alle mediamiciteit een zekere mate van suggestibiliteit inhoudt. Men is dus vatbaar voor suggestie. Onder hypnose wordt deze vatbaarheid opgevoerd tot haar hoogste vermogen, terwijl gelijktijdige wilsweerstand weer praktisch tot nihil wordt teruggebracht. Met het voorbehoud dat ik zo even reeds heb gemaakt, geldt: wanneer ik iemand in hypnotische trance heb gebracht, zal klaarblijkelijk elk woord, elk geluid suggestief werken. Hoe actiever wij de persoon in trance maken en hoe gedetailleerder de opdracht is die de hypnotiseur geeft, hoe groter de mogelijkheid zal zijn, dat niet werkelijke omstandigheden maar de gedachte en gedachtewerkingen van de hypnotiseur op de voorgrond komen. Daarom geldt voor alle mededelingen uit de geest dat een trancetoestand, die onder hypnose ontstond, zeer afkeurenswaardig mag heten. Ik wil nu niet ingaan op de verdere bezwaren, die hypnose heeft, maar hieruit blijkt dus wel dat de suggestibiliteit te groot is, terwijl de binding van de persoon in de stof aan de hypnotiseur blijft bestaan. Daar, waar in die plaats van hypnose door anderen een autosuggestie, autohypnose bij het medium optreedt, is deze binding al veel minder, omdat het immers een binding met het eigen "ik" is. Laten wij dus verder altijd voor ogen houden: Alle helderziende waarnemingen in tijd en ruimte, alle beschrijvingen van personen en al wat erbij hoort, die in hypnotische trance tot stand kwamen, zullen door het wens en gevoelsleven van de hypnotiseur zo sterk worden beïnvloed, dat hun betrouwbaarheid gering is. Een andere misvatting vinden wij, wanneer wij bijkomende verschijnselen bezien, welke wij ook al eens hebben besproken, n.l. de helderziendheid en de helderhorendheid en wat daarmede samenhangt. Dit is een vorm van mediamiciteit. Maar gezien de wijze, waarop uiting wordt gegeven aan de helderziende waarnemingen en al wat erbij hoort, kunnen wij wel zeker zijn, dat hier andere factoren een rol spelen dan bij de directe beïnvloeding via de hersenen. Feitelijk is elke waarneming (helderziend of auditief) altijd een hallucinatie: m.a.w. het waarnemen van iets, dat feitelijk niet bestaat. (Verwijzende naar vorige lessen en andere verhandelingen herinner ik u eraan, dat dit geschiedt door het wekken van prikkels o.a. in de geheugencentra waardoor b.v. dubbele beelden in het oog kunnen ontstaan. Dit kan thans langs operatieve weg worden veroorzaakt.) Bij elke helderziende waarneming zullen wij ons dus moeten afvragen: In hoeverre zijn gedachte (telepathische invloeden) mede van invloed geweest? Maar ook mag gelden, dat geen enkele levende verschijning met levende ogen (een belangrijk punt: daar moet u dus op letten, wanneer u ooit helderziend waarneemt!) geschapen zal worden krachtens een beïnvloeding door iemand, die niet identiek is met de persoon, die zich manifesteert. Al het 40

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 4 – Misvattingen andere (gebaren, kleding e.d.) kunnen wij herleiden tot hetzij uitgezonden herinneringsbeelden van de geest, hetzij voorstellingen, die in de stof daaromtrent bestaan. Maar de ogen zijn daarvan eigenaardig genoeg zeer vaak uitgesloten. De ogen worden ook zelden bewust scherp waargenomen. Als er sprake is van een levend oog, dan wordt het belangrijkste van de persoonlijkheid, van de geest weergegeven, want deze wil zich visueel manifesteren en zal daardoor het begrip visie (oog) het sterkst en het meest juist uitdrukken. De juistheid van beelden kan dus niet worden geconstateerd, zoals men vaak aanneemt, aan bepaalde kentekenen in woorden of bekende gebaren. Er kan immers iemand aanwezig zijn, die deze gebaren of kenwoorden reeds in zich draagt. Telepathische beïnvloeding is hier niet uitgesloten. Een juiste beschrijving van het oog (de blik) echter zal ten alle tijden kunnen worden beschouwd als iets, wat niet bewust beleefd kan worden in één van de aanwezigen, en met die intensiteit en levendigheid, die de geest erin kan leggen, zeker niet uit anderen dan de vroegere eigenaar van deze ogen zal voortkomen. Ik hoop dat ik hiermede ook weer een misvatting heb weggenomen, n.l. dat het bij helderziende waarnemingen belangrijk is wat u precies beschrijft. Die beschrijving is alleen bedoeld als mogelijkheid tot herkenning. Gebaren zijn over het algemeen slechts een poging om iets te kennen te geven. Dit alles kan half juist of zelfs onjuist zijn. Zolang er echter in het beeld levende ogen zijn, zal de helderziende waarneming berusten op een direct contact met de betrokken geest. Zien wij de z.g. dode ogen (ik zou haast willen zeggen vissenogen), dan kunnen wij aannemen, dat wij te maken hebben met een stoffelijk telepathisch beeld. Blijken de ogen eerder donkere holten te zijn, zijn ze absoluut niet zichtbaar, dan kunnen wij aannemen, dat beïnvloeding door een geest is opgetreden, maar niet door de geest die zegt zich te manifesteren. Het is interessant dat u dit ook even nagaat. Want al, zult u misschien zelf niet al te veel helderziend waarnemen, u zult toch vaak in contact komen met mensen, die dit wel doen. Houdt u zich aan dit ene punt. Wanneer zij iets beschrijven, probeer hen zover te krijgen dat ze iets zeggen over de ogen. Zeggen zij: "Wij kunnen de ogen niet zien," verwerp dan de mededeling, indien ze toch juist is geweest, zal ze u later weer worden gegeven. Wordt er over ogen gesproken als "Nu ja, het zijn wel ogen, ik zie ze wel, ik zie het wit en zo," wees dan voorzichtig. Hier kan sprake zijn van een telepathische projectie. Maar spreekt men over een fonkelende blik, of ogen die lichten of glanzen, dan hebt u alle reden om aan te nemen, dat zich hier inderdaad een geestelijke entiteit uit, die haar ware persoonlijkheid weergeeft. Helderhorendheid maakt het voor ons natuurlijk iets moeilijker. Wij hebben hier n.l. niet de mogelijkheid tot zichtbare controle. Men neemt heel vaak aan, dat alles wat helderhorend wordt opgenomen inderdaad als een soort klokkenstem in jezelf moet klinken. Men spreekt wel eens van een stem, die spreekt onder de koepel van de schedel. Dit komt inderdaad vaak voor. Maar er kunnen zich ook illusies voordoen, waarbij het lijkt alsof iemand achter of naast u spreekt. Het kan zelfs voorkomen, dat er een soort fluistering is, die zich uit een geruis tot langzame woorden ontwikkelt. In al deze gevallen is het mogelijk, dat de geest erbij betrokken wordt, maar bestaat echter ook weer de mogelijkheid, dat telepathische contacten of een directe uitdrukking van het onderbewustzijn de oorzaak zijn van de waarneming. Wat kunnen wij dan doen om een helderhorende waarneming te testen? In de eerste plaats: Elke stem, die uit de geest komt, is op zichzelf vrij van bijgeluiden. Zij heeft meestal een ietwat galmend geluid, alsof er gesproken wordt in een holle ruimte. Dit geldt ook voor een zachte stem die naast u spreekt. Ook deze heeft dat eigenaardige ruimtelijke effect. Is dit aanwezig, dan nemen wij aan: hier zal zich een entiteit openbaren. Wanneer wij verdergaan, zeggen wij: "Er komt een bepaalde les of een bepaalde boodschap door”. Het is niet mogelijk geheel na te gaan in hoeverre hierbij de geest is betrokken. Wij kunnen echter wel, nadat de boodschap is ontvangen (een belangrijk punt!), ons gaan instellen op degene, die de boodschap bracht. En dat behoeft niet alleen hij te doen, die de boodschap ontving, maar dat kunnen ook de anderen doen, aan wie die boodschap werd doorgegeven. Er ontstaat nu eigenaardig genoeg door het overdenken van de boodschap en het je instellen op de geest het gevoel van een aanwezigheid: het gevoel, dat er iemand bij je 41

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 4 – Misvattingen is. Wanneer deze aanwezigheid zich openbaart als een aanraking of zo, zult u aannemen, dat dit niet de persoon zelf is. Aanrakingen hebben geen bewijskracht, zeker niet voor de bron. Wél echter, als u plotseling een gevoel krijgt dat ik het best als een blos of een warmte kan omschrijven, een soort tintelen, een ogenblik van vliedend contact. Is dit gevoel warm en tintelend, dan nemen wij aan, dat de persoon, die zegt te spreken, inderdaad heeft gesproken. De juiste weergave van de woorden is daarmede nog niet bevestigd, maar in ieder geval wel de juiste bron. Op deze manier kun je werkelijk komen tot een redelijke waardering van een paranormaal verschijnsel. Het aantal misvattingen op dit terrein is zo groot, dat men ze haast niet alle kan beschrijven, maar ik wil nog wel even doorgaan om u dus een inzicht te geven in wat er al zo mogelijk is. Een blijvende inbeslagname door de geest en vooral door een kwaadwillende geest is niet mogelijk. De z.g. bezetenheid bestaat niet uit het blijvend onder de invloed van een geest zijn, maar het bij herhaling onder de invloed van een geest zijn. De perioden, die daartussen liggen, kunnen een terugkeer naar het normale tonen, maar zullen in andere gevallen (b.v. door uitputting van het zenuwstelsel) eerder de gedachte wekken van een grote uitputting, een grote neerslachtigheid. Wanneer dit zich voordoet, moeten wij voorzichtig zijn. Alles wat op bezetenheid duidt, mag worden beschouwd als iets, waarop wij onze geestelijke pijlen kunnen richten. Dit kunnen wij zeer sterk doen door ons de werkelijke persoonlijkheid voor ogen te stellen en intens aan haar te denken gedurende de tijd, dat wij in de nabijheid van de bezetene zijn. Het gevolg is, dat wij, al is het maar een glimp ervan de ware persoonlijkheid te zien krijgen. Uit de glimp, die op deze wijze terugkeert, kunnen wij constateren: hier is inderdaad sprake van een geestelijke beïnvloeding en dus niet (uitdrukkelijk niet!) van een krankzinnigheid door stoffelijke oorzaken. U zult zeggen: Hoe kunnen wij een dergelijke geest verdrijven? Nu weet ik, dat men daar heel veel meningen over heeft. In de kerk doet men dit met zout en kruis, bepaalde incantaties en eventueel zelfs met de gewijde hostie. Dit zijn suggestieve middelen, onthoudt u dat wel. Op zichzelf zijn ze waardeloos. Slechts de invloed, die zij uitoefenen op de mens, op zijn omgeving en daardoor ook op de aanwezige en bezitnemende geest, is beslissend. Er bestaat geen enkele vaste procedure, waardoor een in bezitnemende geest te allen tijde kan worden uitgedreven. Geesten, die iemand in beslag hebben genomen en - hetzij uit domheid, dan wel uit kwaadwilligheid - die persoon niet willen verlaten, vallen in twee groepen uiteen: degenen, die bewust trachten de mens te schaden en dus met hun instrument bewust trachten voor de mensheid nadeel te doen ontstaan, en anderen, die ten hoogste streven hun eigen stoffelijk bestaan te hernemen of - onbewustzijnde in de geest zich in verwarring daaraan blijven vastklampen. De laatste groep kan over het algemeen ook door overreding worden overtuigd. Wij krijgen dan zo iets als de Wickland-séances, waarbij het dus mogelijk is b.v. door een medium of zelfs door een goed helderziende of helderhorende op een ander niveau een contact met die geest te doen ontstaan, waardoor deze het slachtoffer wil prijsgeven. In het eerste geval echter is het noodzakelijk, dat wij een zo sterk en zo groot mogelijk gevoel van licht en heiligheid rond ons doen ontstaan. Ongeacht de middelen, die wij daartoe gebruiken, zal het gevoel van gelouterd zijn, van aanrukkende grootste en heiligste krachten voor de kwade geest overeenkomen met een steeds sterker wordend licht, dat voor hem zo kwellend is, dat hij zijn prooi zal loslaten. Er zijn natuurlijk ook veel mensen, die niet bezeten zijn, maar die voor ons bezeten lijken. En de misvatting dat elke krankzinnige, die een tweede persoonlijkheid vertoont, dus bezeten is, heeft vooral onder de spiritisten en spiritualisten veld gewonnen. Ik wil hier uitdrukkelijk constateren, dat elke mens verscheidene persoonlijkheden in zich draagt. Hij keert slechts een deel van zijn wezen naar buiten toe. De andere delen, in hem besloten, kunnen onder omstandigheden de heerschappij over het lichaam overnemen. U ziet dan een totaal ander karakter en een totaal ander gedrag, ja, zelfs soms lichaamshouding: u ziet allerhande dingen, die schijnbaar op bezetenheid wijzen: maar wanneer u zich concentreert op het werkelijke wezen van die mens, blijken deze glimpen niet te komen. Wel 42

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 4 – Misvattingen wordt er dan vaak spottend op uw inspanning gereageerd. Dit is dan de aanwijzing niet van een sterke in beslagnemende geest, maar van een persoonlijkheidssplitsing, die door eigen zielekwalen of stoffelijke kwalen is ontstaan. Het is belangrijk ook hiervan nota te nemen, opdat u, wanneer u ooit met dergelijke gevallen in aanraking komt, althans een toetssteen hebt, waardoor u voor uzelf kunt nagaan in hoeverre u kunt helpen. Een volgende misvatting is, dat de geest voortdurend met de wereld bezig is. De geest is niet voortdurend met de wereld bezig. U zult het werk van de geest, die zich met de wereld bezighoudt, het best kunnen vergelijken met de werkwijze van een continubedrijf. Er is voortdurend aflossing. Elke geest, die zich met de mensheid bezighoudt, doet dit gedurende een bepaalde periode en over het algemeen is deze periode betrekkelijk kort. Voor ons b.v. (en nu spreek ik uit het standpunt van de sprekers van de O.d.V.) is het gemiddeld contact met de aarde niet langer dan een maand in uw mensentijd. Daarna trekken wij ons terug. En eerst wanneer wij geestelijk hebben bijgeleerd en wat wij op aarde hebben ervaren geestelijk hebben verwerkt en daardoor nieuwe inzichten hebben opgedaan, keren wij terug. In de tweede plaats: Alle kennis, die door de geest op aarde wordt verzameld - ongeacht het feit of zij al dan niet behoort tot een zekere groep - zal in de sfeer, waarin die geest vertoeft, voor alle geesten te allen tijde toegankelijk zijn. Degenen, die daarvoor interesse hebben, kunnen dus ook zonder dat zij zich naar de aarde begeven om de mens in het bijzonder gade te slaan, vaak vele gegevens omtrent het leven van de mensen en de gebeurtenissen op aarde daaruit aflezen. Kennis van deze feiten kan niet worden gezien als een buitengewone prestatie. Zij is het normale resultaat van het werk in de stof, waarbij men zich baseert op de menselijke psyche. De geest, die dit niet doet, zal over het algemeen een zekere onkunde voorwenden: maar zij kan er toch niet aan ontkomen bepaalde brokstukken van het aards gebeuren op te vangen, hetzij als gedachteflarden tijdens haar werken op aarde, hetzij door haar concentratie in haar eigen sfeer om op aarde neer te dalen. Zo ontstaat de schijnbare tegenstrijdigheid van een geest, die zegt over aardse gebeurtenissen niets te weten en daarop toch even later zijn spelingen maakt. Ook meent men vaak dat elke geest, die zich op aarde manifesteert, even bewust is. Dit is zeker niet waar. De geest, die zich op aarde manifesteert, kan gaan van de geest, die in het duister leeft en als enig doel heeft de mens a.h.w. tot krachtbron te maken en te exploiteren, meestal bij seances van kleinere, zeer besloten groepen met zeer eigenaardige stellingen. Wij kennen ook de geest, die vanuit haar eigen geestelijk wereldje spreekt, b.v. de geest van een dominee, een pastoor, een vrijdenker, een Boeddhist, die nog niet is uitgegroeid boven haar eigen voorstelling van het hiernamaals. Deze zal haar eigen religieuze, godsdienstige en sociale stellingen op aarde met hardnekkigheid verdedigen en zich daarbij steeds baseren op één bepaalde reeks manifestaties of gegevens op aarde. In vele gevallen vinden wij bij deze geesten een goed begrip van retoriek, daar velen van hen ook als sprekers reeds op aarde werkzaam waren. Niet elke geest die goed spreekt, is een hoge geest. Ook dit moet u wel onthouden. Het spreken in de stof is een kwestie van training, van beheersing van het instrument. Het kan heel goed voorkomen, dat een hoge geest minder beheersing toont, minder fraaie zinnen vormt en minder mooie taal spreekt dan een lagere geest, die voortdurend contact heeft met de stof of eerst kortgeleden de stof heeft verlaten. Het spreken geeft dus geen enkele maatstaf, welke het ons mogelijk kan maken de belangrijkheid en de waarheid van de gegevens vast te stellen. Dit is natuurlijk wel pijnlijk voor velen, die zo graag de openbaringen uit de geest als het enig ware zouden willen beschouwen. Toch is het goed, dat deze dingen worden gezegd. Ook hier echter zijn bepaalde aanwijzingen te geven. Alles, wat voor u werkelijk belangrijk is, wat voor u werkelijk inhoud heeft, zal niet alleen interesse bij u wakker roepen, maar het wordt ook beleefd. U gaat er intens in op. In dit intens erin opgaan zult u niet vermoeid raken. Alles wat u vermoeit, ligt ofwel boven uw niveau en is dus minder belangrijk voor u, dan wel het behoort tot iets, wat niet voor u en uw eigen westelijke weg past. Het kenteken van het optreden van de geest is niet de wijze, waarop het medium in trance gaat, niet de wijze waarop de geest bezit neemt, of een instrument als b.v. een ouia-bord of een planchette 43

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 4 – Misvattingen hanteert. Het is gelegen in: ten eerste in een gevoel van vrede en een gevoel dat men van persoon tot persoon contact heeft en spreekt, ten tweede dat men altijd een soort contact terugbrengt, als men zich op dergelijke geesten concentreert. Dit kan dus tot dagen na een bepaalde seance het geval zijn en u zult in die dagen inderdaad het gevoel hebben, dat die geesten bij u zijn, u helpen of u zelfs inspireren. Sluit hierbij zelfsuggestie zoveel mogelijk uit door geen condities te stellen. Het gevoel van aanwezigheid is echter noodzakelijk. Is dit er niet, dan zou zelfsuggestie kunnen optreden. Nuchterheid is boven alles noodzakelijk, wanneer wij ons willen ontwikkelen op het geestelijk pad. Hoe meer wij doen, hoe meer wij de gevoeligheid van onze geestelijke voertuigen opvoeren, hoe meer wij als mens ook leren om geestelijke impulsen stoffelijk weer te geven, hoe belangrijker het is dat wij nuchter en redelijk blijven. Want de mens, niet in staat zijnde de juiste verhoudingen van een geestelijke wereld geheel te kennen of in te zien en die althans stoffelijk niet altijd controle vermag uit te oefenen en verlangt naar de openbaring die hem of haar boven de gewone mensheid verheft, zal in vele gevallen zelf krachten enz. opwekken, die niets met de geest te maken hebben. Er zijn natuurlijk nog veel meer misvattingen. Een daarvan, die wel zeer sterk op de voorgrond komt, is de gedachte dat er slechts een waarheid is. En dat die ene waarheid door een mens, een groep mensen of een voor mensen bevattelijke openbaring op aarde kan worden weergegeven. Ongetwijfeld is er één kosmische waarheid: maar deze waarheid toont vele facetten, die elk door de mens en de geest geheel begrepen kunnen worden. Zij kan echter niet in haar geheel worden overzien. Het is dus onmogelijk een volledige waarheid te kennen. Hieruit volgt, dat wij nooit in staat zullen zijn alle problemen voor een ander op te lossen op een voor die andere mens aanvaardbare wijze. Wij kunnen evenmin een ander alle krachten geven op een voor hen of haar aanvaardbare wijze. Nimmer zullen wij gebruik kunnen maken van de in ons bestaande gaven en mogelijkheden om elke mens op de juiste wijze gelukkig te maken of op de juiste wijze tot geestelijke bewustwording te brengen. De misvatting, dat een mens de enig zaligmakende wereld kan bezitten, is helaas niet beperkt tot dogmatische kerken. Wij vinden haar heel vaak terug bij mensen, die aan geestelijk werk doen of zich bezighouden met geestelijke en esoterische scholing: Geloof mij, de gedachte alleen, dat er geen twee schijnbaar verschillende richtingen kunnen bestaan, die toch waar zijn, is even dwaas als aan te nemen dat er maar één weg in een bepaalde richting kan lopen of tot een bepaald doel kan voeren. Dit houdt weer in, vrienden, dat er dus vele geestelijke scholen kunnen zijn, die elk hun eigen methode van werken hebben, hun eigen wijze van zich openbaren en hun eigen procedure voor verdere bewustwording. Het is niet de vraag, of deze dingen nu waar of niet waar zijn. Tenslotte kunnen alle dingen een relatie hebben met de waarheid. Het is belangrijk, dat wij persoonlijk en alleen voor onszelf (uitdrukkelijk alleen voor onszelf!) deze weg kunnen aanvaarden en daardoor praktische resultaten kunnen verkrijgen. Zodra er problemen rijzen t.a.v. opvoeding, huwelijk, dood, is dit zeer belangrijk. Want menigeen is geneigd juist degenen, die hem na staan, in zijn eigen denkwijze mee te sleuren, te dwingen in een bepaalde geloofs- en denkvorm. Onthoudt u: dit is een misvatting. U zult daarmee voor degenen, die u lief hebt, eerder kwaad dan goed doen. U moogt er hun kennis van geven, maar zelfs dat alleen binnen zekere grenzen. Binnen de grenzen van het voor die ander aanvaardbare. U moogt nooit van hen verwachten, dat zij u op uw eigen pad zullen volgen. Ditzelfde geldt voor ons in de geest overigens ook. Dan komen wij nu tot de kwestie van inwijding. Ook over inwijding bestaat een reeks van misvattingen Een van de eerste is wel, dat elke mens die een inwijding ondergaat, daarvan van het begin af aan weet zal hebben. In de praktijk blijkt, dat de eerste drie trappen van een inwijding eerder onbewust dan bewust worden doorgemaakt en dat men over het algemeen niet in staat is deze juist te omschrijven. Men meent dat elke inwijding door het optreden van een stoffelijke of geestelijk kenbare inwijder zal geschieden. Ook dit is niet altijd waar: uitgezonderd voor enkele der hoogste graden van inwijding. Het is niet noodzakelijk, dat die inwijding gebeurt langs een voor u stoffelijk kenbare weg. Het is alleen belangrijk, dat u daardoor in uzelve de geheimen ontdekt, die noodzakelijk zijn om geestelijk ruimer, beter en rijper te leven. Dat u a.h.w. voor uzelf (uw 44

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 4 – Misvattingen bewustzijn) de kennis van uw persoonlijkheid ontplooit en daarnaast leert de krachten en het bewustzijn, dat gij in u draagt, op aarde ten bate van de mensheid - en bovendien zo nodig ook ten bate van de geest, die nog niet het volle licht heeft gevonden - te uiten. De mening b.v. "ik ben klaar voor een inwijding, nu zal ik dus op een gegeven ogenblik iemand ontmoeten, die mij alles vertelt", is fout. De zaak ligt zo (dit is dus de ware geschiedenis van een inwijding): U leeft. U hebt een bepaalde gedachtegang. Dan krijgt u een schok, een tegenvaller. Daardoor gaat u anders denken. U overwint de tegenslag en u gaat verder, maar u bent rijper. Er komt een periode van verveling, van saaiheid en droogte. U zou in deze tijd dus het geestelijke werk of het andere werk dat u verveelt terzijde kunnen leggen en de persoonlijke relaties die u vervelen kunnen verbreken. Doet u dit, dan is het voor u afgelopen: dan gaat u niet verder. Maar als u die periode van traagheid van verlatenheid zou ik haast zeggen - van suffe en droge verveling kunt overwinnen, als u daarin toch weer nieuw licht vindt - al is het nog zo'n klein puntje - en dit voor uzelf tot centrum, maakt van uw werken en streven, dan zult u ook die tweede fase hebben overwonnen. U zult dan uit die verveling een juistere waardering hebben overgehouden voor al, wat er gebeurt. U zult voor uzelf een beter inzicht hebben gekregen van wat voor u noodzakelijk is. Maakt u dit nu tot maatstaf voor elk gebeuren op de wereld, dan mislukt u. Als u begrijpt, dat deze maatstaf voor uzelf geldt, een soort sleutel is tot verdere bewustwording, dan gradueert u. Daarbij behoeft niemand te pas te komen, zelfs niet een geest, die zich aan u openbaart. Dat kan gebeuren door een boek of een paar woorden van een radiospreker of een grap die je in de tram hoort, een filosofische, beschouwing van een taxi-chauffeur. Al deze dingen kunnen inwijdingswaarden zijn. In alle gevallen is er sprake van een inwijder. Deze manifesteert zich echter niet zoals u het verlangt, maar slechts zoals het voor het volbrengen van zijn taak noodzakelijk is. Dit geldt zowel voor de stoffelijke als voor de geestelijke inwijder. Men meent ook - en dat is ook een misvatting - dat elke ingewijde als zodanig kan worden gekend. Wij hebben daarover reeds meer gesproken. Een werkelijke ingewijde zal nooit verklaren, dat hij of zij dit is. Dat is in volkomen tegenspraak met de inwijding, die hij heeft ondergaan. Zo iemand zal nooit als uw meerdere of leermeester optreden: wel als iemand, die u helpt of steunt. U zult nooit door uiterlijke omstandigheden kunnen constateren: deze mens is wel ingewijd en die niet. Slechts zij, die zelf een bepaald geestelijk bewustzijn hebben bereikt, zullen in de aura van de ingewijde bepaalde kentekenen kunnen waarnemen. Het is voor ons ook niet belangrijk, wie wel of wie niet is ingewijd. Belangrijk is, dat wij persoonlijk naar een inwijding en een bewustwording streven. Doen wij dit, dan zal te zijner tijd door beproevingen in het leven, door beproevingen in de geest ons wezen rijp en gevoelig gemaakt worden, zodat wij bewust contact zullen kunnen opnemen, als dit noodzakelijk is, met ingewijden in de stof of in de geest en die sleutels mogen verwerven, die ons niet op een andere wijze zouden kunnen worden gegeven. Men meent ook, dat sleutels in de inwijding altijd iets bijzonders zijn: dat ze bestaan uit raadselachtige spreuken of uit geheimzinnige boekwerken, of zelfs misschien uit dingen, die je alleen maar heel voorzichtig worden ingefluisterd. Ook dit is niet waar. De z.g. sleutels tot de poorten der inwijding liggen voor iedere mens gereed. Zij behoren niet tot het verborgen pad: zij zijn voor een ieder zichtbaar. Het is dan ook niet de kunst om een sleutel te vinden, het is de kunst een sleutel te vinden, die je kunt gebruiken. Het kennen van een dergelijke sleutel (of beter het erkennen) gebeurt meestal als volgt: Door een enkel woord, een enkele uitdrukking, een raadselachtig gezegde kan opeens voor u heel veel, waar u tot nu toe geen mening overhad samenvallen, alsof het de stukjes van een legkaart zijn, dat nu past. Een deel van de puzzel krijgt plotseling lijn en tekening. Denk echter nooit, dat één sleutel voldoende is om alle raadsels en vragen op te lossen, die voor een mens bestaan. Een andere misvatting, die wij ook in het geestelijk werk nog wel eens tegenkomen, is de idee, dat de mens zich vooral met het "hogere" moet bezighouden. En nu bedoel ik niet met de hogere waarden van leven en streven, maar vooral met de hogere geheimen. Mensen, die voortdurend filosoferen over de vraag, of God nu wel of niet bestaat en hoe en waar Hij bestaat, zullen nooit tot een werkelijke inwijding komen. Deze dingen liggen buiten uw bereik. Het geheim van elke inwijding is niet het overdenken van grote mystieke en mysterieuze 45

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 4 – Misvattingen vragen of misschien het filosoferen over mogelijke samenhangen, maar het in overeenstemming met eigen leven en beleven erkennen van voor u waardevolle samenhangen in het eigen bestaan. Eerst wanneer u die geheel hebt verworven, zult u verder kunnen gaan. Een andere typische misvatting, die wij bij sommige groepen wel heel sterk vinden, is dat de mens door de geest kan worden ontheven van zijn stoffelijke verplichtingen. Mag ik uitdrukkelijk constateren, dat dit nimmer het geval is! Alleen de mens, die bewust is geworden van het feit, dat z.g. stoffelijke verplichtingen geen werkelijke betekenis hebben, kan deze verwaarlozen en dan nog alleen, indien deze verwaarlozing voor hem of haar werkelijk zin heeft, werkelijk voor hem of haar een innerlijke of stoffelijke verbetering brengt, die zonder dit niet te bereiken zou zijn. De geest heeft andere gezichtspunten dan de mens, dit is waar. De geest zal de mens haar eigen gezichtspunt voorleggen, ook dit is waar. De mens behoeft echter dit gezichtspunt niet over te nemen, omdat hij in een andere wereld leeft en dus een totaal andere instelling en ervaringen zal hebben dan voor de geest zelfs voorstelbaar zijn, tenzij die geest pas is overgegaan. Zelfs dan kunnen diens raadgevingen over het algemeen niet al te veel betekenen. Te veel de nadruk te leggen op een vergeestelijkt leven is even schadelijk als een te groot materialisme. Een grote misvatting, die wij altijd weer ontmoeten, is de gedachte dat goed en kwaad kunnen worden gehanteerd als maatstaven in het leven. Goed en kwaad zijn geen feitelijke maatstaven voor geestelijk of stoffelijk bestaan. Zij zijn maatstaven, die in ons aanwezig zijn. Naarmate ons eigen wezen zich ontwikkelt, zullen de normen van goed en kwaad zich eveneens ontwikkelen. Zo zullen wij dus onze houding tegenover de wereld voortdurend moeten herzien. Het is niet mogelijk te zeggen: Dit is voor mij goed, dit is voor een ander kwaad, of omgekeerd. Men kan slechts voor zichzelf bepalen: volgens mijn pad en mijn weg is dit op dit moment aanvaardbaar en dat niet. Het heeft dus ook geen zin om, aan de hand van geestelijke lezingen, ontvangen inspiraties, waarnemingen uit de geest e.d. een oordeel over andere mensen te vellen. Wij kunnen ter zake slechts ons eigen standpunt bepalen: en wij kunnen zeker - want dat hoort er tevens bij op grond daarvan onze houding bepalen tegenover die mensen, die handelen in strijd met wat voor ons goed is. Want zij zouden daardoor onze gemoedsrust in gevaar kunnen brengen, ofwel - wat misschien nog gevaarlijker is - ons kunnen verleiden onze innerlijke maatstaf, al is het maar tijdelijk, te verloochenen. U ziet, er zijn aan deze kwestie van geest en stof, van ontwikkeling van geestelijke gaven, op aarde heel wat voorstellingen verbonden die niet juist zijn. Onthoudt u als grootste en meest belangrijke maatstaf dit: Slechts datgene, wat zich in en door herhaalde proeven ook buiten mij handhaaft als juist en onveranderlijk, kan ik aannemen. Geen gezag van geest, geestelijke leermeester of anderen mag ooit mijn eigen oordeel verdringen. Wel mag ik overwegen, of ik door de lessen, die ik van anderen heb gekregen en de mogelijkheden die deze mij bieden misschien een andere weg zou moeten volgen. Denk niet, dat een geest ooit uw leven voor u kan voeren. Stel u niet voor, dat de geest u ooit een kracht kan geven, wanneer u zelf niet met haar harmonisch bent. Zo is het b.v. een misvatting te menen, dat het voldoende is te zeggen: "God, geef mij kracht" en deze te bezitten, tenzij men eerst in zichzelf met God of de geest, die men aanroept, een innerlijke harmonie heeft opgebouwd. Krachten kunnen alleen in gelijkgestemde waarden optreden, worden overgedragen en eventueel worden uitgestraald. Dus belangrijk is niet alleen de aanroeping e.d. Belangrijk is de harmonie, die wij tot stand brengen. Een misvatting, die ik ook nog even wil aanstippen is deze: Men denkt vaak dat magie alleen kwaad is. Magie is niet goed en niet kwaad. Magie is het gebruik van bepaalde wetten en mogelijkheden, die niet algemeen bekend zijn. Wanneer men gebruik maakt van de magie, mag men dit - wil men redelijk en in de richting van het lichtende verder streven - nooit voor zichzelf doen: ook niet méde voor zich, tenzij dit "mede voor zich" slechts incidenteel is. Wanneer ik b.v. 100 man een dag mooi weer wil gunnen, zal ik zelf natuurlijk ook mooi weer hebben. Maar mijn eigen belang mag nooit op de voorgrond staan. In dergelijke gevallen is de magie niet alleen een belangrijk en goed hulpmiddel voor de mens, maar is voor hem zelfs een van de wegen, die kan voeren tot grotere beheersing van 46

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 4 – Misvattingen materie en geest, tot grotere zelfkennis en tot een steeds intenser en zuiverder contact met hogere krachten. Laat u nooit verleiden aan de hand van namen te oordelen, ook niet als men spreekt over tovenarij of hokus-pokus. Bedenk altijd, dat wat voor U werkt en ten goede werkt, voor u juist is. Houd er verder rekening mee dat hetgeen voor u niet werkt en voor u niet juist is, voor anderen nog steeds aanvaardbaar kan zijn. Twijfelt u, of er sprake is van werkelijke krachten (als bij sommige magnetiseurs e.d.), beoordeel dit dan aan de gebleken resultaten, mits u voldoende deskundig bent om dit na te gaan. Hiermede heb ik dan een grote reeks misverstanden behandeld. Na al deze betogen over misvattingen moet ik ook nog even wijzen op de mogelijkheden om een juiste geestelijke weg te volgen. En zo wil ik tot slot van mijn betoog nog een paar spreuken citeren: Indien gij in uw wezen slechts naar het lichte en het zuivere streeft en niets anders in uw bewustzijn toelaat, dan zal gedurende de tijd, dat ge hierin slaagt, uw wezen geheel beveiligd zijn tegen elke invloed uit het duister, het demonische of zelfs het dierlijke: en al, wat gedurende die periode optreedt, zal in overeenstemming zijn met het goddelijk pad, dat voor u in dit leven is bestemd. Indien gij contact wilt opnemen met de geest, zo zult gij wel moeten beseffen, dat de mens niet in staat is te bepalen welke geest en wanneer deze geest zal spreken. Het is echter voldoende dat ge u openstelt en een intense wens tot contact met de geest tot uiting brengt voor zover uw vermogens daarvoor toereikend zijn - om dit contact inderdaad te ondergaan. Vraag nooit naar de entiteit, gedefinieerd door naam en eventueel vroeger leven, tenzij voor zuiver experimentele doeleinden. Indien ge echter ernstige geestelijke werkzaamheden wilt volbrengen, zult gij niet achten op de persoon, die tot u spreekt of met u werkt, gij zult slechts - vanuit uw eigen standpunt en u concentrerend op lichtende krachten - uitgaan van hetgeen voor u juist en aanvaardbaar is. Indien in uw leven onverklaarbare verschijnselen optreden, die mogelijkerwijs aan de geest zouden kunnen worden toegeschreven, zo zult ge daaraan geen overbodige aandacht wijden. Slechts indien zij zich voortdurend herhalen, zult gij voor uzelve trachten vast te stellen wat er precies gebeurt en - u openstellend voor de geest - de vraag richten aan alle geest (dus niet aan een bepaalde geest) wat hiervan het doel is. Plagerijen van de geest, vooral de aardgebonden geest, kunnen voor de mens soms pijnlijk en hinderlijk zijn. Indien men zich echter voortdurend instelt op het lichtende en de verschijnselen eenvoudig negeert, zullen zij na een korte tijd te zijn toegenomen, verdwijnen. Want een werkelijke geest, zelfs de meest duistere, kan er niet tegen te worden genegeerd, terwijl gelijktijdig lichtende krachten zo sterk mogelijk worden verzameld. Wees nooit bevreesd in uw contact met de geest. Zolang gijzelf het goede wenst, zal slechts het goede tot stand kunnen komen, ook al lijkt het misschien in het begin anders. Wees ervan overtuigd, dat alle geestelijke krachten des lichts voortdurend - volgens hun eigen wijze en het schema dat voor hun leven, hun denken noodzakelijk is - bereid zullen zijn u bij te staan. Gij zult nimmer alleen zijn, maar indien gij u op een bepaalde entiteit beroept, zult ge u soms verlaten zien. Beroep u daarom steeds op de goddelijke kracht, ofwel op de lichtende geest als geheel. Zo zult ge verzekerd zijn van een voortdurende ondersteuning door de lichtende geestelijke krachten. En met deze citaten uit leringen en lessen van meesters en andere docenten sluit ik mijn lezing voor vandaag. NOOT I Als wij stellen dat het vertoeven op aarde door de geest ten hoogste een maand achtereen kan worden volgehouden, moeten wij hierbij nog het volgende opmerken: Dit geldt het volledig en met het gehele wezen op de aarde geconcentreerd zijn, dus in de aardse sfeer actief zijn. Het 47

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 4 – Misvattingen houdt geen verband met eventuele contacten, die innerlijk en op geestelijke vlak met sommige mensen op aarde b.v. tot stand zijn gebracht. Want deze kunnen door de geest ook in eigen sfeer worden beleefd en in stand gehouden, zodat mag worden gesteld: directe concentratie op de wereld en voortdurende activiteit op die wereld is beperkt tot ongeveer de periode van één maand: dit in verband met de werking van een bepaalde heerser, die ook geestelijk bestaat. NOOT II De trappen van inwijding, waarover werd gesproken, kunnen in het kort (althans wat de eerste betreft) als volgt worden gedefinieerd: Eerste trap: Erkenning van de mogelijkheid tot uitbreiding van eigen wezen, verwerving van een geringe zelfkennis en het verrichten van de eerste geestelijke activiteiten. Deze laatste worden niet altijd reeds als zodanig erkend. Tweede trap: De ontwikkeling van een grotere gevoeligheid en een zekere harmonie, terwijl tevens de geest in deze periode begint uit te treden en belevingen te ondergaan, die ten dele als droom worden teruggebracht. Hierbij is een intenser contact met de geest mogelijk, zodat de ontwikkeling van geestelijke gaven een aanvang kan nemen. Er is dan sprake van het bezitten van nieuwe werktuigen, waardoor geestelijke problemen duidelijker worden omschreven. De relatie tot de wereld wordt meer die van een dienende. Derde trap: De innerlijke ontwaking tot een persoonlijke wereldbeschouwing, waarbij ook het Godsbegrip persoonlijk wordt gedefinieerd. Het werken met God maakt vaak bij het vorderen van deze fase deel uit van het leven en wij krijgen bovendien zelfopenbaringen, ook vaak bepaalde goddelijke openbaringen (eventueel krachten) en verlichte of inspiratieve gedachte. Vierde trap: Deze houdt in het begrip van de verhouding stof/geest en het werken in geest en stof, ofschoon niet altijd stoffelijk geheel bewust, maar toch daaromtrent wetend. In vele gevallen tevens een sterke drang naar vergeestelijking, die echter na verloop van tijd de stof toch weer gaat bezien en in een nieuw schema gaat gebruiken. Vijfde trap: Deze omschrijven dan de verdere ontwikkeling hiervan. Zesde trap: zich bewust worden van b.v. de uitstraling van voorwerpen, bloemen, dieren en mensen: het zich scherp bewust worden van sfeer: het leren eigen gedachte te richten en van die gedachte gebruik te maken, wat dikwijls gepaard gaat met de ontwikkeling van kennis der magie, een instinctieve kennis van het vroeger gebeuren, vergroot begrip voor levenswaarden en esoterie, een scherper inzicht in de grondwaarden van velerlei leringen en openbaringen. Deze zes trappen tezamen worden gevolgd door drie volgende trappen, die elk de mogelijkheid van de persoonlijke ontwikkeling inhouden. Hier ontstaat een splitsing, zodat niet allen vrijwel hetzelfde zullen doormaken. Elk van die trappen betekent over het algemeen het leren erkennen van een bepaalde geestelijke kracht, het ervaren van zekere geestelijke mogelijkheden en het in stof en geest uitdragen daarvan. Hebben wij deze eerste 9 fasen gehad, dan blijkt dat er nog twee dergelijke groepen volgen, waarbij de laatste groep van 9 altijd een bewust contact inhoudt met inwijders, terwijl de tweede groep van 9 dit contact soms wel kent, ofschoon het niet noodzakelijk is. DE MANIFESTATIE DER HARMONIE Wanneer een mens spreekt over harmonie, zal hij ongetwijfeld - tenzij hij geestelijk is ingesteld - in de eerste plaats aan een verzameling blaasinstrumenten denken. Bij deze blaasinstrumenten nu wordt verwacht dat een goede samenklank van alle verschillende uit koper vervaardigde toeters een aangenaam en melodisch geheel vormt. Wat de mens betreft, zouden wij het begrip harmonie op een ongeveer gelijke wijze kunnen uitdrukken. Wanneer n.l. het "ik", dat bestaat uit stof en uit geest, in zijn geheel een harmonie kan vinden met de kosmos, is het duidelijk, dat de eendracht, die tussen stof en geest bestaat, op elk niveau waarop het wezen zich uit, geheel wordt geopenbaard. 48

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 4 – Misvattingen Stellen wij nu, dat er een mens bestaat, die - zij het met veel moeite - deze innerlijke harmonie tussen geest en stof tot stand wist te brengen. Hij zal dan een rust en een geluk kennen, waardoor hij op de buitenwereld zuiver reageert. Hij heeft immers geen bindingen meer met die buitenwereld in verband met eigen belangen of eigen wensen en angsten. Hij neemt de zaak a.h.w. zoals zij is. En dit geldt ook, wanneer een geestelijke kracht zich openbaart. De innerlijke eenheid aanvaardt die geest wel, maar zij ziet deze a.h.w. onpartijdig, zonder angst, zonder haast, zonder begeren. Zo zullen alle openbaringen, die in Gods werkelijkheid plaatsvinden, voor een dergelijke persoon duidelijk en aanvaardbaar zijn. Zo is hier reeds sprake van een manifestatie van harmonie: de innerlijke harmonie wordt n.l. geopenbaard in een steeds grotere harmonie met de kosmos en de steeds meer bewuste erkenning van hetgeen daarin werkelijk bestaat. Nu zal deze mens natuurlijk niet stil blijven zitten en als een soort glimlachende Boeddha of geluksgod afwachten wat de wereld brengt. Integendeel, de innerlijke harmonie gevoegd bij het contact met de kosmos, brengt in hem de noodzaak teweeg zich te openbaren, zich te uiten. Want hij heeft in Gods werkelijkheid, in deze kosmos, een zeer bepaalde en - door zijn innerlijke gesteldheid - ook aantrekkelijke taak, een opdracht. Deze opdracht gaat hij nu vervullen. Wanneer die mens in de stof leeft, komt hij tot daden, die in overeenstemming zijn met de goddelijke kracht, de goddelijke werkelijkheid. Hij manifesteert niet alleen eigen harmonische, verhoudingen in de u bekende wereld, maar tevens de harmonie, die hij met het Groot-Kosmische bezit. Zo zullen zijn daden, handelingen en gedachte geheel gegrond zijn op de kosmische wet. Elke keer dat deze harmonische mens een daad stelt in overeenstemming met die wet, wordt hij zich zuiverder van zijn eigen betekenis bewust. Een betekenis wel te verstaan, die wij niet in een zuiver stoffelijke zin kunnen omschrijven. Want geest en stof zijn immers in God tot eenheid geworden, vormen gezamenlijk de openbaring, de schepping. Zo zal elke stoffelijke handeling die uit harmonie wordt geboren, het werkelijke "ik" ook op elk geestelijk niveau openbaren, omschrijven, vaststellen. De mens groeit tot een eenheid, die als de levensboom, wortelend in de materie, zich voedend nog met stoffelijk gebeuren, toch oprankt tot de hemel waarin de scheppende macht zelve zich in het verblindend vormloze openbaart. Hij kent elk deel van zijn wezen: bij erkent de taak, die hij in elke sfeer en in elke wereld beeft. Hij weet nu: zo ben ik. De harmonie manifesteert zich verder. Want dit "zo ben ik" betekent ook: zo is mijn kosmische waarheid. Zo is mijn wezen, wanneer eenmaal de volmaaktheid is voltooid. En wanneer er tekortkomingen zijn, tracht het wezen deze onmiddellijk aan te vullen. Iemand, die zover is gekomen - ongetwijfeld door zelfbeheersing, zelfkennis en door steeds bewust en zonder vooroordeel te handelen - zal dus afwisselend nu in deze dan in gene wereld of sfeer zijn persoonlijkheid openbaren. Er ontstaat in hem niet slechts een contact met de kosmos maar bovendien een zeer persoonlijke binding, van sfeer tot sfeer. Een mens, die dit in een betrekkelijk hoge mate van volmaaktheid bereikt heeft, openbaart rustig de hoogste kosmische krachten op een stoffelijk vlak. Omgekeerd zet hij het stoffelijk beleven, lijden, streven en genieten in hoog-kosmische waarden om. Alles wat in zijn wezen is, wordt voortdurend overgebracht naar de wereld, waarin het tot aanvulling van het "ik" kan dienen, waar het de werkelijke harmonie van het "ik" vergroot en daarbij de kosmische vervulling van het "ik" steeds meer benadert. Het is interessant na te gaan, waartoe dergelijke manifestaties van harmonie in een mens kunnen voeren. Ik herinner mij, dat - het is al enige tijd geleden - er in een Ishartempel een ingewijde was, die inderdaad deze harmonie had verworven. Hij genoot enige roem in de stad, omdat hij o.m. een uitnemend genezer was, die duivelen wist uit te drijven en zelfs de vlammen van kaarsen deed rijzen of neerdalen, olielampen deed doven of ontvlammen naar zijn eigen genoegen. En dit alles zonder de ongetwijfeld vindingrijke hulpmiddelen, die zijn broederpriesters voor zulk een gebeuren meenden te moeten gebruiken. Het is duidelijk dat hij o.m. door zijn te grote kennis van al, wat er gebeurde gevaarlijk werd en men besloot hem voor het gerecht te dagen. 49

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 4 – Misvattingen Nu gebeurde er iets heel vreemds. Juist toen men hem in hechtenis nam, en voor een priesterlijke rechtbank wilde geleiden, kwam een meisje aanlopen en vroeg zijn hulp voor iemand, die op sterven lag. Getuigen verklaarden, dat deze mens op twee plaatsen tegelijk werd gezien, want hij was bij de rechtszitting aanwezig, terwijl hij gelijktijdig in een andere stadswijk een vrouw, die door het onjuist hanteren van een molensteen was verwond, het leven redde. Dit verhaal is later een legende genoemd, maar ongetwijfeld hebben de priesters van Ishtar zich wel zeer geërgerd, toen zij na de veroordeling te hebben uitgesproken en deze mens in het vuur te hebben geworpen hem zich rustig zagen louteren en zonder meer uit de vuurput stijgende, deze zagen verlaten en door een muur wegwandelen. Men zegt dat deze ingewijde nog vele jaren heeft geleefd in het Perzisch gebied. Een dergelijk verhaal is op zichzelf natuurlijk zeer interessant. Maar wij vinden in het geloof soortgelijke manifestaties van vele personen vermeld. Jezus b.v. doet wonderen. Hij wandelt over de wateren: hij doet stormen bedaren. De Boeddha weet precies wanneer iemand zal sterven: o.m. wist hij dat van zijn vader. Hij geneest zieken: hij leest het leven der mensen af: hij is meester over alle dieren. En als wij bij anderen zoeken, die misschien minder bekend zijn (de bekendste van hen is de Romeinse ingewijde Apollonius), dan horen wij soortgelijke geschiedenissen. Men is op twee plaatsen tegelijk: men wekt doden op: men beheerst elementen, men weet wat leeft in de harten van anderen. Ik zou zeggen: Dit nu is voor het lekenstandpunt wel de directe manifestatie van de harmonie. Want iemand die innerlijk harmonisch is en in zijn streven stoffelijk en geestelijk tot een voortdurend grotere zelfrealisatie komt, is ook harmonisch met alle levende krachten in het Al. Wanneer deze mens tekort schiet, zo zijn a.h.w. de krachten van sterren en engelen gegeven om hem aan te vullen. Hij regeert over de levenskracht en over de elementen. Hij kan zichzelf in elke toestand verplaatsen en veranderen. Hoe jammer, dat dergelijke bewustwordingen zo weinig op deze wereld voorkomen. Alleen reeds het verschijnsel van de ogenblikkelijke verplaatsing zou in deze tijd misschien een goede oplossing zijn van verkeersproblemen op spitsuren. Maar zouden er dan nog spitsuren zijn? Want deze schijnbaar niet passende grap heeft zin. Wanneer ik innerlijk de harmonie heb gevonden en deze metterdaad op mijn laagste niveau bij wijze van spreken (dus stof of geest) openbaar, maar daaraan deel heb met mijn hele wezen, zal ik precies wéten hoe en waar te gaan. Verkeer, al is het nog zo druk, betekent nooit een opstopping voor mij. Ik voel aan waar ik mij bewegen kan en waar niet, ik voel aan waar ik thuis hoor: ik voel aan waar ik iets bereiken kan en waar ik verder moet gaan. Immers, door het erkennen van wat in anderen leeft, wordt deze harmonie ook gemanifesteerd door de altijd juiste handeling, niet alleen voor jezelf maar ten aanzien van het totaal zijnde. U vindt waarschijnlijk, dat de laatste voorbeelden wat erg sterke staaltjes zijn. Maar stel het dan anders: Indien een mens innerlijk tot rust komt, zijn geest en stof tot evenwicht brengt, voortdurend leeft in een volledig evenwicht van geest en stof, natuurlijk zichzelf leert kennen in geest en stof want hij is in beide gebieden actief, hoe zal deze mens dan ooit kunnen falen? Want zoekend naar het evenwicht met de kosmos is hij niet meer een persoon, die handelt, maar een deel van Gods volmaaktheid: en als zo danig manifesteert hij zich overal in overeenstemming met die volmaaktheid en volledig. Hoe groter de innerlijke eenheid, hoe groter de harmonie met de kosmos hoe zekerder is het beeld van iemand, wiens beleven - ook zelfs in de stof- volmaakt wordt. Niet in menselijke zin, maar door voortdurend juist en harmonisch te voldoen aan alle noodzaken en behoeften van alle mensen, voortdurend juist en goed te reageren op alle invloeden en bovenal juist erkennen en zo nodig openbaren van de achtergronden van alle dingen. Ik meen hiermede dit mij gegeven onderwerp redelijk juist en duidelijk te hebben belicht. DE DWAASHEID "Ik ben wijs," zei de dwaze en bewees zijn dwaasheid door zich wijs te noemen. "Ik ben dwaas," zei de wijze en openbaarde zijn wijsheid in het erkennen van zijn eigen dwaasheid. Deze oude spreuk definieert het begrip van dwaasheid, zoals deze onder mensen zo vaak voorkomt en ook aan de geest in sommige sferen niet geheel vreemd is. Men denkt vaak, dat de dwaasheid de onjuiste handeling is of de impulsieve handeling. Maar deze zijn voorbijgaand 50

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 4 – Misvattingen over het algemeen van minder belang. De grote dwaasheid echter is de zelfoverschatting, de onjuiste waardering van ons wezen en de mogelijkheden daarvan. Dwaas is men pas op het ogenblik, dat men zegt te zullen volbrengen wat men niet kan volbrengen om vervolgens anderen de schuld te geven van eigen falen. Indien wij deze stelregel huldigen, is de dwaasheid op de wereld soms overstelpend. Een goed voorbeeld van een wijze dwaas vinden wij in de narren uit het verleden. De narren waren z.g. dwazen, die door hun vrijheid van handelen en spreken vaak de bitterste waarheid met een glimlach aan de mensen wisten te brengen. Er was eens een vorst, die zeide: " Waarom zou ik niet allen doden die tegen mij zijn?" Zijn nar antwoordde:"Sire, zoudt u wel genoegen nemen met zo'n klein volk?" Hierdoor gaf hij de vorst te verstaan: Vriend, je moet jezelf veranderen, want er zijn er te veel tegen je. Dat speel je nooit klaar. De vorst was de dwaas, omdat hij meende dat hij zijn wil aan iedereen zonder uitzondering kon opleggen. Een ander voorbeeld van een grote dwaasheid in de moderne tijd is het volgende: Wij lezen n.l. in een kort geleden verschenen verslag van een groot internationaal lichaam. "Na dus te hebben geconstateerd, dat door de verwarde verhouding in het land in kwestie daar een ingrijpen voor ons thans niet redelijk mogelijk is, zullen wij ons ertoe beperken de bestaande toestanden te handhaven." Anders gezegd zou men dat moeten vertalen. We weten niet wat we op het ogenblik moeten doen, want de zaken zijn zo verward dat wij geen inzicht krijgen in de mogelijkheden. Omdat dit zo is, zullen wij deze verwarring zo lang mogelijk handhaven. Mij dunkt, dat de dwaasheid hiervan wel sterk in het oog springt en bovendien de even grote dwaasheid van het sparen van de bekende geit en de nog meer bekende kool. Nu mogen wij wel verwachten dat de moderne wereld de kool niet wil sparen, omdat zo meent dat de kindertjes daar vandaan komen. Trouwens in dat geval zou het voordeliger zijn koolvelden aan te leggen dan kinderbijslag te verlenen. En de geit zal men ongetwijfeld ook niet sparen om zijn schoonheid, zijn levendigheid of zijn buitengewone geur. Zo rijst de vraag: Waarom wil men beide dingen sparen? En het antwoord van de dwaas is: Omdat wij nooit een beslissing mogen nemen, waarbij wij óf de kool of de geit zouden sparen, ofwel beide vernietigen. Wij moeten beide gelijk behandelen. Deze zogenaamde gelijkheid van behandeling heeft hier en daar zelfs de spotnaam democratie mogen krijgen. Een mens, die echter enig begrip van de werkelijkheden van het leven heeft, zal beseffen dat het gehele leven bestaat uit het voortdurend doen van een keuze en het aanvaarden van de gevolgen daarvan. Ieder, die iets tot stilstand dwingt om zich zo aan aansprakelijkheid te onttrekken, is een dwaas. Want in plaats van meester over de feiten te zijn, wordt hij door de feiten gedreven: en meestal juist daar, waar hij niet wenst te gaan. Neen, vrienden, dwaasheid komt op de wereld vaak voor: ik zou haast zeggen: in alle tijden en juist dan wanneer de mens weigert zichzelf te zien zoals hij is en weigert te begrijpen wat hij wél en wat hij niet mag doen, wat hij wel en niet presteert. En verder toont hij zijn dwaasheid door te weigeren een bepaalde keuze te doen en de normale aansprakelijkheid van het leven volledig te aanvaarden. Ik zou misschien nog een derde vorm van een veel voorkomende dwaasheid kunnen geven. Er zijn n.l. mensen, die menen dat - wanneer je iets niet metterdaad kunt doen - het voldoende is om het in woorden voor te stellen, dan wel erover te dromen. Een dergelijke dwaasheid zien wij b.v. wanneer een bepaald rijk aankondigt: "Wij hebben de condities van ons Vijfjarenplan ook dit jaar meer dan vervuld, ja, met 20 % overschreden." Men stelt dan cijfers in de plaats van een werkelijke productie. En u moet mij niet kwalijk nemen, dat ik meen dat slechts een dwaas meent dat je eieren die kippen wel volgens de statistiek, maar niet reëel hebben gelegd, kunt gebruiken om er roereieren van te maken. Zo is m.i. dan ook de kern van de dwaasheid de angst van de mens voor het leven, zijn voortdurende neiging tot zelfbedrog en vooral zijn weigering om de werkelijkheid onder ogen te zien. Geestelijk gesproken zouden wij dan ook mogen stellen: Mens, indien je de werkelijkheid niet durft aanvaarden, als je uitvluchten gaat zoeken, als je meent dat je je kunt onttrekken aan datgene, wat het leven jou heeft opgelegd, als je meent dat je anderen 51

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 4 – Misvattingen aansprakelijk kunt stellen voor je eigen fouten dan ben je een dwaas. Want als dit in de wereld -althans uiterlijk - nog aanvaardbaar gemaakt kan worden, je zult nooit je gehele wezen innerlijk kunnen overtuigen van de juistheid van je handelen, van je denken, misschien ook van je terughoudendheid, de juistheid van het geven van de schuld aan anderen. Innerlijk zul je de waarheid altijd moeten beseffen. Er komt een ogenblik, dat alle stoffelijke verblinding, alle misleiding en zelfmisleiding wegvallen. Dat is het ogenblik, dat je alleen staat tegenover het beeld van je werkelijk wezen: de vuurproef, het oordeel, dat een ieder wacht, wanneer bij de stoffelijke dreven heeft verlaten en de mogelijkheid heeft een plaats te verwerven in een wat meer aangename en vrijere wereld. Zij, die zich te sterk op dit zelfbedrog hebben verlaten, de dwazen die meenden het leven met woorden en gedachte te kunnen vormen, zonder deze ooit metterdaad te ondersteunen, zullen dan vluchten, omdat zij het beeld van hun eigen werkelijkheid eveneens willen ontvlieden. En dit is wel de meest suprème dwaasheid, die er bestaat. Want een mens kan slechts aan twee dingen nimmer ontkomen. Het eerste is zijn werkelijk "ik", en het tweede is de God, Die hem heeft geschapen. Lach rustig over de kleine dwaasheden van de mensen, die misschien zo dwaas niet zijn als ze lijken en in vele gevallen eerder narrenwijsheid bevatten. Maar lach niet te veel over uw eigen dwaasheid in het leven, wanneer u ze erkent. Neem deze au sérieux. Want het is een zeer ernstige zaak. Elke dwaasheid, die je bewust a.h.w. in een sfeer of leven begaat, zul je moeten boeten of herstellen, voor je verder kunt gaan in een volgende en betere wereld. Tracht ook nooit wijzer te zijn dan God, de natuur of de kosmos. God weet heus wel waarom Hij de dingen heeft geschapen, zoals Hij het deed. Het zou dwaas zijn Hem voortdurend te willen verbeteren. Er zijn mensen, die.... die zo godsdienstig scheppingsdagen niet ongetwijfeld beter zou

ik wil u niet te lang meer bezighouden, maar ik heb een prelaat gekend, was, dat het hem voortdurend heeft gespeten, dat hij in de naast God heeft mogen zitten, want hij meende dat de schepping dan zijn geweest.

Vrienden, zo iets is dwaas nietwaar? Maar is het dan ook niet dwaas, wanneer u probeert door oordeel en veroordeling, door daden en onthoudingen uw mening uit te spreken over datgene, wat uw Schepper heeft vastgelegd en voor u gedaan? Is het niet dwaas te willen leven in de geest, wanneer je in de stof bestaat? Of de geest te willen ontkennen, hoewel je weet dat zij de werkelijke inhoud zelfs van het stoffelijk bestaan vormt? Laat ons daarom niet dwaas zijn, maar trachten verstandig te handelen door aandacht te wijden aan stof en geest. Door God en de natuur te aanvaarden als gaven of lasten, die ergens en te eniger tijd ons hun juistheid zullen bewijzen en te streven naar evenwichtigheid in ons wezen, zal het ons mogelijk zijn Gods wijsheid in alle dingen te beseffen, zelfs in die, welke wij thans verwerpen. Zo zullen wij deel worden van de werkelijke volmaaktheid. GEDACHTE. Er zijn mensen, die hebben gedachte. Dat is een warboel, een wirwar, een gaan, een komen en dromen en stille-staan van ideeën, die nooit tot een oplossing komen. Zo tezaam zijn die gedachte, buiten alle verwachten een verknoping, waardoor je tot stilstand gekomen niet voort durft te gaan. Maar kun je in een menselijk bestaan gedachte beheersen en kun je ze richten, kun je gedachte op licht concentreren en uit je gedachte als krachten doen lichten, dan kan uit gedachte op aarde geboren het goddelijk zonnegloren zich openbaren. Dan kan de kracht der gedachte voor lijden en ziekte, voor nood en voor wanhoop mensen en zelfs geesten bewaren. Zo gebruik de gedachte waarvoor ze zijn gegeven, om bewust te zijn van de kosmische kracht, van jezelf en zelfs van het leven en dit te voegen tot een harmonie, waaruit dan uiteindelijk ontstaat het kosmisch licht, zodat voor al, wat leeft de poort van de eeuwigheid openstaat. 52

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 5 – Magie en vrijheid

VIJFDE LES - MAGIE EN VRIJHEID

Het is voor de mens en ook voor de geest zeer belangrijk om vrij te zijn en wel om de ware vrijheid te kennen. Ware vrijheid kan nooit verworven worden, als wij trachten elk hinderpaaltje, dat wij op ons pad vinden terzijde te schuiven. Vrijheid kan in geen geval worden genoemd: het volledig verwerkelijken van eigen wil en bedoelingen zonder beperkingen. In dit geval is men de gevangene van zijn eigen instincten en heeft men over het algemeen een hardere slavernij te verduren dan als men tijdelijk en ten dele beheerst wordt door omstandigheden of wetten buiten het "ik". Nu heeft de mens echter een groot aantal impulsen, die niet langs normale maar wel langs paranormale weg zouden kunnen worden verwerkelijkt. Hij krijgt daardoor dus mogelijkheden, die het normale leven zonder meer niet biedt en kan deze gebruiken om zijn persoonlijkheid sterker uit te drukken en eigen wil meer concreet te verwerkelijken. Men noemt deze magie in de meeste gevallen een soort tovenarij. Ik wil voorop stellen, dat zij dit in geen geval is. De werkelijke magie is gebaseerd op kosmische wetten. Deze kosmische wetten worden in het menselijk leven dikwijls verwaarloosd, terwijl men bovendien in het stoffelijk leven van de mens over het algemeen de samenwerking met andere sferen en krachten vergeet of zodanig formaliseert, dat ze voor een bepaald doel zonder meer niet zijn te gebruiken. Wij kunnen natuurlijk onze vrijheid, voor een deel verwerven, als wij iets van magie afweten. Begrijp goed, dat het niet in de bedoeling ligt u tot een praktiserend magiër te maken. Wel wil ik u er op wijzen, dat er middelen zijn om meer en intenser jezelf te zijn en een grotere continuïteit van leven te verkrijgen, ongeacht de overgang tussen wereld en sfeer of sfeer en sfeer. De allereerste gedachte van de mens in magisch verband waren de verklaring van het onbekende, de behoefte voor het "ik" zekerheid te verwerven en een poging eventuele kwade krachten af te kopen: Vandaar is de mens verder gegaan en heeft zeer vele denksystemen ontwikkeld, die elk een magische betekenis hebber. Een voorbeeld daarvan is de z.g. sterrenmagie der Chaldeeën, welke later ten dele is omgevormd tot astrologie. Zij berust op het erkennen van kosmische invloeden en het verwerkelijken van deze invloeden: en op een deel dat wij in de astrologie niet vinden n.l. het zozeer met nadruk suggestief naar voren brengen van een bepaalde mogelijkheid, dat deze met zekerheid verwerkelijkt wordt. Hier had dus de mens een mogelijkheid gevonden om voor hem belangrijke tentlenzen met grote kracht in de wereld tot uitdrukking te brengen. Daarnaast vinden wij de z.g. religieuze magie, waar b.v. goden of engelen in het geding worden gebracht. Maar ook dezen worden alleen gebruikt om voor de mens belangrijke zaken tot stand te brengen. De Dodenboeken van Egypte en van Tibet, verschillende dodengebruiken en magische dodenritualen op praktisch alle plaatsen ter wereld tonen ons, hoe men de mens beschermt o.m. met magische spreuken. Deze magische spreuken zijn bedoeld om een vaste relatie te scheppen tussen de mens en de geestelijke krachten, die hij ontmoet. Het heeft weinig zin u hier een volledige geschiedenis van de magie te geven. Maar wel is het interessant te zien wat de mens hiermede eigenlijk heeft beoogd. Altijd weer heeft hij getracht zijn eigen wezen in contact te brengen met de hoogste of de meest vredige wereld, daaruit zo groot mogelijke baten te verkrijgen en deze - indien enigszins mogelijk - ook in de stof te genieten. Hier ligt nu het directe verband met vrijheid. Wij zijn vrij. Vrij wil dan zeggen: binnen de perken ons gesteld, door de kosmos, ons eigen wezen en bovenal de goddelijke wetten, die al het geschapene beheersen. Maar deze vrijheid berust voor een zeer groot gedeelte - meer dan men pleegt te beseffen - op het eigen "ik". Hoe deze vrijheid allereerst te ontleden? Wanneer ik uitga van begrippen als zonde, schuld, verdelging of hellepijnen, kom ik tot een wereldconcept, waarbij een ieder mij met een klein tikje suggestie en wat lering kan dwingen gijn mening als de enig juiste te aanvaarden of zelf een hellestraf te ondergaan, als ik 53

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 5 – Magie en vrijheid weiger dit te doen. Een beperking van geestelijke vrijheid komt door het zondeconcept tot stand. Hoe is dit te rijmen met de attributen, die men aan een kosmische Godheid toedenkt? Deze zijn immers alomtegenwoordigheid, almacht en alwetendheid. Er zijn er meer, maar deze drie zijn voldoende, want een God, Die alles weet, weet ook welke fouten wij zullen of kunnen maken. Een God, Die alle krachten bezit, kan ons de kracht geven om een dergelijke fout te maken, Hij kan ze ons ontnemen. Een God, Die alomtegenwoordig is, zal elke daad niet alleen kennen, maar Zelve mede begaan, omdat deze slechts door Zijn werking en kracht kan worden gesteld. Een God, Die ons straft op grond van handelingen, welke mede door Hemzelf werden geïnstigeerd, te voren geweten en ondersteund, is geen ware God, want Hij is niet rechtvaardig: En van een God mogen wij toch rechtvaardigheid boven alles vragen. Misschien zullen sommigen van u dit manichaeïsme noemen. Het is het niet. Het is een nuchtere en logische beschouwing van de feiten. Wanneer wij dus zondigen, kunnen wij toch nooit zondigen tegen God. Onze zonde zal ooit in feite en werkelijk tégen de kosmos of de natuur zijn gericht. Elk begrip van zonde is dus uit de mens zelf geboren. Het is 'n strijd tussen zijn daden en zijn ideaal van handelen, zoals hij deze in zijn gedachte vormde. De consequenties hiervan zijn zeer vele. Ten eerste: Al mijn handelen moet ik baseren op datgene, wat voor mijzelf rechtvaardig, aanvaardbaar en redelijk is. Ten tweede: Ik behoef mij nooit af te vragen, of God mij zal helpen of niet zal helpen. De daad, die ik stel, impliceert reeds de hulp of de onthouding van het Goddelijke. Ten derde: Alle dingen zijn mogelijk en alle daden zijn toelaatbaar, maar alle daden die wij bedrijven tegen onszelven betekenen een verblinding van ons wézen. Wij worden daardoor afgeremd. Deze afremming openbaart zich in onze bewustwording, die - op gelijk peil blijvende - ons b.v. kan dwingen tot hernieuwde incarnaties of tot een verblijf in meer duistere sferen. Ten vierde: Wij hebben nooit en te nimmer het recht een oordeel uit te spreken omtrent gebeurtenissen buiten ons. Wanneer wij dit doen, dragen wij daarvoor mede de aansprakelijkheid, zelfs indien ons oordeel afkeurend is geweest. Ten vijfde: In alle handelingen en gedachte, alle instellingen en intuïties, geldt voornamelijk en vooral in hoeverre het "ik" tot een ware openbaring van zijn wezen komt. Deze ware openbaring kan nooit op een zuiver stoffelijke grondslag berusten, maar dient altijd het gehele wezen te betreffen, stof en geest. Slechts op deze wijze is voor de mens bewustwording mogelijk. Schijnbaar bevatten deze regels aan de ene kant een zeer grote vrijheid. aan de andere kant eveneens schijnbaar - een even sterke en grote beperking. In feite echter bevatten zij geen van beide. Zij zijn een zuivere weergave van hetgeen voor de mens werkelijk belangrijk is en hem verder doet gaan op het persóónlijk pad van inwijding en bewustwording, dan wel hem daarvan terughoudt. Banden met de geest, geestelijke meesters, geestelijke krachten en al wat dies meer zij, komen hierbij niet ter sprake. Men dient dit goed te begrijpen: Wanneer wij beginnen met de magie, zullen wij die binding wel tot stand brengen. Vergeet niet, dat het begrip magie alles omvat, wat een band tussen mens en God, mens en geest of mens en demon tot stand brengt, tot uiting brengt of op enigerlei wijze versterkt, dan wel verzwakt ( ook dat zelfs). Een gebed is een magische handeling. Elk sacrament, b.v. de doop, is een magische handeling. Een eedsformule is een magische handeling. En zo kan ik doorgaan. Zoek hier dus niet het buitengewone, maar beperk u rustig tot het feit, dat de mens steeds weer zijn God, bepaalde geesten of krachten in zijn leven inschakelt. Wij kunnen nooit vrij zijn, indien wij een ander boven onszelf stellen buiten God, zoals Hij in ons is geopenbaard. Als ik geloof aan een bepaalde godheid in mijzelf en ik leg een eed af op een algemeen godsconcept met de woorden "zo waarlijk helpe mij God almachtig", dan heb ik in feite in mijzelf een strijd geschapen tussen mijn persoonlijk godsconcept en de godheid, waarop ik mij beroep. Dit betekent, dat deze contradictie zowel geestelijk als stoffelijk in mij kenbaar wordt en een beperking is van mijn vrijheid. 54

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 5 – Magie en vrijheid Nu wil ik uitgaan van wat voor ons in deze groep zeer belangrijk is: t.w. te leren hoe te leven, te leren hoe het paranormale te waarderen en in eigen leven mede werkzaam te maken. En ten laatste: hoe voor het eigen "ik" en zo mogelijk de wereld daar omheen een zo snel en zo groot mogelijke bewustwording kan worden verwerkelijkt. Alles wat ik doe heeft zijn vaste betekenis in de kosmos. Wanneer het niet door mij wordt verwerkelijkt, wordt het door anderen verwerkelijkt. Niets wat tot werkelijkheid moet worden, blijft binnen de schepping ongeuit. In ons eigen leven geldt dit evenzeer. Wanneer wij de steun verwerven van een geest of een godheid, kan dit nooit inhouden, dat de schepping zelve daardoor daadwerkelijk wordt veranderd. Wij zullen dan echter déél hebben aan werkingen en gebeurtenissen binnen die kosmos, die gewoonlijk buiten ons om zouden gaan. Onze vrijheid is er dus één van vergroting of vermindering van deelgenootschap, zodra wij ons bezighouden met de geest. Een geestelijke meester kan voor u soms een zeer grote emotionele en zelfs ook mentale waarde bezitten. Hij kan u inwijden in bepaalde kosmische gebruiken, hij kan u als een soort licht vooruitgaan en u duidelijker doen zien wat u doet en waarheen u moet gaan. Moeten wij echter deze geestelijke meester zien als een kosmische kracht? In 99 van de 100 gevallen: neen. Een dergelijke meester kan n.l. in u alleen datgene stimuleren, wat reeds in uzelve geestelijk leeft. Er is dus sprake van "bewustmaken". Dit bewustmaken kan inhouden dat u tot harmonie komt met anderen, die gelijkgericht zijn. Het is vooral dit gelijkgericht zijn, dat het summum van vrijheid en tevens gebondenheid inhoudt. Indien wij n.l. aannemen, dat wij - eenmaal een geestelijke meester volgende - onveranderlijk gebonden zullen zijn aan zijn weg, zijn woord en daarmede ook aan de sferen, die hij openbaart en waarmede hij ons in contact brengt, dan zijn wij niet vrij. Indien wij echter beseffen, dat het ons volste recht is van alle middelen gebruik te maken tot verdere bewustwording en ontplooiing van het "ik", zonder daardoor hieraan blijvend te zijn gebonden, dán zijn wij vrij. Vrijheid in de keuze van middelen. Bij deze vrijheid is de geestelijke meester een zeer belangrijk middel. Hij treedt n.l. steeds weer dán op, wanneer wij persoonlijk behoefte hebben aan een nieuw inzicht, aan een concretisering van vage gedachte, die in ons leven. Hij maakt het dus mogelijk om persoonlijk de juiste contacten te leggen in de kosmos en onze eigen werkzaamheid aanmerkelijk te vergroten. Maar nogmaals wij mogen ons niet blijvend aan hem gebonden achten. Dit geldt dus ook voor een eventuele binding met onze Orde. Een geest, die met u samenwerkt, kan een kwade geest zijn of een goede geest. Maar de intentie en inhoud van deze geest is niet belangrijk. Belangrijk is slechts de wijze, waarop wij - met uitsluiting van al het andere - een harmonie verwerven, die voor ons bewustzijn ten goede is gericht. Dat is erg ketters. Men zal u zeggen: "Gij moogt geen verbond aangaan met de duivel." Ik ben het in zoverre daarmee eens, dat volgens het gangbare concept van duivels een dergelijk contract wel eens duur zou kunnen zijn. Maar.... wanneer wij het goede nastreven, zal elke geest, met wie wij in harmonie komen, ditzelfde goede moeten erkennen als begeerlijk. Het is niet belangrijk om welke reden dit tot stand wordt gebracht: het is slechts belangrijk dat het tot stand gebracht wordt volgens ons beste weten en in overeenstemming met hetgeen wij erkennen als de goddelijke wil. Belangrijk is verder, dat wij nooit en te nimmer macht en vermogen - hetzij van de geest of van onszelf - misbruiken om anderen te dwingen een richting in te slaan, die zij zelf absoluut weigeren als juist te erkennen. De gedachtegang van het bezweren van een geest, b.v. ook door gebed (gebed of supplicatie is een bepaalde bezweringsvorm), houdt in dat wij steun zoeken. Wij vragen om steun. En zo ons deze steun wordt gegeven - voor onszelf of voor anderen - menen wij, dat daarmede de goddelijke wil wordt verwerkelijkt. Er is dus een gevaar verbonden aan het smeekgebed, dat niet uitgaat van ons innerlijk besef van de goddelijke wil, maar van eigen behoefte t.o.v. het "ik" of van anderen. Wij binden ons daardoor meer dan wij beseffen aan de gebeurtenissen. Want indien het gebed niet wordt verhoord, is onze enige mogelijkheid te zeggen: "Dus is het Gods wil niet." Maar als wij het als Gods wil aanvoelen, moeten wij toch trachten het te verwerkelijken. Dit brengt ons in tweestrijd. Ofwel wat voor ons leven, ons pad van bewustwording noodzakelijk is, geschiedt niet: dan wel zo wij het toch volbrengen, voelen wij ons a.h.w. in strijd met onze God, zullen Zijn toorn vrezen en geraken daardoor in een mentale verwarring, die zich zelfs op geestelijk terrein nog enige tijd kan voortzetten. Zeer 55

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 5 – Magie en vrijheid interessant is daarbij een begeleidend verschijnsel. Wanneer ik n.l. bid met vol geloof - zoals dat heet - dan zal ik elke maximale mogelijkheid tot harmonie met sferen en geest in mij zelf wekken. Daardoor kan ik resultaten bereiken, die op dit ogenblik in overeenstemming zijn met mijn gebed, maar die in feite in strijd zijn met het goddelijk concept. Zij worden daarom kort na het bereiken teniet gedaan. Dit vergroot onze onzekerheid. Het blijkt, dat wij niet vrij zijn ook op deze wijze te werken, tenzij wij uitgaan van het standpunt, dat onze intentie en streven het voornaamste zijn en de bereiking op zichzelf een secundair aspect van de zaak. Een voorbeeld ter verduidelijking: Iemand is ziek. U bidt God om genezende kracht. Met volledig geloof geeft u uw eigen kracht en de goddelijke kracht aan de zieke. De zieke geneest. Door zijn genezing kan hij/zij uitgaan en valt als slachtoffer van het verkeer i.p.v. de ziekte. Een ander voorbeeld: U wilt een patiënt helpen. Deze patiënt wordt steeds sterker en beter. U meent dus dat u inderdaad - volgens uzelf naar het goede strevende - resultaten hebt, bereikt. Op een gegeven ogenblik echter stort die zieke volledig in en sterft. Uw gedachtegang zal heel vaak zijn: ik heb gefaald. Hier is echter de vrijheid aanmerkelijk beknot. Want logisch denkend en redenerend betekent een dergelijke mislukking, dat u verdere pogingen niet meer zult mogen ondernemen. Dit impliceert weer dat de taak (het helpen van anderen), die u zich hebt gesteld, niet kan of mag worden volvoerd. Dit is niet aanvaardbaar. Zolang onze intentie goed is en wij ons daarbij alleen beroepen op wat wij als lichte kracht en lichte machten zien, ons alleen beroepen op de goddelijke wil, zullen - ongeacht de instrumenten, die wij gebruiken - al deze pogingen voor ons een schrede verder op het pad der bewustwording betekenen. Een wat minder interessant - maar daarom zoveel te meer voorkomend verschijnsel - is wel de verkeerde persoonlijkheidbinding of persoonlijkheidsassociatie, die ontstaat. Wij zien dat mensen zich volledig met elkaar één achten. Niet uit vrijheid, dus in een vrije en voortdurende aanvaarding en keuze, maar eerder omdat zij een toestand als permanent aanvaarden, zonder zich verder te realiseren, of de duurzaamheid van deze toestand volgens en voor het "ik" al dan niet goed en zinrijk is. Dit zien wij bij de opvoeding: wij zien het bij het huwelijk: wij zien het zelfs bij mensen, die voor de dood staan. Steeds weer meent men te bezitten. De ouder meent het kind te bezitten en tegenover dat kind een plicht te hebben. Men beseft echter niet, dat die plicht gelimiteerd is. Op deze wijze projecteert men zichzelf in het kind en blijft eraan gebonden, lang nadat het kind zijn eigen wegen is gegaan en men blijft zich verantwoordelijk voelen voor het kind, ofschoon deze verantwoordelijkheid in feite niet meer bestaat. Het gevolg is: een verwrongen leven en denken met over het algemeen veel leed en ellende en weinig vreugde. Wat het huwelijk betreft, zien wij al precies hetzelfde. Bezitsrecht, dat alleen door een huwelijksvoltrekking is verworven, kan nooit blijvend zijn. De binding van persoon tot persoon en die een absolute eenheid vormt tussen beiden, is magisch en niet alleen formeel of sacramenteel. Zij berust op het feit, dat beiden voortdurend elkander hernieuwd aanvaarden, voortdurend elkander hernieuwd waarderen, voortdurend hernieuwd eigen streven t.o.v. de ander en met de ander herzien. Zo komt de grote geestelijke eenheid en daarmede de bewuste en vrije continuïteit van samengaan in de stof maar ook samenwerking in de geest feitelijk tot stand. Bij het sterven zien wij heel vaak mensen terugkijken en zeggen: "Maar ik had nog zoveel willen doen. Ik had voor die nog moeten zorgen en ik had dat nog moeten volbrengen." Wij zien dat een dergelijk afscheid zeer pijnlijk is. Hierbij treedt wederom een verwarring op. Wanneer u op deze wereld of in een andere sfeer sterft en daarbij een taak onvervuld achterlaat, is het op dat ogenblik te laat om daarover na te denken. Het heeft geen zin meer te denken over wat men had moeten doen: het gaat er alleen om datgene, wat men nog kan doen, te volbrengen. Hoe minder men zich daarbij aansprakelijk acht voor de levens van anderen of voor goederen of voor het volbrengen van bepaalde daden, des te beter is het. Het mag in het leven nooit en te nimmer. gaan om het volbrengen van specifieke taken, noch om het eerbiedigen van specifieke wetten of gewoonten. Al deze dingen zijn bijkomstig en uit de menselijke maatschappij voortgekomen. Ten dele beïnvloeden zij ongetwijfeld uw beeld van hetgeen God van u verlangt en dan is het aanvaardbaar. Maar de waarheid berust op een oud magisch concept: 56

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 5 – Magie en vrijheid Wanneer ik leef, leef ik tussen licht en duister. Ik leef met licht en duister en kan niet leven zónder licht en duister. In deze eerste vaststelling is het leven zelf omschreven. Men leeft met licht en duister, men kan niet eenzijdig leven en streven. Zelfs de mens, die naar het licht streeft, moet de schaduw kennen, anders is zijn streven onmogelijk. In de tweede plaats: Hij kan zonder deze waarden nooit verder komen. De verwerping van één van beide ( van duister of van licht) brengt hem tot een zodanige eenzijdigheid, dat hij in onevenwichtigheid buiten de kosmos komt te staan niet en dus aan een soort begoocheling lijdt. Hij kan alleen leven door licht én duister: want zijn die factoren weg, dan is er geen leven of bestaan. In God is hij licht én duister en zal zich als licht en duister openbaren. Deze op zichzelf wat moeilijke stelling wordt dan heel aardig aangevuld, doordat wij de magiër horen uitroepen: "Niet als smekeling maar als meester sta ik tegenover u." En dan spreekt hij over alle geesten, alle demonen. De magiër vraagt niet, hij bedelt niet: hij eist. Hij eist op grond van zijn innerlijk kunnen, zijn weten en zijn wetenschap. Vandaar dat wij in zoveel rituelen dreigformules tegenkomen, als b.v.: "Anders zal ik u pijnigen door de geheime naam, die mij bekend is," enz. Wij, die vrij willen zijn, zijn niet afhankelijk - ongeacht in welke sfeer wij leven - van enigerlei geest of demon, van een kleine godheid of een hoge engel. Wij zijn te allen tijde en alleen afhankelijk van de Al-Vader, van de kosmische Godheid. Verder niet. Elke weg, die wij kiezen, kan ons voeren tot een samenwerking met de geest of voor ons zelfs met de stof. Maar deze samenwerking is volkomen vrij en wij hebben het recht hier te eisen. Zelfs wanneer wij dieren, mogen wij een eis stellen. Natuurlijk wordt een dergelijke eis niet in een bevel uitgedrukt. Dat is niet passend. Maar zelfs Jezus stelt eisen. Wanneer hij zegt tot de Romeinse hoofdman: "Gelooft gij, dat uw dochtertje zal genezen?" en deze antwoordt: "Ja Heer," dan zegt hij: "Gaat heen, uw geloof heeft haar behouden." Hij stelt de condities: aanvaarden. Deze zelfde conditie mogen, ja, moeten wij stellen t.o.v. de werelden, waarin wij leven en de krachten, waarmede wij werken. Het is goed te spreken over het paranormale. Het is goed erover na te denken, hoe de geest kan uittreden en een andere sfeer kan binnengaan. Het is interessant te wetens hoe een medium functioneert en wat er al zo bij kan optreden. Maar belangrijk is boven alles, dat men leert in deze dingen vrij te zijn. En die vrijheid is dus gelegen in dit feitelijk magisch concept. Wanneer ik in mij God draag en ik realiseer mij deze God, heb ik krachtens deze God macht over alles, wat lager staat dan ik en lager is in bewustzijn. Ik behoef aan geen enkele eis toe te geven buiten de eisen, die gesteld worden door degenen, die boven mijn bewustzijnsvlek staan en daardoor geweld over mij kunnen uitoefenen. Dit klinkt hard. Hier is veel van de z.g. liefelijkheid van de geestelijke leer vervangen door het constateren van machtsverhoudingen. Toch is het juist. Altijd weer wanneer wij uitgaan van het standpunt: "ik vraag niet, ik eis, ik heb een récht in de schepping", gebruiken wij het goddelijk erfrecht, dat ons is gegeven. Voor u bestaat niet de noodzaak vriendelijk te vragen of u a.u.b. moogt leven. Begrijp dat wel. God heeft u geschapen. Door u te scheppen heeft Hij u het recht gegeven te leven. Hij heeft u het recht gegeven voort te gaan en u de verplichting ingeschapen om te beantwoorden aan datgene, wat Hij als Schepper in u heeft gelegd. Tussen deze rechten en plichten speelt zich voor de mens het werkelijke leven af. Het ontdoet het leven - dat geef ik graag toe - van ontzettend veel gevoeligheden. Wij zijn zo graag sentimenteel, geroerd. Wij denken na over die "arme" mensen hier of daar, over dat "arme" dier of wij hebben medelijden met onszelf, omdat wij toch zo reuze ongelukkig zijn en dit juist óns moest overkomen. Maar dergelijke sentimenten zijn ketenen, waarmede wij ons vastbinden aan anderen. Een mens, die zichzelf beklaagt, bindt zich door dit zelfbeklag aan anderen, want hij eist de bevestiging van dit beklag. Hij eist dus wel, maar niet positief doch negatief. Zolang hij in deze stemming verkeert, is hij gebonden aan een ieder, die hem daarin een bevestigend antwoord geeft. Dat wordt zijn wereld: hij beperkt zijn wereld en zijn mogelijkheden. Een mens heeft m.i. niet het recht om zijn vrijheid te beperken. Hij moet eerlijk en oprecht durven staan tegenover God en de schepping en zeggen: Ik eis. Maar hij moet ook weten, dat al wat hij eisen kan inherent moet zijn aan zijn eigen wezen.

57

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 5 – Magie en vrijheid In de magie heet het: De magiër kan al datgene volbrengen, wat ligt binnen de harmonische mogelijkheden van zijn wezen. Ofwel: Een magiër heeft alleen de macht en het recht tot het stellen van die eisen, die hij uit eigen wezen en door de harmonie, die hij eventueel met andere en hogere krachten verwerft, inderdaad stellen kán en uitvoeren. Dit beperkt natuurlijk weer even de vrijheid. Daarom ben ik reeds begonnen met te stellen, dat vrijheid nooit onbeperkt kan zijn. Want wij moeten weten, dat hetgeen door ons van het leven wordt geëist ons recht is, dat het goed is, dat het aanvaardbaar is. Nu wordt het zeer belangrijk wanneer wij in deze scholingsleergang, waar wij - ten slotte een beperkte tijd hebben - even afstand doen van alle vooropgezette denkbeelden en concepten. Deze harde levenswaarheid moet de mens durven aanvaarden: Ik heb plichten. Ik heb plichten. Elke plicht, die ik heb, heb ik in de eerste plaats tegenover mijzelve. Niet tegenover anderen. Een ander kan mij eventueel een plicht kwijtschelden. Mijzelve kan ik dit nooit doen, omdat ik in mijzelf niet verander dan door bewustwording. En bewustwording wordt door onthouding niet verkregen. In de tweede plaats moet u goed begrijpen, dat liefde wel degelijk een levenswet is maar dan als kosmische liefde. U kunt nooit in de kosmos of in de mensheid liefde kennen, die op enigerlei wijze bestaat uit een eis dan deze ene en voorname eis, die in alle liefde ligt: de behoefte aan eenheid. Eenheid in de volste en ruimste zin van het woord. Eenheid in de kosmische zin van het woord vooral. Wanneer wij zeggen: dat God ons lief heeft, dan bedoelen wij daarmede te zeggen, dat God één wil zijn met ons. Wanneer wij zeggen, dat wij de mensen liefhebben, dan bedoelen wij, dat wij met deze mensen één willen zijn: dat ons wezen dus a.h.w: moet optreden als dragend en werkend deel van die mensheid. En zelfs als je zegt, dat je een kind lief hebt of eenvoudig een medemens, dan betekent dit ten slotte hetzelfde. Wij moeten en wij zullen met ons wezen volgens ons eigen bewustzijn - en zonder beperking van de vrijheid van anderen overigens - de eenheid met die anderen bevorderen door onze werken en daden: en wel zo, dat wij ons met de anderen één kunnen voelen. Of de ander dat ook met ons voelt is niet belangrijk. Dus weg met de zoetheid en zalving, die al te veel de boventoon voert in het menselijk denken: en daarvoor in de plaats realisme, maar dan een realisme van een hogere orde. Het realisme van hogere orde leert ons: Er is een verdeling van de kosmos in vele werelden en krachten. Een stoffelijke wereld is daarvan niet de laagste, maar zeker niet één van de hogere. Wij kunnen in die wereld als mens alleen juist leven en reageren volgens de wetten ván die wereld: niet zoals deze door mensen worden uitgedrukt of geïnterpreteerd, maar zoals zij in de schepping zijn gelegd. Daarbij is onze innerlijke behoefte tot harmonie de maatstaf, waarmede wij onze daden meten t.o.v. de godheid. Hoe groter en intenser onze innerlijke eenheid wordt met de grote krachten van het Al, hoe zuiverder en beter wij ons werk in deze bepaalde sfeer en op, deze bepaalde wereld verwerkelijken. Wij zullen ons niet bezig houden met vragen over het onmetelijke en het oneindige, vóór wij in staat zijn meesterschap te verwerven in onze eigen sfeer of wereld. Een beroep op de hoogste krachten, dat niet wordt gesteund door een harmonie in het eigen wézen (dus door een zekere hoogheid van kracht, althans t.o.v. jezelf en je eigen wereld), is altijd nutteloos. Eigen emotie, eigen beleven dient zo volledig mogelijk te worden uitgedrukt in stof én geest, met geest èn stof. Het is niet mogelijk een onderscheid te maken. Het totaal van het eigen wezen, zoals dit wordt gekend, zal altijd moeten worden ingezet. Voorzover wij niet in de mogelijkheid verkeren bepaalde daden in een eigen wereld voor onszelven te verwerkelijken - ik denk b.v. aan een contact tussen geest en stof, dat stoffelijk moeilijk reëel is voor te stellen - kunnen wij grijpen naar symbolen en symbolisch handelingen: en daarvan uitgaande toch stoffelijke handelingen verrichten gebaren maken, woorden spreken, waardoor de eenheid, die wij op hoger vlak zoeken, in eigen wereld en bewustzijn wordt gegrift en uitgedrukt. Voorbeeld: Wanneer ik zoek naar een contact met een hogere geest (laat ons zeggen een engel), dan is het duidelijk dat deze engel de macht zal kunnen hebben zich als een stoffelijk mens te manifesteren. Ik heb echter niet het vermogen mijzelf als engel te manifesteren. Het gevolg is, dat - zo geen directe manifestatie plaatsvindt - ik de volledige door mij begeerde eenheid moet uitdrukken in symbolische handelingen. Ik kan dit b.v. doen door een gebed, 58

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 5 – Magie en vrijheid door het voeren van een gesprek, het aannemen van bepaalde houdingen, het maken van bepaalde gebaren, die m.i. overeenstemmen met hetgeen ik aan de engel wil mededelen of met hetgeen de engel misschien aan mij zou willen mededelen. Door dit acteren - want dit is het eigenlijk - maak ik stoffelijk iets voor mij reëel, dat op een hoger geestelijk vlak inderdaad verwerkelijkt wordt. De praktijk leert, dat zeer vele geesten - ongeacht of zij engelen zijn of van lager gehalte - wel met de mens samenwerken, maar slechts onder zeer zelden voorkomende omstandigheden een meer stoffelijke vorm aannemen. Zij naderen ons dus meestal slechts in de geest, waardoor het noodzakelijk zal zijn ons te bedienen van ritualen en symbolen, wanneer ons streven is gericht op contact met een hogere sfeer of wereld. De magie, dat heb ik u reeds gezegd, berust op de werking van kosmische wetten. Kosmische wetten worden over het algemeen verpersoonlijkt. In de magie vinden wij dus entiteiten, die een bepaalde wet voorstellen. Of wij hen goden noemen of een andere naam geven is onbelangrijk. Wij identificeren ook delen van het Goddelijke, die geen werkelijke eigen persoonlijkheid hebben, als een persoonlijkheid, omdat deze voor ons slechts op deze wijze voorstelbaar zijn. Alleen zó kunnen wij een beroep doen op deze wetten en een harmonie met een dergelijke wet in onszelf scheppen. Wanneer dit kan gelden in de magie voor kosmische krachten, waarden en wetten, moet dit ook het geval zijn in de stoffelijke wereld voor u en uw eigen leven en wezen. Er is n.l. geen verschil tussen het groot- en hoog-kosmische en het laag-kosmische, het klein-kosmische. Er bestaat geen verschil tussen geestelijke werelden en stoffelijke werelden dan alleen in de verschijningsvorm. De inhoud van al deze werelden is gelijk en wordt voor een ieder die deze beleeft slechts door eigen bewustzijn bepaald. Op grond hiervan kunnen wij stellen: Elke poging om in eigen wereld iets te bereiken eist een omschrijving van het doel. Verder een benadering van het doel, alsof dit een geest is. U herinnert zich wat zo even is gezegd: Een geest, die wij krachtens ons goddelijk recht bevelen. Een geest, die wij echter slechts kunnen bevelen en waarvan wij slechts mogen eisen, omdat er tussen ons en die geest een harmonie bestaat. Indien u zich in deze wereld een doel stelt, vraag u dan af, of dit doel goed is. Tracht dan dit doel u zo concreet mogelijk voor te stellen. Geef het desnoods een naam. Zorg, dat alles wat in dat doel ligt en wat in uzelf bestaat in een blijvende harmonie is en zend a.h.w. alle kracht en uw gehele wezen daarheen uit. Vraag niet, of dit verwerkelijkt wordt, maar stel dat dit geschiede. Eis van de wereld dat dit verwerkelijkt wordt. En bij elke eis, die u stelt, moet u deze tot uw eigen wezen beperken. Wij hebben n.l. het recht om eisen te stellen aan de wereld en aan de kosmos, dat heb ik u zo even duidelijk gemaakt. En wel voor zover ons eigen bewustzijn en ons eigen vermogen tot harmonie reikt. Wij hebben echter niet het recht een dergelijke eis te stellen aan wezens, met wie wij niet harmonisch zijn. Dus ook niet aan medemensen, met wie wij niet harmonisch zijn. Dit is voor mij deze avond het einde van de les en daarom wil ik daarop nog even dieper ingaan. Wanneer ik op een gegeven ogenblik de medewerking van mensen nodig heb om een bepaald doel te bereiken, dat volgens mij volgens de goddelijke wil goed is, dan ben ik volledig vrij om dat doel na te streven. Maar ik ben slechts vrij om een eis te stellen aan die anderen, indien tussen deze anderen en mijzelve een werkelijke harmonie bestaat: dus als wij op dit punt een gelijkheid van denken hebben. Voorbeelden: Officieren, die hun manschappen bezielen en door hun bezielend voorbeeld tot prestaties brengen, die men niet van hen zou kunnen verwachten. Het bezielend voorbeeld van een arts of prediker, waardoor velen hun krachten wijden aan de mens of de lijdende mensheid en prestaties verrichten, die men eigenlijk niet zou mogen verwachten. Een voorbeeld uit uw eigen tijd: Een radiospreker stelt zich ten doel b.v. een bepaald stadje op te bouwen, een bepaald sanatorium op te richten, een ziekenhuis te vestigen etc. Hij gelooft hierin volledig. Hij kan dan dit doel verwerkelijken, doordat hij zijn eigen inzicht en overtuiging volledig aan anderen overdraagt. Het grote resultaat van sommige radioacties is dan ook te danken aan het feit, dat degene die de actie voert daarin volledig gelooft, volledig terecht meent dit van de wereld te mogen eisen en deze instelling volledig aan anderen overdraagt, die daardoor met hem medewerken en het onverwachte en het ongelooflijke mogelijk maken. 59

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 5 – Magie en vrijheid Het klinkt u misschien wat vreemd en u hebt in verband hiermede nooit aan "magie" gedacht, noch aan het begrip “vrijheid”. En toch is hierbij het typische, dat de magie (de wet van harmonische waarden plus de eis van de bewuste) hierin een zeer grote rol speelt, terwijl tevens de vrijheid (d.w.z. het volledig vrijelijk kiezen van een doel zowel voor degeen die de actie leidt als degenen, die aan de acties al of niet deelnemen) blijft bestaan. Slechts wanneer een harmonie van streven bestaat, ontstaat een verwerkelijking, die boven alle verwachting uitgaat. Dit geldt in elk aspect van uw eigen leven, onthoudt u dat wel. U kunt nooit iets met een medemens bereiken, zelfs al meent u dit terecht van die ander te mogen vergen of eisen, als u niet zelf volledig gelooft in de verwerkelijking en dit geloof a.h.w. op de ander kunt overbrengen. U kunt van geest en stof niets verlangen, niets vragen of eisen, tenzij het in uzelve leeft en a.h.w. uit uzelve in de ander wordt overgebracht. In vele gevallen zult u daardoor reeds bestaande waarden wekken en t.o.v. uzelf actief maken. In andere gevallen zal u blijken, dat u de harmonie niet dáár vindt, waar u haar zoekt, maar elders. Zoek daarom deze harmonie niet in bepaalde personen, klassen, kringen of zelfs vormen, maar zoek de harmonie op zichzelf. Dan zult u beseffen, hoe u vrij kunt zijn in het leven. Vrij t.o.v. uzelf, in de eerste plaats door het terzijde stellen van misplaatste zelfbeperking, schuldbewustzijn, zondegevoel e.d. Hoe u vrij kunt zijn t.o.v. uw God, n.l. door de aanvaarding van Zijn wezen als enige wet en het gehoorzamen aan deze wet op elke wijze die harmonieert met uw wezen en waarvoor mede in de schepping harmonische factoren kunnen worden gevonden. Vrij in uw bewustwording, omdat uw vrije aanvaarding van harmonie met andere en hogere krachten een volkomen door uzelf te bepalen (zowel in tempo als in omvang) bewustwording tot stand brengt. Een volkomen vrijheid in vermogens, omdat u - mits gij met uw gehele wezen daarnaar streeft en u daarop instelt en met dit streven en alle krachten volledige harmonie zoekt - u alle dingen kunt verwerkelijken, die u zich werkelijk volledig en juist kunt voorstellen. Er is voor de mens geen enkele beperking buiten die, welke hij zichzelf oplegt en de kosmische wetten Gods. Er is voor de mens vrijheid. Een vrijheid, die hij moet leren aanvaarden en dragen, waar zij grote verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid. t.o.v. het "ik" behelst. Er is een mogelijkheid voor elke mens in contact te komen met alle sferen, die voor hem voorstelbaar zijn. Er is een mogelijkheid de medewerking te verkrijgen van de geest op elk vlak en op elk terrein, mits er een harmonie kan worden geschapen tussen uzelve én die geest. In deze les heb ik getracht u duidelijk te maken, dat uw mogelijkheden onbeperkt zijn. In een vorige les hebben wij getracht u aan te tonen, hoe het paranormale zich ontwikkelt en wat ermee samenhangt. Deze dingen zijn zeker niet zonder meer een regel die men moet volgen. Maar zij betekenen een terrein, waarop uw vrije ontwikkeling en uw persoonlijk streven een zeer snelle bewustwording en een vergroting van invloed en vermogen ten gevolge kunnen hebben, welke zowel voor uzelf als ook voor de wereld tot de beste, ja, de onverwacht schone en goede gevolgen kunnen voeren, die u allen in de komende tijd zeker te stade zullen komen. HET COMPROMIS OF DE MIDDENWEG Wanneer wij in het menselijk leven en ook vaak in de geest geconfronteerd worden met schijnbaar onverenigbare condities en omstandigheden, dan zijn wij al heel gauw geneigd een compromis te sluiten. Een mens doet dat al heel gemakkelijk. Hij zegt: "De omstandigheden zijn zodanig, dat ik niet in staat ben om dit doel dat ik goed acht te verwerkelijken, als ik niet gelijktijdig iets kwaads van de andere kant erbij neem." Dat is natuurlijk op zichzelf niet juist. Want als ik mijzelve een doel stel en ik erken dit inderdaad als goed, dan moet ik er ook werkelijk naar streven, dan moet ik er achteraangaan. Als ik b.v. zeg, dat ik verplicht ben tegenover mijn naaste altijd dienend te zijn, dan mag ik niet op een gegeven ogenblik zeggen: "Ja, maar nu heb ik een kaartje voor een concert, nu moet mijn naaste maar tot morgen wachten.” En dan misschien ook nog de opmerking maken: "Want het zou zo zonde zijn, als die kaart zou verlopen." Dan is dit een compromis en dat is kwaad. Want er zou misschien juist op deze avond behoefte zijn aan die dienst, terwijl deze morgen overbodig is geworden: dan is het ongeluk al gebeurd. Een ander voorbeeld van een gezellig compromis: Ik weet natuurlijk wel dat het niet goed is, als ik iemand een tikje bij de neus neem. Maar per slot van rekening, als ik het niet zou doen, dan zou een ander het doen. Als ik het nu maar zo goed 60

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 5 – Magie en vrijheid mogelijk doe, zal toch niemand er bezwaar tegen kunnen hebben. Compromis. Een mens, die op deze manier met zichzelve en de wereld een compromis sluit, compromitteert zich ook t.o.v. zijn God. Want hij is niet eerlijk, niet oprecht. Nu staat daar tegenover de kwestie van de gulden middenweg, de weg van het midden. Menigeen denkt, dat deze ook een compromis is. Want, zegt men, je kiest niet links en niet rechts. Toch bestaat er een klein verschil. Wanneer ik de middenweg ga, dan kies ik voor mijzelve - dus bewust en wel-overlegd - een doel, waarbij ik de uitersten (zowel negatief als positief) terzijde laat en mijzelf een zo groot mogelijke verwerkelijkingsmogelijkheid geef. Een voorbeeld daarvan kan ik u ook geven. We zouden kunnen zeggen: We moeten alle dieren beschermen, want het leven van de dieren, die jonger zijn dan wij in het leven, is per slot van rekening kostbaar: en wij, als ouderen en wijzeren zijn daarvoor aansprakelijk. Dat is heel goed, maar dan moet ik ook elk dierenleven sparen: ook een ei, ook een vlo, een mier, een mug, een spin, alles. Een aardappelkevertje net zo goed als een regenworm: en een regenworm net zo goed als een adelaar of een olifant of wat anders. Ik mag mij niet afvragen: Is die leeuw of die tijger gevaarlijk voor mij en mijn medemensen? Neen, wanneer het dierenleven mij heilig is, moet ik het beschermen. Dan zou ik dit dus zonder compromis doen. Ik kan ook zeggen: Wat geeft het eigenlijk? Het dierenleven omvat jongere zielen, die incarneren wel weer, die komen wel verder. Maar waarom zou ik dan b.v. trachten om een hond, een kat, een paard voor leed of voor de dood of iets anders te sparen? Dat heeft ook geen zin. Als zij toch terugkomen, moet ik ook hierin consequent zijn en zeggen: Wat geeft het dan? Degene, die verstandig is, begrijpt wel dat dit negatieve standpunt niet geheel juist is: maar het positieve standpunt is niet door te voeren. Ik mag mij dus nooit een doel stellen, warbij ik elk dierenleven volkomen heilig acht. Maar ik moet stellen: Ik zal elk dierenleven heilig achten, in zoverre het niet onmiddellijk en kenbaar schadelijk of gevaarlijk is voor mijzelve of anderen. Dan heb ik de weg van het midden gekozen. Dat is geen compromis meer, omdat ik mijn doel heb gesteld. Ik erken dus voor mijzelve: Mijn doel is niet het sparen van alle dierenlevens maar het sparen van dierenlevens voor zover deze niet: gevaarlijk of hinderlijk zijn. En zo kan ik dit doel nastreven. Een ander voorbeeld van de weg van het midden, dat misschien sommigen wat meer aanspreekt, is dit: Een mens kent angsten en begeerten. Nu zijn er mensen, die zeggen: Wij moeten alle begeerten overwinnen. Zij worden dan zo angstig voor hun eigen begeren, dat hun angst hen volkomen domineert en de begeerte naar vrij zijn van angst bij wijze van spreken hun hele leven gaat beheersen. Zij doen er alles voor en bereiken het nooit. Dat is dus eigenlijk een poging om tot een compromis te komen, want ten slotte ga je zeggen: Ik zal zus of zo doen: en dan moet een ander maar de rest doen. Ik stel mij wel een doel, maar kan het niet verwerkelijken. En hier is dan weer de kwestie van de gulden middenweg noodzakelijk. De gulden middenweg, die zegt: Angst hebben is op zichzelf niet begeerlijk, het is niet prettig. En begeerten zouden mij ook kunnen domineren. Het is dus goed, dat ik die begeerten ook zoveel mogelijk overwin. Ik wil proberen zo weinig mogelijk te vrezen en zo weinig mogelijk te begeren en dus zoveel mogelijk zonder angst of begeerten mijn weg te gaan. Iemand, die zich dat doel stelt, kan het verwerkelijken. U zou het misschien het best zo kunnen formuleren: Het compromis is het resultaat van de extremist, die zijn extrême doeleinden ten slotte niet kan bereiken. De weg van het gulden midden is de weg van de realist, die reëel beseft waar zijn mogelijkheden liggen, wat hij mag, kan en wil doen en zich daar dan ook zonder verdere compromissen aan weet te houden. Een heel belangrijk punt zou ik zeggen. Want op het ogenblik, dat je een compromis gaat sluiten met jezelf, loop je vast, omdat een compromis in feite is het ontkennen van je eigen bekwaamheid of het toegeven dat je niet deugt. En wanneer je het eerste compromis hebt gesloten, dan volgen er meer. U kunt het voorbeeld zien op b.v. het gebied van de politiek. De socialist gaat uit van het standpunt: Alles wordt door de arbeider voortgebracht, dus alles moet het bezit zijn van de 61

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 5 – Magie en vrijheid arbeider. Maar op een gegeven ogenblik merkt hij, dat wanneer alles het bezit zou zijn van de arbeider, deze niet meer zou willen werken. Hij moet dus een compromis sluiten en gaat aan de arbeider een zeker bezit geven. Hij begint aan bezitsvorming. Dit compromis is op zichzelf al tamelijk fataal. Maar nu hij eenmaal is begonnen aan bezitsvorming, moet hij overgaan tot bezitsbescherming. En hij gaat dus het particulier bezit tegen de gemeenschap beschermen, iets wat volledig in strijd is met zijn eigen stelregels. En nu moet hij wat verdergaan. Want wanneer hij dit bezit gaat beschermen, moet hij zijn staatsmacht ook baseren op het particulier bezit. En daarom moet hij tenslotte de arbeiders beletten meer te vergen dan hun eigen particulier bezit of hun directe verdienste. Zo wordt dan het socialisme tot een soort kapitalisme. Dit is een kwestie van compromissen, die steeds weer worden gesloten, waardoor de geaardheid van de stelling is teloor gegaan. Ik meen, dat u dit bij verschillende partijen in verschillende landen zult kunnen zien. Maar nu kunnen wij ook een andere weg gaan. Wij kunnen beginnen aan de weg van het gulden midden. Dan gaan wij zeggen: Wij beseffen, dat de arbeider rechten heeft, maar ook dat bezit noodzakelijk is, omdat dit de grote stimulans is voor de verdere vorming van bezit en ook voor het scheppen van de arbeidsmogelijkheid. Wij zullen dus trachten alle bezit zo te beschermen, dat het - wanneer het op onverantwoorde wijze optreedt tegenover een werknemer - daarvan zoveel schade lijdt, dat het zichzelf - om tegen die schade behoed te zijn - zal gaan beperken. Ik leg dus beperkende maatregelen op, maar laat een zo groot mogelijke vrijheid toe. Hierbij volg ik dus de gulden middenweg, waarbij ik niet uitsluitend voor het kapitaal behoef te werken of alleen voor de arbeider, maar waarbij het evenwicht, dat ik nastreef, mijn doel zelve is, dat het mij mogelijk maakt om alle ervaringen op te voeren en daaruit een steeds juistere en onveranderlijke richtlijn voor eventueel verder bestuur of politiek streven enz. te vinden. Ik geloof, dat het nu al iets duidelijker wordt wat hier in feite wordt bedoeld. En zo wil ik nog verder wijzen op de verschillen, die er bestaan tussen een compromis en de gulden middenweg. Een compromis, om het nu eens heel eenvoudig te zeggen, sluit de man die zegt: "Nu ja, ik ben geen heilige: met één vrouw kan ik het niet doen, dus laat ik maar een harem aanleggen. Want dan heb ik al die vrouwen voor mijzelf en dat is dan toch wel de beste oplossing voor mij." Nu begrijpt u wel, dat zo'n harem op het ogenblik door het vrouwelijk geslacht zeer zou worden aangevochten, kortom het zou heel veel moeilijkheden opleveren. Het zou onaanvaardbaar zijn. Het blijkt echter, dat de stelling van die man "ik ben geen heilige" toch wel juist is. En dan gaat hij van een andere stelregel uit: Ik maak de mogelijkheid tot huwen maar ook tot ontbinding van het huwelijk zo moeilijk, dat men het niet al direct om de geringste reden zal doen: maar dat men anderzijds toch, wanneer men op een gegeven ogenblik tot onmin komt, er vanaf kan. Nu is wat in de harem bestond en sociaal en economisch moeilijkheden veroorzaakte, omgezet in een opeenvolging, waarbij in de eerste plaats het monogame huwelijk een grote kans krijgt, een veel grotere dan in een maatschappij, waarin een harem met bewoners een kwestie van aanzien wordt. In de tweede plaats: de mensen, die elkaar niet kunnen verdragen of op de een of andere wijze niet bij elkaar passen, kunnen uit elkaar gaan en men kan dus blijven zoeken naar een perfecte partner, tot men tevreden is. Zo ziet u, het komt overal voor. Om een ander voorbeeld te geven van een gulden middenweg. Er zijn bepaalde staten, die geen diploma's eisen. Daar moogt u elke winkel beginnen, als u er kapitaal voor hebt. U bent verplicht u aan bepaalde regels te houden, dat is zeker waar. Kunt u dat niet, dan kost u dat heel veel geld en heel veel moeilijkheden, maar u bent vrij het te doen. Zegt u, dat u constructiewerker bent, niemand vraagt of u een diploma hebt. U kunt het bewijzen. Bent u metterdaad in staat het te doen, dan is het goed. Gaat het niet, dan is het niet goed. Dat heeft natuurlijk wel voordelen maar ook bezwaren. En dat is n.l. dat heel veel mensen niet in staat zouden zijn om hun bekwaamheid aan te tonen en dat iemand, die werkgever is, in heel veel gevallen zal zeggen: "Nu ja, begin nu eerst maar eens als loopjongen, dan zullen we later wel eens zien, of je deugt voor ingenieur." En daardoor zou heel veel moeite voor niets zijn.

62

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 5 – Magie en vrijheid Een ander voorbeeld zien wij op het ogenblik in Nederland. Daar eist men voor alle dingen een diploma. U moet een diploma hebben om winkelier te kunnen zijn en dan nog een diploma om bepaalde artikelen te mogen verhandelen: hoe meer artikelen hoe meer diploma's. Op den duur wordt dus het papier in de plaats van de bekwaamheid gesteld. Het gevolg is een veel minder bekwame zakenleiding, dan normaal het geval zou kunnen zijn: een zeer sterk beroep op schoolkennis, waarbij de praktische bekwaamheid wordt verwaarloosden op de achtergrond wordt geschoven: dus een veel minder rationele maatschappij. Maar wat is nu het ideaal? Het ideaal is dit: Stel iedereen - ongeacht zijn leeftijd - in de mogelijkheid om aan de hand van enkele praktische proeven en wat theoretische kennis te allen tijde een diploma te halen in een vak, dat hij reeds uitoefent. Neem de examens zo af, dat ze een zeer hoge waardemeter hebben en niet slechts een gemiddelde weergeven, zodat degene die een diploma heeft inderdaad een expert is op zijn terrein. Stel daarnaast eventueel getuigschriften. Dan zal een ieder in staat zijn te zeggen: "Kijk, deze man is gediplomeerd: dat is inderdaad iemand, die iets kent: hij heeft het in de praktijk gedaan en hij kent ook de theorie, die er achter zit." Anderzijds kan men zeggen: "Wanneer ik zelf iets wil beginnen, doe ik dit, en wanneer ik de bekwaamheid heb, kan ik de erkenning daarvan verkrijgen, zodat ik deze tegenover anderen ook schriftelijk kan bewijzen." De landen, waarin dat laatste het geval is, hebben over het algemeen de beste leiders, zowel in de industrie als in de economie, in de kerken, en elders. U zult begrijpen, dat het verschil ook hier weer is: de kwestie van een compromis. Want men kan tenslotte niet van iedereen een diploma vergen en men kan ook niet elk diploma buiten beschouwing gaan laten. Of men kan reëel toegeven: Kijk, wij stellen als doel de gediplomeerde vakman, maar we beschermen het diploma niet. Het is de bekwaamheid, die het diploma beschermt en niet omgekeerd. En dan kom je wel ergens. Uit dit alles blijkt u wel, dat er een zeer groot verschil bestaat tussen een compromis en het kiezen van een gulden middenweg. Voor uw eigen leven geldt precies hetzelfde. Sluit nooit met uzelf een compromis. Zeg niet: "Nu ja: alles tezamen genomen zou ik dat - ofschoon het eigenlijk niet goed is - toch wel kunnen doen." Als u dat gaat doen, zult u een innerlijk schuldbewustzijn krijgen en onzeker worden. U krijgt daarvan allerhande psychologische nevenverschijnselen en ook zuiver materieel wordt u er over het algemeen niet beter van. Maar stelt u voor uzelf: "Ik zal niet meer eisen dan dit, maar dat wil ik dan ook bereiken," zodat gij uw doel beperkt en gelijktijdig zegt: "deze middelen zijn daarvoor aanvaardbaar voor mij," dan blijkt dat u door zelfstandig en voortdurend werkzaam te zijn niet alleen uw doel bereikt, maar dat doel ook bereikt zonder schuldbewustzijn, zonder de onvrede, die men in het geval van het compromis krijgt, maar eerder met de zekerheid: nu ik dit heb bereikt, zal ik ook meer kunnen bereiken. Zodat je uit het kiezen van een middenweg altijd komt tot een beter resultaat, maar door het compromis altijd weer komt te staan voor de onvolledige vervulling van eigen doelstelling, schuldbewustzijn en daardoor belemmeringen schept voor het verdergaan op het pad. NOOT Wanneer ik stel, dat het doel de middelen heiligt, sluit ik een compromis. Wanneer ik zeg, dat de beschikbare middelen het doel mede helpen bepalen, dan is dat het kiezen van de gulden middenweg. DE FASEN VAN BEWUSTWORDING. In elke mens - en wat dat betreft elke ziel - kunnen wij de bewustwording indelen in verschillende fasen. Schijnbaar is voor een ieder die fase ongeveer gelijk. Maar er zijn grote verschillen in interpretatie. Op het ogenblik dat wij ons bewust worden "ik ben", zal de één zich afvragen "wat ben ik?" een ander zal zich afvragen "waar ben ik?" en een derde "hoe ben ik?" Ieder zullen zij in hun relatie tot de buitenwereld de vraag moeten beantwoorden en toch in de eerste plaats de beperking, de begrenzing van het "ik" t.o.v. de kosmos leren kennen. Maar degenen, die met andere vragen zijn bezig geweest, hebben daarvoor vele experimenten nodig gehad, die degene, die de juiste vraag had gesteld, n.l. "wat ben ik, hoever reik ik?" dus onmiddellijk vond. Het gevolg is, dat degene, die onmiddellijk de juiste vraag stelt, er eerder 63

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 5 – Magie en vrijheid komt dan de ander. Men denkt nu misschien, dat in deze fase de één de ene vraag krijgt en de ander de andere vraag. Dat is niet waar. Een ieder beschikt in het begin over dezelfde gegevens en een ieder beschikt dus ook over een zelfde reeks vragen, die beantwoording vergen. Maar naargelang men is ingesteld, tracht men die vragen in een bepaalde volgorde te beantwoorden. Het is deze volgorde, die - wanneer wij bij de eerste incarnaties komen - al onmiddellijk verschillen toont. Wanneer in zo'n fase van "ik"-erkenning de eerste vraagt naar het hoe en het waarom van het "ik", zal hij zoeken naar een beweeglijke vorm. Maar hij zoekt naar een vorm, die zoveel mogelijk zal samenhangen met wat voor hem begrensd is. Hij zoekt dus een starre vorm en zal zeer waarschijnlijk plantaardig zijn. De ander, die het "wát" van zijn eigen wezen verder wil bepalen, zoekt daarentegen een dierlijke vorm, opdat hij zoveel mogelijk verschillende milieus kan ontmoeten en dus door afwisseling van ervaring beter zal kunnen beseffen, wat hij is. Maar daardoor beantwoordt hij ook voor een deel de vraag: Hoe ben ik? Daardoor schiet hij sneller op. Aangezien bij elke opeenvolgende fase van bewustwording het aantal vragen, dat men zich kan stellen, groter pleegt te worden - en dit gaat tot men zichzelf in de wereld geheel en objectief weet te beschouwen - wordt het aantal keuzemogelijkheden steeds groter. De beantwoording van vragen, die men vindt in elk van die fasen, blijft in het "ik" geestelijk behouden. Wanneer de geest dus terugkeert en zij heeft daarbij eigenlijk een lagere vorm bewoont, maar tevens vragen beantwoord, die in een normale gang van zaken eerst vele fasen later aan de orde komen, zo zal ze traag zijn in haar volgende fasen van bewustwording. Wanneer er eenmaal een punt komt, waar zij reeds vragen beantwoord heeft, zal zij daarin zeer snel verdergaan. Het is met geen mogelijkheid te zeggen, of het aantal fasen van bewustwording ook bepaald kan worden door het aantal levens, dat men heeft geleefd. Zover ik kan nagaan is dit niet het geval. We zouden het totaal van de fasen van bewustwording gevoegelijk 27 kunnen noemen, een bekend getal: en wel 27 fasen, die alle tezamen vallen onder de 12 grote Heren van de kosmos, plus een aantal Heren, die buiten de kosmos staan en daar als een soort triade regeren. Nu is het aantal fasen op zichzelf voor een ieder gelijk. Maar de tijd - of moet ik zeggen: het aantal levenservaringen, dat men per fase nodig heeft - zal steeds verschillen. Dit houdt in, dat b.v. iemand, die zeer oud is als ziel en ten slotte mens wordt, innerlijk over zoveel vroegere ervaringen kan beschikken, dat zijn keuze van stoffelijk voertuig reeds juister is: dat hij daardoor laten we zeggen in 2 of 3 incarnaties het hele menselijk leven achter zich laat. Terwijl iemand, die plantaardige en dierlijke vormen voor een groot gedeelte heeft overgeslagen en ook geestelijk bepaalde dingen terzijde heeft gelegd, juist in die menselijke fase een paar honderd keer blijft vastkleven. Want hij moet inhalen, wat hij nog niet heeft geleerd. Anderzijds zal hij weer over kennis beschikken, die hem b.v. in de sferen een grotere bewegingsvrijheid geeft dan de ander. Elke mens dus gaat van fase tot fase op zijn eigen wijze. Het totaal van de te leren stof (of zo u wilt zeggen: de weg van niet-bewustzijn tot de totale bewustwording) is voor allen volkomen gelijk. De kracht, die geestelijk gezien daaraan wordt besteed, is ook voor allen volkomen gelijk. Maar de wijze, waarop de kracht wordt gebruikt en de wijze, waarop de verschillende fasen van de weg verwerkt worden, zullen voor een ieder verschillend zijn. Daarom zullen bepaalde mensen dingen gaan doen, die een ander absoluut slecht en demonisch lijken en die toch voor hen goed zijn. Wij kunnen dat natuurlijk niet voor de hele massa gaan zeggen. Dan gaat iedereen zeggen: "O, het slechte dat ik wil is altijd goed voor mij: dus... vooruit maar." Dat is dwaas. Maar je kunt jezelf soms niet helpen. Soms moet je wel haast dingen doen, die volgens alle regels van het menselijk denken kwaad zijn en die toch ten slotte hun nut blijken te hebben door de ervaring, die ze opleveren. Sommigen zijn gelukkig. Ze hebben zoveel van het dierlijke in het verleden doorgemaakt, dat ze als meester van het dierlijke a.h.w. in de mensheid incarneren. En omdat zij meester zijn van het dierlijke in zichzelve, nu de beheersing erover hebben, zullen ze met heel weinig menselijke incarnaties kunnen volstaan.

64

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 5 – Magie en vrijheid De vraag is dan natuurlijk, of zij in die menselijke levens of in die enkele incarnaties zelfs voldoende ervaringen ook omtrent geestelijke sferen hebben opgedaan. Is dat niet het geval, dan zullen ze dáár langer vertoeven. Dit voert tot schijnbaar zeer grote verschillen in tijd. Maar die tijdrekening is niet kosmisch. Die tijdrekening is volkomen gebaseerd op het menselijk tijdservaren, en menselijk tijdservaren is weer gekoppeld aan de wenteling van de aarde en de weg van de zon door de hemelen. De gevolgtrekking ligt voor de hand. Ook de totale tijd der bewustwording zal altijd dezelfde zijn. En - kosmisch gezien - is elke sfeer zelfs identiek aan een tijdseenheid, zodat elke fase van bewustwording een bepaalde kosmische tijd betekent. De wijze echter, waarop die kosmische tijd wordt besteed, is individueel. En naar mensenrekening lijkt dit dan soms onnoemelijk lang, of buitengewoon kort. Geestelijk echter zijn het de ervaringsmomenten, die tijd betekenen en niet een aantal willekeurige, van buiten komende factoren en invloeden. Wat ik begrijp, wat ik beleef, wat ik verwerk, dát is tijd voor de geest. Wanneer ik mijn eigen wezen zie en daarbij dan tevens te uwen bate even constateer dat ik leef in een sfeer, waarin geen vorm bestaat, maar waarin wij wel verschillende waarden van licht kennen en lagere trillingen, die wij met geluid zouden kunnen vergelijken, dan kom ik tot de conclusie, dat b.v. het spreken hier, dat voor u gemiddeld naar schatting 40 - 50 minuten zal duren, voor mij gelijk komt met één moment. Het is n.l. één ervaring en niet een reeks van ervaringen: zodat 1000 van deze gesprekken tezamen ongeveer gelijk zijn aan 5 minuten van uw tijd in een mensenleven, wanneer er werkelijk wat gebeurt. Maar zo dadelijk zal ik misschien kosmisch contemplerend hangen en in contact komen met een hogere kracht. En dan krijg ik een veelheid van indrukken te verwerken en verwerk ik ook, die naar uw idee een tiende seconde duurt. Voor mijn eigen idee heb ik dan echter jaren geleefd. En dat is dan mijn tijd. Kosmisch gezien zijn bewustwording en tijd praktisch identiek: evengoed als ruimte en tijd identieke waarden zijn, die volkomen vergelijkbaar en meetbaar zijn. Dit aan een mens uit te leggen is erg moeilijk. Toch zal een ieder, die begrip wil hebben voor verschillende fasen van bewustwording en ontwikkeling van de geest, hieraan juist aandacht moeten besteden. Want wanneer je alleen wilt rekenen met een menselijke tijd, dan lijken er zeer grote verschillen te zijn. En dat zou onrechtvaardig zijn. Wie echter een maal de stoffelijke vormwerelden en ook de daaraan gelieerde geestelijke vormwerelden achter zich heeft, gelaten, beseft al heel snel: ik kan niet spreken van tijd buiten mijn persoonlijk beleven: en het is het aantal indrukken, dat ik kan verwerken, dat de tijd uitmaakt. Zo kan ik dan misschien het best deze kleine uiteenzetting besluiten door te constateren, dat de tijd van bewustwording identiek is aan het aantal ontvangen impressies. En dat als zodanig de werkelijke tijd van bewustwording en ook het totaal aantal noodzakelijke impressies, innerlijke beroeringen en ontdekkingen voor iedereen volkomen gelijk zal zijn, zodat alle fasen der bewustwording op zichzelf een bepaalde ontwikkeling van de geest vertegenwoordigen en de ontwikkeling van de geest weer gepaard gaat met een bewustzijn in sferen. Hoe hoger ik met mijn geest kom, hoe groter het aantal tijdseenheden, dat ik in een zeer korte tijd binnen die geest kan verwerken, hoe korter ook de tijd kan zijn b.v. tussen eventuele incarnaties, hoe korter zeker de tijd zal zijn tussen de ene fase van bewustwording en de volgende. DE LOTUSVIJVER. Er is een oude gelijkenis uit India, waarin wordt gezegd, dat de mens als de lotus is. Hij wortelt in de modder, hij rijpt aan de oppervlakte en hij ontplooit zich voor de hemelen. Voor ons zou de gehele wereld een lotusvijver kunnen zijn. Althans als wij beseffen, wat er zich precies afspeelt. Er zijn n.l. drie niveaus van leven. Het eerste is een stoffelijk niveau, wat u zou kunnen noemen de modder. De modder, die bestaat uit eten, drinken en alles, wat ermee kan samenhangen. Wij hebben verder het niveau van ontwikkeling. En dit zou ik willen noemen: mentaliteit: dat is het vermogen tot denken en realiseren, versterkt door het vermogen tot aanvoelen. Het derde is de spiegel van het begrip. Wanneer wij op een gegeven ogenblik met ons begrip omhoog zien, dan lijkt het ons dat boven alles precies is als beneden. Wij zien a.h.w. onszélven weerkaatst en wij begrijpen niet, dat wij die spiegel moeten doorbreken om 65

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 5 – Magie en vrijheid verder te gaan. Er is n.l. de oppervlaktespanning van de vijver, die overwonnen moet worden, om het zo eens te zeggen. Wij moeten op een gegeven ogenblik in staat zijn alle stoffelijke waarderingen - ook de mentale - geheel terzijde te stellen. Een mens, die dat kan doen, doorbreekt de oppervlakte en ontplooit zich voor de hemelen. Maar wat doet de lotus? Zij ontplooit zich meestal het eerst tegen de avond, in het milde licht. Zo zal het ons natuurlijk ook gaan. Ook wij zullen ons eerst in het milde ondergaan van kosmische krachten gaan ontplooien, vóór wij in staat zullen zijn om het felle en verblindende licht van een kosmische waarheid te verdragen. Het weten omtrent deze dingen is niet genoeg. Want wanneer ik een scheiding maak tussen de drie waarden in de vijver (dus de bodem, het water en de oppervlakte met daarboven de hemel), dan moet ik dit in het leven ook doen. En dan stel ik in de eerste plaats: De modder is nooit zo diep als het water van een werkelijke vijver hoog is. Het stoffelijke mag nimmer een grotere plaats in het menselijk leven innemen dan het geestelijke, het mentale, het redelijke. In de tweede plaats zeg ik: In de vijver is het water het belangrijkste, want de vijver wordt bepaald door het feit, dat ze water bevat, anders is het geen vijver meer. Menselijk leven en alle leven, dat met de mensheid samenhangt, heeft alleen waarde door het denken. De kritiek, mits eerlijk, oprecht en goed gemeend, de gedachtegangen, zelfs die met elkaar in strijd zijn, zij. hebben alle hun betekenis. Zonder deze is het menselijk leven niets waard. Een mens, die niet redelijk denkt, kan niet verder groeien, want hij laat de middenmoot tussen hoog bewustzijn en stoffelijk bewustzijn buiten beschouwing. Dat wil niet zeggen, dat menselijke kennis (volgens menselijke maatstaven dan) noodzakelijk is, maar alleen dat je moet leren je eigen denkvermogen, je eigen capaciteiten te gebruiken tot het laatste toe. Nu weten we ook dat een lotus, die in haar vijver groeit, in het begin juist uit de modder haar voedsel puurt. Zo moet het ook voor ons zijn. Ons vermogen tot denken, tot handelen, moet zolang wij in de stof leven voortkomen uit de stoffelijke elementen van het leem. Op het ogenblik, dat wij ons daarvan willen afsnijden en het stoffelijk leven tot een minimum trachten terug te brengen, blijkt dat wij in feite verhongeren in het mentaal gebied en daardoor de kracht niet meer bezitten om de oppervlakte te doorbreken en te komen tot die wereld, waarin kosmisch werken als een soort gevoel doordringt, zelfs tot in de wortels en ten slotte zelfs de wortels losmaakt, totdat de gehele plant a.h.w. naar boven zweeft. We kunnen zo ook niet tot bloei komen: we kunnen ons niet ontplooien. Een mens heeft geestelijke zintuigen. Deze chakra's zijn elk afzonderlijk te vergelijken met een dichtgevouwen bloem. En elk van hen staat in verband met een bepaalde geestelijke sfeer en ervaring. In het beeld van de lotusvijver is het erg moeilijk zich voor te stellen, dat men b.v. 7 waterspiegels boven elkaar zou hebben: maar misschien kunt u het zich geestelijk wel voorstellen. Wanneer wij levende in de materie (wat een taak is) komen tot een bewustzijn en een denken dat een zekere wijsheid inhoudt, een zeker begrip en vooral zelfstandig is, zo zullen wij in staat zijn allereerst te begrijpen wat levende kracht is, levenskracht. Wij krijgen gevoel voor het leven. En zo ontplooit zich het onderste chakra’s men wordt mens. Mens-zijn is niet voldoende. Wanneer je mens bent, moet je leren je denken anders in te stellen. Je moet a.h.w. leren de wereld op een andere manier te bezien. De wereld der gedachte wordt dus uitgebreid. Zij overspoelt a.h.w. die eerste waterspiegel en het eerste chakra. Er ontplooit zich een tweede. Nu weet u, dat wij van een primitieve mens zeggen, dat hij met zijn maag denkt. Dat is misschien niet zo heel gek, als wij er rekening mee houden, dat b.v. de zonne-vlecht een zeer belangrijk chakra is voor praktisch elke mens. En dat, wanneer dit zich geestelijk ontplooit, er wel geen sprake is van geestelijk bewustzijn maar van geestelijke contactmogelijkheden. Nooit echter van geestelijk bewustzijn. Eerst wanneer je verdergaat, wanneer de borst (het hart a.h.w.) bereikt wordt, het denken zover komt, dat het het gevoelsleven op de juiste wijze kan aanvaarden, dan ervaren wij het aanvoelen van de kosmische waarden in onszelf nog steeds wortelen wij dan in de stof, want wij kunnen die stof niet ontberen en de ontkenning van die stof is dwaasheid. Het is nog steeds de bodem, waaruit wij ons voeden. 66

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 5 – Magie en vrijheid Ga je echter verder, dan beleef je ten slotte het moment dat het gevoel kan worden omgezet in beelden. Het bewustzijn van wat boven de oppervlakte ligt ontwaakt. Wij spreken dan van het keel-chakra en zeggen dan: Hier ontwaakt een chakra. Langzaam maar zeker ontplooien wij ons verder en ten slotte wordt dat bekende voorhoofd-chakra wakker. (Ik behandel ze niet allemaal, neem mij niet kwalijk. ) Dit voorhoofd-chakra nu is als het vormen van de knop van de lotus op het hoogste vlak. Hier wordt n.l. het gehele gedachteleven betrokken in de harmonieën van een hogere sfeer, een hogere fase van bewustzijn. Wij voeden ons dan nog wel nu en dan met de materie, maar eigenlijk is dit niet meer nodig. Het lijkt, of wij de wortels uit de modder kunnen lostrekken en ons door de sfeer der gedachte zelf kunnen voeden. Dit geeft aanleiding tot overleveringen in India en Tibet, waarvan u wel gehoord hebt: mensen die slechts van lucht leven, alleen door de ademhaling. Zij hebben zich losgemaakt van het laagmateriële. Zij houden het nog wel in stand: maar eigenlijk zou je zeggen dat er al eigenschappen zijn, die langzamerhand verkommeren: zij zijn niet meer noodzakelijk. En nu, met het bewustzijn van de vrije geest, komt het typische: het laagste chakra (dat ontstond op het ogenblik van zelfbeoordeling en het hoogste chakra worden met elkaar verbonden. Het kruin- of top-chakra bloeit open en de eigen levenskracht is nu niet alleen meer van beneden afhankelijk. De bloem, opengebloeid, trekt haar krachten uit de atmosfeer, ook voor de plant naar beneden en brengt zo zichzelf tot rijpheid. Bij een bloem betekent dit het voortbrengen van nieuwe bloemen. Voor een mens, die in de lotusvijver van het leven bestaat, betekent het eigenlijk, dat hij vrij wordt in de geest te leven: dat hij afstand kan doen van alle dingen en daardoor juist heerser wordt over alle dingen. Want alleen dat, wat je niet begeert en dat, wat je niet vreest kun je werkelijk beheersen. Zo ontstaat een meesterschap en in plaats van dat wij een rijping krijgen, waaruit later nieuwe planten zullen voortkomen, zien wij uit het kapsel van de menselijke wereld en de menselijke gedachtewereld de nieuwe bloei ontstaan. Wat eens het topvlak was, wordt a.h.w. tot bodem van een nieuwe vijver. De bewuste, de ontwaakte, streeft omhoog door de vele sferen van weten en denken en ontplooit zich eindelijk boven het niveau van alle vorm, van alle differentiatie, zelfs van wezen, tot een nieuwe erkenning van de kosmische eenheid. Maar dat is een fase van leven, die ook weer ingedeeld kan worden in een sfeer, waarin je je beweegt (de sferen): het voedsel (het mentale wereldje: én de spiegel), die dan misschien al heel dicht ligt bij een lichtende of goddelijke sfeer. Zo is de vergelijking van de lotusvijver op ons allen toepasselijk, of wij nu geest of stof zijn en waar wij ook vertoeven. Zeker is dat wij steeds weer wanneer wij - bewust wortelend in het laagste - ons voeden, wij dan de wereld van denken (hoe die dan ook in onze wereld wordt uitgedrukt) voor onszelf vergroten en daarin a.h.w. langzaam bereikt worden door het goddelijk licht, zodat wij kunnen openbloeien. Dan zullen wij ons wezen aanmerkelijk verhogen. Men zegt wel - ik ben er niet zeker van - dat de meeste wezens drie fasen nodig hebben voor elk van die vijvers. Omdat ze de eerste maal te veel in de modder blijven wortelen: de tweede maal te veel naar het licht streven en daardoor teniet gaan: en pas de derde maal leren om te leven uit het water van bewustzijn, het levend water of de bron des levens, waaruit het wezen zich langzaam ontplooit en omhoog wiekt tot voltooiing.

67

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 6 – Overzicht

ZESDE LES - OVERZICHT

Bij het bespreken van de geheimen van de geest hebben wij reeds vele mogelijkheden en wegen ontmoet. Het lijkt mij dienstig nogmaals en zo kort mogelijk alle bijzondere facetten en mogelijkheden op te sommen en in dit overzicht zoveel mogelijk alle details, ook die verder ter sprake komen, in te sluiten. Allereerst dan de geest zelve. De geest leeft in een eigen wereld, waarin geen werkelijke tijd bestaat. Haar tijdservaren is volkomen relatief, haar verhouding met anderen in die wereld en haar contact met die wereld of andere werelden wordt alleen bepaald door haar eigen instelling en gedichteninhoud. De taal van de geest is het best te vergelijken met telepathie. Zij wordt gebruikt om beelden uit te wisselen en indien er slechts een klein deel van het beeld als antwoord optreedt in degene, die men aanspreekt, kan daarvan over het algemeen een zeer grote uitbreiding van bewustzijn ook in vorm - in de sferen het gevolg zijn. Het z.g. geestelijk onderricht van de geest is in de eerste plaats gebaseerd op harmonie. De in de geest gewekte harmonieën kunnen worden versterkt door een leraar of meester, zodat ervaringen worden opgedaan, die boven het eigen vlak liggen. Bij een later overdenken van een dergelijke les is men in staat een groot gedeelte hiervan in de termen van zijn eigen wereld weer te geven. De verschillende sferen. De sferen worden - zoals u bekend - verdeeld in vormkennende en niet-vormkennende. In elke vormkennende wereld heeft de geest haar eigen vormdragende voertuigen. Dat wil zeggen dat deze voertuigen tot op beperkte hoogte in staat zijn ook als vormwezen op de stof invloed uit te oefenen, zich aldaar te manifesteren of in de vormwereld onmiddellijk in te grijpen. De z.g. niet-vormkennende werelden laten deze mogelijkheid niet toe en vergen - als men uit deze wil ingrijpen - eerst de opbouw van een vormkennend voertuig. Verder kan in verband met de geest worden gesteld: zij leeft voor haar eigen bewustzijn het grootste gedeelte van de tijd in sferen. Wanneer zij een beperkt bewustzijn heeft, kent zij in deze sferen een z.g. sluimer- of slaapperiode, gevolgd door een zekere afkeer voor de wereld, waarin zij verkeert. Zij zal dan uit die wereld trachten terug te keren naar een lagere wereld om daar kennis op te doen en op bepaalde wijze werkzaam te zijn: Wanneer de geest niet rust of slaapt en niet terugkeert, is haar toestand over het algemeen één van blijmoedigheid, tenzij zij zich van haar wereld afsluit. Er bestaat geen enkele geestelijke wereld, die in zichzelf duister of onaangenaam is. Al het duister en onaangenaam zijn van sferen en bestaansvormen van de geest komen uit haarzelve voort, zodat elke geest, die in zich licht draagt, ook tot in de duisterste sferen kan gaan, zonder te worden aangetast door de wanhoop, de ellende en de beperkingen, die daar bestaan. De incarnaties van de geest vinden plaats op grond van harmonie. Zij erkent in zichzelve bepaalde tekorten en zal krachtens deze erkende tekorten een stoffelijke vorm zoeken, die haars inziens daarvan een aanvulling zal betekenen. In de stof openbaart de geest zich hoofdzakelijk middels het onderbewustzijn en zij zal daarin slechts weinige invloeden direct bewust kunnen uitoefenen. Ook wanneer zij in de stof vertoeft, blijft zij contact houden met alle werelden en sferen, waarin zij bewust is en voor welke zij dus een door haar gekend voertuig heeft gevormd. Werkingen en krachten van de geest in de stof. De geest in de stof geeft impulsen en werkt hoofdzakelijk middels de emoties. De krachten en werkingen van de geest kunnen nimmer door de rede worden bepaald, omdat het bestaan van de geest zich geheel aan de menselijke rede en haar beperkingen onttrekt. Alle krachten, die de geest in hogere sferen kan opdoen, kan zij - mits voldoende bewust - naar elke lagere sfeer 68

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 6 – Overzicht en naar elk lager voertuig, waarin zij persoonlijk bewust is, overbrengen. Het is haar niet alleen mogelijk om krachten van het hoogste licht b.v. te projecteren in een zeer duistere sfeer maar ook om dergelijke krachten in een stoflichaam over te brengen. Een uiting van deze krachten in de stof is niet mogelijk, tenzij zij worden getransformeerd in voor de stof kenbare trillingen en werkingen. De grootste belangstelling van de geest gaat niet uit naar het stoffelijk beleven. Voor haar is belangrijk het emotioneel quotiënt dat daarin schuilt, en alleen datgene, wat mede door het gevoelsleven wordt beleefd, is voor haar werkelijk en van groot belang. Zij zal zich hierop baseren, als zij gelijktijdig haar eigen wereld en haar eigen inzichten opbouwt. In verband hiermede mag worden opgemerkt, dat een bekend gezegde "U bouwt zich een huis in de hemel of in Zomerland", in deze beperkte zin dus waar is, daar al wat op aarde wordt gedaan voor de geest belangrijk is en tevens eigen kracht, waarde en mogelijkheden in de geestelijke wereld onmiddellijk verandert. De geest is met het lichaam verbonden door het bewustzijn. Zolang het bewustzijn in het lichaam voldoende prikkels naar de geest uitzendt, zal zij zich daarvan niet losmaken. Treedt er een ogenblik op, dat het aantal prikkels, dat de stof afgeeft en de daaruit volgende bewustzijnsreacties, te klein worden, dan kan de geest zich uit de stof terugtrekken, hetzij met achterlating van één of meer voertuigen in of bij de stof, hetzij geheel. Wat zij niet kan doen is de band van levenskracht verbreken, waardoor zij zich voortdurend met het stoflichaam associeert. Onder de vermogens, die in de stof aan de geest worden toegeschreven, zijn een groot aantal z.g. occulte of paranormale. Deze occulte of paranormale vermogens zijn echter grotendeels mede eigen aan het lichaam en dus niet alleen aan. de geest toe te schrijven. Slechts de wijze, waarop zij gebruikt en gericht kunnen worden, is in feite geestelijk, vooral wanneer het noodzakelijk blijkt ook met niet-stoffelijke invloeden en waarden te gaan werken. Het uitschakelen van de tijd (althans van de menselijke tijd) is voor de geest een normaal verschijnsel. Onder omstandigheden kan zij dit in de stof projecteren. Overal zal de geest ook middels de stof zoeken naar voor haar belangrijke harmonische aspecten. Zij zal daartoe in die stof impulsen trachten te wekken, die een dergelijke harmonie zo emotioneel, zo zuiver en zo intens mogelijk uitdrukken. Zij zal daarbij weinig of geen rekening houden met de zuiver stoffelijke standpunten, maar zal wel door gevoelens van berouw, van verwerping, zelfbeklag e.d. kunnen worden gestoord. Er moet dus behoorlijk rekening worden gehouden met stoffelijke toestanden en omstandigheden, wanneer de impulsen van de geest in de stof worden beoordeeld. Onder het hoofd magie en al wat daarmede samenhangt, vinden wij over het algemeen een beschrijving van de contacten, die door de mens kunnen worden gelegd met de verschillende geesten én zijn mogelijkheid tot beheersing van natuurgeesten en wat dies meer zij. In beginsel kan worden gezegd, dat dit alleen stoffelijk niet mogelijk is. Slechts indien de eigen geest - en wel in volledige concentratie en met voldoende machtsoverwicht - hieraan medewerkt, is een beheersing van andere, lagere geesten mogelijk. Men zal nimmer in staat zijn een geest te beheersen of te bedwingen door eigen kracht alleen. Hoe groter de entiteit is, tot wie men zich wendt en wie men een bevel wil opleggen, hoe intenser men dus één zal moeten zijn met de hoogste kracht. Is dit niet het geval, dan is men te allen tijde kwetsbaar en wordt men onderdanig aan degene die men oproept. Daarom is dus alle magie, die zich met bezwering en oproeping bezighoudt, uit den boze en is te verwerpen. Wij kennen echter ook de z.g. sympathische magie, waarbij de geest eveneens werkzaam is. Voor de geest geldt n.l. dat voor haar twee punten, die in tijd en ruimte verschillen en waar stoffelijk een andere persoonlijkheid bestaat, op bepaalde voor háár bestaande momenten identiek en gelijk zijn. Zij zal op dat ogenblik niet alleen in haar eigen voertuig maar ook in het andere voertuig alles kunnen verrichten, wat in haar ligt. Hierop berusten o.m. de z.g. genezingen op afstand. Het zal duidelijk zijn dat door het gebruikmaken van een gelijktijdig optreden - ook wanneer in plaats zowel als tijd werkelijke verschillen bestaan - de geest haar eigen persoonlijkheid verder kan uitbreiden, een groter aantal emoties en ervaringen kan opdoen, dan door één enkel voertuig mogelijk is en daardoor sneller bewust zal worden en grotere kracht zal kunnen verkrijgen. De kern van dit alles vindt men terug in de overigens niet magische zegswijze: Heb uw naasten lief gelijk uzelve. 69

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 6 – Overzicht Het is belangrijk te weten, dat uw geest in u te allen tijde een zodanige invloed heeft, dat daardoor uw gedachte van de normale stoffelijke denksporen worden afgeleid en ook bepaalde associaties in het stoffelijk denken worden bepaald. Wanneer wij dit denken op de juiste wijze weten te stuwen of te beheersen, is het omgekeerd dus ook mogelijk daarmee de eigen geest sterker te beïnvloeden en zelfs van die geest bepaalde, door ons stoffelijk begeerde reacties te verkrijgen. In deze enkele punten heb ik getracht u een overzicht te geven van de geest en wel speciaal van haar relaties met uw eigen wezen. Een volgend hoofdstukje van dit overzicht is speciaal bestemd u inzicht te geven in hetgeen de geest in haar eigen werelden kent en doet, opdat u daaruit zult kunnen afleiden, hoe zij zich in de stof kan uitdrukken, wanneer zij niet stoffelijk bevoertuigd is, hoe zij in het stoffelijk bestaan ingrijpt en waarom en wat haar eigen werelden en mogelijkheden zijn. Bij het beschouwen van de geest in een niet-stofgebonden bestaan valt ons allereerst op, dat haar eigen bewustzijn, het voertuig plus de wereld bepaalt, waarin zij zich beweegt. Zij zal deze voertuigen over het algemeen kiezen in een sfeer, die niets met de stof te maken heeft. Is zij zeer stofgebonden, dan kiest zij echter de astrale sfeer, die halfstoffelijk is. Van alle geesten, die in een astrale sfeer leven, kan worden gezegd: Zij hebben geen volledige toegang tot hun werkelijke, geestelijke persoonlijkheid en kunnen evenmin volledig beschikken over al hetgeen uit de lichte geestelijke sferen voortkomt. Datgene, wat uit negatieve sferen (dus uit duister, ontkenning en chaos) voortkomt, kan echter in de genoemde sfeer wel volledig tot uiting worden gebracht. De voertuigen, die in een dergelijke sfeer door de geest worden gebruikt, zijn niet aan een vaste vorm gebonden, maar wijzigen zich met de veranderingen in de persoonlijkheid van de geest. Vaste voertuigen, die stoffelijk zijn gevormd (de z.g. schillen), kunnen voor een tijdelijk of duurzaam verblijf in die sfeer worden gebruikt. Een gedachtematrix, door mensen gevormd, b.v. door aanbidding van een bepaalde, op zichzelf nietbestaande godheid, kunnen in de astrale wereld tot voertuig worden van geesten, die behoren tot duistere of lichte sferen. Wanneer wij de geest zien in een z.g. Zomerland dan wel in een z.g. halfduistere vormsfeer, valt ons verder op dat zij daar uit haar eigen gedachte en herinneringen - deze voegende bij die van anderen - een soort complexe wereld opbouwt, die niet identiek is met de uwe, maar daarvan toch vele verschijnselen kent. Zij leeft in deze wereld volgens normen, die in de stof nog aanvaardbaar zouden zijn. Zij kent daarin dan ook arbeid, onderricht e.d. Datgene, wat in een dergelijke vormsfeer arbeid heet, is geen feitelijke arbeid, tenzij deze bestaat uit z.g. studie, meestal gericht op het begrijpen van lagere sferen, het beter erkennen van de wetten, die daarin heersen, dan wel uit onderricht om 't "ik" harmonisch te maken met leermeesters en daardoor inzicht te krijgen in wat zich in een hogere sfeer afspeelt. Ál het andere, hoezeer het de geest ook in beslag moge nemen, is nutteloos. Dit te erkennen brengt vele geesten, die in dergelijke vormwerelden leven, er reeds toe zich - zij het op beperkte wijze - met een lagere wereld of met de stofwereld bezig te houden. De z.g. vormvrije werelden geven de geest een zeer grote mogelijkheid tot eenwording met anderen. Het is mogelijk hier, waar geen uiterlijke begrenzing van de persoonlijkheid wordt aangenomen, een tijdelijke fusie aan te gaan, waarbij verscheidene persoonlijkheden van zelfs verschillend niveau en gehalte een tijdelijke eenheid vormen. Niet van het gezamenlijk ervaren, dat dus voor een ogenblik door elk deel wordt beleefd, maar wel van de in het "ik" gedurende deze toestand gewekte vermogens zal na scheiding in elke persoonlijkheid een volledig beeld achterblijven. Deze vorm van eenwording en versmelting zal dan ook in de niet-vormkennende sferen heel vaak door de geest worden gebruikt en wel bij voorkeur om daaruit hetzij lering te trekken omtrent een taak, die men wil volvoeren, dan wel eigen innerlijke vermogens zó te vergroten, dat men bewust en als persoonlijkheid een hogere sfeer durft benaderen. In de lagere sferen, die dan bijna duister zijn, vinden wij hiervan een soort evenbeeld. Hier is het "ik" met zijn gedachte in zichzelf besloten, maar van een versmelting met anderen is hier geen sprake, wel vaak van een onderlinge strijd. Opvallend is, dat - waar in de lichte sferen bij het vormloos bestaan het tijdselement praktisch is uitgeschakeld - in de lage of duistere sferen 70

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 6 – Overzicht daarentegen het tijdsverloop verveelvoudigd blijkt, zodat een korte spanne tijds - volgens menselijke tijdrekening - voor een dergelijke geest zelfs duizenden jaren zou kunnen betekenen. Dit komt ook tot uiting door de samenwerking, die men daar nog eventueel wil kennen. Dat zijn over het algemeen gedachteassociaties, die men gezamenlijk voor een bepaald doel uitzendt. Krachten, die uit het duister zijn gekomen in een vormloze of praktisch vormloze wereld, kunnen daar wel tijdelijk chimaera of nachtmerries scheppen, die zelfs astraal geuit worden. Deze vervallen echter zeer snel en vergen van de lagere sfeer zeer grote kracht om te worden in stand gehouden. In de lagere wereld echter wordt een dergelijke inspanning gerechtvaardigd, omdat nieuwe impulsen worden ervaren, die men niet aan vijanden behoeft te wijten, doch aan persoonlijkheden, die men als minderen ziet. Voor de lagere sferen kan het contact met de wereld dus betekenen: een verrijking van het "ik", zonder angst dat men er zelve aan ten gronde gaat. Vandaar dat het demonische zich op de wereld heel vaak tracht te uiten. De werking van uit hogere en geen vormkennende werelden naar de stof is wat omslachtiger. Er bestaat ten eerste de mogelijkheid om de geest, die zich van de stof vrijmaakte mede in eigen gedachtesfeer te betrekken en zo, in haar toestand van uittreding, aan die geest, lering, onderricht én zelfs krachten af te geven of over te dragen. Bovendien is het mogelijk om via een daartoe speciaal geschapen voertuig, dat ook door de samenwerking van meer dan één geest kan worden gevormd en in stand gehouden, b.v. krachten, bepaalde leringen etc. door te geven naar de stof. Hierbij kunnen wij denken aan zowel het geven van kracht, het tot stand brengen van genezingen, het schenken van beelden of andere inspiratieve waarden, als het woord en zelfs aan inbeslagneming, zoals bij trance en half-trance geschiedt. Wanneer de geest dit doet, zo zal zij daarbij over het algemeen niet haar eigen wezen volledig prijsgeven, maar trachten datgene, wat zij op dit ogenblik voor de wereld als juist erkent krachtens haar eigen wereldervaring en overzicht, zo duidelijk en zo kort mogelijk aan de mens voor te leggen. Het onderscheid tussen de geest, die werkt van uit het duister en de geest, die werkt van uit het licht, kan zeer snel worden gemaakt. De geest, die werkt van uit het duister, beroept zich in de eerste plaats op de verlangens en wensen van de mens, die hij benadert. Zij tracht dus aan deze tegemoet te komen, doch nimmer trachten dit te verklaren, maar gaat uit van een gezagspositie. Daarbij zal zij bovendien geneigd zijn vele vormen of persoonlijkheden, die niet de hare zijn, aan te nemen, als daardoor een voldoende contact met haar gehoor of medewerkers in de stof zal ontstaan. De lichte geest zal over het algemeen de voorkeur geven aan al datgene, waaruit directe hulp kan voortkomen. Haar eerste belangstelling zal gericht zijn op de zelferkenning van de mens. Zo tracht zij de mens tot zelfkennis te brengen en gebruikt daarvoor alle middelen, maar slechts zelden zuiver persoonlijke. Het doen van voorspellingen e.d. is nimmer het hoofddoel van de lichte geest. Orakels worden over het algemeen weinig gegeven: profetieën alleen dan, als er tevens lering uit getrokken kan worden. Het doel is o.m. door het vergroten van de harmonie met de mensheid de eigen levenssfeer aanmerkelijk uit te breiden en dus juist uit de niet-vormkennende werelden een samengaan met de vormkennende wereld te verwezenlijken, waarbij echter het eigen hoog-geestelijk peil en de eigen sfeer niet behoeven te worden prijsgegeven. De vraag, waarom de geest zich met de mens bemoeit, kan als volgt worden beantwoord: De geest heeft in zekere zin dezelfde inzichten als de mens. Zij is evenals hij overtuigd van haar roeping. Zij kent eveneens verschillende geloofsvormen. Zij kent bovendien ook verschillende benaderingswijzen tot eenzelfde probleem. Wanneer door een groep als de onze verschillende beschouwingen aan de mens worden medegedeeld en voorgelegd, moet er toch mee worden gerekend, dat het geheel van de zienswijze altijd een zekere hoofdtoon heeft, die het gevolg is van eigen geloof, eigen leven en eigen bestaan in de sferen. De bedoeling eenheid te scheppen en harmonie te vergroten is niet alleen voor de mens maar ook voor de geest belangrijk. Uitgaande van het feit, dat ook in de eigen wereld door vergroting van harmonie meer kan worden bereikt en begrepen, ja, dat men grotere krachten in en rond zich zal kunnen wekken, is reeds voldoende om de vaak zeer krachtige en langdurige pogingen te verklaren, welke de geesten zullen doen om de mensen op deze wereld bij te staan. Al hetgeen vanuit haar wereld wordt voortgebracht, kan zij niet in stoffelijke termen weergeven. De taal van de geesten des 71

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 6 – Overzicht lichts is dan over het algemeen een gelijkenis ofwel het opbouwen van een stoffelijk redelijk betoog, dat niet geheel wordt voleind, maar een bepaalde conclusie aan de toehoorder overlaat of liever nog in hem een bepaalde emotie wekt. Werken met z.g. magische middelen (dus met trillingen, vormen, die één incantatie gelijk komen e.d.) is over het algemeen voor de geesten uit het licht aanvaardbaar. De geesten uit het duister zullen zich over het algemeen meer houden aan een strak ritueel, waarbij zij uitgaan van een rituele handeling, die om te beginnen door de mens moet worden volbracht. Het samenvloeien van vele verschillende tijden betekent, dat ook de hoogste geest geen direct overzicht heeft over de op aarde gebruikelijke zeden, de daar op dit ogenblik gangbare moraal, de daar op het ogenblik heersende vooroordelen. Om toch enigszins met voldoende succes te kunnen werken op aarde, is het dan ook noodzakelijk een systeem van waarnemers of waarnemingen te vormen. Daarvoor zal men uit de vormloze werelden, waarin men immers zelve slechts met moeite tot de stofwereld kan doordringen en alleen door middel van daarvoor opgebouwde voertuigen, z.g. astrale observatieposten vestigen. Een dergelijke observatiepost kan het best worden vergeleken met een soort ontvanger voor menselijke gedachtetrillingen, waarin alle sterk voorkomende trillingen tijdelijk worden vastgelegd. Een dergelijk voertuig wordt afgelezen en daarna in zijn bestanddelen ontbonden, waardoor de vastgelegde trillingen worden vernietigd. Daarna wordt het voor een nieuwe ontvangst wederom opgebouwd. Op deze wijze is het mogelijk zelfs zeer accuraat een groot gedeelte van het menselijk denken en weten te peilen. Het is dus ook mogelijk het werken van uit de hogere geestelijke sfeer en zelfs de trilling van krachten, die worden gegeven om de mens te helpen, daarop volledig te baseren en af te stemmen. De vormwerelden zelf vinden over het algemeen eerder contact met de mensheid door voortdurend tot hen af te dalen en dus hun gedachte onmiddellijk te delen. De geestelijke helpers uit de lichtende werelden. De z.g. helpers, kunnen worden onderverdeeld in de klassen: helpers op aanroep, geleidegeesten, helpers of controles en meesters. De toevallige helper is iemand, die - meestal levend in een vormkennende sfeer - geneigd is anderen, die met soortgelijke problemen te kampen hebben als hij in eigen leven kende, bij te staan om dan tot een gunstige oplossing te komen. Afgaande op de harmonie van het gekende probleem, dalen zij af, blijven een korte tijd bij de mens in de buurt, lenen hem hun krachten en trachten hem tot juiste handelwijzen te inspireren. De z.g. geleidegeest is iemand, die hetzij door lot uit vroegere incarnaties hetzij door verplichtingen of banden tijdens dit leven ontstaan - zich zozeer met enkele personen verbonden acht, dat hij dezen voortdurend blijft vergezellen: dan wel iemand, die krachtens een geestelijke gemeenschap of eenheid een bepaalde tijd een mens blijft volgen en dienen en daarbij door zijn geestverwanten vaak wordt afgelost. Deze helpers zullen trachten de mens in het juiste spoor van denken te brengen: in enkele gevallen inspireren zij hem daarbij en veelal helpen zij hem bovendien aan wat extra krachten. De z.g. controles of geestelijke helpers zijn personen, die daarbij tevens trachten de menselijke aura onder hun controle te krijgen, zodat het hun mogelijk is de contacten, die met andere geesten worden gelegd, mede te bepalen en te controleren, ongewenste invloeden voor de persoon in kwestie af te wenden en hem ook af te schermen, wanneer hem stoffelijk onaangename impulsen worden toegezonden. De z.g. meester vertoeft meestal niet in de nabijheid van zijn pupil, maar zal trachten een geestelijke harmonie door middel van een bepaald begrip op te bouwen. Dit begrip is dan de sleutel, waardoor de leerling zich vrijwillig in harmonie met de meester kan brengen. In tegenstelling met de drie voorgaande groepen is de meester wel altijd bereid te helpen, maar zijn hulp, zijn inspiratie wordt nimmer bepaald door de eigen geaardheid of de toestand van zijn leerling. Om deze korte samenvatting van geestelijke hulp nog een ogenblik verder te beschouwen: Het is duidelijk, dat genoemde klassen van helpers eveneens met meer bewusten op aarde en zelfs met ingewijden tot samenwerking kunnen komen. In dergelijke gevallen is het mogelijk, dat een geestelijk middelpunt wordt gevormd, dat meestal ligt aan de grens van de vormkennende en niet-vormkennende sferen. Hier komen dus de geesten van degenen, die in de stof leven met de bewoners van de sferen samen. Het is mogelijk in deze punten een zeer grote kracht te ontwikkelen. Een dergelijk krachtpunt kan worden vergeleken o.a. met het z.g. altaar van de 72

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 6 – Overzicht Witte Broederschap: het punt dus, waar de grote krachtuitwisseling tussen sferen plaatsvindt. Dit bestaat ook voor kleinere groepen en genootschappen. Een volgend deel van ons overzicht van de geheimen van de geest brengt ons tot de vraag: In hoeverre kan de geest juist overzien wat op aarde gaat gebeuren: in hoeverre kan zij hiervan mededeling doen aan de mens: in hoeverre kan de mens daaruit nut trekken? Slechts voor de zeer hoge geest is het mogelijk alle werkingen van oorzaak en gevolg in alle details, ongeacht tijd of ruimte, volledig te volgen. Dezen zouden een volledige voorspelling kunnen geven van het menselijk lot, maar zullen meestal daarvan afzien. Zij weten immers dat bepaalde delen van het lot vastgesteld zijn door goddelijke wetten en niet kunnen worden gewijzigd. Het aangeven van onbelangrijke details zou hoogstens verwarrend werken. Wel wordt van deze zijde soms de aandacht gevestigd op eigen vermogens en zal men in enkele maar niet vaak voorkomende - gevallen waarschuwingen geven. Waarschuwingen worden meer gegeven door geesten, die geen beperkt overzicht hebben in de tijd, maar wel de waarschijnlijkheid van een gebeuren kunnen voorzien. Zij zullen zich daarbij vooral baseren op hetgeen zij in de mens zien en hetgeen zij in zijn omgeving vaststellen. Zij zijn geneigd om bepaalde predicties te doen en bepaalde voorstellingen mede te delen. Hun gegevens zijn echter nooit volledig. Verder volgt uit hun wezen, dat de menselijke tijd niet geheel kan overbruggen, dat zij slechts fragmenten uit het geheel zullen aflezen en door een verkeerde samenvoeging van deze fragmenten soms kunnen komen tot een geheel verkeerde eindconclusie. Vandaar dat het aanvaarden van voorspellingen door de geest, ook al komen zij van de lichtende geest, voor de mens niet goed is en dat zij ten hoogste kunnen worden beschouwd als een waarschuwing maar nooit als een zekerheid. Al hetgeen geestelijk wordt voortgebracht en gedaan, kan door de geest bewust worden gedaan. Maar ook is een onbewust contact mogelijk. Wanneer er n.l. tussen een mens en een geest een zodanig sterke harmonie ontstaat, dat de geest onbewust haar gehele weten en wezen doet overvloeien in die mens, zal die mens alle voorkennis kunnen aflezen, welke in de geest aanwezig is en deze volgens stoffelijke maatstaven interpreteren. Het is hier de interpretatie, die zodanig verwarrend werkt, dat de gevolgen en mogelijkheden daarvan over het algemeen gering zijn. Manifestaties en verschijningen worden door de geest wel eens tot stand gebracht, maar meestal slechts met medewerking van de mens of bepaalde elementaire krachten, dus elementalen. Alle geest, die als mens op aarde heeft geleefd, heeft grote mogelijkheden bij het beïnvloeden van de mensheid. Degenen, die dit niet hebben gedaan, kunnen alleen van buitenaf ingrijpen, dan wel onder zeer beperkte condities en mogelijkheden tijdelijk optreden als leermeester. Nu wil ik dan nog dieper ingaan op andere achtergronden en geheimen, n.l.: Wat is eigenlijk geest? Die vraag wil ik trachten zo beknopt mogelijk te beantwoorden. Wat is eigenlijk geest? Het is zeer moeilijk de geaardheid van de geest te omschrijven. Zij is in wezen uitdrukkelijk niet materieel. Zelfs daar, waar zij vormen bouwt, die semi-materieel zijn - zoals in de astrale wereld het geval is - is en blijft de geest iets, wat niet door materie kan worden bepaald. Een van de eenvoudigste, maar daardoor moeilijk te begrijpen omschrijvingen is: Een in zich gemoduleerd veld met moduli van vaste waarde, die elk voor zich een veldvariant bepalen en zo een reactie op omringende velden mogelijk maken. Deze bepaling kunt u rustig terzijde leggen, als u maar het volgende onthoudt: Kracht is de kern van elke geest. Deze kracht is niet een goddelijke kracht maar een ontleding van het Goddelijk, zoals gekleurd licht een ontleding kan zijn van wit licht. De wijze van ontleding bepaalt de geaardheid van de geest. Je zou dus kunnen zeggen: Kleur en sfeer zijn - in dit voorbeeld - vergelijkbaar. De geest belast zich echter over het algemeen met veel, wat niet tot haar eigen wezen behoort. Vergelijking: Een stofwerveling, waarin veel papier en stof wordt opgezogen. Ongetwijfeld maakt dit de vorm van de werveling meer zichtbaar, maar het betekent tevens een belasting, welke energie verbruikt. Zo kost dus elk bestaan van de geest in een lagere sfeer kracht, energie. Hoe vrijer de geest is van alle vorm en van alle bewust gezochte versnippering en begrenzing, hoe minder zij stoffelijk nog definieerbaar wordt, maar hoe meer zij haar eigen wezen gelijk komt en hoe minder krachtverspilling in haar kan optreden. Hoe groter derhalve haar vermogen. 73

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 6 – Overzicht Wanneer u stelt, dat elke gedachte de mogelijkheden van de geest in zich draagt en zodra zij wordt uitgestraald in geaardheid aan die van de geest zeer sterk verwant is, kan men zeggen: De geest is een samenbundeling van gedachte. Deze gedachte mogen echter niet worden gezien als onsamenhangend. Zij worden a.h.w. in bepaalde rubrieken verdeeld. Elke rubriek van gedachte nu moet harmonisch en evenwichtig zijn met elke andere rubriek, wil er sprake zijn van een afgeronde of bewuste persoonlijkheid. Waar dit niet het geval is, zal de geest niet in staat zijn haar vormloze status te handhaven en zal zij uit haar omgeving bepaalde begrippen, vormen en zelfs materie moeten opnemen om zich te stabiliseren. De z.g. geesten, spoken enz., die zich op aarde manifesteren, hebben daarvoor krachten nodig, die aan de mens inherent zijn. Het zijn moleculair bindende krachten, die zij in het menselijk protoplasma vinden en die onder bepaalde omstandigheden en anders gecombineerd het z.g. ectoplasma vormen. Deze krachten worden niet alleen door de mens maar door de meeste warmbloedige dieren voortgebracht en kunnen van de meeste warmbloedige dieren worden afgenomen. Zo wordt het voor dergelijke geesten mogelijk om bij overheersende geestelijke kracht bezit te nemen van mensen en dieren (denk aan de bezwering van de geest "Legio" door Jezus: hij geeft hem n.l. toestemming met zijn gezellen in de zwijnen te varen) en zij zullen bovendien uit deze wezens dus dat plasma kunnen nemen. Dit plasma stelt de geest in staat tot het wekken van verschijnselen van zuiver stoffelijke geaardheid. Zonder een dergelijk plasma echter is zij betrekkelijk krachteloos. Zij kan dan niet overgaan tot manifestaties, die fysiek geweld kunnen veroorzaken. Wel kan een geest (een lagere geest dus), die zich op aarde wil manifesteren, gebruikmaken van de gevoeligheid van de mens. Hierbij worden in de menselijke geest voorstellingen gelegd, die via het onderbewustzijn, waar zij prikkels vormen, in het bewustzijn een stoffelijke illusie wekken. Alle spookverschijningen, die door de mens worden waargenomen, - visueel of auditief - zijn in feite illusies, welke door impulsen op een niet-stoffelijk terrein worden gewekt. Zij kunnen dan ook nooit gevaarlijk of dodelijk zijn, tenzij de mens zijn eigen bewuste gedachte in harmonie laat brengen met het denken (de uitzending van het wezen) van een dergelijke geest. Dan ontstaat b.v. de angst, waardoor een geest kan wurgen, kan doden e.d.. Een groot gedeelte van de spookverschijnselen, die van uit het astraal gebied worden geprojecteerd, is absoluut onschadelijk. Het heeft dus geen zin om bang te zijn voor deze manifestaties. Onthoudt u echter dit: wanneer u de manifestatie hebt overwonnen, hebt u nooit de geest overwonnen. De geest is daarmede n.l. niet identiek. En wat als manifestatie wordt gebruikt, is ten hoogste een tijdelijk aanvaarde belasting van de geest zelf, die niet materieel is, geen invloed kan hebben dan door uw geestelijke voertuigen, maar ook onaantastbaar is voor elke kracht, die u als stoffelijke bezwering gebruikt. Wat is de geest verder nog? Zij is natuurlijk een ontbindingsverschijnsel van de ziel. De ziel zelve is goddelijke kracht, goddelijk licht, kleurloos. Het valt uiteen in kleuren door "ik"-kennis en ervaring. Het begrip "ik" kan worden gezien als een prisma, waardoor de kracht van de ziel wordt ontleed in een reeks van kleuren: en deze reeks van kleuren plus de daarin optredende afwijkingen vormen dan de persoonlijkheid. Zo min als licht definieerbaar is - hetzij alleen als straling, hetzij alleen als trilling - evenmin zal men de ziel en de krachten, die daaruit voortkomen, kunnen omschrijven als energie of niet-bestaande, negatief, enz. Er bestaat geen mogelijkheid om de geaardheid van de geest stoffelijk nauwkeurig vast te stellen. Wanneer men b.v. spreekt van gewichtsvermindering bij sterven, kan dit ten hoogste betreffen het z.g. astraal lichaam, dat – fijn-materieel zijnde - een deel van het plasma met zich neemt. Een dergelijke gewichtsvermindering kan echter maar zeer klein zijn. Het is voor een ieder belangrijk te beseffen, dat het dus geen zin heeft van andere dan eigen geest een direct ingrijpen in de stof te verlangen of te verwachten. Slechts via de daarvoor geschapen centra of middelen kan die geest wel ingrijpen. Uit de geaardheid van de geest vloeit dit reeds voort. Wanneer u zich afvraagt: "wat is mijn geest?", dan kunt u het best zeggen: Mijn geest is een weten - niet te vergelijken met een gedachtesysteem van opeenvolgende impulsen maar een totale reeks van impulsen - gepaard gaande met een bepaalde kracht, een bepaald vermogen, dat tijdelijk met mijn stof is verbonden. 74

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 6 – Overzicht Nu ik getracht heb hierop antwoord te geven, komt natuurlijk de vraag: Welk doel heeft de geest met het zich meermalen binden aan een stoffelijk lichaam? Zoals reeds is gezegd, is emotie voor de geest belangrijk. Emotie kan in de geest altijd worden opgewekt, maar alleen aan de hand van in haar aanwezige waarden. Datgene, waarvan zij geen principieel harmonisch beeld in zich draagt, kan door haar niet zonder meer worden ervaren. Eerst wanneer zij de beperking van het "ik" prijsgeeft, kan zij dat wel. Daarom zal zij tot de stof terugkeren om zo haar innerlijke harmonie aanmerkelijk te vergroten. In de stof n.l. wekt zij harmonieën van uit haar eigen wezen, maar krijgt als antwoord daarop reacties, die niet in haar eigen wezen bestaan: althans behoeven te bestaan. De uitbreiding van geest en geestelijk vermogen geschiedt dus door de stoffelijke emotie en bovendien door de beelden, die met een dergelijke emotie verbonden zijn. Elke geest kan worden voorgesteld als een beperkt heelal, waaraan steeds meer elementen worden toegevoegd, tot het een harmonisch geheel is en in zijn structuur volledig aan de goddelijke wet beantwoordt, als b.v. een kristal. Punten, die zeker ook uw aandacht vragen, zijn: Waarom is onze geest zo weinig bewust in het stoffelijke aanwezig? Waarom weten wij niet, hoe en wanneer wij vroeger geleefd hebben? Waarom beseffen wij niet, wanneer onze geest ingrijpt en wanneer het alleen een stoffelijke reactie is? Etc. Wanneer wij spreken over de geheimen van de geest, dan zijn dit feitelijk geen geheimen voor de geest, maar alleen geheimen voor de mens. Wat de mens niet kan beseffen is, dat zijn stoffelijke vorm van voorbijgaande aard en volledig onbelangrijk zijnde, niet zijn werkelijk "ik" is. Hij meent dus, dat het belangrijk is om zijn volledige personalieën voor te leggen aan elk instrument, dat hij hanteert. Stel nu eens, dat de geest een schets maakt van een volgens haar ideëel bestaan. Zij doet dit door in plaats van een stift een mens te hanteren. Dan zou dus van menselijk standpunt uit gezien (het standpunt van het potlood dus) het noodzakelijk zijn, dat de geest niet alleen de tekening aan hem zou verklaren maar bovendien de reden, waarom die tekening werd gemaakt, de wijze waarop die geest bestaat en hoe zij de ervaring tot het maken van die tekening heeft verkregen.. Het stoffelijk voertuig is voor de geest een instrument, meer niet. Het is juist hierdoor, dat er voor de mens zulke grote problemen ontstaan. Het heeft voor de mens geleid tot een aantal verstandelijke stellingen, waarin hij zelf meestal slechts ten dele gelooft. Uit stoffelijk en redelijk standpunt gezien is twijfel het enig werkelijk redelijke product, dat de stoffelijke mens voortbrengt. Van weten kan geen sprake zijn. Daar waar de twijfel echter voor de geest belangrijk is, wordt deze op een voor de geest belangrijke wijze gecompenseerd door geestelijke krachten en wordt dan tot weten of geloof. Dit geschiedt niet, opdat de stof daaruit voordeel zal trekken, maar omdat de geest op deze wijze het meest van het door haar begeerde kan verwerkelijken. Dit klinkt natuurlijk voor de stof niet erg prettig, dat weet ik. Besef echter goed, dat - wanneer u de werking van de geest op de stof wilt begrijpen - gij u de belangrijkheid van uw stoffelijke wereld uit het hoofd moet zetten. Alleen dan zal het u begrijpelijk worden, waarom de geest uws inziens zoveel dwaze dingen doet. Waarom de geest u zo vaak voor moeilijkheden stelt: die naar uw mening in het geheel niet noodzakelijk zijn. Waarom zij u raadseltjes opgeeft, die u misschien kinderspel lijken of kwajongenswerk. Voor de geest gaat het niet om uw stoffelijk wezen en uw stoffelijke ervaring als zodanig. Zij wil daaruit slechts enkele elementen peuren en zij doet dit door een zeer groot aantal mogelijkheden in u te wekken en daaruit de enkele die zij begeert te nemen. U kunt dit vergelijken met de goudgraver, die in een wasgoot de enkele, door hem begeerde gouddeeltjes tracht over te houden uit een zeer grote massa ruw materiaal. Wanneer u dit alles hebt kunnen verwerken en begrijpen, dan meen ik dat u ook meer inzicht zult krijgen in de laatste punten, die ik in deze lezing voor u zal behandelen. Zij houden n.l. o.m. in: het geboren worden bij een bepaald ouderpaar: bepaalde fasen van het leven zoals opvoeding, huwelijk, oud worden en zelfs ook de dood. Elke keuze van ouders geschiedt niet om het ouderpaar maar om de sfeer, die het ouderpaar en de omgeving scheppen. Wanneer er van een genegenheid sprake kan zijn op stoffelijke en ook op geestelijke basis, zo kán deze mede in de waag worden gelegd en kán daardoor een invloed op de keuze worden uitgeoefend: noodzakelijk is dit echter niet. Wel blijkt, dat elke geest de voorkeur geeft aan 75

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 6 – Overzicht het zoveel mogelijk ontmoeten van reeds met haar harmonische persoonlijkheden of waarden, waardoor zij bij herhaalde incarnaties geneigd is de in eigen leven reeds voorkomende persoonlijkheden (in vroeger leven dus gekende persoonlijkheden) in een stoffelijke incarnatie te volgen en in hun nabijheid te incarneren. De verhoudingen wijzigen zich daarbij voortdurend en volkomen in de stof: de geestelijke harmonie echter is praktisch blijvend. Bij elke geboorte gaat de geest uit van: a. een fase van zoeken, b. een voorlopige keuze. Een voorlopige keuze kan zelfs betekenen, dat verscheidene ouderparen gelijktijdig op de nominatie staan, mits er niet zoveel drang van geestelijke zijde is, dat de geest moeite heeft een bepaald ouderpaar voor zich te reserveren. Dan wordt aan de hand van de ontwikkeling en vooral de sfeer in de eerste 4 á 5 maanden van de zwangerschap de definitieve keuze gedaan. Is dit geschied, dan heeft de geest tevens haar merkteken (het latere gouden koord) in het wordende kind vastgelegd. Zij kan zich daarvan niet meer scheiden zonder tevens de dood van de wordende mens te veroorzaken. Een aanleiding voor een dergelijke scheiding kan zijn, dat zeer grote disharmonieën haar beroeren: of wanneer ervaringen door middel van het moederlichaam zozeer een aanvulling van het door haar begeerde evenwicht kunnen vormen, dat zij meent gemakkelijker te kunnen voortgaan zonder stoffelijk leven. De toestand, waarin het lichaam na de geboorte volgens menselijk oordeel zal verkeren, heeft geen enkele invloed op de geest. Zij kan dus soms de incarnatie als b.v. idioot of gebrekkige binnen een bepaald milieu prefereren boven een volledig gezonde en zelfs geniale menselijke persoonlijkheid uit een ander ouderpaar. Stoffelijke waarden tellen in deze periode niet. In de jeugd zal de geest in de eerste plaats trachten aan de hand van oude ervaringen het lichaam te beïnvloeden. Dit - samengaande met de instinctieve ontwikkeling van het kind zorgt ervoor dat sommige vermogens traag, andere zeer snel worden ontwikkeld. Wij zien, dat sommige kinderen b.v. het gezichtsvermogen zeer snel ontwikkelen of auditief zeer ontwikkeld zijn. Sommigen kunnen weer spreken. Anderen daarentegen klaarblijkelijk minder snel en luisteren minder goed, maar bewegen zich weer veel sneller en gedecideerder. Tijdens de opvoeding wordt niet gereageerd op uiterlijke verschijnselen, ook al lijkt dit de opvoeder wel zo. De geest zal, zolang zij in dit lichaampje zeggenschap heeft (dat duurt praktisch tot het 4e jaar: daarna wordt het bewustzijn te veel overspoeld door indrukken en zal het onderbewustzijn dus worden teruggedrongen), reageren op harmonieën en disharmonieën. Hierbij gelden voor het kind in zeer sterke mate betrouwbaarheid, een gelijkblijvende uitstraling en daarnaast natuurlijk ook genegenheid. Het gelijk blijven van de uitstraling is voor het kind veel belangrijker dan het uiterlijk gedrag van de mens. Tijdens de verdere opvoeding komt het kind, zoals u zult begrijpen, tot een zoeken van zijn eigen harmonieën en disharmonieën: het stoffelijke krijgt de overhand en behoudt deze meestal tot over de helft van de puberteitsjaren. In deze periode worden de lichamelijke functies ontwikkeld en blijft althans geestelijk - het bewustzijn ongeveer gelijk aan dat, wat bereikt werd op rond 5-jarige leeftijd. Pas wanneer de mens werkelijk volwassen is (en dat is b.v. in het Verre Oosten rond de 12-jarige, in uw omgeving rond de 16-jarige en in noordelijker streken soms zelfs eerst op 20-jarige leeftijd), zal de geest opnieuw beginnen met dit lichaam te werken. Zij heeft tot op dat ogenblik wel getracht om bepaalde geestelijke ervaringen, droomvoorstellingen en belevingen aan het lichaam te geven, maar eerst nu neemt zij werkelijk het heft in handen. Zij zal daarbij trachten haar eigen sympathieën te doen overheersen. Is nu de nadruk in de vormingsperiode te veel gevallen op het lichamelijke, dan zal zij daartoe niet in staat zijn. Er wordt dan b.v. in het huwelijk niet gezocht naar een geestelijk maar naar een lichamelijk aanvaardbare partner. De nadruk wordt niet gelegd op een geestelijk samengaan en streven maar op stoffelijke bezitsrechten etc. Als dit het geval is, dan is het huwelijk over het algemeen zeer dubieus, tenzij men alsnog een althans beperkte geestelijke harmonie kan scheppen. Is de geest echter in staat om bij het zoeken naar een levensgezel of -gezellin te domineren, dan blijkt dat niet zozeer op het uiterlijk wordt gelet, maar wel dat een zeer grote onderlinge aanvulling (en niet gelijkheid!) van belangstellingen en eigenschappen bestaat. Het is zeker, dat een dergelijk paar - ofschoon ook daar strijd en moeilijkheden kunnen voorkomen 76

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 6 – Overzicht - voor elkaar een voortdurende geestelijke groei zal kunnen betekenen. Het is ons bekend, dat in sommige gevallen geesten zelfs incarneren met de bedoeling met een andere geest stoffelijk gelijktijd, aanvullende ervaringen door te maken en daartoe een huwelijksverhouding of althans een soortgelijke verhouding in de stof scheppen. Het ouder worden van de mens gaat gepaard met een afremming van zijn stoffelijke mogelijkheden, een stabilisatie van zijn denkvermogen en ten slotte ook een vermindering van zijn vermogen nieuwe prikkels op te nemen. Voor de geest betekent dit, dat in de ouderdom de emotie een zeer goede weerspiegeling kan zijn van het gehele stoffelijke bestaan. Vandaar dat ouderen geëerd moeten worden. Niet omdat zij wijs zijn, maar omdat zij veelal - mits zij eerlijk leven - een grote en innerlijk emotionele communicatie met de eigen geest bereiken en daardoor in staat zijn geestelijk hogere waarden uit te stralen, ook al kunnen zij deze b.v. niet in woorden of begrippen uitdrukken. Wanneer het op de overgang aankomt, kan het volgende worden geconstateerd: Elke overgang wordt mede bepaald door de geest. Een goede geest, een bewuste geest, zal niet van een lichaam afscheid nemen, voordat haar doel in de stof zover mogelijk werd bereikt en zoveel mogelijk uit deze binding met de stof werd verkregen. Wij hebben dan te maken met geesten, die zelfs zeer lang een lichaam, dat zichzelf niet eens prettig voelt, kunnen blijven gebruiken. Onbewuste geesten laten heel vaak hun lichaam abrupt in de steek, wanneer enkele disharmonische acties en reacties achter elkaar optreden. De dood is in dit geval dus ook niet harmonisch en voor de geest vaak teleurstellend. Elk sterven, dat gebaseerd is op de erkenning van een voortbestaan - ongeacht zelfs hoe dit wordt voorgesteld - en daardoor op een aanvaarding van de dood als een periode van overgang, geeft de geest een zeer eenvoudige mogelijkheid tot het afschudden of omvormen van de voertuigen, die direct in de stof werden beheerst. Dit betekent dus het vermogen om het astraal voertuig zeer snel af te schudden ofwel om te vormen, terwijl ook het z.g. levenslichaam gemakkelijk bruikbaar is en desnoods kan worden achtergelaten om als brandpunt voor later contact met de wereld te dienen. Sterven in angst is altijd nadelig. Vergeet niet, dat deze angst echter een mentale en emotionele moet zijn. Zolang zij een zuiver lichamelijk verzet tegen de dood is, heeft zij geen enkele werkelijke betekenis. De mens, die dus geleidelijk en rustig overgaat, wiens stoffelijk bewustzijn zich van die overgang niet bewust is, dan wel die dit volledig gelaten aanvaardt, heeft de grootste mogelijkheid om onmiddellijk en met volledig overzicht van hetgeen hij stoffelijk heeft bereikt zijn activiteiten op geestelijke wijze voort te zetten. Ik zou u dan ook willen aanraden om in alle fasen van het leven uzelf af te vragen: Is wat ik doe in overeenstemming met mijn innigste en diepste geloof? Want in dit geloof is een omzetting van uw twijfel tot zekerheid door middel van de geest aanwezig. Het is dan ook wel zeker, dat de eigen persoonlijkheid van de geest daardoor het gemakkelijkst voor u kenbaar wordt en ook buiten elke esoterische bewustwording om reeds de mogelijkheid schenktouw stoffelijk leven en alle daarin optredende ervaringen en emoties zo te regelen, dat de geest slechts een zo kort mogelijk verblijf in de stof behoeft, dan wel gedurende haar stoffelijk bestaan een zo groot aantal ervaringen kan opdoen, dat daarmede de noodzaak tot hernieuwde incarnatie in de stof praktisch teneinde is. NOOT Het levenslichaam bestaat voor een groot gedeelte uit energieën, die op aarde voorkomen, welke gebonden zijn tot een eenheid, die ongeveer met de vorm van het lichaam overeenstemt. Daarin zijn 3 centra van intensiteit aan te wijzen. Wanneer een dergelijk krachtcentrum a.h.w. geïsoleerd wordt, d.w.z. in een omgeving wordt gebracht waar geen onmiddellijke afvloeiing van die kracht mogelijk is, kan dit lichaam - ofschoon de geest het achterlaat - door diezelfde geest later herhaalde malen worden gebruikt en dan zal een betrekkelijk kort verblijf - geleid dus door een geestelijk bewustzijn - in een stoffelijk of stofverwante sfeer voldoende zijn om aan dit levenslichaam weer de oude vitaliteit en vermogens terug te geven. Het is dan ook mogelijk dit levenslichaam te gebruiken o.m. als omvormer van geestelijke krachten, die zo tot lichamelijke vitaliteit voor de mens kunnen 77

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 6 – Overzicht worden geschikt gemaakt, terwijl het ook mogelijk is een dergelijk centrum te gebruiken om menselijke gedachte om te zetten in voor de geest aanvaardbare beelden en invloeden. REDENEN TOT INCARNATIE Ongeacht hetgeen u uit de lessen al hebt kunnen vernemen omtrent de redenen, die een geest kan hebben voor een incarneren in de stof, zal ik daarvan nog enkele punten nader trachten te verduidelijken. Wanneer een geest in het duister leeft, is zij zeer beperkt, want zij verwerpt alles, wat zij niet als een bevestiging van haar "ik"-voorstelling ziet. Maar het "ik", dat zij zich voorstelt, is niet reëel: het is niet haar werkelijk wezen. Zij dwingt zichzelf dus in deze duisternis bovendien nog voortdurend aan valse waarderingen tegemoet te komen. Een uitermate vermoeiende, uitputtende en ook vernederende bezigheid. Stel nu, dat een dergelijke geest zich bewust wordt van de onwaarheid in haar levensuitdrukking en "ik"-voorstelling. Zij zou natuurlijk kunnen zeggen: "Ja goed, dan wil ik mijn werkelijk "ik" aanvaarden in het licht, dus in de openbaring." Maar ook dit is vaak een zeer moeizame en vooral pijnlijke kwestie. Ik kan dit misschien het best door een vergelijking duidelijk maken. Stel nu eens, dat een broodmagere persoon zich met een brandbare stof heeft opgemaakt tot het ideaal van gevulde schoonheid. Daardoor is een vals beeld geschapen. Het zal natuurlijk lastig zijn voortdurend met deze opvullingen rond te lopen. Maar stel nu bovendien nog, dat je erkent: ik moet terug naar mijn eigen persoonlijkheid en dat de enige weg, om al wat je aan dat "ik" hebt toegevoegd of daaraan valselijk hebt toegekend te verwijderen, is het in brand te steken. Zelfs wanneer je dit levend kunt doorstaan, moet het wel een uitermate grote kwelling zijn om dit schroeien, dit wegdruipen van de valse delen van het “ik" te ondergaan. Voor een mens zou een dergelijke kwelling naar ik meen dodelijk zijn. Voor een geest, die een werkelijk volledig valse voorstelling van haar eigen wezen heeft gemaakt, is dit wel niet dodelijk maar daarom des te pijnlijker en langduriger. Niet iedereen heeft dan ook de moed om te zeggen: Ik aanvaard het licht en ik wil daar desnoods onder duizenden pijnen in sterven, als ik dan maar in waarheid mag bestaan en verdergaan. Er is echter geen uitweg. Ofwel je blijft in die valse voorstellingswereld leven, dan wel je moet het "ik" veranderen. Nu is er één mogelijkheid om dit laatste te doen, n.l. door dit "ik" in de stof te projecteren. Wanneer het "ik" in de stof wordt gebracht, dan wordt het geestelijk wezen een beetje op non-actief gesteld. De ervaringen, die je in de stof opdoet, corrigeren dat "ik". En als je dan bovendien tracht wat nederiger te zijn, is het heel wel mogelijk, dat je nadat menselijk leven zonder meer in een lichtende sfeer kunt binnentreden. Het is duidelijk, dat menige geest als enige uitweg uit het duister de incarnatie zal verkiezen. En zelfs als die behoefte aan waarheid niet bestaat, kan het voorkomen dat de incarnatie een zeer begeerlijke uitweg wordt. Want als je in de diepste duisternis verkeert, bestaat er niets voor je dan je eigen gedachtebeelden. En zelfs deze zijn vliedend, je moet voortdurend je best doen ze in stand te houden. Niets is zo demonisch, ze hels, zo pijnlijk, zo vernietigend als te leven in een volslagen "niet", een duisternis, waarin je eigen vormloze wezen voortdurend al wat er dan nog is zelf moet scheppen. Wanneer je dan de mogelijkheid krijgt om - al is het maar voor een ogenblik - dit alles te vergeten, zo zul je die kans gaarne aangrijpen. Eén van die mogelijkheden is een mens in bezit te nemen, die toevallig harmonisch is met de voorstelling, die je jezelf opbouwt. Dan ontstaat er een demonische bezetenheid. Ook een nieuw lichaam, dat klaar is voor bezieling, zou echter bruikbaar zijn. En ook dit zou betekenen steeds meer te ontkomen aan het besloten, gevangen zijn eigenlijk, in het eigen denken. Het gevolg is, dat zelfs in deze gevallen soms geesten op aarde incarneren: en dat zij bewust of onbewust hun demonische haat tegen alles wat licht en vreugde kent ook in hun stoffelijke vorm nog willen botvieren. Degene, die in een nevelsfeer leeft, waarin eigenlijk wel een vorm bestaat maar niet de mogelijkheid een wereld duidelijk te erkennen en evenmin een voldoende contact met anderen te bereiken, zou - wanneer die toestand te lang blijft aanhouden - de mogelijkheid tot stoffelijke incarnatie zien als, zeg een woningzoekende in Den Haag, die plotseling een vrijstaande villa vindt. Hij vliegt erop af. Zo iemand doet natuurlijk dikwijls een verkeerde 78

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 6 – Overzicht keuze. Maar ondanks het verkeerde, geeft die keuze op zichzelf hem toch wel de mogelijkheid iets meer omtrent zichzelf te ontdekken en zo een volgende keer misschien wat minder inde nevel, in de schaduw te dolen en het licht te bereiken. Met deze enkele voorbeelden heb ik willen aantonen, dat er vanuit het duister menige aanleiding tot incarnatie kan bestaan. Vanuit het licht echter, dus uit de bewuste werelden, kan ditzelfde ook voorkomen. De eenvoudigste verklaring hiervoor vinden wij waarschijnlijk in de laagste vormkennende lichtsferen. Hier is een wereld, die vreugdig en lichtend is, maar waarin je op den duur versuft, als een leerling die vele malen is blijven zitten en telkens dezelfde leerstof krijgt. Een dodelijke verveling maakt zich van je meester. De volheid van vormen en kleuren, eens door je gedachte en die van anderen geschapen, verliest haar betekenis. Het wordt vaal, nevelachtig en mistig. Het heeft geen enkele werkelijke invloed meer op je. Je weet, dat je niet verder kunt gaan. En dan komt er iemand, die je zegt dat er wel een mogelijkheid is, als je wilt incarneren. Het is logisch, dat in dit geval de verveling, de stilstand van eigen leven in de geest, de aanleiding wordt tot incarnatie. Gaan wij in een hogere sfeer, kijken, dan blijkt dat de incarnatie veel doelbewuster plaatsvindt. In de zo-even genoemde incarnatievormen zal de incarnerende geest zich weinig of niet bekommeren om het lichaam, dat hij nu tijdelijk gaat nemen. Hij vraagt zich af: Is dit met mijn wezen enigszins in harmonie of niet en voel ik er mij voldoende toe aangetrokken om er een eenheid mee te bereiken? En verder laat hij alles rusten. Kom je echter uit een bewuster wereld, dan wéét je waarom je in de stof incarneert. Het is doodgewoon de erkenning ik kan sneller en juister leven in een hogere sfeer, indien ik slechts bepaalde dingen aanvul. Je erkent hier dus, dat je ervaringen moet doormaken. Wanneer je dan gaat zoeken naar een incarnatiemogelijkheid, let je niet, zoals de anderen op de meer stoffelijke omgeving, maar dan ga je je afvragen: Bestaat in het lot van deze wordende mens de mogelijkheid, dat ik de voor mij noodzakelijke ervaring kan opdoen? En pas wanneer je bevestigend antwoordt, ga je daar tot eenwording over. Nog een stap verder ga je, wanneer je werkelijk geheel bewust incarneert. Dan wéét je wat het leven zal brengen: je aanvaardt het reeds met al zijn details, voor je op aarde komt. Want je weet wat je geestelijk doel is en je weet wat de stoffelijke mogelijkheden zijn, je kunt overzien wat die wereld gaat brengen en weet dus wat er gaat gebeuren. Maar omdat het doel, dat je je stelt, zo hoog is voor jou dat je daarvoor alles wilt aanvaarden, zul je het gekozen voertuig bezielen en je stoffelijk leven met al zijn beperkingen daaraan verbonden, beginnen. Hoe bewuster je bent, hoe meer je contact kunt behouden met ándere werelden en sferen. Een grootmeester, als b.v. Jezus, zal ongetwijfeld in staat zijn om elke sfeer, waarin hij heeft geleefd, bewust ook op aarde te beleven. Eén, die het wat minder ver brengt, kan misschien met twee of drie sferen communiceren. En zelfs hij, die nauwelijks aan de grens staat van een bewust incarneren, vindt meestal nog wel de mogelijkheid om althans in zichzelve twee of drie contacten met kosmische krachten te leggen en zo a.h.w. bepaalde sferen en mogelijkheden in zichzelf bewust te erkennen. Nu moet u goed begrijpen, dat in geen van deze gevallen de incarnatie voortkomt uit een dwang van buitenaf. Er is geen enkele reden om te incarneren buiten je eigen wezen. Je kunt raad krijgen bij de incarnatie: maar er is niemand, die je dwingt om tot de stof te gaan. Het ongekeerde is wél waar. In elke stoffelijke incarnatie word je gedwongen op een bepaald moment tot de sferen terug te keren. Het is niet mogelijk onbeperkt een stoffelijk leven en een stoffelijke binding te handhaven, en zelfs met magische middelen, als b.v. de Egyptenaren en de Inca's gebruikten, speel je dat niet klaar. Er komt een moment, dat je de geestelijke werelden weer moet aanvaarden en - als je naar het licht gaat - daardoor ook weer de werkelijke kennis van jezelf. De vorderingen, die je maakt, staan natuurlijk in verband met de grootgeestelijke of groot-kosmische krachten, waarmee je harmonisch bent en waarmee je jezelf in verbinding weet. Wanneer je op een bepaalde wereld bent uitgestudeerd, dan is het helemaal niet zeker, dat je zonder meer alle vorm achter laat. Je kunt dan incarneren in een stofverwante vorm en b.v. een geleidegeest worden, die een jong ras helpt opkweken: of zelfs een rassengeest. De 79

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 6 – Overzicht ervaringen leren ons zelfs, dat sommige wezens incarneren als een ster of als een planeet. De mogelijkheden zijn ongelimiteerd. Maar ze ontstaan nog altijd uit eigen behoefte: uit het erkennen van verschillen tussen het "ik" en een kosmische werkelijkheid, die je in de geest steeds weer innerlijk erkent als het grootste en hoogste geluk. Laten we dit betoog dan besluiten met de opmerking: Ook al weet je het niet, het leven, dat je voert, heb je zelf gekozen. In de meeste gevallen zul je het hebben gekozen, omdat het voor jou noodzakelijk was. Tracht dit leven zo gelukkig mogelijk, maar vooral ook zo bewust mogelijk te ondergaan. Probeer er zo weinig mogelijk waan en fantasie in te brengen maar daarentegen realist te zijn. Want op die manier zul je ongetwijfeld kunnen bereiken wat de geest nodig heeft voor een vrijelijk verdergaan in de sferen. GEZAG Wanneer het woord gezag wordt gebruikt, kan het een tweeledige betekenis hebben. Iemand kan n.l. gezag uitoefenen door een persoonlijk overwicht, dus door een meerwaardigheid. In dit geval is het gezag volkomen logisch en aanvaardbaar en is het een normaal verschijnsel in de menselijke samenleving. Wij kennen echter ook gezag als een omschrijving voor het uitoefenen - en wel zo nodig met geweld - van zeggenschap over de levens van anderen. Dit geweld, hetzij stoffelijk of meer geestelijk, is m.i. niet geheel in overeenstemming met het einddoel van de mensheid. Wanneer u gezag uitoefent door uw eigen capaciteiten, uw eigen meerwaardigheid, uw begrip voor anderen, dan bewijst u daarmede, dat u het recht hebt om de macht, die aan gezag is verbonden, uit te oefenen. Want in dat geval hebt u iets, wat in al die anderen leeft. U kunt het in die anderen ontdekken, het in hen wekken, versterken en zelfs tot volmaking brengen. Natuurlijk geldt dit helaas zowel negatief als positief. Een goed voorbeeld van gezag kunnen wij wel eens ontmoeten wanneer er ergens oproer is. Dan is er soms een enkele mens, die nuchter en zonder wapens of geweld, de roerige menigte tegemoet durft te gaan en alleen door zijn moed en zijn persoonlijkheid dier menigte tot stilstand brengt, zelfs tot naar huis gaan weet te bewegen. Negatief vinden wij het in de man, die in staat is een heel volk soms zijn eigen meningen zozeer aan te praten, dat hij hen daardoor kan bewegen tot het volbrengen van iets, waartoe hij alleen niet in staat is en dat ten nadele gaat van allen, die er geen deel aan hebben. Dan gaan wij dus de richting uit van de dictatuur. Het gezag b.v. van de heer Castro berust op het ogenblik op zijn persoonlijkheid. Zijn wapens zijn daarbij, ofschoon u er misschien ook anders over denkt, secundair. Want slechts door zijn persoonlijkheid, zijn eigen gedachte en verlangens aan anderen op te leggen, anderen a.h.w. mee te slepen in zijn wensen en dromen, is hij werkelijk in staat heel Cuba in een ban te houden en ondeugende dingen te doen tegen gezagdragers in een andere vorm, als b.v. de U. S. A. Het gezag, dat van een staat uitgaat b.v., is altijd meer twijfelachtig. Wij moeten toegeven, dat de mens in zijn huidig stadium van ontwikkeling klaarblijkelijk dit gezag begeert en - zo hij het al niet begeert - toch van node heeft. Maar een dergelijk gezag kent geen persoonlijkheid. Een dergelijk gezag heeft vaak niet eens een persoonlijk denken of een persoonlijk leven. Ik wil u voorbeelden geven van wat een dergelijk gezag tot stand kan brengen. Politierelletjes in Den Haag. Een jongen is doodgestoken. Het gezag had gesteld, dat met de scherpste en zwaarste middelen de rust moest worden gehandhaafd. Nu kan men achteraf proberen dit goed te praten, maar hier is de gezagdrager, de agent, de vertegenwoordiger geworden van een maatregel, die eigenlijk geen persoonlijke aanpassing meer gedoogt. Een dergelijk gezag hebben wij een tijdlang gevonden bij de rechterlijke macht. Hier is n.l. het gezag de wet geworden. En wanneer die wet zegt, dat iemand slecht doet als hij steelt en 10 jaar gevangenisstraf krijgt, dan veroordeelt de rechter tot 10 jaar gevangenisstraf. Het is het gezag van de staat, dat hij dan tot uitdrukking brengt. Of deze diefstal nu wel of niet redelijk verantwoord had kunnen worden, bleef - vooral vroeger - buiten beschouwing. Tegenwoordig wordt het gezag zelfs nog dubieuzer, omdat het niet zeker van zichzelf meer is. Wij krijgen nu b.v. te maken met de psychopathologie, die op haar eigen wijze binnen het 80

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 6 – Overzicht criminele gebeuren tracht interpretaties te geven en daardoor in feite een gezagaantasting vormt, die door het gezag zelve wordt aangemoedigd. Als wij op grond van het voorgaande een overtuiging tot uitdrukking mogen brengen, zal het deze moeten zijn: Voor de werkelijk vrije mens, zijn juiste geestelijke ontwikkeling en vrijheid, is elk gezag uit den boze, dat niet voortkomt uit de persoonlijkheid en meerwaardigheid van deze mens zelve. Ik zie nu al van alle kanten de mensen samendrommen om mij duidelijk te maken, dat ik dit te veel uit een geestelijk standpunt bezie. "Want," zo roept men onmiddellijk uit, "als er geen gezag en geen gezagdragers zouden zijn, zou de mensheid dan geen chaos worden?" Mijn antwoord is: Já, ongetwijfeld. Maar in deze chaos zouden de sterksten en de besten op den duur een zeker, maar beperkt en van hun persoonlijkheid afhankelijk, gezag gaan uitoefenen. En deze uitoefening zou zich niet bezig houden met wat de mensheid als zodanig wenselijk acht maar wel met datgene, wat de mensheid kan aanvaarden en dulden. Zo zouden door de ervaringen van de doorsnee-mens wijzigingen kunnen ontstaan in het huidig gedragspatroon: wijzigingen, die voor het aanvaarden van een persoonlijke aansprakelijkheid en begrip van eigen verantwoordelijkheid niet anders dan nuttig kunnen zijn. Het ligt natuurlijk niet in mijn bedoeling uw huidig sociaal stelsel, uw economisch bestel en wat dies meer zij aan te tasten. Ik erken deze voor wat zij zijn. Maar als ik het gezag zelfs als abstracte waarde moet beschouwen, zo stel ik onmiddellijk dat alles, wat u hebt genoemd, daaruit voortvloeit. Wij weten, dat in de oudheid het gezag berustte bij diegenen, die - hetzij door uitzonderlijke krachten vooral door uitzonderlijke intelligentie, besluitvaardigheid en inzicht - zich dit gezag waardig bleven tonen. Tegenwoordig wordt het gezag gelegd in handen van hen, die zich vaak dit gezag onwaardig tonen door hun gebrek aan intelligentie, inzicht en brede blik. Zelfs hun gebrek aan macht. De gevolgen daarvan gaan verder, dan menigeen zal vermoeden. Zodra gezag aan een persoon is gebonden en door die persoon zelf bewust en verantwoord, wordt uitgeoefend, is het mogelijk om alles tot stand te brengen. Wanneer gezag een abstracte waarde wordt, die niet meer aan een persoon is gebonden, maar slechts wordt uitgeoefend door personen op grond b.v. van een overeenkomst, dan blijkt, dat wanneer het verschil tussen de mensheid als zodanig en het gezag plus zijn dragers te groot wordt, de mens die op straat protesteert de gezagdragers met het gezag zal vernietigen zonder daarvoor onmiddellijk een andere aanvaardbare gezagvorm en gezagdrager in de plaats te stellen. Bij geestelijk gezag geldt precies hetzelfde. Een geestelijk gezag kan ik uitoefenen op grond van z.g. of werkelijk paranormale vermogens, door goochelarij, een bepaalde, mystiek en/of het opbouwen van theologische stellingen. Maar wanneer er niemand meer is, die b.v. mijn stellingen omtrent hemel en hel en mijn autoriteit wil aanvaarden, verlies ik dit gezag. Ik kan het gezag niet ontlenen aan mijn stellingen. Maar als ik er zelf volledig in geloof, zal ik dááraan een bepaald gezag kunnen ontlenen. Men zegt dan ook wel, dat sommige mensen met gezag spreken. Mag ik stellen, dat dit alleen mogelijk is, als zij spreken uit innerlijke overtuiging en volledige bereidheid om deze overtuiging tot de laatste consequentie gestand te doen? Gezag vloeit voort uit innerlijke eenheid, een streven, waarbij innerlijk begrip van het doel plus uiterlijke middelen met elkaar in overeenstemming blijven en eigen wezen zich juist door deze scherpe gerichtheid t.o.v. anderen als gezaghebbend kan openbaren. INNERLIJK WETEN Daar, waar de grenzen van de rede liggen en het gevoel zichzelf niet meer kent, bestaat een zekerheid, die voortkomt uit de hoogste voertuigen van de geest' uit het hoogste besef. van eenheid met uw God. Verborgen in uzelf ligt deze kracht, ligt dit weten. En als u er een naam aan wilt geven, dan kunt u het het best een: innerlijk weten noemen. Het kent geen bewijzen, het vindt geen mogelijkheid zich onmiddellijk stoffelijk kenbaar te maken en het onttrekt zich veelal aan alles, wat U zou willen omschrijven. Er zijn geen woorden en geen letters gevonden, waarmede u het innerlijk weten volledig kunt vastleggen. Het is als eb en vloed. Want soms welt het in u op als een stortvloed, het overspoelt uw redelijk denken, het verwart uw emoties en het laat u een indruk na als: dit is nu mijn taak, of: dit is onvermijdelijk. Een volgend ogenblik ebt het weg 81

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 6 – Overzicht en het laat u achter in het droge zand van de rede: zoekend naar een verklaring, waarom u deze of gene daad hebt gesteld: waarom u dit of dat gelooft. Ze is het innerlijk weten voor de mens een vreemde en onbeheersbare kracht, die schijnbaar vreemd dansende bewegingen maakt als de planeten en dwaalsterren aan de sterrenhemel. Maar wat is dan dit weten? Waaruit komt deze innerlijke zekerheid voort? Vanwaar komt deze onveranderlijke aansporing tot het overtreffen van uw eigen stoffelijke en redelijke mogelijkheden? Eens ging de mens uit in de schepping. De bron van zijn wezen was God. En toen zijn ziel voortging, werd ze gedragen op de adem Gods en in de veelheid der verschijnselen ondergedompeld. Van dit ogenblik af is het innerlijk wezen onverbrekelijk tot aan het einde der tijden en verder, gebonden met die God. God is waarheid. God is harmonie. In God bestaat het zuivere beeld van uw leven, zoals dit in de schepping moet zijn. In God bestaat het tijdloze beeld van uw wérkelijkheid, die nooit zal veranderen, zolang Hij Zijn scheppende gedachte doet uitgaan. En dit beeld weerkaatst zich in u. Vreemd lichtend in de krachten der ziel, vindt het in de hoogste voertuigen van de geest een vage vorm. En veel wordt vergeten, wanneer lagere voertuigen de impuls overnemen. Maar dat wat het minst in tegenspraak is met het leven en het bewustzijn: dat gij u op lager peil hebt verworven, klinkt door uit onbekende bron. Het is de daimon in u, het is het wezen Gods in u, dat Zich openbaart. Het innerlijk weten is een kracht, die verdergaat dan het voorgevoel en zelfs verdergaat dan het geloof, omdat zij u doet aanvoelen wat uw werkelijkheid en uw werkelijk wezen zijn. Begrijp goed, dat elk wezen zijn eigen innerlijk weten heeft en zijn eigen innerlijke werkelijkheid. Want God heeft Zijn tempel gebouwd uit de schepping en elke mens moge een bouwsteen zijn: maar elk van hen heeft een afzonderlijke plaats, elk van hen heeft een afzonderlijke functie. En daarom heeft elk zijn eigen doel, zijn eigen streven, zijn innerlijke en kosmische werkelijkheid. Deze innerlijke waarheden kunnen elkaar alleen ontmoeten in het Goddelijke. Zij kunnen nooit tot uiting worden gebracht en door anderen worden begrepen. Zij kunnen niet worden gedeeld. Ze zijn onmetelijk en onpeilbaar als eb en vloed in de diepte van de wereldzee. Dit te begrijpen betekent: beseffen hoezeer je in het leven aan jezelf bent overgelaten en op jezelf moet vertrouwen. Wanneer u werkelijk strééft naar het lichte, wanneer u niet zoekt naar een reden om uw eigen zinnen na te gaan, maar alleen zoekt naar een werkelijke verklaring "wat is goed voor mij en wat is waar?" dan spreekt dat innerlijk weten en u kunt het niet in woorden vertolken. Maar het toont u: dit ben je. En wanneer u geleerd hebt daarmee één te zijn, wanneer u geleerd hebt daarmede een band te vormen, die ook in een stoffelijk bestaan niet gebroken kan worden, dan is er meer. Want het innerlijk weten kent uw wezen en dus ook uw lot. En zo is het als een profetische geest, die uit ongekende diepten, herinneringen van wat nog moet geschieden en de zekerheid put omtrent al wat zal gebeuren, al wat deel moet zijn van het leven van een mens en een geest, die in waarheid leeft.

82

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 7 – De praktische eigenschappen en kwaliteiten van de geest

ZEVENDE LES - DE PRAKTISCHE EIGENSCHAPPEN EN KWALITEITEN VAN DE GEEST

Het wezen, dat geest wordt genoemd en omschreven kan worden als een in zich beperkt en potentieel verschillend krachtveld, kan worden gesteld te zijn in de eerste plaats: een bewustzijnsvorm, te vergelijken met elektronische registratie van signalen, waarin dus een zeer groot aantal signalen onafhankelijk van elkaar kunnen worden opgeslagen, maar door middel van prikkels of reacties met elkaar in verbinding kunnen worden gebracht, zodat daaruit bepaalde reacties en een zeker weten naar voren treden: in de tweede plaats: de kern: De kern is persoonlijkheiddragend en wordt vaak verward met de ziel. Zij is dat echter niet. De kern van de geest zelf wordt van kracht, van intentie en van mogelijkheid voorzien door de ziel. Deze is dus de krachtcentrale. Het centrum zelf kan worden gezien als een ledig, waarin echter voortdurend de voor het "ik" belangrijkste en sterkst vastgelegde prikkels tot werking komen. Daaruit ontstaan reacties en zo is een innerlijk denken mogelijk. Verder blijkt, dat deze geest t.o.v. de buitenwereld zeer selectief ontvangt en uitstraalt en wel op de volgende wijze: Elke gedachte die in de kern een voldoende intensiteit bereikt, zal in het omringende veld een reactie veroorzaken van zodanige sterkte, dat dit veld hetzij algemeen stralend of gericht stralend de begrenzing van het "ik" doorbreekt en daarbuiten kan worden afgelezen. Omdat het een veld is, dat geen vaste vorm heeft, kan verder worden gesteld, dat de veldstructuur of de vorm (de gestalte van de geest) zich voortdurend zal aanpassen aan haar mogelijkheden en behoeften. Hiervoor is wederom het ontstaan van bepaalde beelden in de bijna ledige kern van die geest aansprakelijk. Wij kunnen dus nu vaststellen, dat de geest in de eerste plaats prikkels van buiten ontvangt: in de tweede plaats naar buiten impulsen kan afgeven: en in de derde plaats zowel bij het ontvangen als het zenden van impulsen geheel afhankelijk is van hetgeen zich in de kern van haar wezen afspeelt. Nu zullen wij trachten dit praktisch te verwerken en er voor de mens iets bruikbaars van te maken. Wij kennen in de menselijke wereld n.l. een ongeveer gelijk proces. De mens heeft zijn innerlijke gedachtewereld. Daar, waar hij niet denkt, dringen zich op dat ogenblik sterker dan ooit gedachte op. Tracht u maar eens niet te denken, dan zult u zien dat de dingen, die u het sterkst bezighouden in feite - en dus niet alleen volgens uw eigen bewustzijnsnormen - nu als gedachte in u oprijzen. U zult verder, wanneer u nadenkt zien, dat het deze gedachte zijn, die een groot gedeelte van uw acties en reacties zullen bepalen. Bijvoorbeeld de wijze, waarop u een andere mens tegemoet treedt. Het is dus belangrijk, dat er in die geest een aantal zo juist mogelijke impulsen wordt gelegd. Die impulsen moet men als mens in de stof trachten te wekken. Hoe dit moet gebeuren, zal voor een ieder verschillend zijn, maar ik zal er zo dadelijk enige voorbeelden van geven. Het wekken van de juiste impulsen betekent, dat wij in de geest een overheersende gedachte doen ontstaan. Deze overheersende gedachte zal dus in de kern domineren. Zij zal dan voor de geest al haar uitstralingen, maar ook elke ontvangst van geestelijke krachten, geheel beheersen. Dan geven wij nu de voorbeelden als volgt: 1. Ik heb de behoefte om b.v. geestelijk tot evenwicht te komen. Ik erken in mijn eigen leven een bepaalde onevenwichtigheid. Ik zal deze onevenwichtigheid opheffen door een tegengestelde handeling te verrichten. Maar dit is niet genoeg. Alleen als die handeling weloverwogen is en wanneer ik haar uitvoer met geheel mijn wezen, met al mijn denken en mij daarbij realiseer wat er gaande is zal de geest daaruit - vooral omdat er meestal een emotionele achtergrond mee verweven is - deze intentie, deze gedachte dus ontvangen. Hoe sterker deze gedachte zich ontwikkelt, hoe krachtiger zij in de geest aanwezig zal zijn en hoe groter de mogelijkheid is, dat zij ons tot het aantrekken van bepaalde krachten brengt. Voor de stofmens geldt daarbij bovendien dat alles, wat alleen in gedachte wordt gesteld, onjuist is en geen vruchten draagt. Het denken is voor de mens nimmer vruchtbaar, tenzij het door een daad wordt ondersteund. Dat is begrijpelijk en reeds herhaaldelijk door ons gesteld. Let wel, de mens, die deze bepaalde gedachtereeks, deze bepaalde onevenwichtigheid wil 83

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 7 – De praktische eigenschappen en kwaliteiten van de geest opheffen, kan dit alleen doen, als hij voor zichzelf overtuigd is, dat hij feitelijk ingrijpt. Dit feitelijk ingrijpen is voor zijn gedachtewereld met een lichamelijke werkelijkheid verbonden. Dientengevolge zal hij een daad moeten stellen - of dit nu een rituele daad is of een andere - die voor hem aanleiding wordt te zeggen:"Nu héb ik gedaan." Eerst daardoor zal de emotionele achtergrond voldoende sterk en dragend zijn geworden om de heersende gedachte in de geest te projecteren. 2. Een mens stelt zich voor in de wereld een zekere invloed te scheppen. Om dit tot stand te brengen moet hij een beroep kunnen doen op de materie zowel als op de geest. Stel nu echter, dat een daadwerkelijk en direct ingrijpen materieel niet mogelijk is, dan blijft hem dus de gedachtewereld over en al, wat daarmede samenhangt. Het blijkt nu dat om een directe beïnvloeding van de kern te veroorzaken emotie noodzakelijk is. Wij kunnen ons nooit en te nimmer op afstand bezighouden met iets, wat ons persoonlijk in feite niet beroert. Alleen wanneer wij er wel door beroerd worden, wanneer het ons iets zegt en tot ons spreekt, kunnen wij daadwerkelijk een voldoende kracht opwekken om de kern, die voor het geestelijk denken en wezen dus belangrijk is, te bereiken. Zelfs dan zal het echter vaak onmogelijk blijken de gedachte zonder meer uit te zenden. Want wij hebben geestelijke kracht nodig. Dat betekent, dat wij in de geest een zekere ontvankelijkheid wensen. Deze ontvankelijkheid kan alleen worden gewekt, indien wij stoffelijk de handelingen volbrengen, die in de geest de gedachte aan een daad of zelfs aan een daaddwang doen ontstaan. Deze gedachte, gekoppeld aan het beeld, veroorzaakt nu een uitstraling van de geest, die in de kosmos, waar zij een harmonische trilling kan ontmoeten, een antwoord krijgt. De antwoordende kracht kan dan door de voorstelling op elk willekeurig punt in de ruimte - en dus ook op de aarde - worden geprojecteerd: Waar nu deze kracht over het algemeen op materiële of pseudo-materiële verhoudingen is afgesteld, zal daarmee zelfs het veranderen van bepaalde materiële omstandigheden en toestanden mogelijk zijn. Waar het voorbeeld u niet helemaal duidelijk blijkt, wil ik trachten het nog aan te vullen. U kunt uit uzelf en alleen door uw gedachtekracht weliswaar een gedachte over zeer grote ruimten en in zeer korte tijd uitzenden, maar u kunt aan deze gedachte niet die kracht verlenen, waardoor zij actief wordt in de materie of in een pseudo-materie, dus b.v. op het astraal gebied. Het gevolg is, dat de mens, die alleen met gedachtekracht zonder meer werkt, weinig of geen resultaten bereikt. Eerst wanneer deze mens in de eigen geest een gelijksoortige reactie op het gebeuren (dus op de wens tot handelen) plus een daadnoodzaak of daaddwang doet ontstaan (en hiervoor is wederom over het algemeen een stoffelijke dan wel symbolische of zinnebeeldige handeling noodzakelijk), kan door de geest dus die kracht werkelijk worden gevraagd op een niveau, waarop het "ik" deze kracht kan aanvaarden. Het is dan echter niet noodzakelijk, dat die kracht eerst naar het stoflichaam terugkeert. De geest, die in zichzelf - dank zij de gedachte plus de handeling plus de emotie van het lichaam - nu de gehele toestand heeft beseft en aanvaard, projecteert die kracht onmiddellijk uit zichzelf op het punt in de ruimte, waarop de gedachte dus van de persoon zelf waren gericht en waarmee diens streven was verknoopt. Door deze enkele voorbeelden heb ik getracht u duidelijk te maken, dat een kennis van de eigen structuur van de geest en vooral van haar werking belangrijk kan zijn. Het geheim van de geest is vanuit menselijk standpunt, dat de geest niet redelijk reageert, maar dit kan zij volgens menselijke normen ook niet doen. Haar eigen wereld en omstandigheden verschillen zozeer van de menselijke dat alles: wat voor de mens redelijk is, voor de geest eenvoudig onbegrijpelijk is. Het is alsof het lichaam een totaal andere taal spreekt, zodra het redelijk is. Verder blijkt, dat de menselijke rede zoveel eigenaardige verschuivingen en verdraaiingen van feiten en beperkingen kent, dat ook hierdoor geen geestelijk begrip zonder meer kan worden verwacht. Slechts daar waar de mystieke beleving en de occulte lering, die niet alleen verstandelijk worden verwerkt maar ook innerlijk worden beleefd, optreden, beleeft de geest nog een deel van de redelijke processen van het lichaam. Wij mogen dus stellen, dat elke band tussen stof en geest moet bestaan uit een niet-redelijk element. Welke elementen mogen nu in deze zin als niet redelijk worden beschouwd? In de eerste plaats: Alles, wat onmiddellijk en innerlijk wordt aangevoeld, kan zonder meer en onmiddellijk worden gebruikt. 84

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 7 – De praktische eigenschappen en kwaliteiten van de geest Zodra echter een aangevoeld feit wordt beredeneerd, blijkt deze beredenering heel vaak aan de bruikbaarheid van dit feit voor de geest afbreuk te doen. Zodra een rationalisatie in de mens optreedt, zal de emotie over het algemeen een andere waarde krijgen. Zij wordt minder mystiek en minder in zichzelf verzonken en is dan eerder een vorm van werelds denken geworden. Daardoor wordt de eigen geest niet voldoende beroerd. Het is in de praktijk dan ook duidelijk, dat het wezen van de geest eist, dat de eerste impulsen, waarmee wordt gewerkt, niet geheel redelijk of beredeneerd mogen zijn. Zelfs wanneer wij van vaststaande en feitelijke gegevens uitgaan, mogen wij nimmer verwachten, dat een volledige werking kan ontstaan, vrienden. Een volledige werking kan alleen werkelijk daar tot stand komen, waar emotie aanwezig is. Wanneer ik een aantal feiten heb en ik droom erover, dan kan geen volledige werking ontstaan. Maar als ik in deze droom iets van mijzelf, mijn eigen streven en denken leg - dat dan emotioneel is en niet redelijk - dan blijkt het, dat ik een harmonie kan scheppen met deze wetenschappelijke waarden en op deze wijze in de ruimten in de kosmos en in het kosmisch geheugen feiten kan aanboren, die anders niet tot mijn beschikking zouden staan. Wanneer u een aantal formules of gegevens hebt, die een redelijk denken vergen, is het niet mogelijk deze te maken tot deel van een geestelijk streven. Indien er een droom mee verknoopt wordt (dus een beeld dat niet werkelijk is, maar dat wel een emotionele waarde in zich kan dragen), is het nog niet mogelijk om de formuleringen, de formules, de structuren, die redelijk waren, geheel naar de geest over te brengen. De droom is daarvoor niet voldoende. Maar wanneer er in een projectie van het "ik" dus b.v. een verlangen bijkomt, dan is dit verlangen zelf voldoende om ook de stoffelijk redelijke gegevens (dus zelfs mathematische formules e.d.) zover naar de geest over te brengen, dat zij aan de hand van deze stoffelijk erkende symbolen in zichzelf waarden ontdekt en daarop uit de kosmos antwoord kan verkrijgen. De vraag: Hoe kan ik van uit de stof met mijn geest op de meest rationele wijze werken? zullen wij dus enerzijds in emotionele zin moeten beantwoorden. Anderzijds geldt natuurlijk voor de geest ook, dat waar haar redelijkheid voor de mens niet onmiddellijk als rede aanvaardbaar is, zij zichzelf onredelijk en emotioneel in de stof zal uiten. Hierover is reeds meer gezegd in de samenvatting in een der vorige lessen. Nu stel ik het volgende: Op het ogenblik dat uit de geest een emotie in de stof wordt geprojecteerd, zal deze emotie niet redelijk verklaarbaar zijn. Zij zal ook niet redelijk kunnen worden ontleed en het is onmogelijk een dergelijke onrust of emotie op een redelijke wijze te verklaren. Zij behoort n.l. tot een gebied, waarin deze maat van rede niet geldt. Dan concludeer ik: Wil ik praktisch werken met dat, wat de geest mij stuurt, dan moet ik enerzijds in staat zijn alle gevoelens en emoties, die van uit dit niveau in de stof worden geprojecteerd, te aanvaarden zonder daarvoor onmiddellijk een redelijke verklaring te zoeken. Anderzijds moet ik in staat zijn daar, waar mijn leven redelijke processen en denkwijzen vergt, deze emoties terzijde te stellen. Dit doet men dan door zich sterk op het redelijke element te concentreren en de emotie terzijde te stellen. De geestelijke inhoud, de achtergrond, ja, zelfs de gevoelswereld wordt dus zoveel mogelijk vervangen door een emotionele inhoud, een gevoelswereld etc., die is aangepast aan het stoffelijk redelijke. In sommige gevallen kunnen wij zelfs zover gaan, dat wij zeggen dat bepaalde oefeningen (o.m. sommige yoga-oefeningen) geschikt zijn om tijdelijk deze dingen terzijde te stellen. De geest zal echter, wanneer voor haar een bepaald iets belangrijk is, deze emotionele inhoud steeds weer naar het lichaam projecteren, zodat de emotie steeds opnieuw zal ontstaan. Het is dan ook niet goed u tegen een dergelijke emotie te verzetten, tenzij zij storend werkt in uw stoffelijk leven. Hieruit valt dan verder af te leiden, dat dus een wederkerige beïnvloeding van stof en geest alleen op grond van gevoelens geschiedt. Gevoelens zijn niet praktisch bruikbaar volgens menselijk maatstaven. Intuïtie echter (wat een vorm van gevoel is) blijkt dikwijls wel bruikbaar te zijn daar, waar de rede tekort schiet. In vele gevallen blijken de innerlijke gevoelens en gedachte van de mens sterker te zijn dan zijn rede en hem te behoeden voor veel kwaad of hem in toestanden te brengen, die hem anders zeer zeker zouden ontgaan. 85

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 7 – De praktische eigenschappen en kwaliteiten van de geest Wat is hiervan de verklaring? Alles, wat onredelijk in de mens bestaat, is deel van het groot-kosmisch geheel. Het is voor een gedeelte de vertaling van de drift van de geest in de stof. Zolang de stof daarvoor geen bijzondere en eigen uitweg zoekt, maar dit binnen de normale en redelijke normen tracht te verwerken, kan de doorsnee-mens hieruit veel energie putten. Juist de achtergronden (de emotie, welke door de geest in u wordt geprojecteerd) zullen in staat zijn u een uithoudingsvermogen te geven waar dit noodzakelijk is, anderzijds u terug te houden van handelingen en overwegingen, die niet in overeenstemming zijn met hetgeen voor u werkelijk goed is. Hierbij heeft de stoffelijke norm geen enkele zeggenschap maar wel en alleen de geestelijke. Zo oefent dus de geest een zekere censuur op de stof uit door middel van de emotie. Waar dit het geval is, zouden de volgende regels door de stof volledig aanvaardbaar geacht moeten worden. Ik zeg: zou moeten worden. 1. Elke uitleving van emotie is aanvaardbaar, mits deze binnen redelijke perken wordt gehouden en nimmer de beheersing van het "ik" geheel verbreekt. 2. Elke emotie, die in mij ontstaat en waarvoor ik geen redelijke verklaring heb, kan worden toe geschreven aan mijn eigen geest, ofwel aan andere wezens van gelijke geaardheid. Ik kan mij daartegen stoffelijk niet verzetten behalve door het wekken van een wederkerige emotie, die zo sterk is, dat ze de geest en vooral haar kern bereikt. 3. Alles, wat ik wil bereiken, hetzij langs magische weg, langs esoterische weg of langs verstandelijke weg, is in feite de weergave, het wekken of het produceren van iets dat in de totale en kosmische schepping reeds bestaat. Het gevolg is dan ook dat er al sprake is van een keuze-element, maar nimmer van een onbeperkte of vrije keuze. De vrijheid van keuze - ook voor de stof - wordt beperkt door de geest, haar eigen inhoud en de achtergronden die ze in de mens legt. 4. Voor het volbrengen van daden met geestelijke kracht zijn wij afhankelijk van onze geest. Wij kunnen daarmede alleen door redelijk denken weinig of niets bereiken. Dientengevolge zal voor alles, wat geestelijk moet worden bereikt, de juiste emotionele ondergrond moeten worden geschapen. De mens, die in zich bewogenheid weet te scheppen, heeft daarin het meest perfecte middel gevonden om zijn eigen geest behoorlijk en goed te benaderen en de grootst mogelijke vervulling - ook van zijn stoffelijk redelijke wensen - door de geest te verkrijgen. Wij gaan weer even terug naar het wezen van de geest. Bij het beschouwen van de geest hebben wij nu wel een bepaalde structuur aangenomen,wij hebben daarbij echter niet de buitenlaag of de begrenzing van die geest aan een nader onderzoek onderworpen. Wanneer wij spreken over voertuigen van de geest, dan doet dit vermoeden, dat dit volledige wezens zijn. Om echter de zaak eenvoudiger te stellen kunnen wij ook aannemen, dat de geest a.h.w. een soort noot is, waarom vele afwisselende en van verschillende structuur zijnde schillen zijn gelegen. De buitenste schil is bepalend voor de reactie en de mogelijkheid van de geest naar buiten te werken. Elke schil kan tijdelijk of voorgoed worden afgelegd en achtergelaten. Haast elke schil kan automatisch in de sfeer, waartoe zij behoort, door de geest worden opgebouwd. Zo is het dus eigenlijk de bepantsering van de geest als ik het zo mag noemen, die bepaalt in hoeverre de door haar uitgestraalde emoties en gedachte werkzaam zijn of niet. Er bestaat daarop maar één uitzondering. Dat is n.l. haar eigen belichaming (stof of b.v. een lagere schil) waar hier n.l. een onmiddellijk contact bestaat, dat geen begrenzingen kent. Hoe minder aan voertuigen, aan schillen, dus om het eigenlijk bewustzijn plus het centrum aanwezig is, hoe sterker de uitstraling van de gedachte van de impuls, de emotie kan zijn. Alleen reeds om tot een zo juist mogelijke reactie te komen een zo groot mogelijk resultaat te verkrijgen of een zo groot mogelijke kracht te wekken, zou het dus voor de mens raadzaam zijn allereerst zijn geest zo hoog mogelijk te doen stijgen. Op redelijke wijze kan hij dit alweer niet. Hij kent daartoe zijn eigen geest niet voldoende. Maar hij heeft wel enkele hulpmiddelen tot zijn beschikking. Deze hulpmiddelen zijn in de eerste plaats: concentratie. Naarmate zijn concentratie een hoger doel heeft (niet een hoger onderwerp, maar een hoger doel) zal ertoe voeren, dat de vrijheid van een hoger voertuig, (dus van een kleiner aantal schillen om de geest, voor de werking hiermee verbonden) voor de geest geldend is. 86

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 7 – De praktische eigenschappen en kwaliteiten van de geest Verder: Op het ogenblik, dat het "ik" zich absoluut niet meer van een gedachte bewust is, maar deze wel naar de geest is afgezonden, kan zich het volgende proces afspelen: Eerst wordt dit in de geest verwerkt. Maar het geestelijk bewustzijn is meermalen in staat om een uit de stof ontvangen impuls te veredelen en te wijzigen in overeenstemming met de eigen kern. Geschiedt dit, dan zullen tijdens dit proces, alle voertuigen worden afgeworpen, die niet noodzakelijk zijn voor het verwerken en uitzenden van deze gedachte of impuls. Daarom is de tweede techniek, die gebruikt kan worden als volgt: Concentreer u sterk op het punt, dat u wilt weten. Volledig. Tracht dit niet alleen verstandelijk te doen of in vragende zin, maar door uw gehele wezen erachter te stellen, met emotie en al wat erbij hoort. Gebruik daarvoor desnoods weer symbolische handelingen als extra versterking van de idee, dat de gedachte inderdaad naar de geest is geprojecteerd. Doe dit echter niet te lang. Blijf niet voortdurend dezelfde vraag en dezelfde impuls herhalen. Stel haar éénmaal, zo kort, zo klaar, zo duidelijk als u maar kunt. Formuleer haar voor uzelf, tot zij zo scherp is, dat zij het geheel van het door u gewenste in zo weinig mogelijk begrippen omvat. Hebt u dit gedaan en door emotie en eventueel ook door een symbolische handeling bevestigd, leg dan de zaak terzijde en laat haar volledig aan de geest over. Hierdoor hebt u n.l. het geval weer naar de geest verwezen. Omdat er geen binding is met voortdurende stoffelijke emotie en impuls, kan wederom een groot deel van de buitenste schillen wegvallen en zullen wij - zij het niet op een door ons te bepalen ogenblik, wanneer wij in de stof zijn - een reactie krijgen uit het hoogst mogelijke voertuig en een zo volledig mogelijke vervulling van onze wens, althans een zo duidelijk mogelijk antwoord op onze vraag. Wij gaan nu weer terug naar de geest, want deze heeft nog meer mogelijkheden en eigenschappen. Wanneer wij dus de geest beschouwen, dan zien wij dat elk van haar omhulsels of voertuigen een geheel eigen structuur heeft. Deze kan zij zeer duidelijk en volledig nabootsen, mits zij over een voorstelling van die voertuigen beschikt. Zo kan de geest, als haar een beeld wordt gegeven van iets, wat voor de stof belangrijk is, in de stof direct werkzaam optreden en onder omstandigheden, bewust of onbewust via het lichaam of via krachten rond het lichaam werkende, zuiver stoffelijke feiten tot stand brengen. En nu, denk ik hier heus niet alleen aan het verplaatsen van een beeldje, het laten vallen van een schilderij of het openvallen van een boek e.d.. Het is soms mogelijk zodanige condities te scheppen, dat een aantal door de geest vastgestelde stoffelijke reacties een zeer bepaald doel (b.v. het ontmoeten van een mens, het kennis nemen van een bepaald idee, het niet in staat zijn een bepaalde handeling te volbrengen) realiseren. Indien u dit beseft, zal het u ook duidelijk zijn, dat de invloed van uw geest zeer groot is. Maar daarvoor moet die geest bewust zijn van de stof. Zij wordt zich daarvan bewust, zodra het hoogst stoffelijk bewustzijn met tenminste het laagst-geestelijk actief bewustzijn in evenwicht is. Eerst wanneer dit evenwicht optreedt, is de wederkerige beïnvloeding zodanig, dat de geest onmiddellijk ingrijpt. In de praktijk betekent dit, dat men stoffelijk redelijk gerijpt moet zijn en een zeker aantal geestelijke en ook stoffelijke ervaringen moet hebben doorleefd, vóór men door de geest gedirigeerd kan worden naar een bepaald doel. Onthoudt u daarbij steeds weer, dat een dergelijk doel voor stoffelijk en menselijk denken niet redelijk en niet zinvol is en soms vele bezwaren heeft. Het zal echter voor het verdere verloop van het leven vaak bepalend kunnen zijn en daarmede dat, wat voor de geest in dit leven belangrijk is, kunnen concretiseren. Wanneer dit u misschien wat onaanvaardbaar lijkt, dan kan ik u alleen dit vertellen (en dit is zuivere praktijk): Wanneer uw streven bewust te worden van uw geest - wat in den beginne ongetwijfeld hoofdzakelijk verstandelijk is - voor u langzaam maar zeker de mogelijkheid schept om bepaalde toestanden te beleven en daarbij toch een normaal mens te blijven, die normaal stoffelijk leeft, dan hebt u daarmede de weg gevonden om aan de geest een zo groot mogelijke gelegenheid tot uiting te geven. Er zijn natuurlijk grote moeilijkheden om het contact tot stand te brengen. Want zoals ik u reeds meermalen heb verteld: de geest kan het lichaam alleen emotioneel beïnvloeden, maar is niet in staat dit volkomen redelijk te doen. Omgekeerd kan ook het lichaam de geest niet redelijk beïnvloeden. Wij zitten dus met een medium, dat niet beantwoordt aan de stoffelijk verstandelijke eisen en over het algemeen 87

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 7 – De praktische eigenschappen en kwaliteiten van de geest moeilijk of niet in woorden kan worden omschreven. Deze omschrijving na te streven betekent: in zichzelf vaak het doel van de geest of de mogelijkheid van de geest frustreren. Het is niet de bedoeling, dat men deze dingen redelijk uiteen zet, vóór zij gebeurd zijn. Wanneer u onder invloed van de geest handelt middels de emotie, dan is het goed om ná het gebeuren te rationaliseren, maar nimmer voordien. Wanneer u voelt, dat in u bepaalde krachten aan het werk zijn, krachten van de eigen geest of van andere geesten, dan is het verstandig volgens uw eigen oordeel omtrent goed en kwaad te bepalen, of u daarop al dan niet wilt ingaan. Voelt u dat het voor uw eigen ontwikkeling of voor de wereld belangrijk is, ga er dan rustig verder op in. Eerst wanneer alles zich voltooid heeft, zal het u mogelijk zijn een overzicht te krijgen en niet voordien. Bedenk verder dat er een groot verschil bestaat in tijd en tijdservaren. De geest zal op elk vlak - of beter gezegd: in elke schil of elk voertuig - een afzonderlijke en eigen tijdsfactor bezitten. Wanneer wij die van de kern stellen op oneindig, dan zien wij b.v. in de astrale sfeer een persoonlijke tijd, die de stoffelijk zeer nabij komt, maar daarvan toch afwijkt. Het is onmogelijk bij geestelijke werkingen in jezelf een bepaalde tijdslimiet te stellen. Doet men dit toch, dan zal men wederom door dit verstandelijk ingrijpen het aan de geest onmogelijk maken de volledige ontlading van haar emoties en haar eigen invloeden binnen u tot stand te brengen: en heel vaak zult u daardoor een herhaling van het proces veroorzaken, maar dan later in de tijd. Nu zijn er heel veel emoties, die uit de geest komen en die voor u niet erg prettig zijn. Zij beantwoorden n.l. niet aan uw wereld en wereldvoorstelling. Zij beantwoorden soms aan factoren in uw eigen wezen, maar zeker niet aan die, welke volgens u goed of behoorlijk zijn, of kwaad en onbehoorlijk. Zij zijn vaag. Alles wat uit de geest komt is te vaag en veroorzaakt daardoor dikwijls verwarringen. Een praktisch mens realiseert zich, dat deze vaagheid niet tot helderheid kan worden geforceerd. Men moet deze vaagheid aanvaarden. Men moet haar in de stof niet zien als een definitieve daadaanduiding en daadontplooiing. Het is ten hoogste de aanduiding van een bedoeling. De geest kan nu dus nooit zeggen, dat u aan Pieterse f. 100.moet geven: of dat u bloemen moet gaan plukken in de tuin van boer Jansen. Wel kan zij in u de impuls wekken, dat u iemand goed moet doen. Wel kan u de idee worden gegeven, dat u een bepaalde schoonheidservaring met anderen moet délen. Dus waar het zeker is, dat eigen geest (en hier alleen dus eigen geest) niet in staat is een definitieve en in de stof beperkte daaddrang te doen ontstaan in het "ik ", zullen wij ons realiseren dat elke dadendrang, die wij uit de geest voelen voortkomen, voor ons een rationalisatie is: dat wil dus zeggen het projecteren van de emotie in de richting van een bepaalde toestand, een bepaalde ruimte, een bepaalde figuur enz.. Wanneer u zich dit realiseert, wordt het gemakkelijker die uitspraken van de geest te hanteren. Want je gaat je niet meer afvragen: Hoe moet ik dit nu stoffelijk vertalen? Wat moet dit betekenen? Je accepteert ze. Je zegt: Ik voel, dat er een bepaalde noodzaak in mijzelf bestaat. Deze noodzaak zal zich verwerkelijken, zodra dit voor mij mogelijk is: Wanneer ik voel, dat die noodzaak in mijn leven of in het leven van anderen misschien bepaalde risico's met zich zal brengen of mijn eigen verantwoordelijkheid in gevaar zou kunnen brengen, zal ik overleggen op welke wijze ik dit binnen de mij stoffelijk ten dienste staande mogelijkheden kan volbrengen: Ik zal echter nimmer trachten mij geheel aan deze drang te onttrekken. Wanneer door de geest een definitieve dadendrang op u wordt uitgeoefend, waarbij zowel de daad als het onderwerp volledig zijn omschreven (dus b.v. pluk rozen in het middenperk van de tuin van boer Jansen), dan kunnen wij aannemen dat deze nimmer uit eigen geest voortkomt. Zij kan alleen voortkomen uit een geest, die - los van de stof staande - toch onmiddellijk met de stof in verband staat en in die stof bepaalde wijzigingen wenst. Voelen wij dat een dergelijke definitieve opdracht ons wordt opgelegd, dan zullen wij wel zeer goed moeten overwegen, of deze voor ons aanvaardbaar is. Het is dan zeer verstandig om door concentratie hierop en de verwerking van onze eigen gevoelens en emoties, welke voortvloeien uit een dergelijke opdracht, eerst af te wachten, of onze eigen geest een bevestigend of een afwijzend emotioneel antwoord geeft. 88

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 7 – De praktische eigenschappen en kwaliteiten van de geest Ten slotte: Uit alle dingen, die de geest op aarde brengt, kan stoffelijk nut worden getrokken. Waar de stofwereld in zekere zin een weerkaatsing is van de mogelijkheden, die in de geestelijke wereld bestaan, kan alles, wat in de geest aanwezig is, inderdaad stoffelijk verwezenlijkt worden. Echter nimmer aan de hand van stoffelijk bestaande maatstaven of regels. Als wij dit weten, zullen wij - vooral wanneer wij trachten met de geest te werken, b.v. voor genezing of andere doeleinden - ons juist richten op dat element, waarin de rede misschien een minder grote rol speelt, maar waarbij onze kennis van de wereld wordt gebruikt om bepaalde geestelijke tendensen te leiden. Alle voorstellingen van persoonlijkheden, plaatsen e.d., waarbij een zekere emotionele waarde op de voorgrond treedt, evenals alle emotionele voorstellingen omtrent gebeurtenissen in het verleden of de toekomst, die in mij of in u emotie wekken, zijn bruikbaar om als centraal punt te dienen voor de geest. De krachten van de geest kunnen dan worden uitgezonden in die richting. Zo kan de geest dus evengoed voor u de ruimte van het heden doorvorsen als de ruimte van het verleden. Zij kan daarop weliswaar geen antwoord geven in redelijke woorden of gedachte, maar zij kan antwoorden door symbolische dromen. Zij kan antwoorden door emoties. Zij kan zelfs antwoorden door vergroting of vermindering van uw eigen krachten en capaciteiten. Een dergelijk antwoord is over het algemeen voldoende voor u om de waarde van hetgeen u stoffelijk hebt gesteld nader te bezien. Elke aanwijzing, die u uit de geest krijgt - mits het uw eigen geest is - is belangrijk voor uw eigen ontwikkeling. De tijdsfactor kan daarbij zeer verschoven zijn. Verwacht dus nooit, dat wanneer de geest uur A aankondigt, dit ook op uur A geschiedt: het kan uur X zijn. Maar realiseer u dat alles, wat door de geest wordt aangekondigd, in de vorm van emotie, wordt verwerkelijkt. Doet u dit, dan zult u, mijne vrienden, mede aan de hand van de door mij kort omschreven methodiek, in staat zijn uw eigen geest en uw eigen innerlijke gevoelswereld te gebruiken als een maatstaf voor alle beslissingen, waarin u niet van uit uw eigen leven en wezen een onmiddellijk oordeel kunt of durft uitspreken. Het is verder mogelijk om alle problemen, die u bezwaren, wederom aan de hand van deze procedure op de geest af te wentelen en - in de wetenschap dat het antwoord komt - althans tijdelijk deze stoffelijk terzijde te leggen. De meest rationele wijze van werken voor geest en stof wordt door deze procedure zeker bevorderd. De kracht en het wezen van de geest zijn te allen tijde bruikbaar. Ook voor de stofmens. De enige beperking is de rede, die te verschillend is in de onderscheidene werelden, waarin de geest zich openbaart, om als communicatiemiddel te dienen. Ik ben mij ervan bewust, dat in deze les enkele herhalingen voorkomen. Ik wijs erop, dat ik deze opzettelijk in deze les naar voren bracht, omdat sommige punten niet genoeg en niet duidelijk genoeg kunnen worden herhaald. Ik hoop, dat aan de hand van het gestelde menigeen door zelfonderzoek een juister begrip van zijn eigen wezen en mogelijkheden zal kunnen verwerven. KRITISCH DENKEN. Kritisch denken betekent: niet denken zonder daarbij kritiek uit te oefenen. Wanneer wij te maken hebben met stellingen, die uit de geest komen of met stellingen, die ons door anderen worden voorgelegd, dan zijn wij wel verplicht na te gaan, wat hierin voor ons aanvaardbaar of niet aanvaardbaar is. Dit kritisch denken n.l. heeft een doel. Wanneer wij iets na rijp beraad en overleg voor onszelf kunnen aannemen of aanvaardbaar achten of zeggen: "wij hebben daarover geen mening", dan hebben wij ons de overdachte delen eigen gemaakt. Wij kunnen daardoor dus ons bewustzijn stoffelijk verruimen. Gelijktijdig echter zal hetgeen wij werkelijk aanvaarden, nadat wij kritisch hebben nagedacht, voor ons ook innerlijk vastliggen. Wij zijn het daarmee innerlijk met onze gevoelens en onze gedachte eens. Het gevolg is, dat al hetgeen wij na kritisch denken aanvaarden, ons eigendom wordt. Het kan evengoed in de geest zijn vastgelegd als in de stoffelijke rede. Er is dus wel enig verschil tussen het kritisch denken en voortdurend met kritiek tegenover de wereld staan. Er zijn omstandigheden te over, waarop wij kritiek zouden kunnen uitoefenen. Maar wij kennen die omstandigheden nu eenmaal. De kritiek heeft weinig of geen zin. Ze zou ons ten hoogste in verbinding brengen met omstandigheden, die wij zelf niet aanvaardbaar 89

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 7 – De praktische eigenschappen en kwaliteiten van de geest achten. De kritiek laten wij dus terzijde en bepalen ons zoveel mogelijk alleen tot een persoonlijke mening. En ten slotte: Wanneer wij innerlijk werken, dan werken wij met de krachten, die in onszelf liggen. Wanneer wij dáár kritisch willen gaan denken, dan gaan wij onszelf tegen onszelf verdelen. Want wij zullen dan b.v. onze geestelijke achtergronden en onze geloofsachtergronden confronteren met onze redelijke vermogens. En die redelijke vermogens kunnen heel goed tekort schieten. Wij zouden onszelf dan gaan beroven van dingen, die voor ons geestelijken misschien ook stoffelijk van groot levensbelang zijn. Het heeft geen zin dit te doen. Ik mag voor mijzelf ook kritisch zijn, natuurlijk, maar alleen als het gaat om datgene, wat ik inderdaad kan overzien. Zodra het gaat om zaken, waar ik verstandelijk niet bij kan, heeft mijn kritiek geen zin meer. Ik wil u enkele vergelijkende voorbeelden geven over wel en niet aanvaardbaar kritisch denken: daarnaast over aanvaardbare en niet-aanvaardbare vormen van kritiek. Als eerste voorbeeld stel ik, dat een arts b.v. in het vakblad "Lancet" leest over een nieuwe geneesmethode voor pneumonie (longontsteking). Deze arts weet, dat dit nog slechts proeven zijn. Hij heeft zijn eigen achtergrond en ervaring. Hij heeft bovendien zijn eigen mogelijkheden en capaciteiten. Hij zal dit dus geheel kunnen nalezen en daarover kritiek kunnen uitoefenen. Hij zal het al of niet aanvaardbaar kunnen stellen. en o.m. bij zichzelf de eis stellen: dat moet ik eerst eens bewezen zien, voor ik het zelf praktisch zal durven gebruiken. Dit is volledig redelijk kritisch denken. Nu echter komt deze arts te staan voor een publicatie over - laten we zeggen - een van de vele lezingen, die Vox Vaticanae (de stem van het Vaticaan) geeft. Dat is volkomen godsdienstig. Dat geloof je of dat geloof je niet. Je moet uitgaan van een bepaalde premisse, anders heeft het geheel geen zin. Onze dokter begint dit nu te ontleden, niet aan de hand van de gestelde premisse en stelt dus niet voor zichzelf: deze premisse is onaanvaardbaar, dientengevolge laat ik het geheel rusten. Maar hij zegt: het is niet aanvaardbaar en gaat nu zijn eigen premisse stellen i.p.v. die van de ander en gaat dan diens gehele bewijsvoering belachelijk maken. Dit is geen juist kritisch denken. Hier kan hij alleen als vakman oordelen, mits hij a: de bewijzen kan geven voor de onjuistheid van de gestelde premisse, b: de afleidingen daarvan door zijn eigen vakkennis kan nagaan. Is dat niet het geval, dan kan hij ten hoogste weer zijn kritisch denken beperken tot een persoonlijk al of niet aanvaarden van de waarden. Gaat hij verder dan de stelling "dit is voor mij niet aanvaardbaar" of "ik meen, dat dit voor mij te aanvaarden is", dan is zijn wijze van denken verwerpelijk, onjuist en in feite onredelijk. Toch komt deze wijze van denken vaak voor. Geoorloofde kritiek: Een criticus kan zelf niet schilderen. Hij heeft echter onnoemelijk veel schilderstukken gezien: hij heeft de technieken daarvan bestudeerd, hij is op de hoogte van de achtergronden en inhouden, die door het penseel op het doek kunnen worden afgebeeld. Hij krijgt een kunstwerk te zien. De schilder zegt: "Ik heb daarin b.v. de verworpenheid van de mens willen uitdrukken." Deze criticus echter, op grond van hetgeen hij hier dus kent en ziet, gaat zeggen: "Deze uitdrukkingswijze heeft voor de beschouwer geen enkel belang. De gebruikte techniek is onvoldoende. Het kiezen van de kleuren is onredelijk. Dit is knoeiwerk." Dan kan de schilder wel roepen, dat dit niet waar is, maar het oordeel, dat de criticus geeft, is redelijk: Indien hij zijn kritiek echter goed wil afronden, dan zou hij deze aldus moeten formuleren: Daar hier de grote gebreken in uitdrukking b.v. in gebrek aan techniek van de penseelvoering en vlakverdeling zijn gelegen, zouden wij aan de schilder de raad willen geven deze eerst eens te bestuderen. Het is mogelijk, dat hij dan zijn denkbeelden duidelijker weet uit te drukken: Volkomen aanvaardbaar. Nu echter een klassiek musicus. Misschien zelf een bekwaam bespeler van het instrument, dat hij wilde kritiseren. Hij gaat spreken over een jazzstijl, een combo b.v. met een nieuwe stijl, die hij niet kan aanvaarden. Hij schrijft nu: De afwezigheid van elke klassieke opbouw is een klaar bewijs van de onmuzikaliteit van de uitvoerders, die door virtuositeit hun gebrek aan gevoelsinhoud willen goed maken. Volkomen fout. 90

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 7 – De praktische eigenschappen en kwaliteiten van de geest Punt 1 : De opbouw van muzikaliteit en van muziek is niet gebonden aan vaste vormen. Zou dat het geval zijn, dan zouden er ook geen Strauss-walsen zijn. Punt 2 : Virtuositeit is lang niet altijd een verhulling van een gebrek aan muzikaliteit. Integendeel, virtuositeit in samenspel bewijst dikwijls muzikaliteit. Punt 3 : Het feit, dat de criticus persóónlijk deze stijl verwerpt, mag voor hem nog geen reden zijn te stellen, dat ze algemeen onaanvaardbaar is. Ook wanneer hij hierbij tracht aanwijzingen in de goede richting te geven, is zijn onvermogen om deze bepaalde tak te overzien voldoende om te zeggen: "Hier is geen redelijk denken, hier is geen kritisch denken aanwezig maar een op vooroordeel gebaseerde kritiek." En dat is iets heel anders. Ik meen met deze voorbeelden tezamen met de daarvóór gesproken woorden u allen duidelijk te hebben gemaakt, op welke wijze u de door ons gebruikte uitdrukking "kritisch denken" zult moeten interpreteren. Denk steeds na over hetgeen u wordt gebracht, onverschillig door wie. Tracht voortdurend vast te stellen, of deze waarden voor uzelf aanvaardbaar zijn of niet. Als u over vakbekwaamheid beschikt of vakbekwamen kunt laten oordelen, oordeel dan desnoods over de juistheid of onjuistheid van de gegeven feiten en voorstellingen. Dit is uw volste recht en het brengt u tot een beter en juister verwerking van al, wat in de kosmos en ook in deze wereld - ongeacht op welke wijze - tot uw beschikking wordt gesteld. Zorg er echter voor, dat gij uw kritiek niet zo ver voert, dat gij uw eigen rede tegenover uw eigen geloof stelt en zo uzelve verdeelt. Draag er voortdurend zorg voor, dat u handelt volgens hetgeen u dank zij uw kritisch denken voor uzelf als juist en aanvaardbaar hebt vastgesteld. BEWUSTZIJNSVORMEN In principe kan worden gesteld, dat in elk levend wezen tot in het kleinste toe een zeker bewustzijn schuilgaat. Ofschoon dit t.o.v. sommige bacilli niet juist is, kan de regel toch wel worden gesteld te gelden voor het kleinste lichaam, zeker de half-levende eiwitcel. Hierin is reeds een zekere gevoeligheid t.o.v. de omgeving en dus ook een zeker bewustzijn aanwezig. Het blijkt ons, dat het bewustzijn in de eenvoudige cel, het ééncellige wezen, bestaat uit een zeer beperkt en beknopt vaststellen van verschillen tussen omgeving en eigen persoonlijkheid of eigen eisen. Er is hier dus alleen sprake van een differentiatie tussen aanvaardbaar en niet aanvaardbaar, aangenaam en onaangenaam. Verder komt men niet. Bij de meer gespecialiseerde cel blijkt, dat deze zelfs dit verschil niet maakt. Ze heeft ongeveer dezelfde feitenkennis. De cel reageert dus positief en negatief. Daartussen kent ze weinig varianten. Maar naarmate haar eigen taak een meer beperkte wordt, zal ze binnen die taak nauwkeuriger kunnen functioneren, omdat haar bewustzijn voor die taak dan groot genoeg is. Zo kan een eenvoudig organisme bestaan uit een reeks cellen, die elk voor zich nog zekere persoonlijkheidskwaliteiten bezitten. Denk hier b.v. aan die simpele wezens, waarbij het afbreken van ledematen e.d. onmiddellijk door een aangroeien (dus een versneld groeiproces) wordt gevolgd. Hier is zeker nog sprake van een soort all-round bewustzijn van de cel. Negatief: ik ben niet omgeven door voldoende andere cellen, dus moet ik mij delen tot de massa, die voor mij noodzakelijk is, bereikt is. Moeilijker wordt het, wanneer wij gaan denken aan verschillen als in een hoger organisme, een hoger dier of een mens. Hier zien wij n.l. het volgende: Er worden direct al aan de hand van de chromosomen en hun verhoudingen (bij de bevruchting dus) verdelingen van eigenschappen gemaakt. En er ontstaan groepen (het z.g. framboosje), waarin verschillende cellen zijn, die elk een andere ontwikkelingsgeaardheid en stijl hebben. Zo zou je kunnen zeggen, dat hier dus een voortdurende beperking van bewustzijn optreedt voor cellen bij verdere verdeling: Deze beperking t.o.v. het geheel gaat gepaard met een grotere capaciteit tot vaststelling in positieve en negatieve zin voor het eigen "ik" binnen weefsel of omgeving. Het gevolg is, dat b.v. de chemische processen, die zich ook binnen cellen afspelen, als eigen elektriciteit, eigen wijze van functioneren dus, opname en afscheiding (meestal een osmotisch proces) worden gevarieerd tot in het oneindige, maar elke cel daarbij slechts drie waarden kent: n.l. aanvaarden, verwerpen en zich delen of oplossen. Dat zijn de drie waarden, die elke cel kent. 91

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 7 – De praktische eigenschappen en kwaliteiten van de geest Een orgaan echter bestaat uit een groot aantal cellen met ongeveer - maar niet volledig gelijke werking. Deze worden in hun kern vaak beschut door cellen met een beschermende werking (een vlieshuid b.v.): daarbinnen treffen wij actieve cellen aan, die b.v. zeer sterk zijn ingesteld op osmose of juist weer slechts zeer beperkt vreemde stoffen aanvaarden en doorlaten. Het gevolg is, dat die onderlinge samenwerking noodzakelijk is voor het behoud van alle cellen. Er kan dan ook worden gezegd, dat uit de verhouding, waarin de cellen oorspronkelijk binnen het orgaan zijn ontstaan, een soort wet van gezondheid ontstaat, die wederom een positief en een negatief mogelijk maakt: een beslissing dus. Deze beslissing echter kent nu vele tussentrappen, omdat naarmate het aantal cellen in het orgaan groter wordt, het aantal gradaties tussen aanvaardbaar en onaanvaardbaar voor het orgaan eveneens stijgt. Gaan we verder naar een lichaam, dan blijkt dat dit uit verschillende organen en uit verschillende weefsels is opgebouwd. Elk van die weefsels moet worden gezien als in zichzelf besloten, in zichzelf en in het bijzonder krachtens eigen geaardheid positief of negatief reagerend. Daarbij ontstaat in een menselijk lichaam en bij een hogere diersoort (b.v. de vertebraten) een z.g. zenuwreactie, doordat andere cellen, die wezensvreemd zijn aan het weefsel, over invloeden beschikken, waarvoor alle cellen even gevoelig zijn. Zo ontstaat dan de mogelijkheid om de prikkels positief of negatief te scholen. Het wordt dus mogelijk om organen maar ook spierweefsels bepaalde gewoonten bij te brengen. Deze gewoonten kunnen aanmerkelijk afwijken van hetgeen genetisch in die cellen was vastgelegd en wel alleen door wederom af te gaan op die eenvoudige waarden: onbehagen en welbehagen. Het geheel is daarvan wederom onderling afhankelijk. Het gevolg is, dat alle weefsels tezamen wederom een bewustzijn hebben van aanvaardbaar en niet aanvaardbaar, met daartussen een aantal trappen, dat groter wordt, naarmate het totaal aantal cellen plus organen in het lichaam ook toeneemt. Nu komt natuurlijk het denken erbij te pas. Maar laten we niet vergeten, dat het denken in feite door de hersenen geschiedt. En deze zijn op zichzelf een orgaan of beter gezegd: een samenstelling van organen. Deze kennen nu ook weer de noodzaak van welbehagen door a. zuurstof en bloedtoevoer: b. een zekere activiteit, waardoor het lichaam deze toevoer stimuleert: c. bepaalde afscheidingen uit het lichaam. Deze zijn voor de instandhouding van de cellen en hun eigen activiteit belangrijk. Vallen deze weg, dan worden prikkels geschapen, waardoor de organen worden gewaarschuwd, dat de hersenen het niet goed hebben. Waar nu de hersenen een bijzonder soort organen zijn, die door de zenuwstrengen (de nerven dus) zijn verbonden met praktisch alle organen en weefsels, is het duidelijk, dat de hersenen het snelst behagen of onbehagen registreren, zowel van zichzelf als van een der organismen of een der weefsels. Zo zijn het de hersenen, die aansprakelijk zijn voor verschijnselen als koorts, pijn, weerpijnreactie en al wat daarbij behoort. Het zal u zijn opgevallen, dat ik hier alleen de stoffelijke bewustzijnsvormen heb aangesneden. En dat heeft zijn reden. Het ééncellige wezen kent wel een zekere bezielingsmogelijkheid, er kan een geest aan gebonden zijn, maar die geest kan niet in het lichaam vertoeven, waar dit onvoldoende uitings- en waarnemingsmogelijkheden heeft. Zo vertoeft de geest van ééncelligen er altijd buiten. Bij meercelligen is dit ook meestal nog wel het geval. Eerst bij meer complexe structuren, waarin verschillende soorten cellen of varianten van dezelfde celvorm voorkomen, kan er sprake zijn van een werkelijke geestelijke bezieling. En deze betreft dan steeds het totaal van de weefsels en niet slechts bepaalde delen. Men zou misschien geneigd zijn een lichaam te vergelijken met een mierenzwerm, zeggende: Dit mierenvolk bestaat uit vele individuen, elk voor zich zeer beperkt bewust, maar als geheel met een vaste erfenis, een vaste kennis, een groot aanpassingsvermogen, dus denkvermogen, bewustzijn. Deze vergelijking gaat echter slechts zeer beperkt op. Want in de mierenwereld is het ondergaan van de cellen (de diertjes afzonderlijk) voor het volk onbelangrijk. In het lichaam betekent echter elk verval van een cel de noodzaak een nieuwe te produceren, dan wel een aanpassing niet slechts van dit ene weefseldeel maar van het totaal der weefsels. De vergelijking gaat dus maar zeer beperkt op. Zouden wij nog kunnen aannemen, dat b.v. de soldado's, de bekende vecht- en trekmieren, elk afzonderlijk nog beleefd worden door een 92

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 7 – De praktische eigenschappen en kwaliteiten van de geest geest buiten hen, terwijl een groepsentiteit het volk bestuurt, dan kunnen wij ons dit niet denken bij een lichaam, waar de geest als geheel de totale samenwerking der levende cellen leidt. Van een geestelijk verschil in bewustzijn is dus alleen sprake als bewustzijnsgraad maar niet in aantallen van geesten, die gezamenlijk een bepaald bewustzijn zouden vormen. HUIDIGE CULTUUR EN MYSTIEK Eén van de grote fouten van de mens is, dat hij cultuur als een zelfstandige maatstaf beschouwt. Hij begrijpt niet, dat zijn begrip van cultuur zeer sterk wordt bepaald door zijn eigen maatschappelijke vorm en de van buiten - o.a. klimatologisch - op hem inwerkende omstandigheden plus zijn eigen behoefte tot gelding in eigen wereld. Cultuur als zodanig heeft dan ook nooit een absolute waarde, maar is zeer relatief en moet eerder worden gezien als de uitdrukking van een bepaald bestaand iets dan als een ontwaken van iets nieuws. Vandaar ook dat zeer veel van wat men als cultuur beschouwt, in feite absoluut waardeloos is. De poging b.v. om de mensen op te voeden Shakespeare mooi te vinden, te luisteren naar de muziek van Willem Pijper, om Picasso een groot kunstenaar te vinden, ja, zelfs om de sensitieve snorharen van Salvador Dali als een soort openbaringswetenschap te zien, zijn m.i. dan ook uit den boze. Een begrip voor schoonheid is altijd relatief. Men kan trachten de aandacht van de mens op schoonheid te vestigen volgens zijn eigen instelling. Volkomen juist. Men kan trachten de mens bewust te maken van de mogelijkheden, die in de streling van bepaalde klanken zijn gelegen. Maar als men daarbij een bepaald standpunt gaat innemen en b.v. stelt, dat Shakespeare groter is dan Goethe, terwijl Oscar Wilde weer bij dezen onderdoet en Poe eigenlijk alleen maar een zeer literaire sensatieschrijver was, dan begaat men de grootst mogelijke stommiteit. Men gaat dan n.l. de volkomen subjectieve meningen van een bepaalde klasse aan anderen opleggen als een objectief oordeel en vormt hiermede dan - wat men noemt een cultuurpatroon. U zult begrijpen, dat een dergelijke cultuur niet is te handhaven, tenzij er op de achtergrond daarvan iets meer bestaat. Nu blijkt het, dat de huidige cultuur voor een groot deel berust op de behoefte aan aanzien. Men gaat b.v. naar een orgelconcert van Bach luisteren, omdat men daar gezien wil worden en denkt ondertussen aan Eddie Christiani, bier en rijst met kerry. Dergelijke dingen komen te veel voor. Aanzien is dus iets, wat het cultuur dragen bevordert. Er zijn mensen, die anderen Beethoven opdwingen, terwijl zij zelf ternauwernood rijp zijn voor Speenhof. Ik stel dit alles van te voren zo duidelijk mogelijk om u te doen inzien, dat de mensen vele beweegredenen hebben om de cultuuraanvaarding en de cultuurnormen in een bepaalde richting te stuwen. Het blijkt nu echter, dat er in de mens nog iets anders bestaat, n.l. zijn behoefte aan een band met het ongeziene, zijn beleving van voor hem zintuiglijk niet toegankelijke werelden en toestanden. En zo komen wij dus bij de mystiek terecht. Een nabootsing vaak van het ongeziene. Een poging om te beleven en in vele gevallen een gevoelservaring, die om een verandering in de door de huidige cultuur aanvaarde middelen roept. Hier zien wij dan een eigenaardig verschijnsel: de mystiek en de verborgen achtergronden, die in de mens zelf leven en door zijn godsdienstig besef, zijn begrip voor magische waarden (zijn esoterisch streven dus) tot uiting komen, worden volgens cultuurnormen veranderd. Zelfs wanneer er sprake is van een rebellie, wordt deze uitgedrukt in de cultuurnorm, al is het dan op negatieve wijze. Als wij dit beseffen, rijst de vraag, of mag worden gesteld dat bepaalde dingen deel zijn van de cultuur, of ondanks de vormende (?) invloed van de cultuur sommige dingen een eeuwigheidswaarde in zich kunnen dagen En dan worden plotseling de bloedige schouwspelen die Shakespeare schreef magisch, omdat zijn woordgebruik magisch is en zijn cadansen in de mens de één of andere vreemde kracht losmaken, waardoor hij buiten eigen werkelijkheid staat en zich verzinkt in andere krachten en waarden. Mystiek. Dan rijst de vraag, of Beethoven structureel gezien een groot componist is of iemand, die in klanken iets van een menselijk heimwee of beleven heeft vastgelegd: misschien iets van een verborgen achtergrond. Ook dus weer van het mystieke. Als wij dan deze maatstaf gaan hanteren, wordt het erg moeilijk nog over cultuurwaarden te spreken. Het dreunen van de trommen voor de Voodoo-plechtigheid wordt over het algemeen 93

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 7 – De praktische eigenschappen en kwaliteiten van de geest als "wild" verworpen, maar heeft precies dezelfde eigenaardige roepstem, die wij kunnen vinden in bepaalde passages van Wagner of in werken als die van Ravel b.v.: en soms vinden wij er iets in van de beeldende, sinistere krachten, die bij Saint Saëns soms op de voorgrond treden of van de weemoed, waarvan Sibelius zo vaak blijk geeft. En dit alles in het eenvoudige tromgeroffel van een primitief volk. Waarom? Omdat wij dezelfde achtergrond hebben: de band met andere werelden, het contact met vreemde geesten, het ontstijgen aan eigen werkelijkheid, de verhoging van eigen bewustzijn en het treden in een nieuwe wereld. Dit zijn hierbij de werkelijke waarden. En wanneer deze waarden evengoed in de klassieke muziek liggen als in het geroffel van de trommen en in primitieve deunen, die menigeen waarschijnlijk een ontheiliging van de cultuur zou noemen, zo mag worden gesteld, dat zij toch werkelijk deel van de cultuur zijn. Maar ja, wanneer de mensen over "cultuur" spreken, blijkt dikwijls dat ze zich doodturen op de "cul". Met andere woorden dat zij in een poging om binnen de maatschappij iets te betekenen aan de wanhopige pogingen medewerken om oude maatstaven te behouden, ook wanneer zij in henzelven niet leven. Een mens, die dit doet, moet daarvoor zijn eigen innerlijk doden. Mystiek en een starre cultuur zijn vijanden. Maar de cultuur, die soepel blijft, die zich voortdurend wil aanpassen, die voortdurend nieuwe maatstaven en normen wil aanvaarden en ook voortdurend nieuwe methoden van uitdrukking een kans wil geven, zal ook de mogelijkheid in zich dragen om nieuwe en hoge ervaringen van de menselijke geest op materiele wijze te vertolken. En vaak op een zodanig magisch materiele wijze, dat de herbeleving van zulk een gedachte of van een zodanig ontrukt zijn aan de eigen werkelijkheid, ook voor anderen mogelijk wordt. Te denken dat cultuur als gedragspatroon waarde heeft, is dwaas. Te denken dat cultuur alleen kan bestaan uit de erkenning van de grootheid van algemeen aanvaarde dichters, schrijvers, componisten enz., voert in feite tot het doden van de menselijke ziel. Want voor elke mens spreekt een andere melodie. Voor elke mens spreekt een ander beeld en een andere kleurcombinatie. De cultuur dient slechts de middelen te geven, waardoor de mens binnen een voor het geheel nog aanvaardbaar kader zich kan verzinken in zichzelf en zo de mystieke tempel kan betreden, waarin de scheppingskrachten zelf tot openbaring komen. Indien wij de oudheid beschouwen, blijkt dat de mystiek der volkeren oorspronkelijk vaak in hun cultuur tot uitdrukking kwam, maar dat al zeer snel een grote mystieke invloed uitging van alle cultuurverschijnselen, waardoor deze werden verheven tot dragers van een eeuwigheidswaarde. Dat kunt u zien aan de tempels van Egypte, de bouwvallen van Griekenland, de verborgen schoonheid van vergane tempels en graven in Italië en Frankrijk. Dat kunt u terugvinden in de bouwwerken van de Moren. Altijd weer vinden wij een betrekkelijk star patroon, dat zich cultuur noemt en arbiter tracht te zijn omtrent wat al of niet aanvaardbaar en al of niet goed is. Maar wij zien, dat dan de mens - mits hij geestelijk ontwaakt - uit bekende waarden variaties schept en vervolgens op den duur in deze het magische weet te leggen, dat de weergave is van de menselijke ziel, die zich boven het menselijke zijn heeft verheven. In deze dagen is er ongetwijfeld sprake van een vreemd en zonderling zoeken van een reeks van oppervlakkigheden en van een z.g. cultuur, die in feite niet veel anders is dan een opgelegde maatstaf van wat aanvaardbaar en niet-aanvaardbaar zou zijn. Maar waar deze tijd meer en meer in de mens de mystieke behoefte tot communicatie met het hogere aanmoedigt en steeds méér mensen daarnaar zullen grijpen, is het logisch dat ook deze cultuur, die dreigt te verstarren, ondanks haar schijnbare moderniteit zo dadelijk in beweging komt, zodat ook deze tijd in schoonheid en uiting het bovennatuurlijke aan de mens zal kunnen weergeven. Opdat hij - geleid door de gedachte van hen, die eens een vreemde wereld betraden - boven zichzelf mag uitreiken en de geheimen mag kennen van de verrukking, waarin de ziel een ogenblik haar beperkingen vergeet.

94

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 7 – De praktische eigenschappen en kwaliteiten van de geest TWIJFEL Ik twijfel aan mijzelf. Ik twijfel aan mijn God en aan de wereld. Ik kan maar niet zeker zijn. Dat is begrijpelijk. Want wanneer ik mijzelf niet volledig besef, wanneer ik niet vertrouw in mijn eigen oordeel, wanneer ik niet zeker ben dat ik mogelijkheden bezit, zal ik altijd twijfelen: Er was eens een mens, die niet twijfelde, nimmer. Hij zeide: "Dit is waar en dat is niet waar." Maar hij was wel open van geest. Toen men hem zeide: "Over deze vloed kan geen brug worden gebouwd," antwoordde hij: "Het kan wel," want hij twijfelde niet en hij bouwde die brug. Toen zij gereed was, zei hij: "Het is moeilijk geweest, maar het was mogelijk." Maar het is ook wel gebeurd, dat er een mens bij het bouwen van de brug gewond werd en dat hij zeide: "Deze mens moet sterven: hij is niet meer te redden" en dat hij zich gedroeg, alsof die mens reeds dood was. Een arts echter, die althans in dit opzicht niet aan zichzelf twijfelde, slaagde erin die mens te behouden. En hij gaf toe: "Ik heb gefaald," maar daarom twijfelde hij nog niet aan zichzelf. Want hij zeide: "Wat voor mij waarheid is, wat voor mij een mogelijkheid is, dat is voor mij zeker, tot het tegendeel wordt bewezen." Nu zijn er mensen, die twijfelen, of er een God is, omdat God hun niet antwoordt, zoals zij willen. Maar toch durven zij een God niet ontkennen. Laten zij die God dan aanvaarden. Je kunt niet zeggen "misschien ja of misschien nee," wanneer het voor jezelf om de allerbelangrijkste dingen gaat. Je kunt alleen zeggen: "Ik aanvaard het of ik verwerp het." En wanneer er geen reden is om te verwerpen, dan aanvaard je. Zijn er redenen tot verwerpen, dan verwerp je. En je houdt er ook rekening mee, dat je eigen standpunt op elk ogenblik gewijzigd kan worden. Een mens moest meer vertrouwen hebben in zichzelf, dan zou hij niet twijfelen en dan zou deze vreemde gespletenheid minder mensenlevens en minder geestelijke bewustwording te gronde richten. Want is het niet zo, dat gij geschapen zijn als deel van een kosmisch geheel met in u een goddelijke kracht? Is het niet zo dat ge hier op deze aarde bestaat, met een zeker weten en een zekere mogelijkheid? En zo ge daaraan niet twijfelt, kunt ge daaraan toevoegen: en vele levens en ervaringen in andere werelden vóórdien. Wanneer ge op deze wereld staat en ge denkt aan de materie, die ge beperkt kunt beheersen, dan zijt ge iets. Dan hebt ge het recht over de kleine dingen te oordelen, die voor u aanvaardbaar, die voor u redelijk beredeneerbaar zijn en die ge kunt toetsen. Hier komt geen twijfel bij te pas. Een weifeling misschien, maar geen twijfel. En wanneer het gaat om geestelijke zaken en gij aanvaardt het dat er in u ergens een behoefte aan geestelijke waarden en geestelijke kracht bestaat, dan is twijfel overbodig. Als er in u een behoefte bestaat tot aanvaarding, aanvaard dan - tot het tegendeel voor u bewezen is. En zo ge een behoefte hebt om te verwerpen en ge hebt reden om te verwerpen, verwerp dan - tot de aanvaarding onvermijdelijk wordt. Maar twijfel niet. Twijfel niet aan de feiten en twijfel niet aan uzelve. Want hij die twijfelt handelt niet, hij die twijfelt denkt niet, hij die twijfelt schiet tekort. Daarom meen ik te mogen zeggen: Wanneer je twijfelt, verdrijf je de duivel en God gelijktijdig uit je hart. Dan verwerp je het licht en het duister. Het is beter zelfs het duister te aanvaarden dan alle dingen te verwerpen. Want in alle dingen ben je eenzaam: uit het duister kun je nog het licht gewinnen. Verlaat je ook niet te veel op redelijkheid, als je innerlijk aanvoelt, dat iets waar moet zijn of dat je graag zou willen, dat het waar zou zijn en je hebt geen redelijk tegenargument. Wanneer je te kort schiet, aanvaard. Aanvaarden is het belangrijkste in de wereld. Niet alleen omdat het twijfel uitbant, maar omdat het aanvaarden van datgene, wat men niet werkelijk beoordelen en daardoor ook niet werkelijk en feitelijk verwerpen kan, het de mens mogelijk maakt het contact met de goddelijke schepping en alle waarden daarin zo sterk mogelijk en voortdurend mogelijk in stand te houden. Vóór alles geldt dit: Twijfel niet aan uzelf. Indien gij aan uzelve twijfelt, gaat ge ten onder. 95

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 7 – De praktische eigenschappen en kwaliteiten van de geest En als tweede waarheid zou ik u willen zeggen: Twijfel niet aan uw God. Verwerp Hem, zo ge niet anders kunt. Hij zal u dat niet euvel duiden en ge zult toch tot waarheid kunnen komen. Of aanvaard Hem: maar dan met geheel uw wezen. Maar twijfel niet over wat verkeerd is en wat goed is. En wanneer ge in uzelf een geloof hebt, strijd er niet over. Wanneer dat geloof u voldoet, wanneer het u voortdurend bewijst: "hierdoor leef ik gemakkelijker, beter, schoner, edeler, denk ik verder, leer ik meer," aanvaard dan dit geloof. En zo ge merkt: "dit geloof kan mij niet verder helpen," verwerp het dan, maar twijfel niet. Blijf niet staan tussen twee krachten, tussen twee mogelijkheden. Anders gaat het u als de ezel tussen twee hooischelven, die verhongerde, omdat hij geen keuze kon maken. Ons allen, geest en stof, is een kosmische krachten een kosmische werkelijkheid gegeven: en zolang wij naar ons beste weten handelen en denken, zal deze kracht ons ten goede leiden. Ik weet het….. Gij twijfelt er misschien aan. Maar ge hebt geen betere oplossing, nietwaar? Ge kunt deze gedachte ook niet ontkennen of verwerpen. Aanvaard haar dan, althans voorlopig, en ga daaruit verder. Zolang ik eerlijk handel, denk en streef, zal de kosmische kracht mij geven wat noodzakelijk is en mij waar ik verkeerd heb besloten corrigeren, totdat ik de groot-kosmische waarheid ken en voor mij er geen twijfel meer is maar alleen weten. Dit is mijn einddoel. Ik weet het. Gij zult er misschien aan geloven of ge zult eraan twijfelen. Vóór alles zou ik zeggen: hoe zonderling de taak u ook lijkt, die u is opgelegd: hoe vreemd de wereld u ook toeschijnt, in uw twijfel vertwijfel niet. Want wie twijfelt, komt vaak de wanhoop dicht nabij. De wanhoop is een levende ontkenning. En slechts wie het leven aanvaardt en erkent, zal steeds verder kunnen stijgen tot steeds groter bewustzijn. Als einde zou ik u misschien dit mogen zeggen: De halm buigt zich op de wind en hij gaat in de richting, waarin de wind hem drijft. Maar hij erkent slechts zichzelve en is kind van de aarde zowel als kind van de wind. De mens, die de waarheid ervaart: "ik ben en ik leef, ik ben zelve," wordt soms door de winden van het leven gedreven - nu in deze, dan in gene richting. Maar hij is en kent zichzelf en is kind van de aarde en kind van de Kracht, die hem drijft. Want de eeuwigheid schrijft met haar eigen letter in haar eigen taal, die wij niet verstaan. Maar alleen reeds de aanvaarding van het "ik" en de aanvaarding van de Kracht, die het "ik" drijft, brengt ons voortdurend dichter bij de oplossing, bij het ogenblik, dat wij het hemels schrift lezen, bij het ogenblik dat het kosmisch licht tot ons spreekt en dat de stilte van het ledig "Niet" een stem heeft gekregen. FUNDAMENT Fundament, is het verborgene, waarop alles is gebouwd. Fundament, is de kracht, waarop de tempel rust. Fundament, is het stoffelijk beperkte, waarop de oneindigheid kan worden opgetrokken. Fundament, is materie, voetstoel voor des Heren troon. Wij spreken van fundament en van een fundamentele waarde. Wij spreken van werelden, machtig en groot. Wij spreken van het fundament van het leven en de fundamentele noodzaak van dood: Maar weten wijzelven wel het fundamentele (de grondslag) voor eigen ontwikkeling te geven? Het leven als mens met de mensen, ontkennend niets van het menselijk zijn, is het drinken van de goddelijke wijn van licht. Fundament is waar het bewustzijn van plicht en taak wordt opgebouwd. Het leven en geestelijk streven, het erkennen van de samenwerking en liefdevolle kracht, de volle macht van kosmisch één-zijn het geestelijke wél beleefd, is het fundament, dat ons de mogelijkheid tot het bereiken van de Schepper geeft. 96

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 7 – De praktische eigenschappen en kwaliteiten van de geest Het ontrukt-zijn aan alle dingen, het in onszelven zingen en klinken, tot heel de wereld en heel de kosmos zich in het "ik" weerkaatst, wordt ten laatste het fundament, waaruit de mens niet slechts de schepping, maar ook zichzelve erkent. Een waarheid is het fundament, waaruit de eenheid met de Schepper en alle zijn, steeds wordt herboren. Zo is het fundament van alle zijn: God, in elke fase van het leven. Het fundament van elk bewustzijn en streven, waar een God erkend wordt en niets ontkend van eigen zijn en wereld en de waarheid van alle dingen ten laatste wordt geopenbaard. Indien wij de fundamentele kracht van de goddelijke liefde niet ontkennen maar steeds, de eenheid met het Goddelijke kennend, levend niet slechts uit Gods rechtvaardigheid en toorn, maar uit Zijn liefde, overbruggend de verschillen tussen alle wereld en niet slechts onszelven kennend: in onszelf de Schepper aanschouwend en zo bouwend de tempel van Zijn wezen in ons wezen, opdat Hij - wonend op het altaar van onze ziel ons tot Zich neemt en één maakt met Zijn Persoonlijkheid, dat is het fundament, waarop de kosmos zelf is opgebouwd.

97

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 8 – De belichaamde geest

ACHTSTE LES - DE BELICHAAMDE GEEST

Wanneer de geest in de stof leeft u zult zich dit uit vorige lessen herinneren behoudt ze een groot gedeelte van haar eigen capaciteiten, maar is door haar concentratie op de stof zeer beperkt in de mogelijkheden, die binnen haar eigen wereld liggen. Er mag dus a priori worden gesteld, dat de geest in elke mens alle geestelijke eigenschappen bezit, alle geestelijke eigenschappen kan gebruiken, alle voor haar normale geestelijke contacten kan opnemen of handhaven en theoretisch althans dit ook zou kunnen doen met diegenen, die in de stof leven, op voorwaarde dat er een geestelijk contact bestaat. Want voor haar is alles even bereikbaar als in de tijd, dat ze geest was. (Dus alleen geest.) Van dit standpunt uitgaande zou ik graag met u wat willen babbelen over de geest zelf, zoals ze in de mens leeft en u duidelijk willen maken, wat de verschillen zijn tussen deze geest en de stof, om daarnaast weer te geven hoe soms wisselwerkingen tussen geest en stof tot op zijn minst eigenaardig te noemen resultaten kunnen voeren. Onthoudt u dit: Elke geest (behalve die, welke onmiddellijk uit diepe duisternis zou incarneren) is in haar wezen denkend in beelden of visueel denkend. Zij kent dus niet reeksen van woorden om iets uit te drukken, maar is eerder gewend dit in een beeld te projecteren. Dit beeld houdt een bepaalde stemming in. Bovendien zal het beeld een massa details bevatten, die elke beschouwer (dus ontvanger van een dergelijke mededeling b.v.) naar eigen inzicht kan bezien en interpreteren. Het is duidelijk, dat dit beeld denken, dat zo met het geestelijk bestaan is vergroeid, ook niet wordt achtergelaten gedurende de periodes dat de geest in de stof is geïncarneerd. Verder heeft deze geest naast haar beeld denken nog andere mogelijkheden. Zij bezit n.l. de capaciteit om alleen door haar voorstellingsvermogen en wil in de lagere geestelijke sferen (en dikwijls ook in de fijnstoffelijke sferen) voor zichzelf een passend voertuig te bouwen. Met dit voertuig kan zij in die lagere wereld werken en het is een soort lichaam manipuleren. Ook deze capaciteit behoudt de geest, zelfs wanneer ze in het menselijk lichaam is. Zij kan dus naast haar eigen astraal voertuig (dat, met het lichaam direct is verknoopt en noodzakelijk is voor het beleven van dat lichaam) een levenslichaam e.d. over het algemeen als duplicaat opbouwen. Zij kan elders dezelfde vormen, dezelfde mogelijkheden, dezelfde inhoud doen ontstaan, die zij gewoonlijk in haar lichaam bezit en behoeft dus niet al haar voertuigen uit het lichaam mede te nemen, maar kan deze dank, zij haar concentratie en instelling naar willekeur projecteren op elk gewenst punt van een door haar gekende wereld of sfeer. Dit is een zeer belangrijk punt, omdat vele eigenschappen, die men op aarde niet goed begrijpt en die men paranormaal, occult of zelfs magisch of demonisch noemt, onmiddellijk met deze dingen in verband staan. Wanneer men u vertelt, dat een ingewijde een tweede lichaam (een dubbel) projecteert, dan berust dit op deze kwaliteit van de geest. Wanneer u hoort van een mens, die uittredingen doet en die in die uittreding zij het misschien wat wazig is waargenomen op een andere plaats dan zijn eigen lichaam, dan berust dat hierop. Wanneer u hoort van uittredingen en activiteiten in verschillende werelden, soms schijnbaar zo ongeloofwaardig, dan berust dat op deze zelfde kwaliteit. Een volgende mogelijkheid die de gemiddelde geest bezit is deze, dat zij zich althans in beperkte mate langs de tijdlijn kan bewegen. Tijd heeft voor de geest niet dezelfde betekenis als voor een stofmens en zij beschouwt deze over het algemeen als een hanteerbare afmeting, die men naar eigen vermogen van krachten - willekeurig - op elk willekeurig moment kan betreden, waarvan men bepaalde momenten kan samenkoppelen en die men zelfs in verband met ruimtelijke verhoudingen zou kunnen wijzigen. Dit is een ongetwijfeld moeilijk punten, ik wil dan ook trachten het met enkele kleine voorbeelden iets duidelijker te maken. 98

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 8 – De belichaamde geest Een mens leeft van minuut tot minuut. De geest echter zou in staat zijn om (ik zal een eigenaardig voorbeeld nemen) b.v. een dag vooruit te zien. Aangenomen, dat die geest zich dan zou manifesteren in een zodanig lichaam, dat lezen mogelijk zou zijn, dan zou zij b.v. dus op de ochtend van deze dag reeds hebben kunnen weten wat de beurskoersen morgen zullen zijn. Natuurlijk is dit een fantastisch voorbeeld dat zelden of nooit voorkomt. Maar het geeft u een klein idee van wat er mogelijk is. Verder kan die geest op een gegeven ogenblik in deze tijd en ruimte waarnemingen doen. U zou dat waarschijnlijk noemen een uittreding in ruimte en tijd. Maar voor de geest is dat haar eigen element. Nu ontdekt zij b.v. dat er morgen om 10 uur regenwolken zullen komen aandrijven over de Noordzee. Zij heeft verder geconstateerd, dat zij morgen om 10 uur, in haar lichaam onderweg zal zijn van Scheveningen naar de Hoek van Holland. Met deze kennis gewapend zal zij dan het lichaam, dat waarschijnlijk niet beseft waarom, bewegen om op een gegeven ogenblik haar tijdsinhoud iets te wijzigen. Zij gaat daardoor iets vroeger van huis en zal tegen 10 uur ergens rusten, omdat zij zo goed is gevorderd. Daardoor voorkomt zij dat het lichaam natregent en heeft op deze wijze twee momenten, die zij afzonderlijk heeft erkend, tot een handeling samengevoegd Theoretisch zou men nog veel verder kunnen gaan, maar dan komen wij op een terrein, dat alleen door de ingewijden en de grote magiërs kan worden betreden. Als wij n.l. weten, dat toestand A (laten we b.v. zeggen een schaakspel, waarin een bepaalde stand is bereikt) op moment A (laat ons zeggen hedenavond 8 uur) hervat zal worden over 7 dagen op een andere plaats en een andere tijd, dan kan het haar voorkomen, dat de tijdswaarden zo volkomen parallel lopen, dat zij hier (dus vanavond) het gehele spel afspeelt, dat door een veel groter schaker eerst enkele dagen later elders zo gespeeld zal worden. Ik hoop met deze voorbeelden althans enigszins te hebben verduidelijkt wat ik hiermede bedoel. Indien men eveneens in staat is haar beelden naar elke andere willekeurige mens uit te zenden, zou mits de geest van deze mens wordt beroerd een volkomen gelijkheid van instelling (emotioneel en zeer waarschijnlijk zelfs wat associatie, betreft) kunnen worden bereikt. Uit de voorgaande vier punten blijkt, dat de geest in de stof dus zeer vele mogelijkheden bezit, die echter voor een groot gedeelte juist vallen buiten de menselijke rede. Men kan daarvoor dus geen verstandelijke verklaring geven. Zoals ook in de vorige les is uiteengezet, moeten wij ook hier weer vooropstellen, dat zeer vele werkingen van de geest in de stof slechts dan de verlangde gevolgen kunnen hebben, wanneer wij tijdig het redelijk en logisch denken van de mens weten uit te schakelen en daarvoor tijdelijk een emotioneel denken in de plaats kunnen stellen. Door het emotioneel denken zal over het algemeen de mens stoffelijk in staat zijn de ware intenties van zijn geest (zijn bestuurder, zijn bezieler) te begrijpen en ofschoon deze misschien niet in overeenstemming, zijn met hetgeen men stoffelijk wenselijk acht op de juiste wijze ten uitvoer te brengen. Het gevolg is dat beïnvloeding door de geest de mens op aarde zeer grote mogelijkheden tot bereiking geeft, welke ver liggen buiten wat normaal mogelijk is: terwijl omgekeerd, een juiste beantwoording aan de onlogische en vaak ook onredelijke impulsen, die de geest uitzendt, een zeer grote en snelle bewustwording zal kunnen veroorzaken. Hiervan uitgaande wil ik proberen u duidelijk te maken hoe uw geest met u tracht te spreken. Uw geest schept zich een voorstelling. Deze bestaat voor een zeer groot gedeelte uit vroegere ervaringen: dus niet uit het heden, dat u nu beleeft maar uit voorstellingen, die voor deze geest een soortgelijke betekenis hadden in het verleden. Wanneer de geest haar lichaam dus sterk wenst te beïnvloeden door middel van een emotie, zal zij voor zichzelf een voorstelling uit een vroeger leven opbouwen. Het gevolg is, dat de mens voertuiglijk (dus stoffelijk) in een voor hem of haar onverklaarbare en onredelijke situatie verkeert, waarbij allerhande vreemde gedachte overspringen en waarbij men zich afvraagt wat men nu eigenlijk wel moet doen. Het resultaat hiervan is voor menigeen, dat hij ten slotte besluit deze onzin maar opzij te zetten, maar daarvoor dan later duur betaalt. Degene echter, die beantwoordt aan wat die geest door oude herinneringen oproept, zal mede door juist te reageren de oude situatie ook voor de 99

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 8 – De belichaamde geest geest oplossen: d.w.z. dat de oude voorstelling een vervolg krijgt, dat van de vroeger beleefde werkelijkheid verschilt, maar voor de geest een harmonische ervaring betekent. Aangezien wij altijd te maken hebben met waarden uit het verleden en zelden of nooit met waarden, die uit het nu bestaande stoffelijk leven zijn ontstaan, zal het verder duidelijk zijn, dat wij zeer veel uitermate eigenaardige beelden en symbolen zullen ontvangen. Onze dromen b.v. zullen wel worden geplaatst in de huidige associaties, maar de opbouw ervan kan eeuwen terugleggen. De volgorde is absoluut onlogisch. Als wij echter beseffen, dat wanneer u b.v. vandaag over een auto droomt, dit in vele gevallen met een karos in verband staat of zelfs met een voetreis, dan zult u de eigenaardige verschuivingen, die daarin optreden, beter begrijpen. Als u heden droomt over de dood, dan zult u dat misschien doen in een allegorische vorm volgens de nu geldende allegorieën of in een tamelijk reële vorm. Maar als u, deze droom hebt, dan drukt de geest iets uit het verleden af, en haar dood kan b.v. zijn gebaseerd op de legenden en overleveringen, die indertijd door Durer zo mooi zijn afgebeeld: of wat evenzeer mogelijk is op ervaringen, die men met de dood heeft gehad ergens in een leven, in een stad b.v. of op het land. Door te begrijpen hoe de geest dit doet, wordt het mogelijk om het droomleven beter te verklaren, maar ook, om te beseffen, hoe die emoties eigenlijk tot stand komen. En wanneer men in de stof weet, hoe de emotionele gesteldheid, de emotionele spanning ontstaat, die de geest oplegt, dan kan men haar gemakkelijker verwerken en aanvaarden: ook kan men tegenover het verleden, dat de geest a.h.w. in het waakbewustzijn projecteert het heden stellen met de in het heden verworven mogelijkheden en in het heden verworven rechten. Hierbij stuit men stoffelijk vaak op hinderpalen. Er zijn b.v. vaak impulsen, die vanuit de geest volledig aanvaardbaar, zijn, maar waartegen men stoffelijk enig bezwaar heeft. Men kan zich dan zeer rustig aan die stoffelijke bezwaren houden, indien men dit noodzakelijk acht. Het is in het geheel niet nodig, dat wat de geest, uit het verleden, projecteert zo in de stof te verwerkelijken. Als u ook dit begrijpt, zal het u duidelijk zijn, dat het leven in de stof de basis moet zijn, vanwaar men als stoffelijk en redelijk denkend mens uitgaat, maar dat men de impulsen, die in dit stoffelijk leven de mogelijkheden en wenselijkheden bepalen, geheel mag richten in overeenstemming met vorige levens en vorige incarnaties. Nu kan de geest een dergelijk beeld echter ook zoals reeds werd gesteld naar een andere geest uitzenden. En daarmede gebeuren ook eigenaardige dingen. Want u denkt aan een bepaalde mens. Nu zal deze mens op enigerlei wijze met u harmonisch zijn, via een vorig leven misschien met u in verband staan (of niet, dat is ook mogelijk) en zo zal wat u denkt vertaald worden in beelden, die weer met het verleden samenhangen. Deze voorstelling wordt geprojecteerd naar een andere geest. Deze andere geest erkent de voorstelling en produceert nu een ongeveer gelijke emotionele gesteldheid in de persoon, die op deze wijze wordt bereikt en daarmede in overeenstemming maar in eigen termen, verder droomt. Hij zet de droom dus voort, maar met eigen associaties en eigen beelden. Dat de geest daarnaast natuurlijk ook nog een ander spel kan spelen, zal u duidelijk worden, wanneer u bedenkt, dat zij zich kan bevoertuigen. Uw geest kan uitgaan en een ander bezoeken Die ander kan op aarde leven, dus een mens zijn, Hij kan ook bestaan in een geestelijke wereld of sfeer. Zolang uw eigen geest in staat is het voertuig aan te nemen, dat daarvoor noodzakelijk is, zal er een communicatie tot stand komen. Deze communicatie zal in u meestal weerspiegeld worden als een soort tweegesprek (een dialoog dus), dat soms maar lang niet altijd met visuele voorstellingen samenhangt. Hierbij geldt wederom, dat de inhoud van de dialoog niet woordelijk juist is, maar over het algemeen de overgebrachte gedachte wel. Zo ontstaat dus dank zij de capaciteiten van uw geest een soort relatie, die met alle harmonische geesten (die u dus niet in de stof behoeft te kennen) over geheel de aarde kan worden uitgebreid. Het resultaat is een telepathisch netwerk, dat weliswaar niet woordgetrouw overbrengt en dus niet in staat is directe boodschappen woordelijk over te brengen: wel echter stellingen, emoties, voorstellingen en oplossingen van problemen. Deze kunnen worden overgedragen. Zolang dit onbewust geschiedt (dus de stof zich daarvan niet bewust zal worden), krijgen wij te doen met wat wij noemen eigenaardigheden. Wij zien, dat twee mensen op geheel verschillende plaatsen op dezelfde tijd praktisch dezelfde oplossing van hetzelfde probleem vinden. Wij zien, dat op verschillende plaatsen in de wereld praktisch 100

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 8 – De belichaamde geest gelijktijdig dezelfde gedachterichting en filosofie worden ontwikkeld: of dat men aan gelijke experimenten begint op wetenschappelijk terrein: ofwel dat men in de menselijke relatie een praktisch gelijke wijziging ziet optreden. Dit echter is het gevolg van het feit dat men stoffelijk niet bewust is van wat er geschiedt. Durven wij echter het verstand uit te schakelen, dan kunnen wij resultaten krijgen, die wel stoffelijk bekend zijn, zodat wij in betrekkelijk grote mate naderhand kunnen berekenen, wat er elders op de wereld geschiedt. Voorbeeld: A. heeft een oplossing gevonden voor een dringend verkeersvraagstuk, b.v. (laten wij een bekende oplossing nemen) de opstelling van televisiecamera’s, waardoor op afstand de bediening van een zeer groot aantal regelende verkeerslichten mogelijk is: en wel volkomen synchronisch en volkomen aangepast aan de overal bestaande behoefte. Nu denkt deze mens daarbij aan een collega b.v., die laat ons zeggen ergens in Zuid Amerika is. Deze gedachte, die bewust wordt overgebracht, brengt hem kort daarop een brief, waarin staat: "Ik heb er eens over nagedacht: bij ons zou het kunnen worden opgelost door zus en zo televisiecamera’s te monteren. Zou dat iets voor jullie zijn?" De opstelling en de wijze van bediening zullen aanmerkelijk verschillen van die, welke men heeft uitgezonden, maar de kern van de oplossing is dezelfde. Stel, dat er in andere grote steden allerhande overheidspersonen zijn, die moeizaam worstelen met dezelfde gedachte en tijdens het uitzenden van de gedachte ontvankelijk waren (dus harmonisch waren), dan zullen ook dezen met soortgelijke schema’s beginnen. Het gevolg is, dat we binnen zeer korte tod in vele grote steden synchroon systemen zien ontstaan, die b.v. op televisie camera’s of op elektrische cellen of iets dergelijks zijn gebaseerd. Nu wil ik nog wat verdergaan. Want ik kan ook andere sferen betreden. Mijn geest zal, terwijl ik in de stof vertoef, alle werelden en sferen kunnen betreden, die zij kent. Dit houdt in, dat als mijn geest eens in lagere sferen heeft vertoefd, al deze lagere sferen door mij betreden kunnen worden: terwijl ik ook alle hogere en lichtende sferen, die zij zich heeft eigen gemaakt, wederom rustig betreed en in al deze werelden actief kan zijn. De consequenties die dit voor de mens kan hebben, zijn zeer vele. Wij kennen b.v. vormen van bezetenheid, die te wijten zijn aan - laat ons zeggen - wat lagere en schemerachtige of duistere sferen. Iemand, wiens geest is geschoold (en die naast deze sfeer ook een lichtende wereld kent), kan zich wapenen met het licht van de gekende lichtende sfeer en in de duistere sfeer handelend optreden, beschermd door het licht, maar met een volledige kennis van alles, wat daar gebeurt en zal daar krachtens het licht en het overwicht, dat hij bezit, de inbezitneming, aanhechting e.d. van de bezetene, ongedaan kunnen maken. Op deze wijze zou dus een bewuste dergelijke geestesziekten (zo noemt men ze) ongedaan kunnen maken en zeer snelle genezingen kunnen bevorderen. U zult inzien, dat een dergelijk gebruik weliswaar nuttig is, maar zeker niet behoort tot de beste mogelijkheden. Want juist de lichtende sferen, die u geestelijk kunt betreden, bevatten over het algemeen onnoemelijk veel lering, die ook op dit ogenblik op aarde erg kostbaar zou zijn. En nu denk ik hier vooral aan de juiste manier van handelen, aan de juiste manier van denken, aan de juiste reactie op de omstandigheden. Wanneer u in dergelijke sferen binnentreedt kunt u daar geestelijke lering ontvangen en deze leringen kunnen betrekkelijk ver gaan. Helaas zult u ze slechts ten dele in de stof kunnen verwerkelijken. De eenvoudigste methode, die hiervoor door de bewuste geest wordt gebruikt, is deze: Zij tracht in het lichaam een zodanige stemming te wekken, dat een concentratie op soortgelijke problemen in de stof verstandelijk ontstaat. Dit redelijk denken gaat over in een overpeinzing. Deze overpeinzing wordt al wordt dit niet beseft onderbroken door een volledige geestelijke beleving. Het verschil in tijdsfactor tussen geest en stof kan deze periode terugbrengen tot misschien 1 á 2 minuten stoffelijke tijd, met een gelijktijdige inhoud van vele uren geestelijke lering. Daarna wordt en vaak weer in de vorm van een dialoog het geleerde als een gevoelswaarde naar het lichaam teruggebracht. Hier kan men dus een aantal gevoelsargumenten laten gelden, die op het eerste gezicht onredelijk zijn. Zij berusten echter op een geestelijk redelijke toestand en situatie en mogen dus van uit dit geestelijk denken worden overgedragen. Wij gebruiken dan dergelijke in ons ontvangen woordbeelden als een beginpunt voor redelijke overpeinzing. Treden er b.v. 4 of 5 dergelijke beelden achtereenvolgens op, dan mogen wij wel aannemen, dat zij onderling met elkaar in verband staan. Zij moeten in eenzelfde en redelijke these bevat 101

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 8 – De belichaamde geest kunnen worden. Als wij pogen dit redelijk te benaderen, dan hebben wij in de stof een weerkaatsing gevonden van de geestelijke lering en wel op een stoffelijk bruikbaar niveau. Op deze manier kun je voor je zelf vele problemen oplossen en kun je ongetwijfeld ongeacht het grote behang, van het gevoelselement hierin komen tot een redelijk en logisch verantwoord handelen op aarde. Anders wordt de situatie natuurlijk, wanneer u te maken krijgt met een geest, die zich op lering heeft gespecialiseerd en die zich tot u richt. Was in het gegeven voorbeeld onze eigen geest de leerling, die opgaand uit het tijdelijk voertuig de geestelijke meesters bezocht en daar de wijsheid puurde, zo is het ook mogelijk dat iemand voor ons als leraar optreedt. En deze leraar zal trachten ons mededelingen te doen. Zijn wij ons daarvan bewust, dan ontvangen wij leringen, die volkomen redelijk zijn Ze worden nu aangepast aan het menselijk denken. De gevoelsinhoud blijft wel aanwezig, maar wordt veel geringer. De eigen geest vertoeft tijdens het ontvangen van dergelijke leringen ook niet in een andere sfeer of wereld, maar zal in de meeste gevallen zich slechts even buiten het lichaam bevinden of zelfs van uit het lichaam via de aura de prikkels ontvangen. Op deze wijze kan door een speciale geestelijke lering van een zich tot u richtende meester onmiddellijk een redelijke gevolgtrekking met volkomen redelijke resultaten worden verkregen. Nu wijs ik u nog op de mogelijkheden, die de geest heeft om als geest bepaalde krachten op te doen. Wanneer uw eigen geest moet worden uitgezonden om krachten op te doen, dan kan dit nooit als gevolg van een verstandelijke behoefte in de stof. Eerst wanneer er een emotionele behoefte aan kracht is, onverschillig op welk terrein, kan door deze emotie de behoefte aan de geest zuiver worden overgedragen. Deze zal uit haar eigen herinnering meestal in verband staande met vorige levens of belevingen in andere werelden en sferen voor zichzelf een soortgelijke situatie scheppen en volgens het daarin erkende (en dus niet de feitelijke toestand) krachten verzamelen en deze naar de stof projecteren, zo goed zij kan. Zij moet daarbij deze kracht dus transformeren en op het astrale gebied tot levenskracht of gedachtekracht omvormen, Ongetwijfeld gaat hierbij meestal een deel van deze kracht verloren. Wat overblijft is echter meer dan voldoende om b.v. een mens een zeer grote zedelijke moed te geven, hem te brengen tot grotere besluitvaardigheid of in staat te stellen zelfstandig te handelen, ook als dit ingaat tegen zijn eigen directe begeerte of tegen de gangbare zeden enz. van zijn tijd. Hij handelt dan volkomen geestelijk, verantwoord, heeft daartoe de kracht en daarnaast voldoende besef om zich in de verklaring weer tot de menselijke logica richtend een oplossing te vinden, die volledig aanvaardbaar blijkt. Zo kan dus de geest, die inde stof is, onnoemelijk veel betekenen voor de mens en het menselijk denken. U zult zich afvragen, of al deze voorbeelden voor u bruikbaar zijn. Ik kan u verzekeren dat degenen, die hierop een eerlijk beroep doen en beseffen dat hetgeen zij ontvangen niet altijd volledig overeenkomstig het redelijk verlangde maar wel in overeenstemming met de emotionele toestand, waarin de vraag werd gesteld, zal zijn daarmede zichzelf kunnen verrijken, ook als stofmens. Er zijn vele voorbeelden, waarbij geestelijke invloeden op het stoflichaam een minder aangename werking hebben. Dan is er echter geen sprake van dat de eigen geest aan de stof kwaad doet of bewust ziekten, ongenoegen, zwakte enz. veroorzaakt: maar eerder is hier sprake van een misverstand tussen geest en stof. Ik hoop, dat u het mij niet kwalijk neemt, dat ik ook hierop nog even inga. De geest stelt een bepaalde behoefte vast bij de stof. Dat is dus een redelijke behoefte. Deze redelijke behoefte associeert zij meestal weer met een beeld aan het verleden ontleend tot een voor haar aanvaardbaar beeld. Maar wat voor die geest aanvaardbaar is, behoeft dit voor de stof nog lang niet te zijn Zij heeft nu haar krachten, haar belevingen en haar emoties aan de stof door. Op welke wijze gaat de stof dit alles nu verwerken? De stof n.l. heeft zo’n beetje haar eigen kwaliteiten en eigenschappen. En zij zal geneigd zijn sommige groot geestelijke krachten om te zetten b.v. in overdadige beweging of in andere veel energie vergende bezigheden. Het zou voor haar beter zijn geweest, indien zij de opgewekte spanning in zich wist te behouden in plaats van haar stoffelijk onmiddellijk weer af te reageren. Want die spanning zou haar kunnen verzadigen. Het hele stoflichaam zou daardoor vitaler kunnen 102

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 8 – De belichaamde geest worden, het denkvermogen zou kunnen, worden vergroot. U moet zich daarom wel heel goed realiseren, dat de daadimpuls, die soms van de geest uitgaat, lang niet altijd identiek is met een stoffelijke daadimpuls. Integendeel, soms is de opgewekte spanning voor ons veel gunstiger, wanneer de impuls juist niet tot ontlading komt. Ik zal trachten dit met een voorbeeld te verduidelijken. Stel, dat de geest erkent dat in het stoffelijke bestaan binnenkort een grote behoefte zal zijn aan vitaliteit. Deze vitaliteit zal nodig zijn, opdat mijn lichaam juist en snel zal kunnen reageren en denken in condities, die ik voorvoel. Of (een andere mogelijkheid): Ik (de geest) geef deze vitaliteit en deze kracht, opdat mijn lichaam bij het ontstaan van een bepaalde geestelijke noodzaak zal kunnen beantwoorden aan alles, wat stoffelijk van die noodzaak tot uiting komt. Nu ontvangt de persoon in kwestie die krachten: hij voelt zich op dat ogenblik werkelijk gespannen, vitaal en geladen. Gedachtebeelden trekken met plastische helderheid en duidelijkheid voorbij. Het is alsof je in de verte ziet: het lijkt alsof de geestelijke vermogens geprojecteerd zijn. En nu zegt die mens: "Nu heb ik kracht genoeg" en hij gaat een wandeling maken van 40 km. Met als gevolg, dat alle ontvangen energie en meer dan deze wordt verbruikt. Op het ogenblik dat volgens het geestelijk standpunt die energie nodig zou zijn, is ze niet meer aanwezig. Het is dus wel zaak om goed na te gaan wat men wel en wat men niet stoffelijk tot uiting kan en mag brengen om zoveel mogelijk aan de bedoeling van de geest tegemoet te komen. Er zijn hiervoor bepaalde kleine regels. En deze z.g. kleine regels die dus niets met magie of esoterie te maken hebben, maar zuiver praktisch zijn stellen: 1. Alle geestelijke krachten, die ik ontvang, moeten worden gebruikt om een zo geestelijk mogelijk resultaat tot stand te brengen. Stoffelijke begeleidingsverschijnselen zijn alleen acceptabel, wanneer ze onontkoombaar zijn. B.v. omdat ze in het eigen karakter liggen of in de eisen, die de omgeving stelt. 2. Wanneer ik in mij bepaalde geestelijke impulsen, die mij kracht geven, heb erkend en deze stoffelijk kan bevorderen, zal ik mijn handelingen dus niet op het verbruik van deze kracht richten maar eerder op een bevestiging van deze tendens in de stof, voor zover het mij mogelijk is. Bijvoorbeeld: u krijgt een zeer grote kracht om rustig te zijn, vredig te zijn, om vreugde te brengen en anderen te helpen hun leed te dragen. U merkt dat deze kracht steeds toeneemt. Nu is er op een gegeven ogenblik voor u absoluut geen noodzaak om te gaan luisteren bij anderen, die over dingen praten, die u helemaal niet interesseren. Dan kunt u dus op dat ogenblik zeggen: Maar als ik door te luisteren ook al vermoeit mij dat en al ergert het mij een beetje harmonie kan veroorzaken, dan schep ik hier en nu niet alleen bij mijzelf maar ook bij die anderen, zolang ik mijn geprikkeldheid maar beheers een sfeer en een stemming, die voor mijn eigen geest het projecteren van grotere harmonische krachten mogelijk maakt en daarnaast de geest van die anderen kan wijzen op de harmonische noodzaak, zodat ook anderen aan deze krachten kunnen deel hebben. Op deze wijze kan dus toch soms een reeks van stoffelijke handelingen noodzakelijk worden, maar nooit om de kracht te ontladen. De ontladingsnoodzaak en -mogelijkheid volgt vanzelf en uit de geest, zonder dat u daar zelf iets toe bijdraagt. Maar als die kracht bevórderd moet worden, dan is het goed om te zoeken naar een stoffelijke weg die deze bevestiging a.h.w. bij velen uitdrukt of ze voor uzelve stoffelijk zó sterk voelbaar maakt, dat u met grotere intensiteit opgaat in deze impulsen, deze tendensen en dus meer krachten kunt ontvangen. Een volgend regeltje kunt u misschien in het dagelijks leven gebruiken. Dat is n.l. dit: Overal waar wij een tekort aan krachten ontdekken, kunnen wij door het erkennen van het tekort op stoffelijke en het om te zetten in een emotionele behoefte plus een volle en niet logische aanvaarding van geestelijke werkingen vaak in zeer korte tijd deze stoffelijke krachten en noodzaken aanvullen. Het is voor de geest belangrijk, dat het stoffelijk voertuig in een zo goed mogelijke staat wordt gehouden. De geest zal alles doen om daaraan mee te werken. Maar dan moet ook het stoffelijk voertuig de geest daartoe de gelegenheid geven. Dit geschiedt: 1. Door het wekken van een emotie (onverschillig welke, het kan zelf als wanhoop zijn onder omstandigheden, al is het niet de beste) de geest te bereiken. 103

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 8 – De belichaamde geest 2. Na het ondergaan van de emotie voor, zichzelf de zekerheid te scheppen, dat de geest zal ingrijpen volgens haar beste weten. 3. Zonder verder hierop door te gaan of zonder onze eigen gedragsregels te wijzigen te wachten op wat de geest doet: ons daarbij niet verbazend over de misschien onredelijke of zelfs soms onzinnige opkomende gedachte en impulsen, maar deze eenvoudig terzijde leggen, zeggend: "Hier wordt onze energie aangevuld en deze begeleidingsverschijnselen moeten wij dan ook maar aanvaarden." Wilt u met uw eigen persoonlijkheid voor anderen een invloed ten goede uitoefenen, dan zult u moeten trachten dit op enigerlei wijze tot uiting te brengen en wel zo mogelijk weer op emotionele wijze. Dus in het gevoelsleven. Wanneer ik iemand wil bereiken, die op het ogenblik voor mij niet bereikbaar is (ik stel voor een ogenblik, dat ik hier in de stof leef en die mens b.v. in Canada, in Australië, in Indonesië of Afrika woont), dan kan ik hem niet onmiddellijk beroeren. Maar nu kan ik datgene, wat ik voor die mens zou willen doen (dus met het gevoelsleven als achtergrond), hier tot uiting brengen. Ik ga hier iemand doodgewoon een cadeautje geven, omdat ik die andere een geschenk wil geven. Dat klinkt misschien vreemd en onredelijk en toch heeft het de volgende zin. Er ontstaat daardoor een geestelijke instelling op die persoonlijkheid: de stoffelijke behoefte wordt in de geest uitgedrukt: van geest tot geest wordt de impuls overgedragen: en in 9 van de 10 gevallen zal zelfs stoffelijk het geschenk zij het misschien wat anders dan u hebt gegeven ook daar arriveren: maar zeker zal het gevoel van verbondenheid of genegenheid of dankbaarheid, dat door het geschenk zou moeten worden uitgedrukt, daar worden erkend en ervaren. Nog een heel eenvoudige regel: Alles wat u bent en doet in stoffelijk opzicht, is slechts het vernis van uw werkelijk wezen. Het is geestelijk gezien de buitenkant en als zodanig onbelangrijk. Realiseer u dit steeds! Realiseer u echter daarnaast dat alles, wat ervaring betekent en vooral harmonische en dus voor het "ik" gunstige en aanvullende ervaring, voor de geest van het gróótste belang is. Richt u in uw stoffelijk leven voortdurend op het vormen van steeds intensere en grotere harmonieën. Niet alleen met de mens, maar ook met andere geesten. Hoe intenser u deze beleeft, hoe beter de invloed van uw eigen geest op uw stof zal zijn en hoe groter de mogelijkheid, dat uw stoffelijk denken en het beeld denken van de geest althans op zeer veel punten parallellen vertonen, ja, zelfs tijdelijk identiek zijn. Nimmer mag men echter trachten zuiver stoffelijke en stoffelijk redelijke doeleinden via de geest na te streven. Wanneer u zegt: Ik heb f. 2500,- nodig en ik moet die morgen hebben en ik wil ze zo en zo hebben, dan krijgt u ze zeker niet. Want door het geven van verstandelijke aanwijzingen beperkt u de mogelijkheid voor de geest te begrijpen wat u bedoelt. Druk uw behoefte steeds zo algemeen mogelijk uit. Tracht nimmer te definiëren op welke wijze daaraan moet worden voldaan. Dan zult u - mits de emotie diep genoeg is - in uw eigen geeft zeker ook de neiging wekken tot hulp en bevrediging en zullen uw geestelijke krachten, zij het dan misschien niet geheel bewust, in uw stoffelijk leven zijn ingeschakeld en u helpen tot een bestaan, waaruit u een maximum aan bewustwording zult verkrijgen. Bedenk wel, dat in al die gevallen, welke met geestelijke waarden in verband staan, het initiatief door de mens zelf moet worden genomen. Als u afwacht tot uw wereld voor u den situatie schept, waarin de voor u belangrijke emotionele mogelijkheden of contacten met de geest bereikt worden, dan zullen ze meestal niet komen op de tijd dat ze voor u noodzakelijk, begeerlijk of wenselijk zijn. Ze zullen in uw stoffelijk leven hiaten achterlaten en uw geest waarschijnlijk nopen zich meer te verwijderen van uw stoffelijke werkelijkheid. Als u dus erkent, dat er voor u een behoefte bestaat, waarin uw eigen geest of andere krachten van de geest kunnen voorzien neem dan zelf het heft in handen. Overweeg op welke wijze u stoffelijk redelijk en logisch tot de noodzakelijke emotie kunt komen. Overweeg op welke wijze u de voor u begeerde harmonie tot stand kunt brengen. Overweeg welke uw behoeften zijn en hoe u deze het best kunt uitdrukken, onverschillig op welk terrein ze liggen, stoffelijk of geestelijk. Neem deze dingen onmiddellijk ter hand, als u daarvoor de stoffelijk redelijke gelegenheid hebt. Doe dus deze dingen niet, als u zeker weet, dat u gehaast bent. Doe het als u zeker weet, dat u ze rustig en redelijk in uzelf kunt verwerken en dat u de tijd hebt in volledige overgave aan, en vertrouwen op de geest en de geestelijke krachten uit de emotie ook het 104

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 8 – De belichaamde geest antwoord te ontvangen. Stel geen tijdslimiet en ga wanneer ge bemerkt, dat voor u de toestand van ontvankelijkheid voorbij is rustig verder met uw andere bezigheden. Maar wees actief. Slechts in deze activiteit kunt u het beste resultaat bereiken. ATLANTISCHE WIJSHEID EN HAAR ACHTERGRONDEN In het fabelrijk Atlantis, dat overigens feitelijk heeft bestaan, heeft zich een zeer belangrijke fase van de menselijke ontwikkeling afgespeeld. De mens, eerst nog gebonden aan het zuiver natuurlijk instinct, gedreven door de krachten der natuur, ontwaakte langzaam maar zeker tot een eigen besluitvaardigheid en wist op velerlei terrein zeker ook op het gebied van paring en voortbrenging zich los te maken van de rond hem geldende invloeden. Het is in dit rijk, dat de eerste werkelijke wijsbegeerte ontstond. Helaas is weinig daarvan vastgelegd, zodat ik mij hoofdzakelijk op citaten moet beroepen, die wij uit de tijd hebben afgelezen. Oorspronkelijk was natuurlijk de nadruk zeer sterk gericht op het vrije handelen van de mens en de vrije menselijke gemeenschap. Later echter ging men zich bezighouden met de geest en de instincten: die men dus ook uit de geest verklaarde. Ongetwijfeld zou de huidige wetenschap sommige van deze stellingen verwerpen. Toch zijn zij zeker in het licht van de toenmalige ontwikkeling van deze, aanvankelijk toch primitieve beschaving gezien, opmerkelijk en vaak ook opmerkelijk juist. Deze juistheid is m.i. te danken aan het feit, dat de mens in die dagen nog zo dicht bij de natuur leefde en zo gevoelig was voor alle invloeden, die zich daarin ook minder stoffelijk openbaarden, waardoor hij het innerlijk bestaan als een volkomen natuurlijk iets aanvoelde. Dat was ook de oorzaak, dat hij verschijningen waarnam en waarschijnlijk sprak met geesten en geestelijke leiders, zoals u heden spreekt met de dominee, de rabbi of de pastoor. Ik leg hierop de nadruk, omdat natuurlijk de huidige mens het bestaan van geesten lang niet zo natuurlijk vindt en zich ermee vermoeit, hoe ze er eigenlijk uit zouden zien, hoe ze leven, terwijl het destijds daar een aanvaarde zaak was. In de bijbel vinden wij daarvan nog een weerklank "en Adam wandelde met God". De eerste mens was nog opgenomen in de grote gemeenschap van vormende en leidende geesten, die de mensheid op haar zelfstandige gang door de wereld voorbereidden. En nu ik u hier dus een inzicht heb gegeven van althans de meest primaire achtergronden, zou ik graag wat leringen willen aanhalen: "In elke mens leeft de werkelijke mens." (Tegenwoordig zegt men de geest). "Het is de werkelijke mens, die alle dingen ziet en ervaart. Want de betekenis van de dingen wordt niet bepaald door wat het oog ziet of wat men hoort, maar door de - ik zou het willen vertalen met - "essentie der dingen." Hieruit ontwikkelt zich later de magie, want het begrip voor het wezenlijke der dingen, met hun totaal eigen betekenis in de ontwikkeling der wereld, hun eigen banden met geest en zelfs met goddelijke krachten, maakt hen tot middelaars voor de mens. Een offer van de eerste vruchten, de eerste nog wat grauwe en ijle bloesems, het offer van de vissen uit de zee, van geld en gebruiksvoorwerpen: krijgt zin, wanneer men van dit standpunt uitgaat. "De geest," zo zegt dan een van deze eerste denkers, "is in feite een beeld van het Goddelijke." (Hij gebruikt daarvoor het "Licht" omdat de zon in die tijd werd vereerd.) "En zo zij rechtvaardig is en beantwoordt aan de eisen, die de godenwereld (de natuur) haar stelt, zo zal zij zijn als het Licht, als het Goddelijke." Dit komt heel dicht bij menige moderne geloofsbelijdenis. En het heeft zin, zelfs in modern esoterische gedachtegangen. Het is echter opmerkelijk, dat toen de ontwikkeling in Atlantis pas een 5000 jaar oud was er echter ook daar reeds een denker bestond, die aan zijn leerlingen het volgende onderwees: "Wij zijn een deel van een groot geheel. Eens waren er grote krachten (of goden), die ons allen beheersten. Nu echter kunnen wij hun vrienden zijn. En wie een vriend van de grote geesten (of goden) is, zal tot hun peil worden verheven." Wanneer u dit eens omzet in de moderne denkwijze, dan komen wij tot de volgende esoterische stelling: Op het ogenblik, dat de mens de hoge geest leert aanvaarden en tezamen met die hoge geest zijn taak volbrengt, zal hij het bewustzijnspeil van deze geest benaderen en door deze geest worden opgeheven, tot zij 105

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 8 – De belichaamde geest gelijken zijn. En dat is volkomen waar. Natuurlijk waren er ook wel wat vreemde opmerkingen. Zo horen wij b.v. stellingen verkonden als: “De mens wordt geboren in het water, (in zekere zin is dit dwaas, maar biologisch gezien weer niet onjuist), "en hij wordt uit de wateren (men bedoelde daarmee dus de zee) in het moederlichaam gebracht." Een wat dwaze opvatting, maar die aanleiding was tot een geestelijke beschouwing, die m.i. niet zo dwaas is. Want iemand, die zich op grond van deze z.g. wetenschappelijke stellingen bezighield met het verklaren van het menselijk wezen, merkte op: "Zoals de mens uit de zee wordt geboren, zo wordt zijn werkelijke wezen (het woord geest wordt eigenlijk niet gebruikt, maar je kunt het ervoor in de plaats stellen) geboren uit de kosmos. En eerst wie in zijn kosmisch bestaan de vorm heeft gevonden, kan mens zijn." Een zeer interessante stelling, die gezien onze kennis juist is: ook al is het beeld, waaruit het wordt gevonden, onjuist. De ideeën ontwikkelen zich steeds verder. Men mag niet vergeten, dat het Atlantisch rijk een zeer lange tijd het centrum is geweest van de menselijke beschaving en dat wij daarvoor een periode van bijna 80.000 jaren mogen uittrekken. Deze beschaving wordt natuurlijk meermalen doorstrijd vernietigd. En daar zoals tegenwoordig ook hier zijn oorlog, strijden rampen vaak de aanleiding tot nieuwe ontwikkelingen en vooruitgang. Dat een dergelijke maatschappij op een gegeven ogenblik hoogten bereikt, die nu voor een primitief mensenras onvoorstelbaar zijn, is dus wel verklaarbaar uit de feiten, die de tijd ons in de geest kan tonen. Deze mens maakt zijn beschaving echter steeds complexer en draagt deze complexiteit over op de geest. De oorspronkelijk eenvoudige aanvaarding maakte plaats voor vele rubrieken en klassen, waarbij zelfs de geest van een slaaf, b.v. van een ander gehalte is en een andere origine heeft dan de geest van een burger. En de edelen (dat waren de regeerders, de priesters en je kunt zeggen de kapiteins, de gezagvoerders b.v. van de vissersschepen, prauwen, de handelsvloot), die waren weer ergens anders ontstaan. Zo vormt zich het beeld van de drie hemelen. Men zou kunnen zeggen: Er is een soort voorgeborchte, waarin de ziel rust en waaruit de geest dan slaaf wordt of misschien een hoger ontwikkeld dier. Daarnaast bestaat een soort hemel voor de lagere standen, waarin de middenstand zich mag vermeien in een beperkte aanschouwing van de goden. En daarboven ligt de derde hemel. Daar worden de hogeren (de hoge kasten dus) ingewijd door de hoge geest, voor ze op de wereld komen. Ze hebben dus een zekere inherente wijsheid. Het is dan ook niet zo vreemd, dat deze stellingen werden bestreden door de wijsgeren, die zich hadden teruggetrokken uit de maatschappelijke groepen. Wel is het opvallend, dat zij stellingen ontwikkelen, die enerzijds overeenkomen met latere astrologische inzichten (b.v. die der Arabische astrologie) en anderzijds weer met vele moderne esoterische stellingen. "Wanneer," zo zegt een van hen, "er drie hemelen zouden zijn, dan zou een ieder tot de hoogste hemel moeten kunnen stijgen. Want wie het licht kan aanvaarden, kan in de zon schouwen." Dat was toen mogelijk, omdat de atmosfeer van de aarde nog heel wat troebeler was. Je zag de zon toen meer door een wolkenlaag, een soort nevel, zoals tegenwoordig als het heiig is. "Wie echter het licht durft aanschouwen, zal nimmer tot drie hemelen beperkt kunnen blijven." En dan gaat hij zijn eigen stelling ontwikkelen. "Er zijn tenminste 7 fasen, waarin de geest, die ons bezielt, kan leven. Zij kan van de ene fase naar de andere fase overgaan" (en nu moet u opletten, want dit is interessant) "en zal bij elke trap, die zij beklimt en elke poort, die zij doorschrijdt een nieuwe gave ontvangen. Een rijkdom, die zij ook op de wereld met zich draagt.” Dit was natuurlijk een heel zwaar punt. Want als een eenvoudig mens kon opklimmen tot in de 7e hemel en daar steeds gaven verwierf, dan moest er op aarde iemand zijn, die begaafder was dan de hoogste standen. U begrijpt wel, dat die ketter dus werd achtervolgd. Maar ja, hij zat er in eenzaamheid, het was een z.g. heilige en daarom durfden ze hem toch niet goed aan. Hij ging daar verder over

106

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 8 – De belichaamde geest nadenken en toen kwam hij tot een soort esoterische wet, die later b.v. in de tijd van de 12 rijken haast een gewone burgerlijke wet werd. Die esoterische wet luidt als volgt: “De uiterlijke vorm van een mens kan nooit zeggen, wie in hem woont. Want de geest wordt niet gekend aan het lichaam maar wel aan de verrichtingen daarvan." Dat was een schop onder het achterwerk van heel veel nietsdoeners. Maar ja, ze verdiende het wel. "Alle krachten, die zich op de aarde manifesteren (hij zegt eigenlijk "regeren") zullen de rechtvaardigheid als wet handhaven. Er is geen mogelijkheid, dat een onrecht duurzaam bestaat, tenzij je het zelf wilt en aanvaardt." Het derde regeltje, dat hij gaf, was ook al zo leuk. Hij zei: "Niemand kan enig recht verwerven, dan door eigen werken en streven. Dit recht zal nimmer in de stof maar altijd in de geest zijn uitgedrukt." Ik vind dit een zeer interessante en ook zeer wijze regel. Want wij kennen allen oorzaak en gevolg, waarop hij hier klaarblijkelijk zinspeelt. Maar wij ontdekken allen wel voor onszelf, dat dit hier op aarde niet altijd klopt. Want je kunt wel eens een aantal gevolgen bewaren tot wie weet hoeveel incarnaties verder: zo in de zin van wat in het vat is, verzuurt niet. Hij wist dit dus klaarblijkelijk en maakte direct de juiste gevolgtrekking: "Het is dus in de geest, dat je het recht ten deel valt. De ware rechtvaardigheid bestaat in de geest niet in de stof." Ik zou graag over deze periode nog heel veel vertellen, maar ik merk hoe het met de tijd staat en zal daarom een grote sprong moeten maken naar de tijd van de machtige magiërs. Die magiërs hebben het hoogtepunt in hun macht bereikt ca. 15.000 jaar geleden. Toen was een groot gedeelte van de eerste beschaving reeds verloren gegaan: het mensenras had zich al ontwikkeld tot de blonde Atlanten in de heersende kringen en daarnaast bestonden de verschillende tussengroepen en de z.g. "donkere” slavenvolkeren. Deze magiërs waren lang niet altijd brave mensen. Maar zij moesten wel denken. Want magiër zijn is altijd een gevaarlijke baan: Menige vorst zal een magiërs die faalt het beloofde te verrichten, eenvoudig om hals doen brengen op de meest eenvoudige maar niet meest aangename wijze. Zo was scherp denken, logisch denken en het verwerven van kennis voor die magiërs wel een levensbehoefte. Onder hen nu, scholen ook wit magiërs, die dus het goede zochten. En aan hen wil ik ook nog enkele gedachte ontlenen: "Alle dingen dragen in zich dezelfde kracht. Waar zij dus door de kracht met mij verwant zijn, zullen zij mijn wil volbrengen, zo geen machtiger wil mij weerhoudt." Dat is heel logisch. Maar nu: "De machtigste wil op aarde is die van de geest, die de mens beheerst tijdens zijn leven. Niet zijn eigen geest: maar de geest, die eens zijn eigen geest deed opgroeien tot mens.” Hier wordt dus zeer duidelijk een relatie gesteld tussen de zich ontplooiende geest en een groepsgeest of geestelijke leider, welke met die mens blijft verbonden in zijn verder bestaan, En deze is machtiger dan die mens en machtiger dan alles wat de magiër op aarde kent. Het is werkelijk soms verbluffend, hoe logisch enerzijds en hoe waar anderzijds die gedachtegangen zijn. Nu moeten wij beantwoorden aan de geest die ons leidt. Niet omdat hij onze meester is, doch omdat wij zijn wijsheid aanvaarden of de juistheid of noodzaak van hetgeen hij wenselijk acht in ons erkennen. Dus het vrijwillig werken mét en in de zin van de hogere geest is hier de kern van de witte magie. En dat is nog steeds waar. Ik zou misschien verkeerd doen hier alleen de mooie en edele spreuken aan te halen. U zou dan denken, dat de Atlantiers een volk waren vol van ras en schoonheid en zonder enige dwaasheid en zelfzucht. Laat ik u dan vlug uit de droom helpen. Ongeveer te zelfder tijde dat de door mij geciteerde magiër en leraar optrad, was er ook een andere een laat ons zeggen wat grijze, magiër, vooral grijs wat zijn daden betreft. En deze had de brutaliteit te beweren: "Als ik een deel van mijn wijsheid aan een mens geef, behoef ik hem die niet te leren: want als ik mijn wijsheid in een voorwerp leg, zo zal hij deze met het verwerven van het voorwerp bezitten." Die man was werkelijk de eerste, die een kwartjesbazaar begon: alleen rekende hij 107

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 8 – De belichaamde geest dan naar verhouding duizenden guldens voor die rommel. U ziet dus, er zijn heel veel wegen. Maar de witte magiërs en de lichtende denkers van Atlantis brengen ons ook tot stellingen als de volgende: "Alles wat ik bewust volbreng, daarbij zoekende ten goede en niet kennende schuld of verplichting, zal voor mij een band betekenen met de Heer (dat is dus weer die geleide of groepsgeest), die mij leidt en de God, Die ik dien.” Heel typisch. Er wordt dus een onderscheid gemaakt tussen de geest, die leiding geeft aan je leven in de stof en de God Die je dient. De God Die je dient nu, vinden wij later nog eens terug en wel bij een debat over het idee goden en godheid. Daar zegt iemand: "God is als de adem: men kent hem niet en bemerkt hem niet. Slechts waar God niet is, beseffen wij Zijn aanwezigheid in het verleden." Ik zou zeggen: Dat is mooi en een wijsheid eerste klas. Ze gaan verder en een stelt weer krachtens deze zelfde magie, dus het genoemde beginsel van leiding: "Zolang ik mijzelve ben en mijn eigen daden stel uit eigen wil en bewegingen zal ik machtig zijn, want dan zijn de krachten en mijn God met mij. Maar daar waar ik niet mijzelve ben en niet datgene volbreng, waarvoor ik ben geschapen of besef te leven, daar waar ik weiger dat, wat ik in mij als noodzaak voel, te verwerkelijken, daar verwerp ik mijn God. Zo zal mijn Heer (dus dat is weer de groepsgeest) mij met harde hand dwingen. En in deze dwang zal ik het Licht niet meer kennen." Als slot mag ik nu daarmede misschien een kleine parallel maken met uw cursus "Geheimen van de Geest". Wanneer je dit n.l. zo hoort dan zeg je: Ja, dat was de oude tijd en het was erg mooi: maar wat heb ik eraan? Luister dan eens goed. Wanneer je een eigen geest hebt, dan is die eigen geest degene die leeft. Zolang je nu leeft in overeenstemming met de Godheid, de goddelijke Kracht, dan leef je inderdaad goed. Dan is er harmonie tussen jezelf en je God en heb je de kracht van de God, maar a.h.w. nog steeds onder hulp en leiding van de geest. Op het ogenblik echter, dat je niet meer wilt erkennen wat je bent, dat je dus onjuist gaat handelen, dat je dingen gaat verloochenen, onderdrukken, fantasietjes houden, dan verlies je de band met God en verdwijnt de kosmische werkelijkheid. Dan blijft er nog steeds de heerschappij over van deze groepsgeest of geleidegeest, deze Heer, die op dit moment de mensheid beheerst. Maar wat gebeurt er nu? Hij is niet meer met je. Hij wordt tot rechter, een harde rechter. Hij laat je het onware ervaren. Maar dat leidt, zo zegt deze oude denker, tot een je verzetten tegen God: en zoals wij zouden zeggen tot een geestelijk duister, adat heel veel moeite en pijn met zich meebrengt. Hier is dus zij het in een te vluchtig overzicht voor u iets gedemonstreerd van de eenheid der geestelijke leringen in de zeer oude tijd en het heden. Want de waarheid van de geest blijft door alle tijden dezelfde. En al mogen de achtergronden waarvan ik er ook helaas slechts enkele kon citeren en omschrijven verschillen, de mens blijft gelijk. En omdat de mens gelijk blijft en zijn geest gelijk blijft, al zal zijn bewustzijn misschien wat veranderen, blijft de verhouding met God maar ook met de kosmische heersers steeds bestaan. Zo hebben zij in de oudheid de basis kunnen leggen voor de ontwikkeling van de geestelijke mens op een wijze, die praktisch nu nog wordt voortgezet door de oude groepen, die de enige bewuste erfgenamen zijn van de Atlantische wijsheid, waaruit ik even heb durven putten. DANKBAARHEID Wanneer wij zeggen dankbaar te zijn, dan bedoelen wij daarmede, dat wij ons aan een ander verplicht voelen en dat dit gevoel een zekere vreugde geeft om het bestaan van die ander. Maar de mens, die dankbaarheid alleen beschouwt als een soort verplichting of zelfs als een vreugde om het bestaan van een ander, heeft daarvan de werkelijke en diepe inhoud nog niet doorzien. Dankbaarheid is het begin van een besef van eenheid. Dankbaar zijn wil zeggen, dat je veel van jezelf, van je eigen behoeften, maar ook van je eigen gedachte en begeerten in een ander hebt onderkend. 108

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 8 – De belichaamde geest Dankbaarheid wil zeggen, dat je ergens achter de uiterlijkheden en de vormen om een harmonie hebt ontdekt. Want alleen dán kun je waarlijk dankbaar zijn. Het zijn niet de gaven, die je worden gegeven, welke dankbaarheid veroorzaken. Het is het gevoel van eenheid, dat alles in de stof verre te boven gaat. Het besef van eenheid, dat de kern is van dankbaarheid, is het begin van het ontwaken in een kosmische wereld, waarin alles een zekere eenheid kent. Wanneer wij zeggen "Mijn God, wij danken U," dan zeggen wij in feite "Mijn God, iets van wat Gij zijt en in ons wezen openbaart, hebben wij bevat, hebben wij begrepen." Wij zeggen in feite "Mijn God, uit hetgeen wij door U mochten erkennen als werkelijkheid of als steun, zijn wij meer werkelijk geworden." Wanneer wij zeggen "Broeder of zuster, of vader of moeder:wij danken u," wanneer wij zeggen "Mens, wij danken u," en wij menen dat van ganser harte, dan bedoelen wij er is tussen ons een band, een eenheid, een harmonie, die niet teloor kan gaan. In de kosmos zijn wij allen uitgegaan van een bron. Er is een kracht, die in ons allen regeert. Er is een werkelijkheid, waarin wij allen in feite bestaan. Deze band te leren kennen is alleen mogelijk zeker wat betreft ons eigen wezen door het koesteren van liefde voor de schepping en voor de mens maar ook door het ontvangen. Dankbaarheid betekent niet, dat wij een verplichting voelen, omdat wij een gave kregen. Neen, wij erkennen haar als een deel van ons leven, van ons recht: daar wij erkennen haar met vreugde, omdat daardoor een eenheid wordt uitgedrukt. Het is in deze zin, dat ik uw onderwerp wil besluiten. Leer mij dankbaar zijn voor álle gaven. Ook voor de gaven, die ik niet heb begeerd, maar die ik innerlijk erken tot mijn wezen en mijn lot te behoren. Leer mij dankbaar zijn, niet om de vervulling van mijn wensen maar om de eenheid, die de vervulling bracht. Leer mij dankbaar zijn, niet omdat het banden schept, maar omdat de vrije gave en de vrije aanvaarding juist de eenheid vormen, die ons eeuwig en kosmisch doet zijn in dezelfde wereld en hetzelfde leven: deel doen zijn van eenzelfde volmaaktheid. Laat ons dankbaar zijn voor alles, wat wij verwerven in de geest. Laat ons vooral dankbaar zijn, indien onze ziel wordt beroerd door een licht of een kracht en laatons niet vragen naar een begrip of een weten. Begrip en weten zijn kleine zaken, maar de harmonie met God en de kosmos zijn groot. Daarom moeten wij leren dankbaar zijn, maar werkelijk van harte, met vreugde, zonder ons bevoorrecht of ons teruggewezen te voelen in dat, wat ons wordt gegeven: erkennende dat al, wat tot ons komt uit de lichtende Kracht en de liefde Gods, gemanifesteerd door Zijn vele schepselen uit vele sferen, ons een stap nader brengt, tot de eenheid met de Schepper Zelf. Wie zo dankbaar kan zijn, heeft een deel van ‘s levens grootste wet begrepen. Daar, waar ware harmonie ontstaat, is een deel van de waarheid geopenbaard en is een eenheid ontstaan, die nimmer kan worden verscheurd of verstoord, omdat zij in God zelf bestaat. Ik hoop vrienden, dat u mij zult vergeven, als ik zeg, dat ik dankbaar ben voor het onderwerp. Want er leeft iets in mij in de zin van de kosmos, van God van de werkelijke eenheid, die wij eens allen zullen vormen en die ik heb getracht door mijn woorden uit te drukken. In deze zin heb dank. EEN HEILIGE Deze mens heeft niet zijn leven lang gebeden. Hij heeft niet voortdurend rouwmoedig verzucht "Mijn God, ik ben zondig." Soms waren zelfs de slechte woorden niet van de lucht en gaf hij zijn mening bondig. Deze mens was in het leven nimmer bescheiden.

109

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 8 – De belichaamde geest Hij ging voorwaarts, recht op zijn doel steeds aan en heeft heel vaak wat scherp en nijdig een ander gewezen op diens waan. Deze mens heeft zijn God erkend op eigen wijze, in eerlijkheid en gordde zich, wanneer het nodig was, voor deze God ten strijd. Deze mens is geen heilige in mensenogen. O neen, die heiligheid kunnen mensen niet verstaan. Maar deze mens is al zijn dagen bewust en met zijn God gegaan. Deze mens heeft zijn dagen en, zijn nachten, hoe menselijk hij ook was, gevuld met zijn God en geleefd uit Gods krachten. Dat kwam naar zijn inzicht het beste van pas. Deze mens heeft voortdurend met al zijn daden gedaan, wat hij meende dat de Schepper verlangt. Hij sprak niet van noodzaak tot genade of een Damocles’ zwaard van de zonde, dat hangt boven het hoofd van elke mens, die daardoor beroofd wordt van alle licht en genade. Hij ging rustig maar voort en vond in zichzelve, al wist hij niet hoe toch het machtige woord: Wat ik ben, hebt Gij mij gemaakt, o mijn God. Al, wat de wereld is, deed Gij ontstaan. Ik heb U lief, mijn God, en wil met U tot aan het eind der tijden gaan. Mijn God, of Gij mij hel geeft of hemel, daar trek ik mij heus niemendal van aan. Zo het Uw wil is: zal ik ‘t wel doorleven. Is het Uw wil, ik zal ‘t ondergaan. Mijn God, ik ben een eenvoudig mens, een geest, die niet van vele krachten weet. Maar Gij zijn het, Die met mij. gaat in alle tijden. Maak, God, dat ik dàt niet vergeet. Zolang Gij mij op de levensweg wilt leiden en met mij door de tijd wilt gaan, mijn God, kan mij de rest niets schelen, dan durf ik heel de kosmos aan. En zie, toen aan het eind der tijden men sprak over de heiligheid, waren ‘t enkel slechts dezen, die God zo aanvaardden, die Hij aan het einde van ‘s levens strijd deed bezitten al wat eeuwig is. Zij werden deel van alle kracht en alle licht en waarde. Want heiligheid is gaan met God! Dat kun je ook op aarde.

110

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 9 – Twee werelden

NEGENDE LES - TWEE WERELDEN

Wij spreken over de wereld van de stof als een afzonderlijke wereld en erkennen daarnaast de wereld van de geest. Voor zeer veel mensen is het moeilijk zich een voorstelling van die verhoudingen te maken en nog moeilijker lijkt het te beseffen, dat beide werelden zich op dezelfde plaats kunnen bevinden. Wij zouden dit misschien aannemelijk kunnen maken door een ingewikkeld technisch betoog op te zetten over twee drie-dimensionale werelden, gescheiden door het element beweging, dat hier tot uitdrukking komt als tijd, elders als vermogen van plaatsbepaling. Maar daarmede komen wij niet verder. Want wij moeten beseffen, wat er eigenlijk precies gebeurt. Wanneer twee chemische stoffen van gelijke dichtheid of ijlheid met elkaar in contact komen, is het mogelijk dat zij elkaar geheel doordringen en toch hun eigen kwaliteiten geheel blijven behouden. Dit is in de chemie bekend en wordt gebruikt om bepaalde gasmengsels te vormen, en op dezelfde wijze is de wereld van de geest voor de wereld vást van vorm en materie (althans in de vormkennende werelden), terwijl de wereld van de mens op zijn hoogst nevelachtig of rookachtig is. Zoals u door een nevel kunt gaan, zo kan een geest, die de stof waarneemt, zich door die stof bewegen. Dat van uw standpunt het omgekeerde geldt voor de wereld van de geest, is vanzelfsprekend en blijkt o.m. uit het feit, dat men door bepaalde verschijningen en verschijnselen heen kan gaan. Wanneer ik echter terugkeer tot het genoemde mengsel van twee stoffen, dan valt ons op, dat er door de aanwezigheid van een voor beide delen niet interessante derde stof een fusie kan ontstaan. Plotseling kunnen twee delen van verschillende stoffen worden samengevoegd tot één deel of - in een ander geval - zich haast explosief ontbinden in geheel verschillende bestanddelen. Ik hoop, dat dit voorbeeld duidelijk genoeg is. Wanneer de werelden van de stof en van de geest - vooral van de lagere geest - elkaar voortdurend kruisen, a.h.w. op dezelfde plaats aanwezig zijn en gewoonlijk zonder dat ze elkaar bemerken, mag ook worden - aangenomen dat de aanwezigheid van een derde factor, die voor beide werelden op zichzelf minder interessant blijkt of minder belangrijk is - plotseling een contact kan doen ontstaan. De grote vraag is nu: zullen bij het ontstaan van een dergelijk contact de geest en de mens in de stof in staat zijn precies te begrijpen wat er is gebeurd? Voor een meer bewuste geest zou dit bevestigend kunnen worden beantwoord. Maar juist de minder bewuste geest realiseert zich niet wat er geschiedt. Zij is alleen plotseling aan haar eigen wereld of omgeving ontrukt. Haar enige punt van contact is op dat ogenblik een binding met een menselijke wereld, die voor haar maar zeer ten dele reëel is. Zo ontstaan b.v. soms door emotionele explosies wat wij noemen "aanhechtingen". De emotionele inhoud veroorzaakt een gedichtenstraling, welke zulk een sterke invloed op de geestelijke wereld heeft, dat een lagere geest eenvoudig a.h.w. uit haar eigen bestaan wordt weggesleept. Zij wenst dit niet en zal dit over het algemeen dan ook niet zoeken. Zij weet waarschijnlijk niet eens waarom of hoe het gebeurt. Maar het is gebeurd en zij wordt naar het individu in de stof getrokken, dat - door deze emotie op te wekken - de explosie veroorzaakte. De mens in de stof heeft door deze sterk emotionele uiting weer iets van de beheersing van zijn eigen wereld verloren. Nu zijn de geest en de stofmens met elkaar verbonden en er ontstaat een tweeledig denken, n.l. van de aangehechte geest en van de mens en eveneens een tweeledige poging tot leven. De menselijke geest en de aangehechte geest trachten beiden de materie te beïnvloeden. Voor geen van beiden is de wereld volkomen reëel. Zij zijn geen van beiden in staat een volledig contact met de stoffelijke wereld te maken, terwijl ook geen van beiden in staat is geestelijke invloeden en werkingen op een andere dan wat schimmige wijze te zien. Wanneer dit door een 111

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 9 – Twee werelden aanhechting - en dus onbewust - kan gebeuren, zal het u duidelijk zijn dat een geest, die erop speculeert een dergelijke binding met de stof te vinden, zich in een milieu zal ophouden, waar dergelijke emotionele explosies nogal eens voorkomen. Er zijn geesten, die naar een contact met de mens zoeken en dit contact meestal uit eigenbelang trachten te verstevigen, zodra het is ontstaan, omdat dit een ontkomen aan hun eigen wereld betekent. Op alle plaatsen, waar menselijke emoties in zeer sterke mate en veelvuldig voorkomen en deze emoties niet persoonlijk maar zo mogelijk nog onpersoonlijk zijn ook of het resultaat zijn van een roes (een verlies dus van redelijkheid en menselijke maatstaven), kunnen wij erop rekenen, dat hier inderdaad de z.g. lagere of duistere geest haar slachtoffers kan vinden: en vooral wanneer zij enige ervaring heeft, kan zij heel vaak in deze nevelachtige schijnwereld met deze mens een reeks toestanden scheppen en daden volbrengen, die voor de mens zelf onvoorstelbaar zijn, onredelijk en ónlogisch. Wanneer ik hier uitga van het lagere, moet u wel beseffen, dat ik dit uitdrukkelijk kies, omdat de geest in de lagere wereld uit zichzelf de mogelijkheid niet heeft: de begrenzing tussen haar wereld en die van de stof te doorbreken ofwel haar eigen wereld geheel te verlaten. Deze mogelijkheid bestaat echter wel voor een lichtere geest. Wanneer een aantal mensen of een enkele mens in de nabijheid komt van een geest, die in staat is deze mens enigszins te zien en waar te nemen, zo kan deze hogere geest uit zichzelf dezelfde impuls scheppen. Ook deze geest schept een werking, die - een zeer complexe trilling zijnde - voor de mens overeenkomt met een sterke emotionele invloed. Ook hier krijgt de geest de mogelijkheid een band aan te gaan met de stof. Maar waar zij zich bewust is van wat zij doet en daarom ook de weg terug beheerst, kan zij deze mens gebruiken, zolang zij dit noodzakelijk acht. Op deze wijze kunnen hogere en zeer bewuste geesten soms gebruik maken van mediums, die op zichzelf geen enkele kwaliteit bezitten, welke een dergelijke hoogheid van uiting zou rechtvaardigen. Er zal dan echter altijd sprake moeten zijn van een beheersing door de geest en nimmer van een samenwerking tussen stof en geest. Door het feit, dat de geest de scheiding tussen de stoffelijke en geestelijke wereld kan doorbreken krachtens bepaalde maatstaven en waarden, zullen deze ongetwijfeld ook bruikbaar zijn om b.v. geestelijke krachten over deze grens te brengen. Niet alleen geestelijke genezing, zoals u misschien onmiddellijk zult denken, maar ook bewustzijn: bepaalde ervaringen, die van geestelijk standpunt uit gezien een inwijding betekenen. Het zal die geest mogelijk zijn verschijnselen te veroorzaken, die in de geestelijke wereld absoluut niet reëel zijn, maar voor de mens een nauwkeurig omschreven betekenis hebben en dus ook in hem wenselijke of gewenste reacties uitlokken. Hoe bewuster de geest is, des te gemakkelijker zij deze grens overschrijdt en hoe eenvoudiger het dus voor haar is om op aarde bepaalde invloeden uit te oefenen. Dat deze invloeden echter beperkt zijn, is betreurenswaard maar nu eenmaal een feit en maakt het voor haar noodzakelijk om haar wegen en middelen wel met overleg en pas na diepgaande studie te kiezen. Wat nu kan de geest van haar zijde in de stof zoeken? In de eerste plaats zoekt de geest heel vaak een voortzetting van bepaalde bezigheden, die zij in de stof heeft gekend. Het is mogelijk dat iemand, die b.v. medicijnen of rechten heeft gestudeerd, onder zekere omstandigheden door een haast niet te bemerken en uit eigen wil geproduceerde aanhechting b.v. op aarde college gaat lopen en zich zo op de hoogte stelt van de nieuwste stoffelijke ontwikkelingen. Het is mogelijk, dat de geest niet meer een uitbreiding van stoffelijke kennis zoekt maar juist een interpretatie, die daar bovenuit gaat. Zij zal dan eerder zoeken naar praktijk. Als voorbeeld hiervan: aanhechting niet bij een student of een professor, doch bij een praktiserend medicus of een praktiserend lid van de balie. Op deze wijze kunnen n.l. menselijke aspecten worden bestudeerd. Nu zullen dergelijke aanhechtingen slechts plaatsvinden door geesten, die nog in een vormwereld verkeren onder leiding van hogere geesten. Een groot deel van haar mogelijkheden vindt de geest hier in het rationaliseren van eigen denkbeelden en opvattingen, die reeds in een ver verleden misschien redelijk leken, maar nu in de geest onaanvaardbaar zijn, terwijl men er nog geen vervanging voor heeft gevonden. Zo wordt een nieuwer en 112

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 9 – Twee werelden harmonischer innerlijk bewustzijn opgebouwd. De geest zal echter nooit trachten de vrije wil van de mens aan te tasten, zolang ze licht is. Dit is een punt, dat uit den treure is herhaald en niet vaak genoeg herhaald kan worden. De lichtende geest kan u nimmer dwingen tot handelingen of daden, die u ook niet zelf uit vrije overtuiging en vrije wil zou stellen. Een methode om deze begrenzingen te erkennen en precies te weten, waar de wereld van de stof ophoudt en die van de geest begint, bestaat voor de doorsnee-stofmens niet: Wanneer u in de stof leeft, hebt u n.l. de mogelijkheid om geestelijk uit te gaan in de z.g. grenswerelden, waarin bepaalde gebieden van Zomerland zeker ook zijn begrepen. Onder leiding kan men zelfs - zoals u zich uit de vorige lessen zult herinneren - nog verder stijgen. U zult als mens dus alleen kunnen onderscheiden tussen waakbewustzijn en droombewustzijn of trance etc. Voor u moet dan ook gelden: Zolang u waakbewust bent, dient u te handelen volgens uw vrije wil en uw vrij bewustzijn. Elke impuls, die in u opwelt en waarvoor u geen reden kent, moet eerst worden doordacht en onderzocht. Eerst wanneer men de volle overtuiging heeft, dat zij in het eigen leven past en aanvaardbaar is, mag men daaraan eventueel toegeven. Voor de mens is het verder raadzaam zich verre te houden van alle te sterk emotionele ontladingen. Er zijn b.v. sommige kerkdiensten - ofschoon niet bij de hier te lande bekende gemeenschappen - waarbij men zich tot een zeer emotionele staat pleegt op te winden. Over het algemeen zal men hierdoor inderdaad contact kunnen krijgen met lichtere geesten. Maar ook een demonische geest of een aardgebonden geest vindt er dezelfde mogelijkheden tot aansluiting. Wanneer u ervan houdt eens gezellig. uit te gaan en hier en daar een slokje te drinken, is daartegen geen bezwaar. Maar weest u voorzichtig, dat u zich niet in een omgeving beweegt, waarin het merendeel der aanwezigen dronken of althans sterk onder de invloed van alcoholica of andere roesmiddelen zou verkeren. In een dergelijk geval gaat er een zo grote invloed van deze emotionele mensen uit naar de geest toe, dat het verwerven van bindingen met de mens - bewust en gewild of onbewust door de geest - haast niet te vermijden is: 1e Realiseer u verder, dat u zelf de emotie kunt gebruiken om eveneens die grens te overschrijden. Het overschrijden van die grens houdt nimmer voor de mens in een verandering van zijn waakbewustzijn. 2e Het zal nimmer een totale verandering van omstandigheden of van beheersing in de stof impliceren. (Dit kan hoogstens gelden, indien zuiver geestelijke krachten door de stof bewust worden gebruikt). 3e Zal een dergelijk contact met de geest nooit een plotselinge vooruitgang van verstandelijke vermogens of een plotselinge vernieuwing van inzichten kunnen betekenen. Alles wat door zo'n contact zelfs inspiratief in de mens wordt ontwikkeld, moet zijn gebaseerd op hetgeen aan redelijk bewustzijn in hem aanwezig is. Dan wil ik u erop wijzen, dat de geest, die de stof beziet, over het algemeen wat melancholiek is gestemd. Dat is begrijpelijk. Wij zien in die stoffelijke wereld vele dingen, die in een hoger licht bezien zo kinderlijk en kinderachtig en onredelijk zijn, terwijl degene, die van uit een lagere wereld de stof benadert, daarin zoveel ziet van genietingen en mogelijkheden, die hem zijn ontnomen, dat in beide gevallen de benadering - laat ons zeggen - nu niet direct volledig vreugdig is. Dit zal altijd zijn stempel drukken op elk contact tussen geest en stof. Ook zelfs het contact, dat u hebt met ons, zal onder omstandigheden hiervan te lijden krijgen. Vandaar dat u bij elke benadering van uit de geest, die u bewust kunt waarnemen of waarvan u zich bewust kunt worden, steeds moet zorgen, dat u uw eigen redelijke en menselijke blijmoedigheid stelt tegenover deze onwillekeurige melancholie, die uit de geest tot u kan doordringen. Wanneer u gebruik wilt maken van uw eigen geestelijke vermogens en dus de grens tussen leven en dood - zoals men dat noemt - wilt overschrijden, terwijl u lichamelijk blijft voortbestaan, dan wil ik ook voor een paar punten waarschuwen. Deze grens is zeer klein en zeer scherp. Zij kan als een haarfijne lijn worden beschreven. Maar deze lijn is - denkt u aan mijn eerste uitleg omtrent dimensies - in feite een zeer snelle 113

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 9 – Twee werelden beweging. Vergelijkenderwijs zou kunnen worden gezegd: Tussen uw zuiver stoffelijke wereld en alles wat daarin bestaat en de zuiver geestelijke wereld, beweegt zich een zeer smalle, maar zeer snel stromende beek. Wie in deze beek stapt, heeft grote kans, dat hij van de voeten wordt gerukt door de snelheid van de stroom. De mens, die zich niet onmiddellijk weet aan te passen van uit het menselijk besef aan het geestelijk besef, bevindt zich in een verwarde wereld, waarin zijn eigen beheersing aanmerkelijk wordt beperkt en hij alleen zijn verankering aan het lichaam (het gouden koord) nog als een soort hulpen redmiddel heeft. Alleen daardoor kan hij tot het lichaam terugkeren. Vreest hij echter, dan is het mogelijk, dat hij daardoor zo'n grote spanning zet op deze verbinding met de stof, dat zij zelfs kan breken. Dit heeft dan de dood ten gevolge. Maar men is daarmede nog niet uit die snelle stroming, uit die draaikolk a.h.w. van elementen op de grens van beweging en tijd, waardoor de breuk tot stand kwam. Hulp, die u wordt gebonden, kan niet altijd doelmatig zijn, onverschillig of deze uit de stof of uit de geest komt. Eerst door u aan te passen aan de stroom zult u tot een benadering kunnen komen van het geestelijk element. Gaat u terug naar de stoffelijke wereld, dan bent u een stofgebonden geest en zult u op den duur leren - door daar gemaakte contacten met de geest - hoe u in feite verder kunt gaan naar een andere wereld. Misschien klinkt dit allemaal erg eenvoudig en vraagt u zich af, waarom ik daar zo de nadruk op leg? Waarde vrienden, wij hebben nu met elkaar een groot aantal lezingen achter de rug. Wij hebben geprobeerd die geheimen van de geest zo'n beetje uiteen te rafelen. Maar wanneer ge u niet realiseert wat het gevaar is, dat ons bedreigt op de grens tussen stof en geest, dan zult ge u ook nooit kunnen realiseren, waarom wij voortdurend behoefte hebben aan dit explosief effect, deze plotselinge emotionele toestand, deze plotselinge ontlading van krachten, hetzij uit de geest, hetzij uit de stof. Welnu, dit is de enige mogelijkheid om tijdelijk a.h.w. deze tijds- en bewegingsstroom te doorbreken en daardoor de andere zijde zonder meer te bereiken. Heeft men met zijn eigen wereld een zekere verankering (dus een bestaande verbinding), dan kan men - ongeacht de stroming en beweging, die tussen beide werelden bestaat - altijd weer tot eigen vlak en wereld terugkeren. In uw eigen geest nu zijn over het algemeen elementen opgenomen, die moeilijk verwerkt kunnen worden. U hebt n.l. uit de geestelijke wereld de geestelijke maatstaven meegebracht. U kunt als Europeaan b.v. naar Japan of China gaan, u zult leren rijst te eten met stokjes, de daar aanwezige keuken te waarderen en dergelijke. Maar gij zult u nooit volledig kunnen aanpassen aan alle daar heersende opvattingen en gebruiken. U hebt nu eenmaal een kernopvoeding, een kerninhoud, welke verschilt van die van de Chinees, de Japanner enz.. Op dezelfde wijze geldt dit voor de geest. Zij komt uit een wereld, waarin maatstaven bestaan, die sterk van de uwe verschillen. Wanneer zij zich op deze wereld gaat bewegen, doet zij dit óf in een droomtoestand, waarbij zij dus de voor haar onredelijke toestanden als normaal en redelijk gaat aanvaarden (zoals u doet in een slaaptoestand en een droom), dan wel ze gaat met haar eigen gedachte en inhoud zoveel mogelijk met de stof mee en tracht daaraan zoveel mogelijk tegemoet te komen, maar ze zal toch altijd een zeker verschil van denken, reageren behouden. U moet dit goed beseffen, want uw eigen geest, mits zij bewust is geïncarneerd en dat is voor de aanwezigen hier allen en voor zeer vele mensen. op het ogenblik op aarde het geval - zal dank zij deze bewuste incarnatie in zich dragen een aantal andere maatstaven dan de stoffelijke. Zij zal door de erkenning van deze maatstaven altijd tot haar eigen wereld kunnen terugkeren. Maar zolang zij zich tracht te voegen naar de stoffelijke maatstaven, vervreemdt zij zich van haar eigen oorspronkelijke geestelijke wereld en vlak en wordt haar terugkeer daarheen aanmerkelijk bemoeilijkt, zelfs wanneer zij alle middelen daartoe zou bezitten en alle wegen zou kennen. Het is juist hierdoor, dat zovele in de stof levende mensen weinig of geen ervaringen in de sferen doormaken, en zo dit al gebeurt, daarvan zeer weinig naar het lichaam kunnen terugbrengen. Dit is natuurlijk van uit een gééstelijk standpunt niet erg aanvaardbaar en niet prettig. Wij, die in de geest werkzaam zijn, hebben een zekere behoefte om ons geestelijk streven ook door de geest in de stof uitgedragen te zien. Onze erkenning van kosmische eenheid is voor ons zo belangrijk, dat alles, wat daarmede in strijd zou komen (en zeker binnen de geest) voor ons 114

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 9 – Twee werelden onaanvaardbaar is. Vandaar dat - ook wanneer de geest nog niet in staat is bewust naar een andere wereld uit te treden - velen van de geesten uit hun eigen sfeer beïnvloedingen trachten tot stand te brengen. U hebt zich misschien wel eens afgevraagd, hoe het komt, dat u op bepaalde ogenblikken zo overgevoelig bent: dat u op bepaalde ogenblikken ineens in opstand komt tegen allerhande gebruiken, die u toch altijd zeer normaal hebt gevonden: hoe u opeens die andere visie krijgt, waardoor u ineens walgt en genoeg hebt van dingen die vóór die tijd zo aangenaam en zo leuk waren? Hier kan sprake zijn van een overbrenging van kracht uit de geest. Uw eigen geest wordt a.h.w. hernieuwd tot haar oorspronkelijke maatstaven gewekt. Daardoor zal haar inwerking op het onderbewustzijn de menselijke reacties veranderen en zo denken en ervaren een wijziging doen ondergaan. Wanneer echter die geest nu al redelijk is getraind, wanneer zij zich langzaam maar zeker meer en meer heeft aangepast aan de geestelijke maatstaven en toch nog niet bewust contact heeft met die andere wereld, zo zal men vooral uit de lichtende geest heel vaak proberen zo'n geest de middelen te geven, waardoor zij ten slotte de grens kan overschrijden. En zoals wij reeds hebben gezegd: deze middelen liggen hoofdzakelijk in een emotionele werking en een soort explosie van krachten: en wel voor de bewusten dus in een zeer sterk gerichte en bewust gehanteerde explosie van krachten. Daarom zal iemand, die het genoemde vlak heeft bereikt, zeer sterk onderhevig worden aan onverklaarbare emoties. Het kan soms schrik zijn, angst, in sommige gevallen een plotselinge blijheid, een plotselinge moeheid en een plotselinge vitaliteit: maar altijd optredend uit het innerlijk, uit het gedachteleven, zonder dat er uiterlijk kenbare oorzaken voor zijn. Deze situaties, zoals zij dus worden gecreëerd door de geest, zijn dienstig om binnen lichaam en geest - in de stof verkerende - de middelen te scheppen waarmede de grens tussen beide werelden kan worden overschreden. In de stof zijn het vooral de ingewijden, de grote meesters, die de grens overschrijden of de overschrijding daarvan zonder meer voor anderen mogelijk maken. Zij gaan daarbij enigszins anders te werk dan de geest en zullen dan ook niet proberen een bepaalde emotie in de geest te scheppen. Deze zou trouwens uit de stof komende eerder verwarrend dan aanvaardbaar werken. Zij echter zoeken dit in een toestand van aanvaarding, waarbij het innerlijk besef van het hoogste wordt omgevormd tot een emotionele toestand. Wij zien hiervan wel één van de grootste voorbeelden op de z.g. Wesac-bijeenkomsten, waar immers zelfs uit zeer hoge sferen stralen van licht en banen van kracht zich prompt en haast in de stof kenbaar uitstorten. Ook hier zal het begin bestaan uit een reeks van handelingen, die in de stof plaats hebben en dan geestelijk worden voortgezet. Geloof, harmonie en overgave zijn de middelen, die zelfs de grootste ingewijden gebruiken om dit contact met het hoogste goed te bereiken. En dit "hoogste goed" is dan de meest lichtende geest, de geest die het dichtst staat bij het Alscheppend Vermogen. Ik neem niet aan, dat u onmiddellijk in staat zult zijn hiervan gebruik te maken, maar hoop in dit eerste deel van mijn betoog van deze avond u te hebben duidelijk gemaakt: a. dat u zelf zonder dit te wensen vaak gevaarlijke contacten met de geest kunt veroorzaken: b. dat u zich hiertegen kunt beschermen door bepaalde voorzorgen te nemen: c. dat u door de geest zelve kunt worden geholpen en beïnvloed om de grens tussen stof en geest meester te worden: d. dat u door steeds beter te leren hoe ge uzelf moet instellen kunt komen tot directe contacten met de hoogste kracht, die in de geest en ten slotte ook binnen de menselijke rede zó sterk waarneembaar en zelfs berekenbaar worden, dat wij met een zeer bepaald doel krachten uit de hoogste geest naar de stof kunnen brengen, precies genoeg om dit doel te vervullen. Voorbeelden van aanhechting. 115

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 9 – Twee werelden Aanhechting in volledig onbewustzijn. De mens noch de geest is zich bewust van het feit, dat een aanhechting ontstaat. De geest is zoals men dat noemt - verward in de aura van de mens. Zij zal voor een groot gedeelte de levenskracht van deze mens voor zichzelf gebruiken, maar omgekeerd ook haar eigen levenskrachten aan die mens, afstaan. Door deze wisselwerking ontstaat een irrationeel gedrag, dat zeer snel tot krankzinnigheid leidt en daarbij, zo de geest krachten "vreet", voert tot paranoia. Indien dit niet het geval is en zij haar eigen krachten teruggeeft, zien wij bepaalde verschijnselen van schizofrenie, waarbij het eigen bewustzijn van de patiënt vaak in de grenswerelden vertoeft. Een tweede voorbeeld is: Bewuste samenwerking met de geest. De geest, die in de mens een mogelijkheid ziet om bepaalde behoeften of begeerten te bevredigen, hecht zich aan deze mens. Er is dan geen sprake meer van inbezitneming of aanhechting in de aura, maar eerder van een vervlechting vooral met de gedachte-uitstraling van de mens. Er wordt weinig kracht genomen en weinig kracht gegeven. Wel echter zullen de gedachte voortdurend in die richting worden gevoerd, die voor de geest het meest belangrijk is en waardoor zij een zo groot mogelijke bevrediging kan verwachten. Zijn deze geesten van laten we zeggen - zeer laag allooi, dan kan b.v. in zeer korte tijd uit een schijnbaar normaal en vreedzaam mens een sadist worden, enz.. In andere gevallen zien wij plotseling bepaalde afwijkingen ontstaan, b.v. op het gebied der lusten, op het gebied van misbruik van alcohol, narcotica, e.d.. Er is dan geen kennelijke reden voor deze plotselinge verandering. In gevallen waar dit - zoals een enkele keer voorkomt - ten goede wordt gebruikt, zal een mens plotseling bepaalde slechte kwaliteiten of eigenschappen terzijde stellen en met een vaak onbegrijpelijke beheersing beginnen veel oude fouten te verbeteren en gelijktijdig in zijn omgeving een nieuwe invloed uit te oefenen. In deze gevallen is het opvallend, dat na een bepaalde periode en het tot stand brengen van zekere veranderingen, over het algemeen deze tendens verdwijnt en de aanhechting bewust wordt verbroken. Als laatste voorbeeld van aanhechting noem ik: Aanhechtingen door de geest gedaan met het bijzondere doel om mededelingen en misschien ook bepaalde krachten op aarde door middel van de mens te demonstreren. Een onbewust mens wordt in beslaggenomen, ongeacht zijn stoffelijke handelwijze, waarop ook verder geen invloed zal worden uitgeoefend. Deze mens zal normaal leven, zoals hij altijd heeft gedaan, maar in sommige ogenblikken plotseling profeteren, plotseling en impulsief, zonder te weten waarom, waarnemingen doen, beschrijvingen geven van visioenen of zelfs direct door handoplegging e.d. verschijnselen krachten aan anderen overdragen. In dergelijke gevallen blijkt heel vaak, dat de tijd van inbeslagname kort is. Deze blijft vaak beperkt tot hoogstens enkele jaren, waarin zich afwisselend verschillende krachten kunnen manifesteren. Wanneer dit ophoudt, is er in vele gevallen een schade te ontdekken, omdat de mens meende deze kwaliteiten krachtens eigen verdienste te bezitten. Men tracht van uit de geest dan wel eens dit op te heffen, maar het kan toch wel voeren tot, laten we zeggen, een groot gebrek aan hernieuwde aanpassing in de wereld. Tweede deel Twee werelden zijn er. Die van de stof en die van de geest. Maar zowel in de wereld van de geest als in die van de stof vinden wij wat wij kunnen noemen onderverdelingen. Ik heb u b.v. zo-even gesproken over lagere of duistere geest, ik heb u gesproken over Zomerland en andere sferen. Een indeling op zichzelf dus. Elk van die vlakken zou een wereld genoemd kunnen worden, maar eenvoudigheidshalve houden wij ons bij deze twee werelden: hier is de geest en dáár is de stof. Wat nu zijn de verschillende maatstaven, die in de stof optreden? In de eerste plaats: Het innerlijk harmonisch zijn met bepaalde krachten of vele krachten is een binding met de andere werelden. Daarom zal niet het verstandelijk kennen en weten alleen, maar daarnaast ook wel degelijk de eigen instelling t.o.v. het leven en de kosmos bepalen op welk niveau men zich 116

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 9 – Twee werelden van uit de geest beschouwd - beweegt. De mens, die ofwel geheel dierlijk leeft, dan wel tracht geheel cerebraal (dus mentaal) te leven, zal behoren tot de laagste trap. Want de mens, die geheel dierlijk leeft, zal geen enkele voor de geest belangrijke ervaring kunnen opdoen en zal door zijn voortdurend instinctief handelen geen enkele bewuste reactie op de wereld van de geest kunnen veroorzaken. Degene, die uitsluitend in zijn gedachtewereld leeft en de materie geheel terzijde werpt, leeft in een droomwereld, die zoveel van de werkelijkheid verschilt, dat hij daarin onbenaderbaar wordt. Men kan hem niet meer benaderen, men kan niet met hem in contact komen: en daarom wordt ook deze mét de volledig dierlijke mens tot hetzelfde en laagste niveau gerekend. Iets daarboven vinden wij de mens, die zijn stoffelijke bedoelingen primair stelt, maar zich daarbij toch enigszins laat leiden door wat hij geestelijk aanvaardbaar noemt. Eerst waar stoffelijke en geestelijke aanvaardbaarheid in alle aspecten en bij voortduring de hoofdrol spelen, spreken wij van de hoogste graad, dus de hoogste trap van mens-zijn. Ik hoop, dat dit duidelijk is. Het is natuurlijk wel mogelijk u een hele reeks indelingen in typen te geven, doch die indeling is zo complex, dat ze een totaal van 144 verschillende typen zou omvatten. Het is echter voldoende te volstaan met deze eenvoudige aanduiding. Zoals in de geest mag gelden: hoe minder gebonden aan vorm en hoe intenser één met het kosmisch denken, hoe hoger men staat, zo kan voor de mens in de stof worden gesteld: hoe harmonischer en juister zijn stoffelijk en geestelijk leven op elkaar zijn afgesteld, hoe hoger hij staat. Nu althans enig idee is gegeven van een indeling in beide werelden, moeten wij natuurlijk ook nog vaststellen wat deze indeling kan betekenen in het contact tussen beide werelden. De harmonische mens verwerft een maximum aan geestelijke krachten en vermogens uit zichzelf en brengt uit het verworvene een maximum van - eveneens met zijn eigen wezen - harmonische stoffelijke uitingen voort. Eerst wanneer een geestelijk bewustzijn, en een geestelijke kracht voortdurend in daad en uiting worden omgezet, krijgen wij de perfecte wisselwerking. Voor de mens, die dit bereikt, bestaat geen direct kenbare grens meer tussen de werelden van stof en geest en hij kan zowel met zijn bewustzijn (ook zijn stoffelijk bewustzijn en denken) als met zijn krachten (zowel stoffelijk als geestelijk) vrijelijk wisselen van de ene wereld naar de andere. Het is een ideaal om dit te bereiken, maar helaas schiet men daarin steeds weer tekort. En het is ook duidelijk waarom. Want wie dit heeft bereikt is zo vrij, ook in de wereld van de geest, dat er maar weinig aanleiding bestaat - behalve misschien het voltooien van een enkele taak in de stof - te blijven of daarin terug te keren. Realistisch gezegd mag worden aangenomen: 9/10 van degenen, die geestelijke mogelijkheden hebben en die geestelijk bewust zijn, zullen slechts een zeer klein deel daarvan redelijk en normaal verwerken. Het grootste gedeelte daarvan wordt onderbewust verwerkt en in de mens zelf meestal geuit als spanningen, die men dan door lichamelijke reacties, ontboezemingen e.d. pleegt af te reageren. Daarnaast kunnen wij stellen: de grootste invloeden op de wereld der mensen zal zeker komen uit die geestelijke sferen en werelden, die nog het meest met de mens zijn verwant. Vandaar dat alle vormkennende werelden de meest blijvende invloed kunnen uitoefenen in de stof en er in vele gevallen, ook door de hogere geest, gewerkt wordt via de vormkennende werelden om zo te helpen in de mens het gewenste tot stand te brengen of te veroorzaken. Ik ben bijna aan het einde van het tweede doel van mijn betoog gekomen, want over deze twee werelden valt dan nog slechts het volgende te zeggen: Elk contact tussen de werelden van stof en geest betekent in alle deelhebbers daaraan een bevestiging van de kosmische waarden, die in stof en geest gelijkelijk zijn geuit. Gelijkelijk geuit in stof en geest nu is de goddelijke kracht die in haar geuite vorm ook wel goddelijke of kosmische waarheid wordt genoemd. Dientengevolge zullen steeds nauwere contacten tussen stof en geest voeren tot de steeds sterkere uitdrukking van de kosmische waarheid in mens en geest. Deze verhoging van bewustzijn en vergroting van vermogen zal dan op den duur kunnen voeren tot de volmaakte uitdrukking van het geestelijk weten, kunnen en vermogen in een al even volmaakte stoffelijke vorm met even volmaakte stoffelijke mogelijkheden en capaciteiten.

117

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 9 – Twee werelden Derde deel Gezien het voorgaande, gezien de voorgaande lessen, zouden voor alle mensen, die niet alleen de geheimen van de geest willen leren kennen. maar ook hun eigen geest in het stoffelijk leven actiever willen gebruiken, de volgende regels van groot belang zijn. 1. Leef steeds als mens en nimmer als geest. 2. Druk elke waarde echter, die u in uzelf als juist erkent, zo sterk en juist mogelijk uit op elk voor u beschikbaar vlak, gaande van de eenvoudigste daad tot de hoogste gedachte, projectie van gedachtekracht en zelfs geestelijke werking. 3. Wanneer u een bepaalde werking van uit de geest of in verband met de geest op aarde of in een sfeer wilt volbrengen, dient gij u steeds in te stellen op de hoogste, voor u bereikbare krachten. Doe dit met een volledig geloof, zo het u mogelijk is: in ieder geval met een zo vast mogelijk vertrouwen zowel in uw eigen capaciteiten als in die van de krachten, die u zullen helpen. Stoor u daarbij niet aan bijkomende verschijnselen of invloeden. Bezie deze alleen als een inwerking op uzelf, bestemd om een zekere bereiking mogelijk te maken. Op deze wijze komt u tot een zeer grote uitwisseling van kracht tussen zelfs hogere geestelijke werelden en uw eigen "ik". 4. Stel nimmer kennis als voorwaarde om geestelijk werkzaam te zijn: maar tracht alle kennis, die u bezit, dienstig te maken aan hetgeen u als een geestelijke taak beschouwt. 5. Behoedt uzelf niet slechts in geestelijk maar evenzeer, in stoffelijk opzicht: want u bent zowel voor uw stoffelijk leven en uw stoffelijke mogelijkheden als voor uw geestelijke aansprakelijk. 6. Indien u tot samenwerking komt met een bepaalde geest of een bepaalde groep van geesten of meesters e.d. dan dient u als mens steeds weer te beseffen, dat de maatstaven, waarmede de geest rekent en meet, van de uwe verschillen. Elke poging van onze zijde of van welke andere geestelijke zijde ook om uw eigen maatstaven te hanteren, zal toch nog een lichte vertekening daarvan ten gevolge hebben. Wees dus in deze dingen voor alles redelijk en zelfstandig. 7. Leer rekening te houden met de kosmische invloeden rond u. Want evengoed als u wordt beïnvloed door bepaalde groot-kosmische entiteiten - misschien wel eens foutievelijk sterren en sterrenbeelden genoemd - zo zal ook de geest aan deze werkingen onderworpen zijn. Op alle ogenblikken, dat een grote activiteit aan beide kanten (dus in beide werelden) plaatsvindt, zal het overschrijden van de grens gemakkelijker mogelijk zijn en zullen grotere resultaten in beide werelden kunnen worden geboekt door pogingen in of van uit een andere wereld. 8. Houd er rekening mee, dat uw eigen persoonlijkheid u altijd predisponeert voor bepaalde contacten met de geest en met bepaalde soorten entiteiten. Realiseer u, dat u niet in staat bent om precies vast te stellen wie wel, en wie niet zal komen. U kunt een voorkeur kenbaar maken, maar u kunt nimmer regelen wat u uit een andere wereld zal benaderen. Evenmin bent u volledig in staat te bepalen, waar u in de geest zult zijn, wanneer u de grens overschrijdt. Het is echter in beide gevallen mogelijk om door het "ik" juist aan te passen ten slotte toch het gewenste doel te bereiken. 9. Wanneer er zich in de stof een geest manifesteert, die niet degene is, die u wenste te spreken of te zien, dan zal er toch een zeker verband bestaan. Gebruik een dergelijke entiteit of kracht dan als een middelaar of een vertaler en laat deze, die toch met zijn eigen wereld blijft verbonden, in zijn eigen wereld het door u gewenste contact zoeken. Het zal u blijken, dat u op deze wijze praktisch gelijksoortige resultaten krijgt als bij een volledig slagen van uw streven. 10. Wanneer uit de geest bepaalde krachten tot uiting komen en deze niet volledig beantwoorden aan hetgeen u wenst, zal het u blijken, dat u vaak zelf door middel van manipulatie (dus door uw wil, het gebruik maken van een zekere instelling, uw kennis, 118

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 9 – Twee werelden de projectie van gedachte enz.) deze krachten toch aan het voor hen bestemde doel zult kunnen doen beantwoorden. 11. Begrijp zeer wel, dat de geheimen van de geest voor een groot gedeelte zijn gelegen in de grote en moeilijk hanteerbare verschillen tussen de geestelijke en de stoffelijke wereld. Het zijn niet alleen maar verborgen geheimen en krachten, maar voor een groot gedeelte voor u niet aanvaardbare of niet erkenbare waarden, die - door de geest geuit - in u zelfs een verweer of een zeker verzet kunnen wekken. Dit is het juist, wat het u moeilijk maakt om de geest te begrijpen. Wanneer u de geest niet begrijpt, leg dan de gehele zaak terzijde. Tracht nimmer uw eigen interpretaties daaraan toe te voegen en het zo aanvaardbaar te maken zonder - als u de mogelijkheid daartoe hebt eerst te toetsen, of deze rationalisatie of aanpassing ook voor de geest aanvaardbaar is. 12. Verwacht nimmer door middel van geestelijke krachten iets zonder moeite in de stof of in de geest te bereiken. In alle gevallen en in beide werelden geldt nog steeds, dat streven en inspanning de enige manieren zijn om tot resultaten te komen en het gewenste te verwerkelijken. Wees niet spaarzaam met uw krachten in de stof of in de geest, want alle krachten die u geeft in overeenstemming en harmonie met een groter doel, zullen - zowel in stof als in geest - vanuit de kosmos worden aangevuld. 13. Verder wil ik u erop wijzen, dat de overgang van de mens (de dood) zowel als het menselijk leven zelf, eigenlijk de mens altijd weer confronteren met de begrenzing, die tussen beide werelden aanwezig is. Alles wat u ziet als tijd, alles wat u dus ervaart als het verder snellen naar het graf enz., is niets anders dan het erkennen van de grens, die tussen uw stoffelijke wereld en de werkelijke geestelijke wereld bestaat. Aan beide zijden is de waarheid: alleen de grens op zichzelf is niet waar. Realiseer u dit steeds. Deze grens, die zo moeilijk is te overschrijden, deze grens, die ons in sommige gevallen in astrale sferen doet verdolen en aan enorme beproevingen kan blootstellen, is niet reëel. Zij komt ten slotte voort uit de verschillen in bewustzijn, waardoor de verschillen in wereldrealisatie en beweging ontstaan. De grens tussen de wereld van de geest en de wereld van de stof komt voort uit de verschillen in bewustzijn, reactie en leven. Zodra u deze verschillen voor uzelf kunt wegvegen - en dit is onder omstandigheden mogelijk - hebt u een directe weg gevonden tot het heilige der heiligen toe, want dan kan geen enkele begrenzing tussen werelden of sferen u meer weerhouden door te dringen tot het hoogste, dat voor u nog aanvaardbaar, voor u eventueel nog dragelijk is. 14. Zoek de waarheid altijd in uzelf. Maar begrijp, dat elke waarheid, die ge in uzelf vindt, alleen dient als toetssteen voor hetgeen buiten u bestaat. Wat buiten u bestaat in geest en stof en wat in u als waarheid leeft, zal door voortdurende vergelijking tot overeenstemming moeten worden gebracht. 15. Ten slotte wil ik u dan nog op het volgende wijzen: Voor de geest is een absolute vrijheid in de stof op elk terrein begeerlijk. Voor de stof echter is een dergelijke vrijheid absoluut onaanvaardbaar. Vandaar dat in alle gevallen, dat u zich afvraagt: Wat is nu de geestelijke richtingen wat de stoffelijke? Een redelijk overleg en het te rade gaan met de gevoelswereld, waarin de geest het sterkst tot uiting komt, tot het kiezen van de juiste middenweg zal moeten leiden. De juiste middenweg, die onmiddellijk handelen mogelijk maakt en niet alleen berust op een afwachtende houding, maar anderzijds ervoor zorg draagt, dat voor onszelf (innerlijk), voor de wereld waarin wij leven (de stoffelijke b.v.) en voor de invloeden van de wereld van de geest een aanvaardbaar bestaan wordt geschapene Dit laatste punt is één van de meest belangrijke. Want alleen hierdoor kunt u komen tot die andere geheimzinnige kennis, die niet geheel met de wereld van de geest en de geheimen van de geest samenhangt: de kennis van het innerlijk "ik" of de esoterie en de kennis van de beheersing der dingen of de magie. Deze beide zijn alleen van uit deze waarden van het gemiddelde benaderbaar én kunnen nooit uit extreme handelingen of acties voortvloeien: ongeacht in welke richting deze zich bewegen. 119

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 9 – Twee werelden EENZAAMHEID Eenzaamheid is moeilijk te omschrijven. Je bent alleen, zelfs wanneer je niet alleen bent. Je kunt eenzaam zijn te midden van de grootste drukte, te midden van de meest intense contacten die je je maar kunt voorstellen. Iemand, die eenzaam is, voelt zich eigenlijk als een figuur in de kristallen bal van een hemelse wichelaar gevat: aan alle zijden door het kristal bezien en zichtbaar zich tonend in wereld en leven en weten, zonder ooit zelve de begrenzing te kunnen doorbreken en dat wat hem gadeslaat te kunnen zien, te kunnen beroeren en te kunnen kennen. Eenzaamheid is een onzichtbare ban, die je - als een demon binnen het pentagram - gebonden houdt aan een plaats, waar je niet wenst te zijn. Waarom is men eenzaam? Soms zegt men, dat eenzaamheid voortkomt uit eigen onbegrip, uit onvermogen zich bij de mensen aan te passen. Soms stelt men, dat eenzaamheid een zekere vorm van egoïsme is, waardoor ge uzelf afzondert: of een vrees voor anderen en een vrees gekwetst te worden. Maar is dat wel waar? Eenzaamheid, mijne vrienden, is in feite al deze dingen en meer. Eenzaamheid is: uiterlijk leven. Hoe meer je uiterlijk leeft, hoe eenzamer je bent. Hoe meer je innerlijk leeft, hoe minder eenzaam je zult zijn. Want de kern waar alles om draait, is in dit geval: er is tussen mij en anderen een grens. Datgene, wat ik als mijn eigendom zou willen zien, kan ik niet tot mijn eigendom maken: datgene, wat ik zou willen geven, wordt niet aanvaard: datgene, wat ik zou willen horen, wordt niet gesproken: en datgene, wat ik zeg, wordt niet verstaan. Maar dat is uiterlijk, dat is een eis aan de buitenwereld. Eenzaamheid zal altijd verdwijnen, als je beseft, hoe de kern der dingen in jezelf is gelegen. Je kunt natuurlijk hongerig zijn naar bepaalde verschijnselen in het leven. Soms kan het je overweldigen als een alles meeslepende stormvloed en je voortjagen tot aan de grenzen van een onbekende wereld. "Ik wil, ik moet" of "ik kán niet anders". Maar dat is incidenteel en dat heeft met het al of niet eenzaam-zijn niets te maken. Want de mens, die wordt voortgezweept door zijn lusten en al zijn begeerten, is in vele gevallen eenzamer dan de mens, die beheerst en schijnbaar eenzaam als kluizenaar leeft te midden van de wildste wildernis. Het is: Hoe sta je tegenover de wereld? Wat is de wereld voor jou, wat betekent ze? En nu kun je die wereld in een systeem gaan vastleggen, maar dat neemt de eenzaamheid niet weg. Je kunt die wereld gaan zien als iets, dat je moet overwinnen, maar wie overwint is eenzaam. En wie zich verslagen acht zóékt eenzaamheid, al is het maar om van zijn wonden te genezen. Neen, de aanvaarding van de wereld is een eerste noodzaak. Om niet eenzaam te zijn moet je in de wereld a.h.w. jezelf zien en jezelf erkennen. Je moet beseffen, dat alle dingen tot je spreken, wanneer je je eigen wezen toestaat hun taal te verstaan. Je moet begrijpen, dat er geen grenzen zijn tussen leven en dood, tussen ondergang en herrijzenis, dan alleen de grenzen, welke je zelf stelt. Want daar, waar leven eenmaal is, blijft leven. Daar, waar eenmaal een beeld in jezelf is ontstaan, is dat beeld blijvend. Het is niet noodzakelijk, zoals de mensen denken, om voortdurend voort te jagen, voortdurend hetzelfde te herhalen, voortdurend hetzelfde hernieuwd te bevestigen, als je in jezelf zuiver, redelijk en reëel leeft. Wanneer een mens je eenmaal zijn aandacht geeft, éénmaal een woord misschien, dan blijft dat woord toch in je bestaan, als het waarde heeft? Hoe kun je dan nog eenzaam zijn? Omdat het woord niet meer klinkt? Laat het klinken uit jezelf. Een mens is eenzaam, omdat niemand hem begrijpt. Maar er is toch ergens iets, wat jou begrijpt? Al is het maar God, waarin je gelooft. Of de wereld, die je stemmingen weerspiegelt met regen en met zonneschijn, met spel van wolken en golven. Of misschien ook met de geheimzinnigheid van nevel tussen de bomen. Aanvaard die dingen als gezelschap. Aanvaard het hele leven eigenlijk als één voortdurende openbaring van wat in je leeft en een antwoord, dat in je bestaat: en je zult nooit eenzaam zijn. God is niet de grote Wichelaar en wij zijn niet de spookbeelden, die Hij oproept in Zijn kristallen bol, als misschien een vertoning, een vermakelijkheid voor de ongekende groten van een vreemde kosmos. Wij zijn wezens, die in en van uit zichzelven wereld en kosmos kunnen construeren en opbouwen. Bevalt de geschiedenis van de wereld ons niet, dan kunnen wij gaan strijden en zullen eenzaam worden. Maar wij kunnen in onszelf ook die wereld dragen en 120

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 9 – Twee werelden a.h.w. onze eigen betekenis aan al die dingen in de wereld toekennen. En ziet, de gehele wereld spreekt tot ons en geeft antwoord op ons wezen. Eenzaamheid is waan. Eenzaam zijn, verzinken in de put der eenzaamheid, die tot de onderwereld leidt, waar de wraak der demonen je in diepe duisternis zou verbergen, is niets anders dan de vlucht voor het Gouden Licht, het gouden Leven, dat je gegeven is en dat in je bestaat. Eenzaamheid is een vorm van haat en verwijt. Verwijt tegen de wereld en strijd met de tijd, met onvolkomenheden: een niet reëel en werkelijk betreden van de wereld. Neem met het ogenblik genoegen, dat de tijd je geeft. Eenzaamheid is een innerlijk sterven. Niet omdat je sterven moet, maar omdat je weigert voort te leven, het "ik" geen wil tot leven heeft. Zoek dan uit de wereld het gouden Licht te puren, de kracht die alles verstaat. Dan zijn alle uren gevuld, die tezamen vormen het leven en de tijd. Gevuld is dan de eeuwigheid en de volheid van het leven spreekt dan tot je. Dan kun je niet meer eenzaam zijn. VERTROUWEN Vertrouwen is een dwaas iets. Je hoort van mensen, dat ze elkaar vertrouwen: maar deze woorden houden in, dat ze de rest wantrouwen. Met andere woorden: vertrouwen is een uitzonderingstoestand, iets wat men een enkeling toekent, zonder precies te beseffen, dat men daardoor de rest van de wereld veroordeelt. Zo is in feite alle vertrouwen in zekere zin een verwerpen. Wanneer een mens zegt: "Ik vertrouw op God", dan klinkt dat fraai. Het is een woord, dat vooral in de kerken werd geboren en wordt gezegd door een ieder, die gelooft. Maar gelijktijdig berooft men zich zo van het vertrouwen in het leven, in de wereld zelf, in het "ik". Wanneer ik iets vertrouw, dan geef ik toe, dat ik dit meer vertrouw dan andere dingen: of andere dingen minder ken, vertrouw en begrijp of zelfs voor mij betrouwbaar en hanteerbaar acht. Nu zegt men: "Je moet in de wereld vertrouwen hebben. Vertrouw in je medemens." Zeker, het klinkt fraai. Maar zou het niet eerlijker en beter zijn te zeggen: "Mens, leer op jezelf te bouwen en in je medemens steeds dát te zien, wat in jezelf leeft?" Onverschillig welk antwoord die medemens je geeft met zijn gedrag, zijn handelingen en zijn taal, vertrouw in jezelf, in de kracht die in je leeft, de kracht die je geschapen heeft. Niet in een ideaal, dat vaag in de verte zweeft, maar in de werkelijkheid die je bent, nu. En de mogelijkheid die je bezit, nu. Is dat niet het enig ware vertrouwen? Het moet uit jezelf komen. Vertrouw de gehele wereld. En als je de hele wereld vertrouwt - volgens de menselijke opvatting van vertrouwen - dan word je door minstens de helft van de wereld beschaamd. Want de helft van de wereld denkt anders, leeft anders en is anders dan jij. En wat je in jezelf zo schoon had opgebouwd, wordt door die anderen eenvoudig vertrapt en verloochend en je voelt je verraden. Maar is dat realisme? Wanneer ik een mens vertrouw, dan doe ik dat eigenlijk, omdat ik van die ander aanneem, dat hij precies beantwoordt aan wat ik van hem verwacht. Met andere woorden: ik verg eigenlijk, dat hij zich aan mijn macht, mijn denken, mijn streven en werken overgeeft. Ik verwacht dat een ieder leeft volgens mijn maatstaven en mijn regels. En is dat nu wel realistisch? Heeft het nu werkelijk ook maar iets van doen met de werkelijkheid en met de schepping? Het is in de schepping toch eigenlijk zo, dat elk wezen wordt geschapen meteen eigen taak, een eigen mogelijkheid en een eigen leven. Een eigen leven en een eigen taak, niet de uwe. Hoe kunt gij, die deze taak en het wezen van de ander niet kent en diens leven en mogelijkheden niet erkent, beoordelen, of vertrouwen mogelijk is of niet? Vertrouwen is een projectie van jezelf in anderen: maar dan met de verwachting, dat de ander een getrouwe nabootsing van dat "ik" zal zijn of van de verwachtingen, die het "ik" stelt. Zelfs wanneer wij in God vertrouwen, dan verwachten wij, dat God ons een wereld zal bouwen met alle gebeurtenissen, precies zoals wij ze willen hebben. En als dat niet gebeurt, dan heeft God ons vertrouwen beschaamd. Is dat reëel? O, ik weet het wel. Men zou zo gaarne het vertrouwen zien als de zoete band van mens tot mens, van mens tot God, datgene wat het lot onscheidbaar verenigt en voort doet gaan door de eeuwigheid. Maar is het dan ónze voorstelling op een bepaald moment van bestaan en een 121

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 9 – Twee werelden bepaalde trap van leven, die ten slotte een oordeel velt over alle tijd? Is óns het recht gegeven te zeggen: "Gij zult en gij zult niet?" Is het óns gegeven te zeggen: "Zo alleen is het goed"? Toch is vertrouwen daarop gebaseerd. Een mens belooft u iets. Een belofte, wel gesproken, wordt goed verstaan naar ge meent. Wat heeft hij gezegd? "Ik zal zeker in de morgen tot u komen." Maar hij heeft de morgen niet genoemd, waarop hij tot u komt. Gij wacht: de volgende morgen zal hij komen. En ziet, als hij niet komt, uw vertrouwen is beschaamd en ge zegt: "Op zijn woord kunt ge niet bouwen. Ik heb geen vertrouwen meer in iemand, die zo is." Wie heeft het nu mis, u of die ander? Wie heeft er eigenlijk iets gedood, gij of die ander? Gij zegt tegen een mens: "Ik verwacht van u dat ge zo zult handelen, denken en leven. En ge zet het desnoods in een contract. Alles plechtig neergeschreven en notarieel bevestigd. Dit is in de menselijke dreven dan toch wel het recht. Daarop mag ik dan toch vertrouwen, want het staat op papier. Het gaat een tijd lang goed. Maar de omstandigheden veranderen, de mens verandert en zijn mogelijkheden en behoeften veranderen. En dan kan hij zich niet meer houden aan het contract. Het contract is verbroken. Gij kunt hem misschien aanklagen of bestrijden. Maar wat zegt ge?: "Nu dacht ik toch wel zo, dat ik déze mens kon vertrouwen." Kunt u iets vertrouwen op deze manier? Is er dan iets blijvends, wat gij kent aan vormen en aan leven? Zeg me eens, wat is eeuwig op aarde behalve misschien de goddelijke kracht, die leeft in de mens? Van moment tot moment wisselt de mens zijn wezen en denken, al beseft hij het niet. Van moment tot moment verandert de wereld en verandert de tijd. Elk ogenblik opnieuw andere krachten en andere mogelijkheden. En gij wilt een vaste maatstaf aannemen, waaraan gij een ieder kunt meten en onderwerpen en dat vertrouwen noemen? Ach kom. Zijt gij dan vergeten, dat ieder zijn eigen taak heeft en zijn eigen leven? Dat ieder op zijn eigen wijze naar het ene einddoel gaat? Neen, laat vertrouwen als een woord niet met die bittere loden zwaarte wegen, waarmede zo menigeen medemens en anderen kluistert. Vertrouwen moogt gij hebben in uzelve. Uzelf immers kent ge van dag tot dag, van uur tot uur. Althans uzelve kunt gij kennen, indien gij wilt. Vertrouw op uzelf, dat is aanvaardbaar. En zo ge erop vertrouwen wilt, dat uw leven een doel heeft, is het redelijk, indien dit uw geloof is. Maar wat wilt ge meer vertrouwen? Wil ge de geest vertrouwen? Of zeker, de geest is te vertrouwen, zolang uw eigen wezen antwoord vindt in die geest. Maar als die geest morgen verandert en andere dingen ziet en andere krachten kent en ge wendt u daarvan af, heeft dan die geest uw vertrouwen beschaamd? Of hebt ge misschien anders en meer verwacht dan gegeven kon worden? Of hebt ge misschien eisen gesteld, zonder te weten, of ze redelijk en mogelijk zijn? Gij vertrouwt in alle dingen en ge wordt steeds in uw vertrouwen beschaamd. Daarom wil ik u van dit woord zeggen: Vertrouw alleen in uzelf. Vertrouw - zo ge wilt - op uw God, maar nimmer op datgene wat uw God voor u zal doen. Bouw op datgene, wat ge in uzelf als mogelijkheid op dit ogenblik kent: maar kies voor vertrouwen - zo ge kunt - een ander woord en spreek van "geloof". Want als ge iets gelooft en het blijkt onwaar, dan kan een deel der waarheid voortbestaan en dan kan de bevrijding van de waan zelfs het geloof in de grootheid sterker maken. Geloof is niet als het vertrouwen, dat breekt. Wáár geloof veredelt zichzelf, naarmate het meer wordt beproefd en meer met de waarheid wordt geconfronteerd. In geloven léért de mens. En uit geloven put hij onmetelijke krachten. Maar wanneer hij op vertrouwen alleen zich baseert, dan wordt het al te vaak een pogen om al, wat hij in zichzelve meent te kennen of meent te hebben geleerd, aan anderen op te leggen. Dan betekent dit, dat hij zich het recht toekent te zeggen wat anderen moeten doen, welke maatstaven van fatsoen, van leven en van rede voor hen moeten bestaan. En hij is verbitterd en acht zich gebroken, wanneer anderen aan dit, wat ten slotte toch waan is, een voorstelling die alleen in het "ik" bestaat, niet beantwoorden. Dan zegt men: "Ja, ik heb vertrouwd, maar het was weer ten onrechte. Ik ben weer beschaamd." Geloof, mens, in het leven en de zin van het leven. Deze dingen zijn waar. Geloof, dat al wat je aan mogelijkheden wordt gegeven bestemd is voor een bepaald doel. Want dat is waar. 122

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 9 – Twee werelden Geloof, dat je alle dingen kunt volbrengen, waarvoor je bent geschapen. Want dat is zeker waar. Geloof, dat alles mogelijk voor je is en vertrouw in jezelve, dat je deze dingen kunt en zult volbrengen. Dat is mogelijk. Zodra je een ander vertrouwt, bouw je op zand. En wie een kostbaar huis bouwt op zand, wordt vaak verpletterd onder de ruïne. Bouw daarom liever op rots en op steen. Op dat, wat je gelooft en wat je kent: op dat, wat alleen in jezelf als maatstaf geldend, zich voortdurend kan aanpassen aan een werkelijkheid, die je kent. Iets wat voortdurend dat wat je bent, in werkelijkheid uitdrukt. Dat is het enige wat van belang is. En zo ge wilt vertrouwen, vertrouw dan een ieder. Maar niet: vertrouw op wat iedereen zal doen. Hoe zult ge weten welke belofte of welk woord wel betekenis heeft, dan wel niet zal worden gehouden? Vertrouw, dat elke mens op zijn wijze ten slotte toch ook streeft naar het geluk, naar het goede, naar het lichte, zoals hij meent dat te kunnen bereiken, evenals gij. Vertrouw, dat de mensheid zelve zin heeft, omdat ze anders niet zou bestaan. Maar dat is dan ook het enige vertrouwen, dat voor u mogelijk is, vrienden. Elk ander vertrouwen ligt zo dicht bij de grens van de zelfbegoocheling, dat het moeilijk is u daartoe op te wekken. Ik kan u wel zeggen: Vertrouw in ons en in de geest. Maar gij zult ons eisen stellen, of gij zult in onze woorden dingen lezen: en wij kunnen de eisen niet vervullen of onze woorden zijn anders gezegd: en ze hadden een andere inhoud, een andere achtergrond, een andere gedachte. En dan zult ge ons verwijten, dat wij uw vertrouwen hebben beschaamd. Daarom is het zelfs moeilijk dit te zeggen. En dus blijft er voor mij alleen nog dit: Vertrouw waar ge wilt, mits ge nimmer - ook wanneer uw verwachtingen beschaamd worden - uw vertrouwen beschaamd acht. Dat lijkt mij dan het juiste antwoord op dit onderwerp. Gezien het voorgaande, dat volgens mij volledig waar is, meen ik er goed aan te doen te verklaren, dat het begrip "vertrouwen" door ons in algemeen menselijke zin ook verder gebruikt zal worden. Maar dat wij de inhoud van vertrouwen eerder zien als een geloof en een aanvaarding, een éénwording in zekere zin, dan als een contract, waaruit zal blijken dat onze verwachtingen niet beschaamd worden. ZEEPBELLEN Een zeepbel is het vel van de illusie, dat glimmend om het niet is gepast en barstend zich oplost in de lucht en of het oog doet tranen en zo wast uit het oog het beeld van een schitterende, volle gedachte. Een zeepbel is een luchtkasteel uit een pijp geblazen en - gaande met vele - speelt met de wind, totdat de spanning wat te groot wordt en de lucht de vrijheid vindt en uit de verbroken begrenzing de mens terugkeert tot de werkelijkheid. Zeepbellen blazen is een spel, dat de meeste mensen zo gaarne bedrijven. Ze menen: daarmede blijven we dan gevrijwaard voor de zorgen en noden van de tijd. Zij blazen hun bellen van rust en van vrede, van geestelijke wijsheid en democratie. Ze blazen hun bellen van kosmisch begrijpen en wereldomvattende melodie. En zodra er ook maar iets begint te nijpen, dan springen die bellen al uit hun vel. En de mensen? Nou, dat kun je best begrijpen, die springen mee, dat snap je wel. Daarom blaas je luchtbellen, zeepbellen, Wil je spelen? Speel mens, zoveel je wilt. Speel met al wat je, goed en schitterend en lichtend als een zeepbel vindt. Maar speel daarmee dan als een kind en vang aan, zodra de eerste klapt, de volgende te blazen. Wees niet als dwazen, die alles betreuren wat sterft als een zeepbel: gebeuren, dat plotseling zijn glanzen derft. Pleit niet te veel om wat vergaat, zolang een nieuwe zeepbel, hoop en licht en vreugde gevend, opnieuw de pijp van het menselijk denken met spelende glanzen zacht ontgaat. De mens, met zichzelf zeer begaan en wel vervlochten in het menselijk bestaan, bouwt zich voortdurend een waan, waaraan hij zichzelve heeft overgegeven. En wil nu van zichzelf dan niet weten, dat hij voor waan slechts wilde bestaan. Vandaar dat zoveel mensen hopen, dat de wereld zal vergaan: dan behoeven zij tenminste niet van eigen dwaasheid nog te weten. Maar zoek je mens, de werkelijkheid, het menselijk leven, mensenvreugd en mensenleed, ben je vrij en eerlijk in je streven, dan zal de wereld voortbestaan, omdat je leeft en denkt in werkelijkheden: en daarom niet uit bange waan bevreesd bent om het spoor van nieuwe tijd en lichte kracht te betreden. 123

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 10 – Het occulte

TIENDE LES - HET OCCULTE

Het occulte ofwel het verborgene maakt deel uit van alle geestelijke wetenschappen en vele van de geheimen van de geest, die u bekend zijn en waarover wij hebben gesproken, vallen dus inderdaad in dit gebied. In feite echter omvat het gebied van het occultisme, het verborgene, het gehele leven. De opzet van de oorspronkelijk verborgen leerstellingen is n.l. het ontdekken van het levensritme en het gebruiken ervan. Het houdt zich bezig met geboorte, opvoeding, met huwelijk, leven en dood, terwijl het daarnaast een zo groot mogelijke eenheid tracht te bereiken tussen de mens zelf, zijn innerlijk weten en wezen en al datgene, wat hij uit andere sferen kan putten. Verder dan het menselijk leven gaat het begrip occultisme echter niet. Dit in tegenstelling tot hetgeen vaak wordt beweerd. Het occultisme n.l. houdt zich bezig met de geestelijke werelden en geestelijke werkingen, evenals ritmen, zover als die op aarde tot uiting komen. De grootste geheimen van de geest zijn zeer waarschijnlijk wel deze levensritmen, die een ieder heeft. Ik zal trachten deze kort te omschrijven. Er bestaat iets, wat je met een kosmische ademhaling kunt vergelijken. Deze ademhaling is bepalend voor de wijze, waarop de mens of de geest energie ontvangt en in een toestand van rust verkeert. Het eigen krachtniveau en daarmee ook eigen daad- en wilskracht wordt daardoor terdege beheerst. Het geheel van deze werkingen wordt voortgezet over alle voertuigen: maar wel moet worden opgemerkt, dat naarmate het voertuig grover is een groter aantal ritmen optreedt. Is dus de ziel zelf aan één enkelvoudig ritme onderhevig, zo zal de mens b.v. in zijn lichaam in het totaal een 40-tal verschillende ritmen kunnen ondergaan. De wetenschap van het occulte is nu het aanpassen van het "ik" aan deze ritmen en het ontdekken, hoe deze ritmen in eigen wezen bestaan. U zult begrijpen, dat het niet mogelijk is ook maar bij benadering voor een enkele mens een dergelijk ritme weer te geven. Algemene regels bestaan daarvoor echter wel. Wij kunnen stellen dat wanneer : a. de mens materieel tamelijk energiek is en geïnteresseerd, b. geestelijk scherp reageert en inzicht heeft in geestelijke waarden, c. zelf werkelijk en intens nadenkt en, d. geneigd is persoonlijke verantwoordelijkheid te dragen, deze mens in uw tijd zal behoren tot één der hoofdritmen: n.l. een zwellend ritme voor praktisch alle voertuigen op dit ogenblik met een intensiteitsfactor voor de laagste voertuigen van ongeveer 1 1/2 jaar, een intensiteitsfactor voor b.v. astraal- en levenslichaam van ongeveer 3 jaar. Daarnaast is men aan het begin van een stoffelijke cyclus, de 13-jaar-cyclus enz.. Altijd weer zullen incarnaties en reïncarnaties gepaard gaan met verschuivingen in deze energieritmen. Voor de mens ontstaat dus steeds een nieuwe constellatie, waarbij de krachtsverhouding tussen de verschillende voertuigen aanmerkelijk wordt gewijzigd. Het gebruikmaken hiervan kan voeren tot het beheersen van de z.g. gaven als daar zijn (u herinnert het zich nog wel): telepathie, inspiratief vermogen, mediamiek vermogen, helderziendheid, helderhorendheid, het uitstralen van levenskrachten e.d.. Nu zou ik misschien hier goed doen om een spreuk uit de Dammápadan naar voren te brengen: "Hij, die geneest uit heiligheid, is goed. Maar slechts hij, die geneest uit eenheid, dient het Volmaakte." Als wij uitgaan van het standpunt, dat wij goed moeten zijn, zal dit in het geestelijk leven ongetwijfeld een prettige invloed hebben. Wij zullen door het streven naar positieve factoren in alles, wat zich binnen het leven aan ons voordoet, een voortdurend sterkere klimming ondergaan van ons eigen beleven, een grotere tevredenheid kennen en na overgang ongetwijfeld sneller bewust worden en stijgen. Maar indien wij uit eenheid met het Al werken en dit dus naar de 124

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 10 – Het occulte wereld toe uitdragen, dan vallen de belangrijke kleine ritmen, die de menselijke wereld beheersen, voor een dergelijke persoon bijna weg. Daar komt alleen tegenover te staan de uiting van het persoonlijk en goddelijk ritme, dat uit het eerste scheppingsmoment ontstond. De occultisten hebben getracht deze dingen voor te stellen op duizend-en-één wijze. Ze hebben daarbij gebruik gemaakt van. systemen van trappen (van inwijding), systemen van poorten (van bewustwording), van bouwschema's: ze hebben alchemistische voorstellingen gebruikt en ze hebben eigenlijk steeds weer hetzelfde beweerd: "Alleen door de kennis van het "ik" komt men tot de erkenning van de innerlijke waarde." Nu zegt hier de Shástra Vedanta: "Wie zichzelve kent is groot. Doch wie zichzelve is heeft de volste grootheid bereikt." Hierbij valt wederom de nadruk op één van de geheimen van de geest. Bewustwording en bewustzijn zijn belangrijke factoren: ze zijn het hulpmiddel a.h.w. ter bereiking. Maar het jezelve zijn, dus leven zoals je bent in alle sferen en alle voertuigen - een overigens moeilijke taak - is de voleinding. Verder dan dit kunnen wij niet komen. Uit deze korte samenvatting van enkele denkbeelden uit het occultisme kunt uzelf reeds conclusies trekken omtrent hetgeen wij in deze cursus hebben onderwezen. Alles wat u doet moet aangepast zijn, niet alleen aan uw eigen levensritme, maar ook aan de ritmen van anderen. En deze kunnen zeer sterk van de uwe verschillen. Daarom wil ik trachten u nu een aantal eenvoudige regels te geven, eenvoudige punten, die u ongetwijfeld bij een nadere beschouwing en door ze in praktijk te brengen dienstig kunnen zijn bij uw eigen verdere geestelijke ontwikkeling, de beheersing van uzelf en ten dele van uw omgeving. 1. Niemand is gelijk aan uzelf in wezen en in denken. Ieder is gelijk aan uzelf in kracht, uit het Goddelijke gezien. 2. Alle dwang wekt dwang, alle strijd wekt strijd, alle begrip echter doet strijd wegvallen. 3. Alle kwaliteiten, die ik geestelijk bezit, moet ik in stof en geest gelijkelijk uitdragen. Ik ben te allen tijde een geheel, waar ik mij ook bevind en in mijn laagste voertuig moet ik te allen tijde het totaal van mijn voertuiglijke mogelijkheden tot uiting brengen. Ik moet gebruikmaken van alle krachten, die mij ter beschikking staan en ben verplicht deze krachten niet alleen in maar ook buiten mijzelf uit te dragen. 4. Uitgaande, van een harmonie, die ik heb bereikt, hetzij met een enkele mens, hetzij met de mensheid, hetzij met het Goddelijke, kan ik altijd verder doordringen in het Al. Elke vorm van harmonie is het beginpunt voor een persoonlijke ontwikkeling. 5. Persoonlijke ontwikkeling, b.v. van begaafdheid, kan nooit en te nimmer alleen in eenzijdige vorm geschieden. Specialisatie op een bepaalde begaafdheid is alleen dan aanvaardbaar, indien zij tevens levenstaak is. Is zij dit niet, dan moet de veelzijdigheid zoveel mogelijk worden gehandhaafd. Doelbewust streven is noodzakelijk. 6. Alle gaven en begaafdheden zullen zich - vooral in het begin - onbeheerst openbaren. Dit betreft alle vormen van mediumschap, waarnemingen, uitstraling van krachten, opvanging en overbrenging van gedachte en wat dies meer zij. Elke onbeheerste vorm mag slechts worden gezien als een oefeningsmogelijkheid, welke het mogelijk maakt deze kracht in beheerste vorm aan de wereld te brengen. Nimmer mag dit voordien. Verschijnselen in leven en dood zijn volkomen gelijk voor het ware "ik". Maak daartussen dus geen onderscheid, ook wanneer u bepaalde gaven gebruikt. 7. Indien ge wilt uitgaan van een grote en sterke innerlijke bewustwording en ge kiest daarbij een z.g. innerlijk of esoterisch pad, dan zult ge alle uiterlijke verschijnselen als secondair moeten zien en deze slechts als persoonlijkheidsuiting en verdere persoonlijkheidserkenning dienen te gebruiken. Ligt dit niet in uw aard en zijt ge voortdurend geneigd u bezig te houden met de wereld en hetgeen daar geschiedt, zo zult ge een weg moeten gaan, waarbij bovenal een begrip voor de wereld voor u belangrijk is. Beperkt u tot die plaatsen en mogelijkheden, waar dit begrip voor uzelf bereikbaar is. Houdt u nimmer bezig met toestanden, die te groot zijn om te worden overzien: houdt u ook nimmer bezig met persoonlijkheden, die u niet voldoende kent om met hen althans enig inzicht, enige harmonie en enig contact te verwerven.

125

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 10 – Het occulte 8. Besef wel, dat de geest zelf met haar zeer bijzondere kwaliteiten in feite buiten tijd en ruimte staat. Alle beleving van tijd en ruimte is gebonden aan de gedachte. De gedachte en het denken zijn dus de bepalende factoren - ook in het menselijk leven voor alles, wat u ondergaat. Wijzig uw denken en ge wijzigt voor uzelf de condities en omstandigheden, ook wanneer deze - in de stof b.v. – uiterlijk dezelfde lijken. 9. Alles wat de geest aan energie bezit kan worden omgezet in stoffelijke harmonie en stoffelijke energie. Het is mogelijk daardoor een afscherming te verwerven, die - om het eigen wezen gelegen – alle ongunstige factoren automatisch afstoot. Het is mogelijk door deze kracht in het lichaam bepaalde gebreken te doen herstellen en eigen vitaliteit zeer sterk op te voeren. 10. Bij alle geestelijke activiteit, die gericht is op veranderingen binnen het "ik" of op afscherming van het "ik", mag de instelling nimmer en nooit gericht zijn op het "ik" zelf. Het moet altijd gericht zijn op een hogere kracht, waarin men zekerheid zoekt en waarin men volledig vertrouwt en gelooft. Tot zover deze punten, die een korte samenvatting willen zijn van conclusies, die u uit het voorgaande zelf getrokken zoudt kunnen hebben. Wij hebben natuurlijk ook met bepaalde stoffelijke aspecten van het leven te doen en deze te omschrijven is voor mij als buitenstaander enerzijds eenvoudiger maar anderzijds moeilijker dan voor u. Eenvoudiger, omdat ik meer overzie: moeilijker, omdat ik in de algemeenheid de voor u bestaande sterk persoonlijke problemen ongetwijfeld over het hoofd zie. Toch zou ik willen trachten enkele regels te geven, waardoor de geest zo gunstig mogelijk kan incarneren, zich tijdens haar incarnatie zo gunstig mogelijk zelf kan ontwikkelen, zonder van de wereld te vervreemden en ten slotte kan overgaan naar een nieuwe wereld, zonder daarbij onnodig leed, onnodige pijn of waan te ondergaan. Bedenk wel: Overal, waar jong leven gaat geboren worden, is de gedachtewereld en de geestelijke instelling van groot belang. Deze behoeft niet suikerzoet te zijn. Zij mag zelfs soms vitaal zijn en niet zonder strijdlust. Zij moet echter toch vóór alles een zekere harmonie nastreven en niet alleen geestelijke, maar zich ook stoffelijk goede waarden voortdurend voor ogen stellen. Een dergelijke gedachtewereld zorgt voor een harmonische opbouw van het lichaam, zorgt verder voor de aantrekking van de juiste elementen en daardoor de geboorte van een geest, die zo zuiver en goed mogelijk geïncarneerd is. Wanneer een geest is geïncarneerd en op de wereld komt, zo moet worden gesteld: Van dit ogenblik af maakt deze geest krachtens haar stoffelijk voertuig deel uit van een organisme, dat maatschappij heet. Zij zal moeten leren zich voortdurend daarnaar te voegen, zich voortdurend daaraan te geven. In de opvoeding mag het kind zoveel mogelijk zichzelf zijn, maar het moet daarnaast leren aan rechtvaardige normen te gehoorzamen. Daarvoor is gezag en een zekere kracht noodzakelijk. Is deze niet aanwezig, dan krijgen wij wat wij noemen a-sociale verschijnselen, die vaak gepaard gaan met innerlijke problemen, die voor de geest bezwarend zijn. Wanneer wij uitgaan van een innerlijke ontplooiing, zullen wij ook beseffen, dat de eenheid tussen b.v. twee mensen van groot belang kan zijn. Deze eenheid - een huwelijksband vaak mag nooit bestaan uit een zuiver geestelijke of een zuiver stoffelijke band. Er moet altijd sprake zijn van zowel geestelijke als stoffelijke aspecten. Blijken deze in het begin niet aanwezig, dan is het noodzakelijk zich steeds sterker op de partner in te stellen om daardoor een zo groot mogelijk en ook zo juist mogelijk onderling contact te verkrijgen. Dat is - zowel voor eigen ontwikkeling als voor het nageslacht - van groot belang. Door al te sterk de nadruk te leggen op de stoffelijke aspecten worden over het algemeen de contacten in het huwelijk zeer sterk vertroebeld. Zij moeten een normaal deel van het leven zijn en meer niet. Zij kunnen dan tevens aanleiding zijn tot vele mooie geestelijke belevingen en een bewustwording, die ongetwijfeld ook later zeer goede en grote resultaten geeft. Bij het ouder worden zal de mens heel vaak bezwaren krijgen tegen het feit, dat hij niet meer vol in het leven staat, althans zich niet meer als zodanig gevoelt. Wij moeten dan uitgaan van het standpunt, dat de mens - indien hij zijn geest laat overheersen, naarmate het lichaam 126

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 10 – Het occulte ouder wordt en dus klaarblijkelijk minder belangrijk- zijn normaal deel in de maatschappelijke taak kan blijven vervullen en zijn gezondheid en veerkracht kan blijven behouden. Ik geloof wel, dat ik ook hiermede dit punt voldoende duidelijk heb gesteld. Verder wil ik erop wijzen, dat alle ziekten, ook infectieziekten e.d., voortkomen uit een disharmonie in het stoffelijk organisme. Is er een grote innerlijke geestelijke harmonie, dan kunnen deze defecten van het lichaam snel worden opgeheven. Is er geestelijke verdeeldheid of geestelijke spanning, dan treden stoffelijke verschijnselen van onlust, van zich niet goed gevoelen e.d. steeds meer op. Ten slotte wil ik nog opmerken: Overgang is altijd een overgaan van de ene in de andere wereld, waarbij het milieu zich wijzigt, maar de voorstelling van het "ik" gelijk blijft. U hierop te oriënteren is belangrijk, zodat men overgaande - zelfs indien men zichzelf in volledig gelijke gestalte en gedaante ziet - toch durft uit te gaan van het standpunt: Ik sta in een nieuwe wereld. Ik moet in deze wereld handelen, de oudere voorlopig achter mij latend, want deze is voorbij. Eerst wanneer ik voldoende in mijn nieuwe geestelijke wereld ben gegroeid, zal ik gebruik kunnen maken van al hetgeen in die vroegere wereld in mij groeide en zal ik - voor zover er banden bestaan ook nu nog met die wereld - alle verplichtingen kunnen honoreren, zover dit noodzakelijk is. In het menselijk leven maakt men zich vaak problemen over anderen. Heel vaak zien wij, dat b.v. ouders of ouderen de verantwoordelijkheid op zich willen laden voor jongeren (kinderen b.v.), dat mensen zich wijzer achten en daardoor een aansprakelijkheid op zich willen nemen voor huns inziens minder bewusten, die in feite tot dwang wordt. Niemand heeft het recht de vrije wil van zijn medemens te benadelen, te beperken, laat staan te onderdrukken. De vrije wil is noodzakelijk. Alleen voor zover een stoffelijke band van aansprakelijkheid bestaat volgens zo mogelijk natuurlijke normen - in ieder geval op grond van maatschappelijk aanvaardbare en blijvende normen - mag men, voor zover dit voor de gemeenschap maar niet voor eigen gevoelens noodzakelijk is, de vrijheid van een ander intomen: en dan nog niet innerlijk, maar alleen voor zover het de uiting van bepaalde sentimenten enz. betreft. Hiermede heb ik u enkele regels gegeven t.a.v. het leven zelf. Nu moet ik nog even terugkomen op geestelijke gaven. Wij weten allen, dat geestelijke begaafdheid een begerenswaard iets is. Onthoud dus: Elke geestelijke begaafdheid - hetzij verworven in vroegere incarnaties, hetzij in dit leven - is het indirect stoffelijk gevolg van een geestelijke bewustwording. Deze geestelijke bewustwording kan dan volgens ons standpunt positief of negatief zijn, maar zij moet een groot gedeelte van de schepping omvatten. Eerst dan is het mogelijk andere werelden te betreden, daarmede contact op te nemen en krachten uit andere werelden te beheersen. Houdt u nimmer te veel met deze dingen bezig op zuiver wetenschappelijke basis, tenzij u ze uit liefhebberij wilt onderzoeken. Tracht nooit uw leven en denken daarop te baseren. Op het ogenblik dat u dit doet, ontstaan voor u steeds grotere problemen en vraagstukken, die u niet kunt oplossen. Het geheim van de geest is niet een stoffelijke verklaarbaar iets. De geest onttrekt zich krachtens haar wezen en haar wereld volledig aan elke stoffelijk redelijke bepaling daarvan. Een omschrijven van die geest en van haar capaciteiten of zelfs het inpassen van die capaciteiten in stoffelijke regels is onmogelijk. Realiseer u dit. Wanneer ge geestelijke waarden wilt ontwikkelen, ga uw gang. Maar doe dit dan innerlijk en door de bewustwording: nimmer uiterlijk door pogingen, door studie e.d. omtrent die ontwikkeling van gaven is overigens ook voldoende gezegd, zodat ik wat het verdere betreft hiernaar verwijs. Dit is dan het eerste deel van mijn betoog. Tweede deel Hiermede brengen wij de eigenlijke cursus meteen tot een slot. Na de beschouwing van het occulte moeten wij n.l. nogmaals terugkeren tot de geest. De wereld van de geest doorkruist de uwe. Zij is niet slechts daaraan parallel maar in vele gevallen bijna identiek en verschilt alleen in bevoertuiging. Het is onmogelijk voor een mens 127

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 10 – Het occulte de wereld van de geest geheel te beseffen. De wereld van het vormloze is niet te omschrijven. Een wereld, waarin de vorm een voortdurende verandering ondergaat en het eigen wezen voortdurend in nieuwe vormen wordt uitgedrukt, naarmate eigen inhoud en reacties veranderen, is eveneens onvoorstelbaar. Toch is dit de feitelijke wereld van de geest. Zij kan haar geheimen dan ook nooit geheel prijsgeven. Er zullen altijd geheimen van de geest blijven, die u nooit zult ontcijferen voor u vrij van de stof als geest bestaat. Zoudt u in een stoffelijke vorm zover komen, dan zou het u onmogelijk blijken deze dingen over te brengen in stoffelijke gedachte of in een stoffelijke kennis. Ten hoogste kunt u ze onderbrengen in wat symbolen en gelijkenissen, die - naar ge zelf voelt - onvoldoende en onjuist zijn. Het wezen en leven van de geest moet dus omschreven worden wanneer wij daarover willen spreken althans in menselijke termen. Deze menselijke termen zijn krachtens hun beperking nooit volledig juist. Wij hebben in deze cursus getracht u een beeld te geven van de geest en van al, wat ermee samenhangt. Wij hebben getracht u een inzicht te geven in de mogelijkheden, die de geest die ge toch in u draagt - binnen de beperking van de stof bezit en zelfs hoe zij daaraan zo nu en dan zou kunnen ontkomen. In deze veelheid van onderwerpen is voor u dus een beeld ontworpen, dat stoffelijk bruikbaar is. Het is echter slechts een werkthese, meer niet. Gij zelf zult in staat zijn dit alles op te bouwen tot een voor u aanvaardbaar beeld, een beeld, dat ongetwijfeld veel zal verschillen van hetgeen wij hebben gezegd. Zolang u in dit beeld niet in de eerste plaats streeft naar een zelfrechtvaardiging, zult ge echter ontdekken dat dit beeld mits in de praktijk omgezet - door een zo intens mogelijk stoffelijk en geestelijk streven bevredigend is en u steeds meer inzicht geeft in uw eigen mogelijkheden, zowel als in die van de geest rond u. Natuurlijk bent u niet alleen omringd door geesten, die eens mens zijn geweest. Er zijn zeer vele soorten entiteiten op te noemen, waarvan sommigen op andere stofwerelden hebben geleefd, terwijl enkelen - soms nog verkerend in een primitieve vorm van bestaan - vroeger gebonden zijn geweest aan dierlijk of plantaardig leven of zelfs een bestaan kennen in de elementen. Al deze geesten zijn reëel, maar voor u hebben ze weinig zin. Het klinkt mooi, als een kind met elfjes speelt en met kabouters: maar als u er niet mee speelt, bestaan die dingen niet voor u. Daarmede rekening te houden vóór u voldoende gevoeligheid hebt, is alleen maar tijd verknoeien. Als u op een gegeven moment ontdekt, dat u een zeker zeggenschap hebt over deze toevalligheden der natuur, die in feite berusten op haar bezieling dan zult ge daarvan rustig gebruik mogen maken, mits dit gebruik niet zelfzuchtig is. Houdt u er niet mee bezig, waarom geesten dit of dat doen. Het is voor u van weinig belang. Het is alleen een punt van interesse. Waarom een spook spookt, behoeft u niet te interesseren, tenzij u het spook rust wilt geven ofwel de lege schil, misbruikt als spook als blijvende gedachte zoudt willen vernietigen. In andere gevallen hebt u daarbij geen interesse. Houdt u, juist ook wanneer u bezig bent met de geheimen van de geest, toch altijd aan een redelijke norm. Een redelijke norm van stoffelijk handelen en denken wel te verstaan. Want alleen indien uw leven daarop is gebaseerd, kan het voldoende harmonisch zijn met de mensheid en daardoor met zichzelf om de grotere geestelijke begaafdheden, die - zoals zo even reeds omschreven - in de occulte wetenschappen worden nagestreefd, ook voor u bereikbaar te maken. Onderschat uzelf niet. U bezit meer gaven en krachten, dan u ooit in dit stoffelijk leven tot uiting zult brengen. Overschat uzelf echter evenmin en tracht niet met deze geestelijke gaven alleen iets te doen. Het zou tot teleurstellingen en spanningen kunnen leiden, die voor u nu niet verantwoord zijn. In alle dingen, die met de geest te maken hebben, moogt u verder onthouden: De ritmen, die zowel de geest als ook uzelf beheersen, treden op en zijn kenbaar voor de mens in de kortere ritmen, in de kortere perioden. Deze 3-dagen, 28-dagen, 7- of 9-daagse, 7-jaar-cyclus enz. spelen natuurlijk een rol. Deze cycli kunt u gebruiken om uw stoffelijk leven beter te begrijpen en te beseffen. Maar u zult wel begrijpen, dat wij toch niet kunnen uitgaan 128

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 10 – Het occulte van het standpunt, dat als we nu maar deze ritmen kennen, wij alles weten. Het is eerder een kennis van de begeleidende verschijnselen op deze wereld. Indien u er rekening mede houdt, dat de grote ritmen tot uiting komen in uw eigen leven door plotselinge veranderingen van instelling en bewustzijn, die niet verklaard kunnen worden in verband met stoffelijk leven, dan hebt u wederom één geheim begrepen: n.l. dat uw geest ook tijdens het leven op aarde a.h.w. haar incarnatie, haar instelling, haar geestelijke harmonie kan wijzigen, evenals haar energie en zelfs haar doel. Treedt dit op, maak u dan geen zorgen. Ga door, zoals u bent, nuchter, redelijk. Al deze ritmen, zoals zij in uw stoffelijk leven optreden, brengen veranderingen die gunstig zijn en die u ten slotte tot beter begrip voeren. Alles wat geest is en met de geest samenhangt wordt door deze ritmen beïnvloed, zodat u in bepaalde perioden van uw leven opeens kunt ontdekken sterker contact te krijgen met de geest of het contact met de geest te verliezen, ja, zelfs beheersing te verkrijgen over bepaalde soorten entiteiten of deze tijdelijk te verliezen. Maak u daarover geen zorg. U kunt dit vanuit de stof niet beïnvloeden. Leef zo harmonisch als u kunt. Blijf voortdurend met de voeten op de grond, zoals dat heet. Gebruik uw eigen geestelijke krachten en vermogens zo goed als het maar gaat. Wanneer ge gedachte kunt uitstralen, laat het gedachte zijn van vrede, van harmonie en van rust. Tracht aan een ieder hetzelfde te gunnen wat ge voor uzelf begeert. Dan zullen deze geheimen van de geest zich ten slotte voor uzelf ontraadselen en binnen u en voor u juist, bepaald en vatbaar de oplossing vormen van de grote reeks problemen, waarmee elke mens in zijn leven en kort na zijn overgang wordt geconfronteerd. OFFERGEDACHTE In de oudheid ziet men herhaaldelijk het element offer op de voorgrond komen. Bij het bouwen van een stad of van een tempel worden offers gebracht. Wanneer er een droogte is en men wenst water: er wordt een offer gebracht. Men offert aan de zon, de maan en de demonen. Men offert dieren of mensen, kortom men offert heel vaak leven. In de moderne zin van het woord klinkt dat ongetwijfeld wreed en onnodig. Maar ook in de moderne tijd vraagt men offers, alleen op een andere manier. De moderne mens vindt het leven pas levenswaard, als hij over een zekere luxe, een zekere welvaart beschikt. Nu begint men op een gegeven ogenblik van hem offers te vragen om dit of dat te bereiken, waar hij eigenlijk helemaal geen zin in heeft en wat hem helemaal niet interesseert. Deze offers worden hem opgelegd en hij volbrengt ze tenslotte. Denkt u eens aan oorlog en al, wat erbij behoort. De gedachte aan het offer leeft dus inderdaad wel in de mens. Toch moeten wij een groot verschil maken tussen de oude en magische offergedachte b.v. en de moderne offergedachte. Wanneer in de oudheid offers werden gebracht - zoals b.v. het offer aan de zon, dat de Tolteken brachten - dan was dit in zekere zin een verheerlijking van het offer zelf. Want dit offer, dat dan met de rijzende zon naar boven, naar de tempel ging om - na nogmaals te zijn geëerd en met guirlandes te zijn omkranst - ten slotte op het middaguur te sterven, was de zon. Het was een beeld van de zon. Het zou zo dadelijk opgaan naar de zon en spreken over het land en over het volk met de zon. Het was niet de mens, die stierf. O neen, het was de geest van de mens, die hoger en groter opging naar een groter bestaan, een leven achterlatend, dat eigenlijk onbelangrijk was. Die gedachtegang vind je tegenwoordig niet zo vaak meer. Wij horen op het ogenblik alleen nog maar over de krijtende maagden, die in de put het offer aan de maan moesten brengen en daar - verbeten zwemmende tot het zinken van de zon of van de maan - krijtend en huilend verdronken. Het zal ongetwijfeld zijn gebeurd. Maar het is in feite een minderheid. De mens heeft de behoefte zichzelf te vereeuwigen en het offer is voor hem de directe geestelijke band met het hogere, met het Goddelijke. Het is de associatie met iets, wat meer waard is dan hijzelf. Ik kan dit uit vele legenden verhalen. Eens - het is lang geleden - moest er voor één van de keizers uit de Han-dynastie een grote tempelklok worden gegoten. Negen malen had men haar gegoten en zij had geen stem, geen klank. Maar de jonge dochter van de meester, die het gieten moest volbrengen, droomde dat er het leven in moest zijn van een mens. En zo wierp zij zich op het ogenblik, dat de klok weer hergoten werd, in de gloeiende massa, en werd verbrand voor de ogen van haar vader. Maar 129

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 10 – Het occulte de klok sprak met een stem zo sonoor en zo mooi, dat men nu nog zegt, dat het deze maagd is, die roept over het land. En zij heeft het zelf ongetwijfeld zo aangevoeld. Het was niet alleen de kwestie van: Hoe zullen wij nu even die klok laten klinken? Er was het idee van vereeuwiging bij, van eeuwigheid. Kijk naar de oude graven. Daar vindt ge een vorst in alle statie opgebaard en rond hem de lijken van zijn dienaren, van de dieren, die hij liefhad, van al hetgeen bij hem behoorde. Denk aan de sutti, de weduweverbranding, die tot voor kort nog in Voor-Indië zo vaak voorkwam. Hier is de werkelijke gedachte niet die van een offer tegen wil en dank. Het is de gedachte van het één-blijven, van een opgaan a.h.w. met de meester, met de vorst. Het is een daad van uiterste trouw, maar gelijktijdig een verheffing boven het normaal menselijke. Want in de dood wint de mens zijn goddelijke kwaliteiten. En dat vinden wij in het geloof van de oudheid steeds weer terug. Ik weet dat er velen zijn, die in deze dagen zeggen: "Maar al, waar bloed bij te pas komt, is magie." Neem zwarte magie? Zeker niet. Daar waar een offer wordt gebracht onwillig en tegen elke zin in, daar is sprake van zwarte magie. Daar wordt het offer tot een aanfluiting, daar is het een omkooppoging van demonen uit de diepste duisternis. Maar als het gaat om het vrijwillig gebrachte offer, dan is het het grootste, dat er kan bestaan. Het is vreemd, dat juist de Christenheid dit vergeet. De vrijwilligheid van het offer is dat, wat het belangrijk maakt. Het verheft eigenlijk boven al het andere, dat de mens tot stand kan brengen. En toch zijn het de Christenen, die de mens vereren, die zijn leven ten offer bracht aan het kruis, volledig, vrijwillig. Want dat was ook een offer, een zelfgekozen dood. Iedereen is het erover eens, dat Jezus zich daaraan had kunnen onttrekken. Maar hij deed het niet. Vreemd, dat men dit ene offer dan wel goed acht en al het andere niet: Laten wij het offer bezien, zoals het is. Het is voortgekomen uit het begrip van eenheid. De band die er ligt tussen al het dode, dat toch eigenlijk ook bezield is, tussen de ongeziene wereld van goden en demonen en de mens. De mens, die zich boven zichzelf verheft, die zijn lichaam ergens laat inmetselen, als offer b.v. in het fundament wan een tempel, opdat zijn geest in die tempel leve en vandaaruit sprekend met een haast goddelijk geweld de demonen weren, de tempel in stand houden en zo in direct contact trede met de goden. Maar zó denkt men er niet over in deze dagen. In deze dagen denkt men er anders over. Het offer echter blijft in feite als leuze nog precies gelijk. Is er niet gevraagd: Offer uw geld, uw goed en uw tijd voor de grootheid van onze natie, voor de vrijheid van het westen? Wordt niet elders gevraagd het offer van je tijd, van je geld, van je verdienste, opdat ons systeem moge overwinnen? Is dat eigenlijk niet precies hetzelfde? De goden zijn veranderd en de goden zijn zinloos geworden, omdat ze niet eeuwig zijn. Maar de gedachte aan het offer blijft gelijk. De mens voelt echter aan, dat deze eeuwigheid van God en van kosmos niet bestaat in die dingen, waar nu het offer voor wordt gevraagd. Het offer ligt niet meer in een kerk, die een bouwwerk is, dat alleen misschien door een wijding of een heiliging enige betekenis krijgt. Dat zou het alleen zijn, als God er werkelijk in woonde en als God a.h.w. ontvangen moest worden door de ziel van een mens. Als u het zo zoudt bezien, dan zoudt u misschien de offergedachte kunnen omschrijven als volgt: In ons - als mens en als geest - is een begrip. Een begrip van eenheid met het hogere. Wij weten dat al wat wij doen, al wat wij tot stand brengen, van het hogere afhankelijk is. Innerlijk voelen wij, dat wij zonder kosmische krachten en kosmische machten niets tot stand kunnen brengen, dat wij machteloos zijn. En het is daarom, dat wij offeren: dat wij onszelf in een tijdelijke vorm desnoods teniet doen om zo - deelhebbend aan dat eeuwige en kosmische dat belangrijke voor allen tot stand te helpen brengen. De mens die zoekt naar dit nieuwe bewustzijn, de mens die dit offer brengt - onverschillig of het een klein offer is of het offer van zijn leven zelf - doet dit in feite om deel te hebben aan het grote, aan het machtige, aan het lichtende. En zoals op alle dingen een parodie bestaat, bestaat er ook hier één. De parodie van het duister, de parodie van de zwarte mis. De parodie van het kinderoffer, dat zo nutteloos was. De parodie van het zoeken naar de toekomst in de ingewanden van een mens. Dwaasheden! 130

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 10 – Het occulte Maar dwaasheden, die alleen geboren werden door een omkering van op zichzelf natuurlijke en volkomen juiste waarden. In uw dagen is dit begrip teloor gegaan. Uit het verleden komt een lange stoet naar ons toe van martelaren, van vrijwillige offers. En ze worden geëerd. Er zijn heiligenkalenders. We eren de helden, die hier zijn gevallen en dáár zijn gevallen in de uitoefening van hun plicht. We eren degenen, die in een vrijwillige daad om anderen te redden hun leven. hebben gelaten, nietwaar? Maar wij vergeten daarbij de eeuwigheid. Want de wereld is materie geworden, stof, stof, stof. En in de stoffigheid van een materialistisch denken is langzaam maar zeker die band met de kosmos, met de eeuwigheid vervlakt, vergaan. Geworden tot een ijskast en een televisie, tot een volle maag en een roes. Maar dat is het materialisme. Een materialisme, dat op het ogenblik alweer aan het sterven is. Geloof me, zolang er mensen zijn, mensen die in zich het contact met het hogere aanvoelen, zullen zij daarvoor hun offer brengen. En die offers zullen soms belachelijk schijnen. Soms zullen ze ons vreemd lijken. Maar ze hébben zin. En naarmate de mens meer bewust wordt van hetgeen hij in feite is, zal hij minder trachten om een vervanging te vinden door dieren, zoals in de oudheid gebeurde. (Abraham, Isaäc en de ram). Hij zal meer en meer zichzelf als offer leggen in hetgeen hij brengt. Niet meer - let wel - in de bloedige, eenvoudige wijze van de meer primitieve denkers. Maar door zijn eigen geestelijk wezen in te leggen in de dingen. Er zijn altijd offeraars geweest, die dat hebben geweten. Er is - en dat was voor Abrahams tijd - al een orde geweest, die leerde zichzelf te offeren. Zichzelf te offeren vaak in de symbolen b.v. van koren, van brood, van wijn en vruchten. Maar die daarbij zichzelven offerden, voortdurend weer. En deze waarden, welke de grootste band hebben gevlochten, die tussen kosmos en mens kon bestaan, zijn het geweest, die de offergedachte verheven hebben naar het bovenmenselijk vlak, die het gemaakt hebben tot een directe Godsbeleving en een directe Godsuiting op aarde. En al wat op het ogenblik over offeren spreekt en dit niet beseft, zal langzaam maar zeker versukkelen en ten ondergaan. Maar degenen, die leren begrijpen, hoe je in een offer, waarin je jezelf legt en jezelf geeft, de werkelijkheid vindt van het kosmische - ook wanneer dit gaat in een symbool of in den rituaal, ook wanneer dit soms een daadwerkelijk offer zelfs van eigen leven inhoudt - zullen de mensen weer doen beseffen wat de ware band is. In deze dagen spreekt men over het bloed vergieten in de oudheid. Spreekt men over de vele bloedoffers van de Druïden, die heus niet zo vaak voorkwamen als men wel denkt, en maar zelden zo onvrijwillig waren, als men voorstelde. Men spreekt op het ogenblik over de verworpenheid van de offers, die men heeft gebracht aan Moloch en de andere Baäls. En men vergeet erbij, dat vele van die offers vrijwillige offers waren. En dat ze juist dóór de vrijwilligheid een werkelijke, ethische, een haast kosmisch goddelijke betekenis hadden. Al wat zelfs in deze dagen nog verwant is met de magie, al wat verwant is met de juiste en de goede esoterie, al wat de mens wil brengen tot een contact met het hogere, is gebaseerd op een zeker offer. Soms alleen maar het offer van een gewoonte. Soms het offer van je eigen denken of van je eigen begeren. Soms een offer van tijd, soms een offer van een heel leven, maar altijd weer het offer. Want geloof mij: de offergedachte voor de mens is niet - zoals men stelt - het prijsgeven van iets. Neen, het is het winnen van iets. De mens, die offert, wint. Hij wint eeuwige waarden en laat daarvoor in feite onbelangrijke en tijdelijke waarden achter zich. Dat is de kern van de offergedachte. En wie dat in deze dagen niet kan begrijpen, is een arm mens, die met zijn gedachte te veel in de materie en het zuiver menselijke is vastgelopen. Maar de grote en verre planeten komen dichterbij. Opnieuw volgen zij hun banen en schrijven reeds aan de hemel de tekenen, die zeggen: Hier is het einde van het materialisme. Het is het einde van veel, wat op het ogenblik onvermijdelijk en noodzakelijk heet. Het is het einde van heel veel, wat men op het ogenblik geluk en welvaart noemt. Het offer van de mens, zeker. Het offer van een moderne mensheid, die veel zal moeten prijsgeven van hetgeen ze op het ogenblik nog onvermijdelijk en noodzakelijk acht. Die heel veel geliefkoosde stellingen zal moeten laten vallen. Maar in de plaats daarvoor weer kan winnen het contact met het Eeuwige, dat bij de mensen bijna was verloren gegaan. 131

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 10 – Het occulte OPGANG Naar boven gaan. Stijgen. Kunnen wij eigenlijk wel stijgen? Kunnen wij in feite opgaan ergens buiten onszelf? Want per slot van rekening in de wereld, in de kosmos ligt God. Al wat wij kennen, kennen wij in onszelven en al wat buiten ons is, is in feite een illusie. Iets dat de waarheid in zich draagt misschien, maar zich aan ons steeds toont met het masker van onze eigen vooroordelen. Neen, opgang kan niet buiten ons liggen. Buiten ons ligt te veel aan waan, te veel aan begoocheling. Maar in onszelf. Maar in onszelf, steeds beter onszelf kennend, steeds verder doordringend in de waarheid, die in ons leeft, beter begrijpend misschien ook waarom we zijn en waarom we zijn wát we zijn, dat is opgang. Men zegt: Opgang is het gaan tot God. God is de scheppende kracht, de kern van ons wezen. Waar kunnen wij die beter benaderen dan in onszelf? Men zegt: Opgang is wijsheid. Maar welke wijsheid kunnen wij werkelijk verwerven, buiten de wijsheid, die uit de waarheid van ons wezen en daardoor uit het besef van de waarheid in de schepping voortvloeit? Neen. De mens, die mij spreekt van opgang, die moet ik tegenwerpen: De opgang, waarvan gij droomt buiten u in stijgen alleen, is praktisch onmogelijk. Wat ge kunt is opgaan in uzelf. Ge kunt opgaan in de God, Die in u woont. Ge kunt een deelgenootschap kennen, dat niet uit te drukken is in persoonlijke waarden. Dat van binnenuit een band vormt met al het geschapene. Daarom mag ik het misschien dan zo overwegen. Ik wil opgaan. Opgaan als een priester tot het altaar. Maar ook als een kind, dat gaat tot zijn ouders. Ik wil opgaan. Opgaan in het licht. Licht zijn en toch mijzelve zijn. Want wat ik ook wil verliezen, niet mijzelve, niet het weten en het bewustzijn. Ik wil opgaan. Ik wil stijgen en stijgen, tot al het kleine van de wereld beneden mij ligt, een verdoezeld detail, dat slechts dient om het grote en volmaakte beeld van de schepping duidelijker tot uitdrukking te brengen. En ik kan dit slechts doen in mijzelf. Ik ga op tot de tempel, die ín mij is. Ik ga op tot de vlam, die ín mij brandt en die is het eeuwige licht, waaruit ik leef. Ik wil opgaan tot de kracht, die in mij het voortdurende brandpunt is van al het wereldgebeuren, waardoor ik mij bewust word. Ik wil opgaan tot dat deel van mijn wezen, waarin vormen en waan als een nevel vervlieden en overblijft het zuiver stralende licht van een gouden en gulden waarheid. Leven wil ik, maar leven in waarheid. Dat is mijn opgang, mijn doel. In mij is het leven als een onmetelijke oceaan: en wat ik ken en weet, is niet meer dan de branding, die breekt aan de kust. Ik wil opgaan, ik wil het leven kennen, ik wil weten wat en wie ik ben. En het leven is als een atmosfeer, misschien vol van stormen en wolken, maar in zichzelve één en ondeelbaar. Zo ondeelbaar is de tijd van mijn wezen, van het begin tot het einde. Zo ondeelbaar is de eenheid van de vele vormen van bewustzijn en leven, die zich samenvlechten tot het vreemde geheel, dat ik "ik" noem. Opgaan wil ik naar waarheid, want ik wil leven. Het werkelijke leven is de eenheid met het gouden Licht. Het ware opgaan is de band, die alle dingen saam verbindt, alle grenzen doet vallen en alle scheiding doet vergaan. Op wil ik gaan tot de waarheid. Ik wil leven. Ik wil leven in al wat bestaat.

132

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 6: 1960 - 1961- cursus 2 – De geheimen van de geest Les 10 – Het occulte Leven in het vuur van de sterren, leven in de uitgedoofde steen, die dwaalt, door het Al leven, in mensen en dieren en in de kleinste wezens, die reizen door de ruimte op de druk van een lichtstraal. Leven wil ik in waarheid. Van het kleinst tot het grootst van micro- tot macrokosmos, wil ik leven en zijn. Klimmen wil ik, niet slechts naar het grootste, maar in mijzelve naar de ruimte, waarin het grootste en het kleinste bevat kunnen worden. Opgaan wil ik, niet alleen naar het licht, maar tot het begrip, waarin licht en duister vervloeien en het Eeuwig Principe zich openbaart in de volheid van Zijn Wezen. Opgaan wil ik in mijzelve, tot uit de diepte van mijn gedachte en weten ik mijzelve tegemoet schrijd en - mijzelf erkennend - zeg: Zie, dit is het beeld van God, dit is het beeld van de kosmos en de schepping. Want waarlijk zijt ge één met uw God, indien ge Die aanvaardt. Dan ben ik opgegaan. Want waar ik mijn eenheid erken met de macht, die mij heeft voortgebracht, waar ik de waarheid erken omtrent leven en Al, daar vallen alle grenzen, daar vervloeien alle scheidingen, daar rusten alle tegenstellingen en klinkt het machtwoord, dat is de schepping zelve, de eeuwige uiting van het Onbekende. In deze beschrijvende en overwegende vorm heb ik getracht, u weer te geven wat de gedachte "opgang" in mijzelf wakker riep in het verleden en ook nu nog voor mij betekent. Ik hoop, dat het u heeft getroffen en misschien een inzicht geeft in hetgeen ge zelf eens kunt zijn, zodra ge bewust zijt van uzelf. Nimmer kunnen wij onze God verloochenen. Wij kunnen niet weigeren onze God te dienen. Maar, wij moeten groeien, tot wij in staat zijn om het beeld van de waarheid van onze God in onszelf te bevatten, totdat de grens van het "ik" wegvalt voor de waarheid. Dit, vrienden, is dan de laatste these, die wij in deze cursusgang kunnen meegeven. In dank voor uw pogen tot volgen en begrijpen, met niet slechts wensen, maar ook daadwerkelijke hulp om u tot bereiken te brengen, nemen wij wat deze cursus betreft nu afscheid in de hoop, dat u het innerlijk licht moge vinden, het innerlijk weten en dat u, door de geheimen van de geest te beseffen, moge doordringen tot de waarheid van uw eigen wezen.

133

Related Documents


More Documents from "Robert"