Zweedse Loop2

11 Quel est la différence entre les deux murs ? Wat is het verschil tussen de twee muren ?

A) De eerste is schever/le premier est moins droit B) De eerste is het negatief van de tweede/ le premier est le négatif du premier C) De eerste heeft grijze lijnen en de tweede zwarte/le premier a des lignes grises et le deuxième noir.

12 Le père de Jantje a trois fils : kwik, kwak et ? De vader van Jantje heeft drie zonen : kwik, kwak en ?

A) Kwek B) Kwok C) jantje

13 Hoeveel dieren zie je hier ? Combien d’animaux vois-tu ?

A) 1 B) 2 C) 3

14 Hoeveel dieren zie je hier ? Combien d’animaux vois-tu ?

A) 0 B) 3 C) 5

15 Possible ? Mogelijk ?

A) Oui/Ja B) Non/Neen C) Parfois/Soms

16 Lequel des cercles du milieu est le plus grand ? Welk van de twee middelste cirkels is het grootst?

A) rechts/a droite B) links/ a gauche C) even groot/même taille

17 Lequel des lignes du milieu est la plus grande ? Welk van de twee middelste lijnen is het grootst?

A)rechts/a droite B)links/ a gauche C)even groot/même taille

18 Lequel des lignes clairs est la plus grande ? Welk van de twee bleke lijnen is het grootst?

A)rechts/a droite B)links/ a gauche C)even groot/même taille

19 Lequel des deux est le plus grand ? Welk van de twee is het grootst?

A) le premier/de eerste B) le deuxième/de tweede C) even groot/même taille

20 Les lignes sont ? De lijnen zijn ?

D) droit/recht E) pas droit/gebogen F) droit et non droit/recht en gebogen