VRAGEN I.V.M. CHEQUES 1. Bespreek de begrippen trekker, betrokkene en begunstigde bij de werking van een cheque . 2. Leg de werking van een bankcheque uit aan de hand van een concreet voorbeeld ? p 104 3. Bespreek de kenmerken van een reischeque ? p 104 – 105 VRAGEN I.V.M. OVERSCHRIJVINGEN p 82 t.e.m. p 91 1. a) Wat is een overschrijving ? 2. b) Bespreek de werking van dit betalingsdocument. Gebruik de begrippen begunstigde en opdrachtgever . 3. Wie is verantwoordelijk bij misbruik van een overschrijving ? Leg uit. 4. a)Wat is een memodatum ? b) Wat is het nut van zo’n datum ? 5. Wat betekent ‘niet ter betaling aanvaarden’ ? 6. a) Wat betekent IPI ? b) Wat is het nut van IPI ? c) Verklaar IBAN ? Geef tevens een voorbeeld ? 7. Wat is een overschrijving met gestructureerde mededeling (=O.G.M.) VRAGEN I.V.M. KAARTEN p 106 - 116 1. Wat is het essentiële verschil tussen een betaal- een debet- en een kredietkaart ?Bespreek 2. Geef van elke soort voorbeelden 3. Bespreek de gebruiksmogelijkheden van iedere soort. 4. Wie is verantwoordelijk bij verlies of diefstal van één van deze kaarten ? Bespreek 5. Vergelijk de kostprijs van deze kaarten bij 3 banken OPMERKING
Wat betekent het begrip SEPA ? zie krantenartikel ‘ De tijd’ 28 maart 2007