zacht, als de stem van een engel, fier, als het stil ruisend riet, zingt, onder schaduw van zorgen, hope, haar eeuwigheidslied. wacht, tot de nacht is verdwenen, wacht, tot de storm is bedaard, hoop op het zonlicht dat morgen, stralen zal over de aard. refr.: fluist'ring der hope, a hoe min ik uw stem, spreek van gods trouw, doe mlj rusten in hem. lijkt ook bij scheem'ring des avonds, 't zonlicht onzichtbaar en ver, toch dringt door 't nachtelljk duister, schitt'rend een hemelse ster. waart ook de nacht om ons henen, straks breekt het morgenlicht aan zo zullen w'ook na dit leven, eenmaal in 't glorielicht staan. refr. hope des eeuwigen levens, krachtbron, die nimmer vergaat, 0, zing ons altijd van jezus, tot onze ure eens slaat. dan zal het oog hem aanschouwen, hem die ons harte bemint, kom, 0 gezegende morgen, naar u verlangt jezus' kind. refr.