V-bi-p2-03_antwoorden_definitief

  • June 2020
  • PDF

This document was uploaded by user and they confirmed that they have the permission to share it. If you are author or own the copyright of this book, please report to us by using this DMCA report form. Report DMCA


Overview

Download & View V-bi-p2-03_antwoorden_definitief as PDF for free.

More details

  • Words: 700
  • Pages: 2
Antwoorden 1 1. 2. 3. 2 1. 2.

3. 3 1. 2.

3.

4 1. 2. 3. 4. 5.

V – BI – P2 – 03

Decarboxylering is het proces waarbij van een organisch molecuul één koolstofatoom samen met twee zuurstofatomen (CO2) wprdt afgesplitst. Een citroenzuurmolecuul heeft zes C-atomen. In de citroenzuurcyclus vindt per omloop twee keer decarboxylering plaats.

De glycolyse levert twee ATP-moleculen per glucosemolecuul op. De citroenzuurcyclus levert twee ATP-moleculen per glucosemolecuul op. De oxidatieve fosforylering levert 32 ATP-moleculen per glucosemolecuul op. Bij de aërobe dissimilatie van 1 mol glucose wordt 38 mol ATP gevormd. Hiervoor is nodig: 38? 33,5 kJ = 1273 kJ. Het precentage in ATP vastgelegde energie is dan: 1273 2870 x 100% = 44% De energie die niet in ATP wordt vastgelegd, komt vrij als warmte.

Het voordeel voor een plant is dat een groot deel van het zonlicht kan worden geabsorbeerd en gebruikt bij de fotosynthese. Bij fotosysteem I is sprake van een cyclisch proces, omdat het elektron terugkeert naar zijn oorspronkelijke plaats in het chlorofylmolecuul. Er is sprake van fosforylering, omdat de energie die ontstaat door het concentratieverschil aan weerszijde van de membranen van deen chloroplast wordt benut als energiebron voor de synthese van adenosinetrifosfaat (ATP). Een NAD+-molecuul fungeert in een mitochondrium als elektronenacceptor en een NADP+-molecuul fungeert in een chloroplast als elektronenacceptor.

In de calvincyclus worden 18 ATP-moleculen en 12 NADPH-moleculen verbruikt bij de vorming van één glucosemolecuul. Donkerreactie betekent dat de processen in het donker kunnen plaatsvinden, doordat er geen lichtenergie nodig is. Meestal vinden de donkerreacties in het licht plaats, aansluitend aan de lichtreacties. De energie om de calvincyclus in gang te houden, komt van de energierijke producten van de lichtreacties (ATP en NADPH). De geïsoleerde chloroplasten bevatten enzymen die de reacties van de donkerreactie versnellen. Als in een experiment specifiek de donkerreactie wordt geremd, kan er geen NADP meer worden gevormd.

5 1. 2. 3.

6 1.

2. 3. 4. 7 1. 2. 3.

Door het omzetten van de gevormde glucose in zetmeel daalt de osmotische waarde van de bladcellen. Zetmeel is slecht oplosbaar in water. Hierdoor kan het niet goed worden getransporteerd door de bastvaten. Sacharose is goed oplosbaar in water en kan goed worden getransporteerd. In alle aminozuren komen de elementen koolstof (C), waterstof (H), zuurstof (O) en stikstof (N) voor.

Organismen die hun energie verkrijgen door gisting, kunnen de waterstofatomen van NADH niet afstaan aan de elektronentransportketen, doordat er geen zuurstof ter beschikking is om als slotacceptor op te treden. Daarom kunnen ze NADH niet op dezelfde manier omzetten in NAD+ als bij de aërobe dissimilatie. Koolstofdioxide doet het deeg rijzen. Dat in (gebakken) brood geen ethanol zit, komt doordat het kookpunt van ethanol verdampt. Bij de aërobe dissimilatie worden 19x zoveel ATP-moleculen gevormd als bij de anaërobe dissimilatie 19x100 mg = 1,9 g glucose. Het is niet mogelijk een RQ te bepalen van een organisme waarbij alleen anaërobe dissimilatie van glucose plaatsvindt. Bij anaërobe dissimilatie worden geen zuurstofmoleculen verbruikt. Hierdoor kan men het RQ niet berekenen. Als een proefpersoon alleen palmitinezuur dissimileert, is het RQ: aantal afgegeven koolstofdioxidemoleculen 15 aantal opgenomen zuurstofmoleculen = 22 = 0,7 Wanneer de gemiddelde RQ-waarde ongeveer 0,85 is, betekent dit dat ongeveer evenveel koolhydraten als vetten worden gedissimileerd. (De RQ-waarde voor koolhydraten is 1 en die voor vetten is 0,7.)

8 - Een plant neemt nitraten op. - Bij de stifstofassimilatie worden plantaardige eiwitten gevormd. - Een plant wordt gegeten door een dier. - Uit plantaardige eiwitten worden dierlijke eiwitten gevormd. - Een dier sterft. - Door dissimilatie van ureum, urinezuur en eiwitten komen ammoniumionen in de bodem. - Nitrietionen worden omgezet in nitraationen. 9 1. 2.

3. 4.

Stikstofarme grond is grond waarin weinig stikstofverbindingen voorkomen. Bij de samenleving van knolletjesbacteriën met vlinderbloemige planten organische stoffen voor hun stofwisseling. De vlinderbloemige planten krijgen van de knolletjesbacteriën (organische) stikstofverbindingen. Zo hebben beide soorten voordeel van deze samenleving. Groenbemesting wordt toegepast om stikstofarme gond stikstofrijker te maken. Knolletjesbacteriën in de wortels van vlinderbloemige planten leggen stikstof uit de lucht vast in organische stikstofverbindingen in de bodem terecht. Vleesetende planten kun je vooral aantreffen op stikstofarme grond, omdat ze hun stikstofverbindingen binnenkrijgen via de gevangen insecten en niet uit de bodem.