Student

  • November 2019
  • PDF

This document was uploaded by user and they confirmed that they have the permission to share it. If you are author or own the copyright of this book, please report to us by using this DMCA report form. Report DMCA


Overview

Download & View Student as PDF for free.

More details

  • Words: 3,719
  • Pages: 9
Studentenarbeid Tom Desloovere

U denkt er als werkgever misschien aan om tijdens de maanden juli, augustus of september een aantal studenten in dienst te nemen. Gelden er specifieke formaliteiten bij de tewerkstelling van studenten? Welke jongeren kunnen als student tewerkgesteld worden? Is de studentenovereenkomst enkel mogelijk tijdens de maanden juli, augustus of september? Welke regels zijn van toepassing in de loop van de overeenkomst? Hoe kan een overeenkomst voor studenten worden beëindigd? Blijft de student fiscaal ten laste, behouden de ouders het recht op kinderbijslag,…? In onderstaand artikel verneemt u het antwoord op al deze vragen.

1. Wat is een studentenovereenkomst? De studentenovereenkomst is geen aparte overeenkomst. Naargelang de aard van de arbeidsprestatie gaat het om een arbeidsovereenkomst voor arbeiders, bedienden, handelsvertegenwoordigers of dienstboden. Een arbeidsovereenkomst voor studenten mag zowel tijdens de schoolvakantie als tijdens het schooljaar worden gesloten.

2. Wie kan een studentenovereenkomst afsluiten? Het begrip student is niet door de wetgever gedefinieerd. Toch mag het ruim geïnterpreteerd worden: niet alleen studenten die dagonderwijs volgen komen in aanmerking, maar ook bijvoorbeeld vrije leerlingen en zij die examens voorbereiden voor de centrale examencommissie. Het gaat evenwel enkel om studenten die een bepaalde leeftijd hebben bereikt : - studenten van 18 jaar en ouder; - studenten van vijftien jaar en ouder, die niet meer onderworpen zijn aan de voltijdse leerplicht en die onderwijs met volledig leerplan volgen (men is niet meer onderworpen aan de voltijdse leerplicht wanneer men 16 jaar is of wanneer men 15 jaar is en de eerste twee leerjaren van het secundair onderwijs met volledig leerplan heeft gevolgd); - studenten van 15 jaar en ouder die enkel deeltijds onderwijs volgen of een deeltijdse vorming genieten, en geen overbruggingsuitkering krijgen (zij kunnen enkel in de schoolvakanties een studentenovereenkomst sluiten). Volgende personen kunnen geen studentenovereenkomst sluiten: - de studenten die minstens sedert zes maanden werken (wanneer een student bijvoorbeeld gans het schooljaar werkt in het weekend met een studentenovereenkomst, gelden de bepalingen van studentenarbeid enkel tijdens de eerste 6 maanden; nadien wordt het een gewone overeenkomst); - de studenten die zijn ingeschreven in een avondschool of die onderwijs met beperkt leerplan (onderwijs van minder dan 15 lesuren per week) volgen; - de studenten die als stage onbezoldigde arbeid verrichten in het kader van hun studieprogramma; zij kunnen eventueel wel een studentenovereenkomst sluiten voor een tewerkstelling buiten hun studies; - diegenen die deeltijds werken en deeltijds studeren (bvb. de middenstandsleerlingen en de industriële leerlingen).

3. De studentenovereenkomst -

Een schriftelijke overeenkomst

Er moet een schriftelijke overeenkomst worden opgemaakt. Deze wordt ondertekend uiterlijk op het ogenblik van de indiensttreding. Volgende vermeldingen moeten verplicht worden opgenomen in de studentenovereenkomst: 1. de identiteit, de geboortedatum, de woonplaats en eventueel de verblijfplaats van de partijen; 2. de datum van het begin en het einde van de uitvoering van de overeenkomst;

3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19.

de plaats van de uitvoering van de overeenkomst; een beknopte beschrijving van de uit te oefenen functie of functies; de arbeidsduur per dag en per week; de toepasselijkheid van de Loonbeschermingswet; het overeengekomen loon, en ingeval dit niet vooraf kan vastgesteld worden, de wijze en de berekeningsbasis van het loon; het tijdstip waarop het loon wordt uitbetaald; het eventuele proefbeding; de plaats van huisvesting wanneer de werkgever er zich toe verbonden heeft de student te huisvesten; het bevoegd paritair comité; de aanvang en het einde van de gewone arbeidsdag, het tijdstip en de duur van de rusttijden, de dagen van regelmatige onderbreking van de arbeid; de plaats waar en de manier waarop de persoon te bereiken is, die overeenkomstig het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming (ARAB) is aangewezen om de eerste hulp te verlenen; de plaats waar de bij hetzelfde reglement vereiste verbandkist zich bevindt; in voorkomend geval, de namen en contactmogelijkheden van de werknemersvertegenwoordigers in de ondernemingsraad; in voorkomend geval, de namen en de contactmogelijkheden van de werknemersvertegenwoordigers in het comité voor preventie en bescherming op het werk; in voorkomend geval, de namen en de contactmogelijkheden van de leden van de vakbondsafvaardiging; het adres en het telefoonnummer van de interne en externe dienst(en) voor preventie en bescherming op het werk; het adres en het telefoonnummer van de Inspectie van de Sociale Wetten van het district waarin de student wordt tewerkgesteld.

Wanneer de in de nummers 12 tot 19 bedoelde vermeldingen voorkomen in het arbeidsreglement, volstaat het er in de studentenovereenkomst uitdrukkelijk naar te verwijzen. Op de eerste werkdag moet de student een afschrift van dit arbeidsreglement ontvangen. -

Dimona-aangifte

Sinds 1 januari 2003 zijn alle werkgevers verplicht hun studenten aan te geven via de DIMONA-aangifte. Werkgevers die dit correct doen (vergeet niet de plaats van de tewerkstelling en de datum waarop de tewerkstelling ten einde loopt, mee te delen), zijn vrijgesteld van de verplichting om een kopij van de studentenovereenkomst én van het bewijsschrift dat de student het arbeidsreglement heeft ontvangen binnen de zeven dagen na aanvang van de overeenkomst door te sturen aan de Inspectie van de Sociale Wetten, bevoegd voor de plaats van tewerkstelling. -

Sociaal document

De overeenkomst voor tewerkstelling van studenten is een sociaal document dat wordt bijgehouden op de plaats waar de student is tewerkgesteld. Na het einde van de tewerkstelling is de werkgever verplicht om de studentenovereenkomst nog gedurende een periode van 5 jaar te bewaren.

4. Proefbeding De studentenovereenkomst kan een proefbeding bevatten. Ongeacht de aard van de arbeid (arbeider, bediende, handelsvertegenwoordiger of dienstbode) bedraagt de minimumduur van de proeftijd 7 dagen en de maximumduur 14 dagen. Is er omtrent de duur van de proef niets bepaald, bedraagt deze steeds 7 dagen. Als de overeenkomst tijdens de proef wordt geschorst dan wordt de proeftijd verlengd met een periode gelijk aan die van de schorsing. De verlenging kan echter nooit meer dan 7 dagen bedragen.

5. De loonwaarborg bij ziekte of arbeidsongeval

Naargelang de aard van de arbeid volgt de studentenovereenkomst de bepalingen - ook ingeval van ziekte of ongeval - die geldig zijn voor arbeiders, bedienden, handelsvertegenwoordigers of dienstboden. -

Student-abeider en student-bediende met een overeenkomst van minder dan 3 maanden of tijdens de proeftijd

Bij ziekte geldt er een anciënniteitsvoorwaarde van één maand. De werkgever is niet verplicht om gewaarborgd loon te betalen indien de student nog geen maand anciënniteit heeft. Na deze periode moet de werkgever het gewaarborgd loon betalen overeenkomstig de regeling van de arbeiders. Omdat een studentenovereenkomst in de zomermaanden doorgaans niet langer dan één maand duurt, is er dus veelal geen gewaarborgd loon verschuldigd bij ziekte. Bedraagt de ziekteperiode minder dan 14 dagen dan wordt de carensdag in principe niet betaald. Bij een arbeidsongeval bestaat deze anciënniteitsvoorwaarde niet. Er is dan wel onmiddellijk gewaarborgd loon verschuldigd. -

Student-bediende met een overeenkomst van meer dan 3 maanden of buiten de proeftijd

Bij ziekte geldt er voor deze categorie van studenten geen anciënniteitsvoorwaarde. Indien de betrokken student ziek is, moet de werkgever het gewaarborgd maandloon betalen overeenkomstig de regeling van de bedienden. De regeling van de carensdag is hier niet van toepassing. Bij een arbeidsongeval geldt de regeling van betaling van gewaarborgd loon voor bedienden.

4. De beëindiging van de studentenovereenkomst De studentenovereenkomst moet steeds de begin- en einddatum vermelden. Het contract neemt automatisch een einde bij het verstrijken van deze termijn. De studentenovereenkomst kan ook in de loop van de overeenkomst beëindigd worden. Beëindiging in onderling akkoord kan steeds. Bij éénzijdige beëindiging gelden volgende regels. -

Tijdens de proefperiode

Tijdens de eerste 7 dagen van de proefperiode kan de overeenkomst niet éénzijdig beëindigd worden, tenzij om dringende redenen. De partij die het contract dan toch beëindigt, is een opzeggingsvergoeding verschuldigd gelijk aan het loon van de resterende dagen van de minimumduur van de proefperiode. Vanaf de achtste dag tot het einde van de proefperiode, kan de overeenkomst wel onmiddellijk worden beëindigd. Er dient in dat geval geen opzeggingstermijn te worden nageleefd of een vergoeding te worden betaald. -

Na de proefperiode

Indien de studentenovereenkomst wordt beëindigd na de proef gelden de volgende opzeggingstermijnen: duur van de overeenkomst tot 1 maand meer dan 1 maand

opzegging door de werkgever 3 dagen 7 dagen

Opzegging door de student 1 dag 3 dagen

De opzegging moet schriftelijk gebeuren. De werkgever doet dit met een aangetekend schrijven of met een deurwaardersexploot; een aangetekende brief heeft slechts uitwerking de derde werkdag na datum van verzending. De student kan de opzeggingsbrief ook overhandigen aan de werkgever. De opzeggingsbrief dient steeds de ingangsdatum en de duur van de opzeggingstermijn te vermelden. De opzeggingstermijn begint te lopen op de maandag volgend op de week waarin de opzeggingstermijn werd betekend.

Een studentenovereenkomst kan ook verbroken worden. In dit geval moet een opzeggingsvergoeding worden betaald gelijk aan de duur van de opzeggingstermijn of het resterende gedeelte ervan.

-

Beëindiging in geval van ziekte of ongeval

De wetgeving voorziet uitdrukkelijk dat de werkgever een einde kan stellen aan de studentenovereenkomst indien de student langer dan 7 kalenderdagen arbeidsongeschikt is wegens ziekte of ongeval. Hij moet dan een opzeggingsvergoeding betalen gelijk aan de duur van de opzeggingstermijn of het nog te lopen deel van de opzeggingstermijn. -

Beëindiging als sanctie wegens het niet vervullen van formaliteiten

De student kan in de volgende gevallen de arbeidsovereenkomst zonder opzegging en zonder vergoeding beëindigen: er werd geen schriftelijke overeenkomst opgemaakt; • de overeenkomst bevat niet alle verplichte vermeldingen; • de DIMONA-verplichtingen zijn niet nageleefd. • De werkgever daarentegen moet, indien voorgaande formaliteiten niet vervuld zijn, de gewone opzeggingstermijnen voor een overeenkomst van onbepaalde duur naleven.

5.

Het loon van de student

Als algemeen principe geldt dat de student aanspraak maakt op hetzelfde loon als andere werknemers in de onderneming die tot dezelfde categorie behoren, rekening houdend met de beroepskwalificatie en de leeftijd. Om het loon van de student te bepalen, moet men in eerste instantie kijken naar het loon dat bij CAO is vastgelegd in de sector waar de student werkt of in de bedrijfsbarema’s. Het kan zijn dat de sector een specifiek baremaloon of eventueel degressiviteitspercentages voorziet voor studenten of jongeren. Indien deze niet bepaald zijn, maar de sector een gewaarborgd minimummaandinkomen voor 21-jarigen (GMMI) voorziet, moet dit GMMI worden toegepast voor de +21-jarigen. Voor diegenen jonger dan 21 jaar worden op het GMMI de volgende percentages toegepast : Leeftijd 20 jaar 19 jaar 18 jaar 17 jaar 16 jaar en jonger

Percentage 94% 88% 82% 76% 70%

Deze percentages moeten alleen worden toegepast voor studenten die minstens één maand werken. Voor wie minder dan één maand werkt, is niets voorzien. Indien er binnen de sector geen specifieke loonregeling is voorzien, heeft de student recht op een percentage van het gewaarborgd minimumloon, als hij tenminste één maand is tewerkgesteld (hieronder vindt u de bedragen op vandaag; er is een index voorzien voor de maand 6/2003 of 7/2003; indien de index er komt worden onderstaande bedragen met 2% verhoogd). Leeftijd

Percentage

Maandloon

21 jaar 20 jaar 19 jaar 18 jaar 17 jaar

100% 94% 88% 82% 76%

€ 1.163,02 € 1.093,24 € 1.023,46 € 953,68 € 883,90

Uurloon 39u/week € 6,8818 € 6,4689 € 6,0560 € 5,6431 € 5,2301

Uurloon 38u/week € 7,0629 € 6,6391 € 6,2153 € 5,7916 € 5,3678

16 jaar

70%

€ 814,11

€ 4,8172

€ 4,9440

6. De arbeidsreglementering -

arbeidsduur

In principe geldt voor de student dezelfde wekelijkse arbeidsduur als voor de andere werknemers. -

pauzes en rusttijden

Jeugdige werknemers beneden 18 jaar moeten na vier en een half uur werken een rustpauze krijgen van een half uur. Werken zij meer dan 6 uur per dag, dan geldt een rustpauze van één uur, waarvan een half uur aaneengesloten moet worden genomen. Voor de studenten ouder dan 18 jaar gelden de algemene regels: behoudens sectorale afwijkingen, moet er na maximum 6 uren ononderbroken werken een rustpauze van minimum 15 minuten worden toegekend. Werknemers hebben de garantie van 11 opeenvolgende rusturen tussen twee prestaties per 24 uren. Voor jeugdige werknemers moeten 12 uren rust voorzien zijn tussen twee prestaties. -

arbeid op zon- en feestdagen

Jeugdige werknemers beneden 18 jaar mogen op zon- en feestdagen alleen tewerkgesteld worden om: het hoofd te bieden aan een voorgekomen of dreigen ongeval; • bij dringende arbeid aan machines en materieel; • bij arbeid die door een onvoorziene noodzakelijkheid wordt vereist. • De werkgever moet dan binnen drie dagen de Inspectie der Sociale Wetten inlichten. De mogelijkheid tot tewerkstelling op zondag bestaat daarnaast ook voor jongeren die: acteur of figurant zijn bij uitvoeringen van culturele, wetenschappelijke, opvoedkundige of artistieke • aard of bij modeshows; deelnemen aan sportmanifestaties; • tijdens de kerst-en nieuwjaarsvakantie, de paasvakantie en in de periode tussen pinksterzondag en • 30 september werken in kleinhandelszaken, kapperssalons, ondernemingen voor het verhuren van boeken, stoelen en vervoermiddelen, in badplaatsen, kuuroorden en toeristische centra (verwittiging van de Inspectie der Sociale Wetten, minstens 5 dagen vooraf). De jeugdige werknemers mogen in elk geval slechts één zondag op twee tewerkgesteld worden. Inspectie kan hierop een afwijking toestaan. -

De

nachtarbeid

Het is jeugdige werknemers beneden 18 jaar verboden nachtarbeid - dit is de arbeid verricht tussen 20 en 6 uur - te verrichten. Deze grenzen worden op hetzij 22 en 6 uur, hetzij 23 en 7 voor werknemers ouder dan 16 jaaruur gebracht, voor arbeid die wegens de aard niet mag worden onderbroken en arbeid verricht in opeenvolgend ploegen. Daarnaast bestaan er nog een aantal wettelijke en sectorale afwijkingen. -

deeltijdse overeenkomst

De duur van elke werkperiode mag in principe niet korter zijn dan drie uren. Voor deeltijdse arbeidsovereenkomsten geldt het principe dat de wekelijkse arbeidsduur niet lager mag zijn dan één derde van de voltijdse arbeidsduur. Op deze principes werd een uitzondering geformuleerd voor studenten die vrijgesteld zijn van socialezekerheidsbijdragen. Voor hen gelden deze minimumarbeidsduurgrenzen niet.

7. Sociale Zekerheid -

algemeen principe

De socialezekerheidsregeling is in beginsel van toepassing op studenten. Dit wil zeggen dat er normale sociale werkgevers- en werknemersbijdragen moeten worden betaald. -

uitzondering

Hierop bestaat evenwel een belangrijke uitzondering. De studenten tewerkgesteld met een overeenkomst voor studenten, zijn niet RSZ-plichtig indien de volgende voorwaarden cumulatief vervuld zijn. -

De tewerkstelling gebeurt tijdens de maanden juli, augustus of september. Voorbeeld Een student die van 2 september tot en met 2 oktober werkt, voldoet niet aan de voorwaarden voor vrijstelling. Zijn tewerkstelling valt niet volledig binnen de maanden juli, augustus of september.

-

De tewerkstelling duurt niet langer dan 23 arbeidsdagen∗ (vanaf 1 juli 2003). ∗ Vanaf 1 juli 2003 wordt het begrip “één maand” dat tot en met het jaar 2002 van toepassing was, vervangen door “23 arbeidsdagen”. Er bestonden nogal wat interpretatieproblemen over wat “één maand” juist betekende. Bovendien was er een discriminatie ontstaan tussen gewone werkgevers en uitzendkantoren. Voor de gewone werkgevers werd onder één maand verstaan: een kalendermaand of een periode van gelijke duur (31 kalenderdagen) zonder rekening te houden met het effectief aantal gewerkte dagen. Inactiviteitsdagen tellen in dit geval mee om aan de 31 kalenderdagen te komen. Voor de uitzendkantoren, die studenten gewoonlijk met opeenvolgende weekcontracten van maandag tot vrijdag tewerkstellen, worden de inactiviteitsdagen tussen twee contracten (zaterdag en zondag) niet als kalenderdagen meegeteld voor de berekening van de maximumduur van 31 kalenderdagen. Deze redenering werd bevestigd in een arrest van het Hof van Cassatie van 10 december 2001 Voorbeeld vorige regeling Eenzelfde werkgever wil twee studenten tewerkstellen tijdens de maand september 2002. De ene student werft hij zelf aan, voor de andere doet hij een beroep op een uitzendkantoor. Aan de student die hij zelf aanwerft, geeft hij een voltijdse studentenovereenkomst van 1/9/2002 tot en met 30/9/2002, met prestaties van maandag tot en met vrijdag. Deze student zal binnen de duurtijd van één maand maximum 23 arbeidsdagen kunnen werken. De weekends die binnen de overeenkomst vallen worden meegeteld om aan de maximumduur van 31 kalenderdagen te komen. De andere student wordt tewerkgesteld via het uitzendkantoor en met voltijdse weekcontracten waarbij de student van maandag tot en met vrijdag werkt. Het eerste weekcontract vangt aan op 19/8/2002. Aangezien in dit geval de zaterdag en zondag niet meegeteld worden voor de berekening van de maximale duurtijd van 31 kalenderdagen, kan deze student gedurende ongeveer 6 weken tewerkgesteld worden, nl. tot en met 27/9/2002. Deze student heeft dan 30 arbeidsdagen gepresteerd. Door de invoering van het begrip 23 arbeidsdagen stelt men een einde aan deze discriminatie aangezien zowel uitzendkantoren als gewone werkgevers zich hier zullen moeten aan houden. Voorbeeld huidige regeling Indien we uitgaan van het bovenstaande voorbeeld maar dan voor de maand september 2003, komen we tot de volgende vaststelling. Ongeacht de wijze waarop de werkgever de student aanwerft, kan de student maar 23 arbeidsdagen worden tewerkgesteld. De student die door de werkgever zelf wordt aangeworven kan een overeenkomst krijgen van 29/8/2003 tot en met 30/9/2003. Ook indien de student wordt tewerkgesteld via een uitzendkantoor zullen maar opeenvolgende contracten kunnen gegeven worden van 29/8/2003 tot en met 30/9/2003.

-

De student mag tijdens het voorgaande schooljaar (van 1 oktober van het vorige kalenderjaar tot 30 juni van het lopende jaar) dat aan de vakantie voorafgaat, niet bij dezelfde werkgever gewerkt hebben onder toepassing van de socialezekerheidswet. Hij komt toch voor de vrijstelling in aanmerking, indien de tewerkstelling met een studentenovereenkomst uitsluitend plaatsvond tijdens periodes van niet verplichte aanwezigheid in de school (dat zijn periodes waarbinnen de individuele student geacht wordt de lessen of activiteiten te volgen aan de onderwijsinstelling waaraan die student verbonden is). Voorbeeld

Een student werkt tijdens het schooljaar bij werkgever B op zaterdagvoormiddag. Wanneer werkgever B deze persoon tewerkstelt van 1 tot en met 30 september dan moet er geen RSZ-inhouding gebeuren. -

solidariteitsbijdrage

Sinds 1 januari 1997 wordt er op het studentenloon, dat vrijgesteld is van socialezekerheidsbijdragen, een solidariteitsbijdrage berekend (berekend op het loon aan 100 % zowel voor arbeiders als voor bedienden). De solidariteitsbijdrage bedraagt 5% ten laste van de werkgever en 2,5% ten laste van de student. Dit laatste percentage wordt ingehouden op het loon en betaald door de werkgever. Deze bijdragen volgen het regime van de klassieke sociale bijdragen (betaling aan de RSZ, tijdens dezelfde termijnen, en voor deze bijdragen gelden dezelfde bepalingen op het vlak van burgerlijke sancties, strafbepalingen, verjaring, enz.).

8. Kinderbijslag De kinderbijslag wordt steeds onvoorwaardelijk (zonder rekening te houden met hoogte van het inkomen of het aantal gepresteerde uren) toegekend tot 31 augustus van het jaar waarin het kind 18 wordt (einde van de leerplicht). Een student die niet meer leerplichtig is, behoudt het recht op kinderbijslag in volgende gevallen: - wanneer de activiteit wordt uitgeoefend in het kader van een schriftelijke overeenkomst voor tewerkstelling van studenten (ongeacht het aantal gepresteerde uren); - wanneer de activiteit niet wordt uitgeoefend in het kader van een studentenovereenkomst en minder dan 80 uren per kalendermaand bedraagt; - wanneer de activiteit niet wordt uitgeoefend in het kader van een studentenovereenkomst en er gewerkt wordt tijdens de schoolvakanties (kerstvakantie, paasvakantie en zomervakantie). Deze activiteit mag dan zelfs meer dan 80 uren per maand bedragen, behalve als de activiteit zich deels binnen en deels buiten de vakantieperiode uitstrekt. In dat geval geldt voor de maand met gedeeltelijke prestaties binnen en buiten de vakantieperiode de 80-urengrens. Het bedrag van de bezoldiging dat de student ontvangt, speelt geen rol voor het behoud van het recht op kinderbijslag.

9. Ziekteverzekering De meeste studenten zijn verzekerd als persoon ten laste bij hun ouders. Dit blijft ook zo gedurende de tewerkstelling als student.

10. Arbeidsongevallen De werkgever moet voor alle studenten, dus ook voor degenen die niet onderworpen zijn aan de RSZwetgeving, een arbeidsongevallenverzekering afsluiten. De student die het slachtoffer wordt van een ongeval op het werk of op de weg van en naar het werk, zal bijgevolg aanspraak kunnen maken op een vergoeding voor arbeidsongeschiktheid ten laste van de verzekeringsinstelling van de werkgever.

11. Werkloosheid Een student die zijn studies heeft beëindigd, kan nog een studentenovereenkomst sluiten in de maanden juli, augustus en/of september onmiddellijk volgend op het einde van zijn studies. Indien deze student zich nadien inschrijft als werkzoekende, kan de studentenovereenkomst invloed hebben op de wachttijd voor het verkrijgen van werkloosheidsuitkeringen. De wachttijd wordt immers verlengd met het aantal dagen, behalve de zondagen, dat de persoon gebonden is door een overeenkomst voor tewerkstelling van studenten waarbij geen normale inhoudingen voor socialezekerheid werden verricht (hiermee wordt niet de solidariteitsbijdrage bedoeld).

12. Jaarlijkse vakantie

Alleen studenten die RSZ-plichtig zijn tijdens de duur van hun contract, hebben recht op jaarlijkse vakantie en vakantiegeld zoals gewone werknemers.

13. Fiscale aspecten o

Bedrijfsvoorheffing

In principe dient op het loon van een student bedrijfsvoorheffing te worden ingehouden. Er is evenwel geen bedrijfsvoorheffing verschuldigd op de lonen die worden uitbetaald of toegekend aan studenten wanneer de volgende voorwaarden samen zijn vervuld: - de student werkt in juli, augustus of september maximaal één maand; - met een schriftelijke arbeidsovereenkomst, en - op zijn loon zijn geen socialezekerheidsbijdragen (uitgezonderd de solidariteitsbijdrage) verschuldigd.

o

De student en personenbelasting

De alleenstaande student zal in het aanslagjaar 2004 zelf personenbelasting moeten betalen indien zijn inkomsten in het jaar 2003 meer dan € 5.570 netto-belastbaar bedragen.

o

De student als persoon ten laste

De student blijft in het aanslagjaar 2004 fiscaal ten laste van zijn ouders indien hij in 2003 niet méér verdient dan € 2.450 netto-belastbaar per jaar. Dit komt overeen met een bruto-belastbaar inkomen van € 3.062,50. Een kind van een alleenstaande blijft fiscaal ten laste indien hij niet méér verdient dan € 3.540 nettobelastbaar. Dit is € 4.425 bruto-belastbaar. Voor gehandicapte kinderen van alleenstaanden wordt het grensbedrag bepaald op een netto-belastbaar inkomen van € 4.490 op jaarbasis (bruto-belastbaar van € 5.612,50). Het netto-belastbaar inkomen wordt bekomen door de forfaitaire beroepskost van 20% waar de belastingsdiensten rekening mee houden in mindering te brengen van het bruto-belastbaar. Voorbeelden Een student-bediende die onderworpen is aan de normale RSZ-bijdrage van 13,07% (indien het om • een student-arbeider gaat moet de RSZ-bijdrage op 108% van het brutoloon berekend worden) en kind is van een twee-oudergezin mag het volgende bruto-bedrag verdienen: •

brutoloon: RSZ-bijdrage werknemer van 13,07%: bruto-belastbaar loon: forfaitaire beroepskosten 20%: netto-belastbaar loon:

€ 3522,95 - 460,50 3062,5 - 612,5 € 2450

Een student die enkel onderworpen is aan de solidariteitsbijdrage van 2,5% en kind is van een tweeoudergezin mag het volgende bruto-bedrag verdienen: -

brutoloon: RSZ-bijdrage werknemer van 13,07%: bruto-belastbaar loon: forfaitaire beroepskosten 20%: netto-belastbaar loon:

€ 3141,03 - 78,53 3062,5 - 612,5 € 2450

Heeft de student inkomsten boven bovenvermelde grenzen, dan wordt hij niet meer beschouwd als persoon ten laste in de belastingaangifte van zijn ouders.

Related Documents

Student
November 2019 48
Student
November 2019 48
Student
April 2020 33
Student
December 2019 45
Student
November 2019 36
Student
November 2019 46