ONTMOETINGSNAMIDDAG UNIVERSITEIT-ARBEIDERSBEWEGING PENSIOENRENDEMENT VERGELEKEN Overijse, 8 september 2009 Slottoespraak Ann Van Laer, nationaal secretaris
U kreeg vandaag belangrijk wetenschappelijk materiaal gepresenteerd. Met daarvoor alvast oprechte dank aan de onderzoekers: Prof. Jef Pacolet, Prof. Jos Berghman en Tom Strengs. Dit zijn geen ACV-standpunten. Dit zijn evenmin door het ACV bestelde wetenschappelijke standpunten. Dit is onderbouwd wetenschappelijk materiaal, in alle autonomie en onafhankelijkheid opgebouwd, vanuit twee instellingen met een gedegen wetenschappelijke reputatie. Al is het wel geëngageerde wetenschap, wetenschap zoals we die almaar minder zien, ter ondersteuning van het beleidsdebat, opgebouwd van een geëngageerde visie op mens en samenleving. En die daardoor ook uitermate dienstig voor de beleidsdebatten die voor de deur staan, zoals ook voor de vormgeving van onze standpunten als ACV. Als ACV hebben we uiteraard een bepaald acquis. Maar we trachten dat acquis voortdurend te confronteren met de economische en maatschappelijke ontwikkelingen, met nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen en in de eerste plaats ook met de problemen en verwachtingen van onze leden, in een perspectief van duurzame ontwikkeling. En dus ook met aandacht voor de gevolgen van onze keuzes op de toekomstige generaties. In rekening brengend de bijzonder belangrijke stijging van de vergrijzingskosten, door de Vergrijzingscommissie berekend op + 8.3 % van het BBP, gegeven de huidige beleidsoriëntaties. We zijn daar opnieuw mee bezig, in het bijzonder voor wat betreft het pensioendossier. Met het oog op de Pensioenconferentie die voor het najaar is gepland. Met het oog op de bijzonder moeilijke begrotingsdiscussie voor 2010 en 2011, die is gestart, en die tegen 13 oktober al zijn beslag moet krijgen. En dit alles tegen de achtergrond van een financiële crisis die zijn
voorgaande niet kent. En die nu ’t allenkant wordt aangegrepen om het debat over de toekomst van de pensioenen te vervroegen én te radicaliseren. Dat we vandaag over al dit nieuwe materiaal kunnen beschikken, komt dan ook perfect uit qua timing. Met het Bestuur van het ACV hebben we deze ochtend afgesproken dat we een maand de tijd nemen om, op basis van een ruime consultatie van leden en militanten, tot een “up to date”-standpunt te komen, om de Pensioenconferentie te gaan. Ik hoop ook – Meneer Jadot - dat we daarvoor ook zo snel mogelijk kunnen beschikken over het syntheserapport van de gesprekken en analyses die we vorig werkjaar hebben gehad in de drie voorbereidende werkgroepen. Al kan ik wel al aangeven vanuit welke oriëntaties we die interne discussie ingaan. Met voorop één oriëntatie: we blijven absoluut voorrang geven aan de eerste pijler. Dat is altijd onze benadering geweest. En de financiële crisis, met zijn zware fall out voor zowel de tweede als de derde pijler, heeft ons daarin bevestigd. Het materiaal dat vandaag voorligt, bevestigt ons daarin nog meer. Een belangrijk stuk van het opgebouwde kapitaal is door de ontwikkelingen op de financiële markten weggesmolten als sneeuw voor de zon. Diverse sectoren en bedrijven worden geconfronteerd met de zware lasten van herfinanciering, op een ogenblik dat het economisch bijzonder slecht gaat. Nu, de prijzen worden aan de meet uitgedeeld. En de portefeuilles zullen zich voor een deel wel herstellen. Maar dat gaat nog jaren duren. En daar ben je dus niks mee als je op de vooravond van je pensioen staat. Jarenlang hebben de financiële lobbies en hun politieke bondgenoten ons trachten aan te praten dat alleen de tweede en nog meer de derde pijler zekerheid bieden. Omwille van de onhoudbaarheid van de eerste pijler. En het weinige vertrouwen dat je kunt koesteren in de politieke wereld. Meer nog: die tweede en derde pijler, die heeft ook een hoger rendement dan de eerste pijler. Als er al een plaats was voor de eerste pijler, dan was het voor een krenterig basispensioen, niet of nauwelijks gekoppeld aan het vroegere loon, met daardoor onvermijdelijk een veel sterkere druk om je zwaarder te verzekeren op de commerciële markt. Vanuit die markten is het vandaag bijzonder stil. De
communicatiespecialisten lijken hen dat goed te hebben ingepeperd:als je geschoren wordt, moet je stilzitten. Al wil ik ook niet in het ander uiterste vallen. We beseffen maar al te goed dat ook die eerste pijler is omgeven met onzekerheden. Dat zware inspanningen zullen nodig zijn om die eerste pijler te beveiligen en te versterken. En dat er twijfels rijzen over het politieke vermogen om dat te doen, omdat ook daar het shorttermism begint te regeren, dat het financiewezen en het economischweefsel zo grondig heeft verstoord. Al is er één drastisch verschil. Politiek is een democratisch gegeven, met naast de politieke democratie, met zijn stem voor de kiezer, ook de sociaal-economische democratie en de invloed die de werknemers via dat kapitaal kunnen uitoefenen. Die invloed heb je totaal niet op de financiële markten, waaraan we willoos lijken te zijn overgeleverd. En die er bovendien is in geslaagd de zaken de reële economie ondergeschikt te maken aan het financiewezen. We beseffen ook dat die eerste pijler aanzienlijke zwakheden vertoont. Met te lage minima, beneden wat nodig is om geen risico op armoede te lopen, of je dat nu bekijkt vanuit de Europese armoedenormen, of vanuit de nieuwe armoedenorm – de budgetstandaard – van het Centrum voor Sociaal Beleid. Met te zwaar koopkrachtverlies, dus te weinig verzekering, voor werknemers met een middeninkomen of een hoog loon. Met onvoldoende aanpassing aan de versplintering van de gezinnen en het oprukken van nieuwe samenlevingsvormen. Alleen is het een illusie te geloven dat de tweede en de derde pijler die problemen zal oplossen. Toch niet voor de grote groep van werknemers. En vooral niet voor hen die de verbeteringen het meest van doen hebben. Prof. Berghman heeft vandaag nog eens de vinger op de wonde gelegd, wat betreft de zeer ongelijke spreiding van de tweede en de derde pijler. En hoe dit de bestaande ongelijkheid inzake wettelijke pensioenen eerder versterkt dan afremt. En het Matteüseffect dat daarin dus zit verscholen, als je het bekijkt vanuit de fiscale en parafiscale uitgaven. De betere wettelijke pensioenen nemen daar een veel groter deel van op. Nu, je zult van ons niet horen dat je al die uitgaven voor de tweede en derde pijler op nul moet zetten. Integendeel, in onze globale syndicale strategie blijft
een plaats weggelegd voor de democratisering van de tweede pijler. Dit precies vanuit een gelijkheidsstreven. Bij het overheidspersoneel om de achterstand van contractuelen op de statutairen weg te om werken. In de privé-sector voor de achterstand van arbeiders op bedienden, van lagere bedienden op hogere bedienden en van KMO-personeel op personeel van grotere ondernemingen. Al moet je de beperkingen erkennen. De solidaire tweede pijler wordt wel niet aangerekend op de tweejaarlijkse loonkostmarge, maar dat is uiteraard theorie. In de praktijk is die marge wel bepalend, en moeten keuzes worden gemaakt tussen loonvoordelen en pensioenopbouw. En met de zeer lage marges van vandaag en wellicht ook de komende jaren, moet je beseffen dat er weinig geld gaat kunnen opzij worden gezet voor substantiële aanvullende pensioenen. W hebben er ook absoluut geen probleem mee dat werknemers een bijkomend appeltje voor de dorst opzijleggen via de derde pijler. Zoals ze dat ook doen via de vierde pijler: het eigen huis of appartement. Maar het is toch toegelaten bij dit alles de overweging te maken of er geen grenzen mogen gesteld worden aan de wijze waarop de overheid die opbouw van tweede of derde pijler, eventueel ook vierder pijler, fiscaal of parafiscaal moet ondersteunen. We hebben die vraag even gesteld bij de start van het nieuwe werkjaar wat betreft het pensioensparen. Met onmiddellijk een pak banbliksems, deels uitgelokt door de media, tot gevolg. Wat een en ander zegt over de moeilijkheidsgraad om hierover tot een sereen debat te komen. We hebben overigens nooit gepleit voor een afschaffing. Maar in tijden van zware budgettaire sanering, waar we niet onderuit kunnen, mag toch de vraag worden gesteld of het niet wat minder kan. En of het niet wat selectiever kan? Bijvoorbeeld: nu worden de solidaire en de niet-solidaire variant van de tweede pensioenpijler door de overheid quasi gelijk behandeld. De solidaire stelsels kunnen wel rekenen op een vrijstelling van verzekeringtaks, van 4.4 %. Maar daar staat tegenover dat ze ook een solidariteitsluik moeten inbouwen ten belope van 4.4 %. Zodat je ook onvoldoende prikkel krijgt voor bedrijven om echt over te stappen naar de solidaire, meer sociale variant. Of neem de fiscale incentives voor de derde pijler. Dat was tot nog toe een onderdeel van het pensioenbeleid van de federale regering. Maar hoe kan je
nu een pensioenbeleid baseren op een zo volatiel gegeven als die derde pijler? De reacties van de afgelopen weken bevestigen trouwens dat dit meer een zaak is van zekere belastingverlaging dan van onzekere pensioenverhoging. Maar dan mag je toch ook de vraag stellen of er er geen betere besteding te vinden is voor het budget dat gepaard gaat met een zo omvangrijke fiscale uitgave. Of dat ze selectiever dient te worden ingezet, naar die personen die aanvullingen op het pensioen het hardst mogelijk kunnen gebruiken. Dit zijn open vragen die we aan onze leden en militanten voorleggen, om uitsluitelsel te krijgen voor de start van de Pensioenconferentie. Nu, van één zaak zijn we nu al zeker. Als we zeggen, voorrang aan de eerste pijler, dan houdt dat ook in: durf niet te raken aan de wettelijke pensioenen. En houdt het pad aan voor de verbetering van de uitkeringen in het kader van de welvaartsvastheid. Ik zeg dat klaar en duidelijk aan al diegenen die het debat op gang willen brengen over de herziening van de parameters van de welvaartsvastheid. De Vergrijzingscommissie heeft daarvoor de kat bij de melk gezet, met een nieuw, alternatief scenario, met lagere parameters. Inmiddels gretig overgenomen vanuit werkgeversmiddens en vanuit de politieke wereld. Ik erken dat de welvaartsvastheid van de uitkeringen vandaag te veel geld kost aan de overheid. Maar hoe komt dat? Omdat de welvaartsvastheid tweejaarlijks afhankelijk is van sociaal overleg en politieke deliberatie. En dat we nu al twee keer na elkaar het wafelijzer zien bovengehaald: geen welvaartsvastheid als er niet evenveel voorligt aan lastenverlagingen voor de bedrijven. Zodat bijvoorbeeld de laatste ronde welvaartsvastheid in 2010 geen 428,5 miljoen euro kost, zoals voorzien in het Generatiepact, maar 857 miljoen, twee keer meer. Ni e de parameters zijn onhoudbaar, maar dit soort van tweejaarlijkse gijzeling van de sociale uitkeringstrekkers, met lastenverlaging als losgeld. Zodat we willen bekijken of niet kan worden overgestapt naar een mechanisme van automatische aanpassingen, bij wet verankerd. Met nog wel mogelijkheden voor de sociale partners om alternatieven voor te stellen. Maar met de zekerheid dat de automatismen worden toegepast als er geen alternatief komt. Nu, dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Omdat je in een tak als de arbeidsongevallen met technische uitvoeringsproblemen kampt. En omdat selectieve aanpassingen en inhaalbewegingen , zoals aanpassingen aan
percentages, moeilijker zijn in te passen in een automatisch mechanisme. Maar het debat moeten in alle openheid worden gevoerd. In een perspectief van versteviging van de eerste pensioenpijler ook. En dat is geen debat over de minima alleen. De sociale zekerheid blijft twee doelstellingen vermengen: bestrijding van de armoede én vermijden van al te groot koopkrachtverlies, ook voor de beterverdieners. En dus moet het pensioenstelsel niet enkel aan de onderkant worden verstevigd, maar evengoed aan de bovenkant, door hogere en welvaartsvaste berekeningsplafonds. Versteviging moet er trouwens ook komen aan de inkomstenkant. Wat niet los kan worden bekeken van de penibele situatie van de federale begroting. Zelfs van liberale zijde, zowel aan Nederlandstalige als aan Franstalige zijde, wordt nu erkend dat het niet zonder belastingverhogingen zal kunnen. Met kennelijk zelfs een groeiende consensus over de piste van prof. De Grauwe om de vergoedingen die de banken nu betalen voor de staatswaarborgen om te zetten naar een blijvende verzekeringspremie voor de overheid. Al zal meer nodig zijn. Met nog heel wat marge voor wat betreft de inkomens uit vermogen en de vermogens zelf. En overigens is het niet enkel een kwestie van nieuwe of hogere belastingen. Maar ook van verbreding van de belastingbasis. Dan zitten we op het terrein van bestrijding van de fiscale fraude of ontwijking, van strijd tegen de bijdragefraude ook, van het heroverwegen van een reeks fiscale en parafiscale uitgaven. Maar uiteraard ook op het terrein van het werkgelegenheidsbeleid. Met op de voorgrond vandaag weeral eens alle voorstellen over het langer werken. We hadden afgesproken dat we het Generatiepact in 2011 gingen evalueren, met het oog op eventuele aanpassingen vanaf 2015. Maar het ongeduld is kennelijk bijzonder groot. Met tal van proefballonnetjes over het optrekken van de pensioenleeftijd, de verdere beperking of afschaffing van de brugpensioenen, van langer werken of lagere pensioenen voor werknemers met onvolledige loopbanen. Ik neem aan dat die nog eens gaan opgeblazen worden op de studiedag die het VBO nu donderdag plant. Laat me duidelijk zijn: de pensioenen, onze sociale bescherming tout court, zijn maar houdbaar als we er in slagen de werkzaamheidsgraad sterk op te trekken. En, wat vaak vergeten worden, mensen die opgesloten zitten in deeltijdse
contracten, de weg te laten vinden naar meerurencontracten en voltijdse contracten. Maar dat is eerst en vooral een verhaal van werkgelegenheidsgroei, van meer vraag naar werkvolk. Wat iets anders is dan het aanbodgerichte beleid, dat alleen maar is gericht op het aanjagen van werklozen en het korten op het inkomen van oudere werklozen, want wat is de afschaffing van brugpensioenen anders? Die verschuiving naar een vraaggericht beleid, is de evidentie zelve nu de werkloosheid omhoogschiet met 200.000 tegen 2010, volgens de laatste prognoses van het Planbureau. Daar gaat wellicht een beetje af als we in september een nieuwe prognose krijgen. Maar dan blijven we nog met een enorm banentekort zitten. Die nog zeker tot 2014 de werkloosheid zeer hoog zal houden, ook omdat er intussen nog een pak bijkomt door de verdere stijging van de beroepsbevolking. Betekent dit dat ook niet op het aanbod moet worden gewerkt? Dat zeg ik niet. Vergeet niet dat er vorig jaar een consensus was onder sociale partners om het activeringsbeleid naar werklozen bij te sturen. In het bijzonder ook om te vervroegen naar de jongeren. Dat zou met de zware stijging van de jeugdwerkloosheid trouwens bijzonder welkom zijn. Ik hoop trouwens dat de communautaire spelletjes daarover ophouden, zodat we hiermee eindelijk van wal kunnen steken. En we gaan ook geen debat uit de weg over het langere werken. Al is dat voor ons in de eerste plaats een verhaal van jobs creëren, kansen geven en aanmoedigen. De wortel dus en niet de stok. Tenzij misschien de stok naar de werkgevers. Want de leeftijdsdiscriminatie blijft toch wel bijzonder hardnekkig en de bereidheid om de loopbanen van oudere werknemers aan te passen aan hun mogelijkheden en verwachtingen laag. We gaan trouwens ook niet de lijn verlaten die we al hebben uitgezet in het Generatiepact. We weigeren de monocultuur, waarbij enkel de oudere werknemers in het vizier komen. We missen in het eindeloopbaandebat het loopbaanbeleid naar alle generaties. Ik had het al over de jongeren. Maar vergeet ook niet welk potentieel er nog is bij de doelgroep van de vrouwen. Met nog een zwakke participatie van laaggeschoolde vrouwen, met zeer veel onvrijwillige deeltijdarbeid en met veel gaten in de loopbaan. Wat telkens ook haperingen zijn in de opbouw van volledige pensioenrechten. Ook dat is voor ons geen verhaal van de stok, maar eerst en vooral van de wortel: vrouwen
faciliteren en stimuleren om volwaardige loopbanen op te bouwen. En dus niet van de afschaffing van de afgeleide rechten of het huwelijksquotiënt, waarop sommigen in de vrouwenbeweging lijken aan te sturen. Want dat dreigt er alleen maar toe te leiden dat vrouwen, nog het meest laaggeschoolde vrouwen, vrouwen uit gezinnen met een laag inkomen ook, nog meer het slachtoffer gaan zijn van de barrières die volwaardige arbeidsparticipatie in de weg staan. En dat je vrouwen individueel verantwoordelijk maakt voor keuzes, waarvan je bij conventie moet aannemen dat het gemeenschappelijke keuzes zijn van man en vrouw. En dus willen we daarom het overlevingspensioen niet afschaffen. Maar in de Pensioenconferentie bekijken of we de cumul met arbeidsinkomen en onderbrekingsuitkeringen kunnen verbeteren. Met een meer gelijke behandeling ook van de samenlevingsvormen, want meer dan in andere takken, zijn er in het pensioenstelsel sterke verschillen tussen huwelijk en andere samenlevingsvormen. Zoals er ook bij scheiding sterke verschillen zijn tussen echtscheiding en andere vormen van scheiding. Ook dat is voor de Pensioenconferentie. Laat dat, tot slot, duidelijk zijn. We hebben ons mateloos gestoord aan diegenen die het debat over de noodzakelijke budgettaire sanering willen versmallen tot een debat over uitgavenbesparingen. Met dan meest in het vizier de welvaartsvastheid van de pensioenen, de brugpensioenen en – volgens Agoria laatst ook – de werkloosheidsuitkeringen. We zijn op dat vlak wel wat gewoon, maar het is toch wel schandegeklaagd hoe van liberale zijde en vanuit bepaalde werkgeverskringen nu precies de sociale uitkeringstrekkers worden geviseerd. Die hebben nochtans geen enkele verantwoordelijkheid voor deze crisis zonder weerga. Een deel van hen, de bruggepensioneerden en de gewone werklozen, zijn er trouwens het rechtstreekse slachtoffer van. En dat doet men dan bewust om de aandacht te kunnen afleiden van hen die deze crisis mee hebben veroorzaakt. Om te vermijden dat eerst en vooral die worden aangesproken voor de financiële crisis. Om te vermijden ook dat zij die eerst en meest de vruchten gaan plukken van het dure herstelbeleid, de banken, de beleggers, de vermogenden, gaan worden aangesproken. En dat doen vooral zij die jarenlang hebben betijen, zij die jarenlang hebben geijverde voor de ongebreidelde werking van de markten, voor de deregulering van de financiële markten en die ons daardoor mee schuld dragen aan de catastrofe
waarin we vandaag zitten. Ik hoop dat zij met iets meer schroom en schaamteloosheid de Pensioenconferentie ingaan.