Plein 1. ’s morgens bij aankomst direct naar het schoolplein (niet bij de weg, niet in de fietsenstalling). 2. Fietsen groep 1 en 2 in de stalling op het achterplein. 3. De meesters of juffen die op het plein lopen, beslissen of je eerder naar binnen mag (bij slecht weer of als je iets naar binnen moet brengen). 4. Er wordt nergens (met sneeuwballen) gegooid. 5. Er wordt niet gefietst/ geskate/ geskeelerd op het plein. 6. Je gaat door de ingang naar binnen het dichtst bij het lokaal waar je les hebt. 7. Tijdens de pauze zijn alle leerlingen buiten. 8. Afval moet in de prullenbak. 9. Bij de ingangen, in de gangen, in de wc’s blijf je niet hangen. 10. In de pauzes sta je niet voor lokalen waar nog les gegeven wordt. 11. De pleindienst van het achterplein zorgt voor de basketbal. 12. Met de basketbal wordt niet gevoetbald. Klas 1. Je gaat alleen een lokaal binnen wanneer er een meester of juf in het lokaal is. 2. Je zorgt dat je vlot bij het lokaal bent, niet klieren op de gang. 3. Je verlaat het lokaal alleen met toestemming van de leerkracht. 4. Er verlaat maar een leerling tegelijk het lokaal. 5. In het lokaal geen jassen. Geen waardevolle spullen in je jas). 6. Je houdt je bakje, en inhoud, netjes. (Geen geklieder/ stickers). 7. Gordijnen, ramen e.d. worden alleen met toestemming van de juf / meester geopend en gesloten. 8. Alle leerlingen hebben een vaste plek. 9. Je hebt je spullen voor elkaar. (pen kleurpotloden gum overall e.d.) 10. Pesten, ruzie, schelden: altijd melden. Ruzie los je met z’n tweeën op. 11. Als je niet iets aardigs tegen iemand te zeggen hebt, zeg dan maar niks. 12. Zonder overleg kan er niets. Les 1. Tijdens de les, niet naar de wc. Tijdens pauzes en leswisselingen wel. 2. Bij binnenkomst, pak je je bakje, gaat zitten, lezen in je leesboek. 3. Je zit altijd op je vaste plek. 4. Je bemoeit je niet met buren. Als je werkt ben je stil. 5. Je houdt je aan het aangeboden werk, zoals je verteld is dat te doen. (bakjewerk-noteren) 6. Je begint, en eindigt, niet eerder dan wanneer het mag. 7. De bel is een signaal voor de leerkracht. SVT-regels 1. Er spreekt 1 tegelijk. Als een ander praat ben jij stil. 2. We luisteren naar elkaar. 3. Als je iets vertelt doe je dit aan de hele groep. 4. Als je met iemand praat kijk je hem / haar aan. 5. Je wacht op je beurt. (vinger opsteken). 6. Beleefd zijn: hoe vraag je iets. 7. Tegen een juf, meester en andere personeelsleden zeg je u. 8. Bij binnenkomst aankloppen en vragen: “mag ik even storen?” 9. Te laat: bespreken met de leerkracht waar je les hebt wat de reden van te laat komen is. 1ste keer: tijd inhalen om 15.20 2de keer: tijd dubbel inhalen 3de keer: tijd 3x inhalen ; ouders/ verzorgers worden gebeld Gang /kantine 1. Geen pet op. Walkman af en uit. Mobiel uit. 2. Jassen aan de kapstok die behoort bij het lokaal waar je les hebt. 3. Groepen 1, 2 en 3 eten om 12.15 tot 12.25. 4. Groepen 4, 5 en 6 eten om 12.00 tot 12.15. 5. Per groep zorgen twee leerlingen ervoor dat de tafels netjes achterblijven. 6. Geen jassen in de kantine. Algemeen 1. De SVT-regels gelden overal en altijd. 2. Meubilair gebruik je waar het voor gemaakt is. (Dus bijv. niet op tafels zitten) 3. Er wordt niet gesnoept. Kauwgum is verboden. 4. De mobiele telefoon, mp3 speler e.d. staat uit en is niet zichtbaar. 5. Je blijft van een ander én van de spullen van een ander af.