Les séjours linguistiques Une association
Een vereniging
C’est une association qui s’occupe des pauvres
Het is een vereniging die zich bezig houdt met de armen
Une connaissance
Een kennis
Pour ce travail, il faut avoir une bonne connaissance des
Voor dat werk moet je een goede taalkennis hebben
langues Une famille d’accueil
Een gastgezin
Une habitude
Een gewoonte
C’est l’habitude ici?
Is dat de gewoonte hier?
L’heure des repas
Etenstijd
Je les vois seulement à l’heure de repas
Ik zie hen enkel als het etenstijd is
Des nouvelles (f.)
Nieuws
On est toujours content de recevoir des nouvelles de chez soi
Je bent altijd blij nieuws te krijgen van thuis
Une orangeade
Een sinaasappelsap
Un rafraîchissement
Een frisdrank
Je vais chercher des rafraîchissement
Ik ga frisdrankjes halen
Une rencontre
Een ontmoeting
Même à la première rencontre, on se fait la bise en Wallonie
Zelfs bij de eerste ontmoeting geeft men elkaar een kus in Wallonië
Un(e) représentant(e)
Een vertegenwoordiger/-ster
C’est la représentante locale de cette association
Het is de plaatselijke vertegenwoordigster van die vereniging
Les séjours linguistiques Un schweppes
Een schweppes
Le tourisme
Het toerisme
Elle travaille dans le tourisme
Ze werkt in de toeristische sector
Anglophone
Engelstalig
Vous-êtes anglophone?
Bent u Engelstalig?
Disponible
Beschikbaar
Il y a encore deux places disponibles pour ce concert
Er zijn nog twee plaatsen beschikbar voor dat concert
Honnête
Eerlijk
Sois hônnete! Avoue que tu as tort!
Wees eerlijk ! Geef toe dat je ongelijk hebt !
Local
Plaatselijk
C’est un journal local
Dat is een lokale krant
Sacré
Heilig
Chez nous, les repas, c’est sacré.
Bij ons thuis zijn de maaltijden heilig
Accepter
Aanvaarden
Je n’aurais jamais accepté cela
Ik zou dat nooit aanvaard hebben
Compter faire qqch
Van plan zijn iets te doen
Qu’est-ce que tu comptes fair l’an prochain?
Wat ben je van plan te doen volgend jaar ?
S’enfermer
Zich opsluiten
Les séjours linguistiques Elle s’enferme trop dans sa chambre
Ze sluit zich te veel op in haar kamer
Éviter de (+inf.)
Vermijden om
Il faut éviter de manger entre les repas
Je moet vermijden om te eten tussen de maaltijden
Exiger
Eisen, vereisen
Dans cette école, on exige une bonne connaissance des
In die school eist men een goede taalkennis
langues Manquer
Missen
Tu me manques
Ik mis je
Présenter qqn à qqn
Iemand aan iemand voorstellen
Je te présente Amélie, une copine
Ik stel je Amelie voor, een vriendin
Proposer qqch à qqn
Iets aan iemand voorstellen
Je lui ai proposé d’aider un peu
Ik heb haar voorgesteld een beetje te helpen
Regretter qqch
Iets betreuren, spijt hebben van iets
Tu ne regrettes pas ta décision ?
Heb je geen spijt van je beslissing ?
Relire
Herlezen
Tu as relu tout le livre?
Heb je het hele boek herlezen ?
En compagnie de
In gezelschap van
J’ai vu Françoise en compagnie de Marc
Ik heb Françoise gezien in het gezelschap van Marc
J’aime autant …
Ik heb al zo graag…
Tu veux un coca ou du vin?
Wil je een cola of wijn ?
Les séjours linguistiques J’aime autant une eau minérale
Ik heb al zo graag gewoon water
Permettez-moi de faire les présentations
Mag ik jullie aan elkar voorstellen ?
Voilà Francesca. Francesca, je te présente Elise
Dat is Francesca. Francesca, ik stel je Elise voor
Se faire la bise
Elkaar een kus geven
Entre copains, les Français se font toujours la bise quand ils
Onder vrienden geven de Fransen elkaar altijd een kus als ze
se rencontrent
elkaar tegenkomen
Être décidé à + inf.
Vastbesloten zijn om
Eh bien Myriam, tu es décidée à accepter ce travail ?
Wel Myriam, ben je vastbesloten om dat werk aan te nemen ?
À son tour
Op zijn/haar beurt
Mes parents sont allés à la mer cette semaine, et moi, je pars
Mijn ouders zijn deze week naar zee gegaan en ik vertrek
à mon tour lundi
maandag op mijn beurt
Au choix
Naar keuze
Vous pouvez prendre un dessert au choix
U mage en dessert naar keuze nemen
Être originaire de
Afkomstig zijn uit
Elle est originaire de l’Angleterre?
Is ze afkomstig uit Engeland ?
Je crois que c’est une spécialité de la région ?
Ik geloof dat het een specialiteit van de streek is ?
C’est exact
Dat is zo, dat is juist
Les vacances sont déjà finies!
De vakantie is al gedaan !
Pas trop de regrets ?
Heb je niet te veel spijt?
Les séjours linguistiques Pour être honnête, j’aurais préféré rester encore un peu
Om eerlijk te zijn, ik zou liever nog wat gebleven zijn
En fait
Eigenlijk, in werkelijkheid
Il comptait rester deux jours, en fait, ik est resté toute la
Hij was van plan om 2 dagen te blijven, in werkelijkheid is hij
semaine
heel de week gebleven
Avoir le cafard
Heimwee hebben
Au début, elle a eu le cafard
In het begin heeft ze heimwee gehad
Ça ne va pas? Tu as le cafard?
Gaat het niet ? Ben je een beetje down ?
Avoir la chance de…
Het geluk hebben te…
Nous avons la chance d’avoir une classe agréable
We hebben het geluk een aangename klas te hebben
Se sentir à l’aise
Zich op zijn gemak voelen
Je ne me sens pas à l’aise ici
Ik voel me hier niet op mijn gemak
Tout à fait
Precies, helemaal
Ton choix à été vite fait?
Je keuze was vlug gemaakt ?
Oui, tout à fait!
Je, precies
Avoir du mal à
Moeite hebben om
J’ai du mal à retenir tous ces mots
Ik heb moeite om al die woorden te onthouden
Volontiers
Graag, met plezier
Moi je prendrais volontiers un café
Ik zou graag een koffie hebben
Oui, volontiers
Ja, graag
Les séjours linguistiques Tellement
Zoveel
Il a tellement souffert
Hij heeft zoveel afgezien
Bilingue
Tweetalig
Trilingue
Drietalig
Quadrilingue
Viertalig
Polyglotte
Meertalig
L’arabe
Het Arabisch
L’Afrique
Afrika
africain
Afrikaans
L’Amérique du Sud
Zuid-Amerika
sud-américain
Zuid- Amerikaans
L’Amérique du Nord
Noord-Amerika
nord-américain
Noord-Amerikaans
L’Asie
Azië
asiatique
Aziatisch
L’Europe
Europa
européen
Europees
La chine
China
Les séjours linguistiques chinois
Chinees
Le Japon
Japan
japonais
Japans
La mer du Nord
De Noordzee
L’océan Atlantique
De Atlantische Oceaan
L’océan Pacifique
De Stille Oceaan
Fais les exercices dans la brochure