Les 8
Feest!
Versie 1
Juli 2008
Joke Kalisvaart
Instructie Welcome to Lesson 8 of this Dutch course. You can browse through this lesson using the blue buttons: brings you to the previous page brings you to the next page Please don’t use the scroll function of your mouse or the Page Up and Page Down buttons to go to the next page. This icon indicates that you can listen to a sound. When it is located in the upper left corner of the page, the sound should play automatically. If not, click the sound icon to start the sound. When it is located next to a sentence or word, you can click it to hear the sound. You can test the sound by clicking the sound icon on this page.
Instructie You can also use the buttons at the bottom of each page to navigate through the lesson. This button will take you to the first page of this course Here, you can listen to Dutch sentences or to a short conversation Now, listen again, read along and view the English translation View the new words you learned in this lesson View grammar topics Practice your new knowledge
Introductie In this lesson, Mirjam and Eva talk about Mirjam’s birthday. There are many new words in this lesson and you will learn how to form and use the future tense in Dutch and how to tell the time. Veel plezier!
Luisteren
Luisteren en Lezen Hallo Mirjam. Wat doe je? Hello, Mirjam. What are you doing? Ik schrijf uitnodigingen voor mijn verjaardag. I’m writing invitations for my birthday. Wanneer ben je jarig? When is your birthday? Volgende week woensdag. Maar ik geef vrijdagavond een feest. Next Wednesday. But I’m having a party Friday evening. Oh leuk! Mag ik ook komen? Great! Can I come too? Natuurlijk! Wil je me ook een beetje helpen? Of course! Would you like to help me a bit? Ja hoor, wat moet ik doen? Sure, what would you like me to do?
Luisteren en Lezen Even denken... Let me think... Ik ga donderdag naar de winkel. I’m going shopping on Thursday. Ik ga koekjes, chips, pinda’s, sinaasappelsap, wijn en bier kopen. I’m going to buy cookies, crisps, peanuts, orange juice, wine and beer. Wil jij helpen het huis te versieren? Would you like to help decorate the house? Ik heb vlaggetjes en ballonnen en die ga ik vrijdagmiddag ophangen. I have little flags and balloons and I’ll hang them on Friday afternoon. Oh, en ik heb niet genoeg stoelen. Oh, and I don’t have enough chairs. Kun je een paar stoelen meebrengen? Could you bring some chairs with you?
Luisteren en Lezen Geen probleem. No problem. Hoe laat begint het feest? What time does the party start? Om acht uur. At eight o’clock. Hoe laat kun je komen helpen? What time can you come help? Om half drie? At half past two? Prima. Tot vrijdag! Excellent. See you Friday! Tot ziens! See you!
Mevrouw Jansen helpt: For all irregular verbs, the past singular and plural and the participle will be given in the word list.
Nederlands
Woorden 1 English
Mevrouw Jansen helpt: ‘Jarig’ is a word that doesn’t exist in English. Here are some sample sentences to explain its use: Ik ben jarig = It’s my birthday. Hij is morgen jarig. = Tomorrow is his birthday. Gisteren was jij jarig. = Yesterday was your birthday.
doen (deed, deden, gedaan) to do de uitnodiging (uitnodigingen) the invitation voor for, before de verjaardag (verjaardagen) the birthday wanneer when jarig adjective for “having your birthday” volgend next de week (weken) the week geven (gaf, gaven, gegeven) to give de avond (avonden) the evening het feest (feesten) the party leuk nice
Woorden 2 Nederlands
English
komen (kwam, kwamen, gekomen) natuurlijk misschien helpen (hielp, hielpen, geholpen) een beetje moeten (moest, moesten, gemoeten) even denken (dacht, dachten, gedacht) de winkel (winkels) de koek (koeken) de chips de pinda (pinda’s)
to come of course maybe to help a bit must, to have to for a while to think the shop the biscuit, the cookie the crisps, the potato chips the peanut
Woorden 3 Nederlands
English
het sinaasappelsap the orange juice de wijn the wine het bier the beer het huis (huizen) the house de vlag (de vlaggen) the flag de ballon (ballonnen) the balloon de middag (middagen) the afternoon ophangen (hing op, hingen op, opgehangen) to hang (up) genoeg enough de stoel (stoelen) the chair meebrengen (bracht mee, brachten mee, to bring along meegebracht
Woorden 4 Nederlands
English
het probleem (problemen) laat hoe laat? beginnen (begon, begonnen, begonnen) het uur (uren) om half prima tot tot ziens morgen
the problem late at what time to start the hour, o’clock around, in combination with time: at half fine, excellent until see you tomorrow (see grammar pages)
Woorden
Mevrouw Jansen helpt: Note that ‘morgen’ can mean both
Welke dag is het? What day ismorning it? and tomorrow. Tomorrow
morning is always ‘morgenochtend’.
Days of the week
Parts of the day
maandag dinsdag woensdag donderdag vrijdag zaterdag zondag
ochtend/ morgen middag avond nacht
Monday Tuesday Wednesday Thursday Friday Saturday Sunday
morning afternoon evening night
Note that days are written in lowercase. Days and parts of the day can be combined to form words like ‘maandagochtend’ (Monday morning) or ‘donderdagavond’ (Thursday evening). The preposition used with days is ‘op’: Op maandag = on Monday
Woorden
Mevrouw Jansen helpt:
Hoe laat is het? What time is it? 9.00 uur negen uur
9.35 uur
9.05 uur vijf over negen 9.10 uur tien over negen 9.15 uur kwart over negen
In Dutch, we usually use a 24 hour clock in writing, but not in spoken language. So we write 20.00 uur for vijf over half tien 8:00 pm but we say ‘acht uur’. To distinguish between a.m. and 9.40 uur tien over half tien p.m. we add ‘s ochtends (or ‘s 9.45 uur kwart voor tienmorgens), ‘s middags, ‘s avonds or ‘s nachts.
9.50 uur tien voor tien
8.00 uur = acht uur ‘s ochtends 20.00 uur = acht uur ‘s avonds.
9.20 uur tien voor half tien
9.55 uur vijf voor tien
9.25 uur vijf voor half tien
9.03 uur drie minuten over Mindnegen the position of the apostrophe
9.30 uur half tien
9.28 uur twee minuten voor half about tien the grammar now forget
and the extra -s at the end, but for behind it.
The Dutch system for telling the time differs from the English way mainly in the way we deal with half hours. We name the ‘half hour’ after the next hour, not after the previous one. Between 20 and 40 minutes past an hour, minutes are calculated to or from the half hour. When the minutes are a multiple of 5, the word ‘minuten’ (minutes) is usually omitted. The word ‘uur’ is necessary where you can omit o’clock in English: at twelve = om twaalf uur The preposition used with time is ‘om’: Om half drie = at half past two
Grammatica Future In the story in this lesson, Mirjam tells about her birthday that will occur in the future. If you ask Dutch-speaking people or read a grammar book, you will probably learn that the auxiliary verb used to form the future tense is zullen. Zullen is conjugated in the same way as kunnen: ik zal je zult/zal hij zal we zullen jullie zullen ze zullen
But if you read the story again, you will see that Mirjam didn’t use this verb at all. The truth is that we mainly use zullen for promises or proposals and not to express the normal future tense. Then how do we talk about the future in Dutch?
Grammatica Future tense Consider this sentence: Tomorrow I will eat cake. Using zullen, you would get ‘Morgen zal ik taart eten’, but if you say it like this, it sounds like a promise, rather than a colloquial sentence. The easiest way to express future in Dutch is by just using the present tense and a word like morgen (=tomorrow) to express future ‘Morgen eet ik taart’. Another way of saying this is by using the verb gaan: ‘Morgen ga ik taart eten’. This is comparable with using ‘I’m going to…’ in English. Now let’s have a look at some sentences from the story: Present tense with a ‘future word’: Ik geef vrijdagavond een feest. Ik ga* donderdag naar de winkel. Construction with gaan + infinitive: Ik ga koekjes kopen. Ik ga ballonnen ophangen.
Read more at dutchgrammar.com
*Note that ga is the main verb here, not an auxiliary verb for the future tense. The normal present tense would be ‘Ik ga naar de winkel’, but ‘Ik koop koekjes’.
Oefening 1a Hoe laat is het?
Check your answer
Oefening 1a Hoe laat is het?
Het is tien over tien.
Oefening 1b Hoe laat is het?
Check your answer
Oefening 1b Hoe laat is het?
Het is zeven uur.
Oefening 1c Hoe laat is het?
Check your answer
Oefening 1c Hoe laat is het?
Het is kwart over één.
Oefening 1d Hoe laat is het?
Check your answer
Oefening 1d Hoe laat is het?
Het is tien over half vier.
Oefening 1e Hoe laat is het?
Check your answer
Oefening 1e Hoe laat is het?
Het is vijf voor half tien. (ok, vier minuten voor half tien, als je goed kijkt…)
Oefening 1f Hoe laat is het?
Check your answer
Oefening 1f Hoe laat is het?
Het is half elf ‘s ochtends.
Oefening 1g Hoe laat is het?
Check your answer
Oefening 1g Hoe laat is het?
Het is vijf over half negen ‘s avonds.
Oefening 1h Hoe laat is het?
Check your answer
Oefening 1h Hoe laat is het?
Het is kwart voor zes ‘s ochtends.
Oefening 1i Welke dag is het? Juni Z
Check your answer
M
D
W
D
V
Z
Oefening 1i Welke dag is het? Juni Z
Het is maandag.
M
D
W
D
V
Z
Oefening 1j Welke dag is het? Juni Z
Check your answer
M
D
W
D
V
Z
Oefening 1j Welke dag is het? Juni Z
Het is zondag.
M
D
W
D
V
Z
Oefening 1k Welke dag is het? Juni Z
Check your answer
M
D
W
D
V
Z
Oefening 1k Welke dag is het? Juni Z
Het is donderdag.
M
D
W
D
V
Z
Oefening 2a Connect the Dutch words with the English meanings. de uitnodiging
the beer
de winkel
the party
de stoel het feest
the balloon the shop
het bier
the invitation
de wijn
the wine
de pinda
the chair
de ballon
the peanut
Oefening 2a Connect the Dutch words with the English meanings. de uitnodiging
the beer
de winkel
the party
de stoel het feest
the balloon the shop
het bier
the invitation
de wijn
the wine
de pinda
the chair
de ballon
the peanut
Oefening 2a Connect the Dutch words with the English meanings. de uitnodiging
the beer
de winkel
the party
de stoel het feest
the balloon the shop
het bier
the invitation
de wijn
the wine
de pinda
the chair
de ballon
the peanut
Oefening 2a Connect the Dutch words with the English meanings. de uitnodiging
the beer
de winkel
the party
de stoel het feest
the balloon the shop
het bier
the invitation
de wijn
the wine
de pinda
the chair
de ballon
the peanut
Oefening 2a Connect the Dutch words with the English meanings. de uitnodiging
the beer
de winkel
the party
de stoel het feest
the balloon the shop
het bier
the invitation
de wijn
the wine
de pinda
the chair
de ballon
the peanut
Oefening 2a Connect the Dutch words with the English meanings. de uitnodiging
the beer
de winkel
the party
de stoel het feest
the balloon the shop
het bier
the invitation
de wijn
the wine
de pinda
the chair
de ballon
the peanut
Oefening 2a Connect the Dutch words with the English meanings. de uitnodiging
the beer
de winkel
the party
de stoel het feest
the balloon the shop
het bier
the invitation
de wijn
the wine
de pinda
the chair
de ballon
the peanut
Oefening 2a Connect the Dutch words with the English meanings. de uitnodiging
the beer
de winkel
the party
de stoel het feest
the balloon the shop
het bier
the invitation
de wijn
the wine
de pinda
the chair
de ballon
the peanut
Oefening 2a Gefeliciteerd! de uitnodiging
the beer
de winkel
the party
de stoel het feest
the balloon the shop
het bier
the invitation
de wijn
the wine
de pinda
the chair
de ballon
the peanut
Oefening 2a Connect the Dutch words with the English meanings. de uitnodiging
the beer
de winkel
the party
de stoel het feest
the balloon the shop
het bier
the invitation
de wijn
the wine
de pinda
the chair
de ballon
the peanut
Oefening 2b Connect the Dutch words with the English meanings. helpen doen
to bring along to decorate
versieren
to help
meebrengen
maybe
beginnen genoeg
to do nice
leuk
enough
misschien
to begin
Oefening 2b Connect the Dutch words with the English meanings. helpen doen
to bring with to decorate
versieren
to help
meebrengen
maybe
beginnen genoeg
to do nice
leuk
enough
misschien
to begin
Oefening 2b Connect the Dutch words with the English meanings. helpen doen
to bring with to decorate
versieren
to help
meebrengen
maybe
beginnen genoeg
to do nice
leuk
enough
misschien
to begin
Oefening 2b Connect the Dutch words with the English meanings. helpen doen
to bring with to decorate
versieren
to help
meebrengen
maybe
beginnen genoeg
to do nice
leuk
enough
misschien
to begin
Oefening 2b Connect the Dutch words with the English meanings. helpen doen
to bring with to decorate
versieren
to help
meebrengen
maybe
beginnen genoeg
to do nice
leuk
enough
misschien
to begin
Oefening 2b Connect the Dutch words with the English meanings. helpen doen
to bring with to decorate
versieren
to help
meebrengen
maybe
beginnen genoeg
to do nice
leuk
enough
misschien
to begin
Oefening 2b Connect the Dutch words with the English meanings. helpen doen
to bring with to decorate
versieren
to help
meebrengen
maybe
beginnen genoeg
to do nice
leuk
enough
misschien
to begin
Oefening 2b Connect the Dutch words with the English meanings. helpen doen
to bring with to decorate
versieren
to help
meebrengen
maybe
beginnen genoeg
to do nice
leuk
enough
misschien
to begin
Oefening 2b Gefeliciteerd! helpen doen
to bring with to decorate
versieren
to help
meebrengen
maybe
beginnen genoeg
to do nice
leuk
enough
misschien
to begin
Oefening 2b Connect the Dutch words with the English meanings. helpen doen
to bring with to decorate
versieren
to help
meebrengen
maybe
beginnen genoeg
to do nice
leuk
enough
misschien
to begin
Oefening 3 Fill in the right word. Choose from jarig, versieren, winkel, vrijdagavond, feest, helpen, uitnodigingen, stoel, ballonnen
Ik ga morgen …………… ophangen. Vrijdag ga ik naar de ……………. Het …………… begint om half negen. We gaan het huis ……………. Op ……………… begint het weekend. Mirjam schrijft ………… voor een feest. Hij is morgen ………………. Wil je me ………………? Breng je een ……………… mee?
Check your answers by clicking on the corresponding question mark button. To see all correct answers, click the large button below.
Oefening 3 Fill in the right word. Choose from jarig, versieren, winkel, vrijdagavond, feest, helpen, uitnodigingen, stoel, ballonnen
Ik ga morgen ballonnen ophangen. Vrijdag ga ik naar de ……………. Het …………… begint om half negen. We gaan het huis ……………. Op ……………… begint het weekend. Mirjam schrijft ………… voor een feest. Hij is morgen ………………. Wil je me ………………? Breng je een ……………… mee?
Press this button to go back to the exercise
Oefening 3 Fill in the right word. Choose from jarig, versieren, winkel, vrijdagavond, feest, helpen, uitnodigingen, stoel, ballonnen
Ik ga morgen …………… ophangen. Vrijdag ga ik naar de winkel. Het …………… begint om half negen. We gaan het huis ……………. Op ……………… begint het weekend. Mirjam schrijft ………… voor een feest. Hij is morgen ………………. Wil je me ………………? Breng je een ……………… mee?
Press this button to go back to the exercise
Oefening 3 Fill in the right word. Choose from jarig, versieren, winkel, vrijdagavond, feest, helpen, uitnodigingen, stoel, ballonnen
Ik ga morgen …………… ophangen. Vrijdag ga ik naar de ……………. Het feest begint om half negen. We gaan het huis ……………. Op ……………… begint het weekend. Mirjam schrijft ………… voor een feest. Hij is morgen ………………. Wil je me ………………? Breng je een ……………… mee?
Press this button to go back to the exercise
Oefening 3 Fill in the right word. Choose from jarig, versieren, winkel, vrijdagavond, feest, helpen, uitnodigingen, stoel, ballonnen
Ik ga morgen …………… ophangen. Vrijdag ga ik naar de ……………. Het …………… begint om half negen. We gaan het huis versieren. Op ……………… begint het weekend. Mirjam schrijft ………… voor een feest. Hij is morgen ………………. Wil je me ………………? Breng je een ……………… mee?
Press this button to go back to the exercise
Oefening 3 Fill in the right word. Choose from jarig, versieren, winkel, vrijdagavond, feest, helpen, uitnodigingen, stoel, ballonnen
Ik ga morgen …………… ophangen. Vrijdag ga ik naar de ……………. Het …………… begint om half negen. We gaan het huis ……………. Op vrijdagavond begint het weekend. Mirjam schrijft ………… voor een feest. Hij is morgen ………………. Wil je me ………………? Breng je een ……………… mee?
Press this button to go back to the exercise
Oefening 3 Fill in the right word. Choose from jarig, versieren, winkel, vrijdagavond, feest, helpen, uitnodigingen, stoel, ballonnen
Ik ga morgen …………… ophangen. Vrijdag ga ik naar de ……………. Het …………… begint om half negen. We gaan het huis ……………. Op ……………… begint het weekend. Mirjam schrijft uitnodigingen voor een feest. Hij is morgen ………………. Wil je me ………………? Breng je een ……………… mee?
Press this button to go back to the exercise
Oefening 3 Fill in the right word. Choose from jarig, versieren, winkel, vrijdagavond, feest, helpen, uitnodigingen, stoel, ballonnen
Ik ga morgen …………… ophangen. Vrijdag ga ik naar de ……………. Het …………… begint om half negen. We gaan het huis ……………. Op ……………… begint het weekend. Mirjam schrijft ………… voor een feest. Hij is morgen jarig Wil je me ………………? Breng je een ……………… mee?
Press this button to go back to the exercise
Oefening 3 Fill in the right word. Choose from jarig, versieren, winkel, vrijdagavond, feest, helpen, uitnodigingen, stoel, ballonnen
Ik ga morgen …………… ophangen. Vrijdag ga ik naar de ……………. Het …………… begint om half negen. We gaan het huis ……………. Op ……………… begint het weekend. Mirjam schrijft ………… voor een feest. Hij is morgen ………………. Wil je me helpen? Breng je een ……………… mee?
Press this button to go back to the exercise
Oefening 3 Fill in the right word. Choose from jarig, versieren, winkel, vrijdagavond, feest, helpen, uitnodigingen, stoel, ballonnen
Ik ga morgen …………… ophangen. Vrijdag ga ik naar de ……………. Het …………… begint om half negen. We gaan het huis ……………. Op ……………… begint het weekend. Mirjam schrijft ………… voor een feest. Hij is morgen ………………. Wil je me ………………? Breng je een stoel mee?
Press this button to go back to the exercise
Oefening 3 Fill in the right word. Choose from jarig, versieren, winkel, vrijdagavond, feest, helpen, uitnodigingen, stoel, ballonnen
Ik ga morgen ballonnen ophangen. Vrijdag ga ik naar de winkel. Het feest begint om half negen. We gaan het huis versieren. Op vrijdagavond begint het weekend. Mirjam schrijft uitnodigingen voor een feest. Hij is morgen jarig. Wil je me helpen? Breng je een stoel mee?
Press this button to go back to the exercise
Oefening 4 Free exercise Now practice using the words you learned. Try to answer the following questions or tell about something that will happen in the future. • Welke dag is het? • Hoe laat is het? • Wat ga je morgen doen? • Wanneer ben jij jarig? • Wie komt er op het feest? • Heb je genoeg stoelen, ballonnen, koekjes, bier, … ?
If you’re brave enough, you can send your text, or even a recording, to my hotmail address (jokekalisvaart) for feedback.
Einde Congratulations! You’ve reached the end of Lesson Eight.