Het onderwijskundig rapport in het leerlingdossier Leerlingen op spoor Werkdocument
W.J. Beckers (KPC Groep) A. Bootsman-Slinkers (APS) J.M.J.M te Braake-Schakenraad (projectleider, KPC Groep) M.C.A. Huisman-Bakker (KPC Groep) J. van Maasakkers (KPC Groep) D. Pieters (CPS)
Deze uitgave mag, met bronvermelding en voor niet commerciële doeleinden, vrij worden gekopieerd zonder schriftelijke toestemming van de uitgever. Deze brochure maakt onderdeel uit van een set van brochures. Er zijn drie series: 1 Leerlingen op spoor: deze serie bevat vijf documenten over de procedure voor het aanvragen van een advies/beschikking bij de regionale verwijzingscommissie, de diagnose-instrumenten, het onderwijskundig rapport in het leerlingdossier, de taakstelling van de permanente commissie leerlingzorg; 2 Werken aan leerwegondersteunend onderwijs: deze serie bevat drie documenten over handelingsplannen, diagnostiek en begeleiding, flexibele organisatiemodellen; 3 Werken aan praktijkonderwijs: deze serie bevat vijf documenten over aangepaste basisvorming, loopbaanoriëntatie en -begeleiding en assessment, het onderwijsaanbod voor praktijkleren, stage, arbeidstoeleiding en naschoolse begeleiding en vaardige docenten. Al deze brochures zijn werkdocumenten. Enerzijds betekent dit dat er binnen samenwerkingsverbanden, binnen scholen mee gewerkt kan worden. Anderzijds werken ook de ontwikkelaars van de brochures er verder aan. Zij zien dan ook graag reacties, aanvullingen en suggesties voor verbeteringen tegemoet. Deze zijn te zenden aan de projectleider die in deze brochure staat vermeld. Deze serie is tot stand gekomen in opdracht van het ministerie van OCenW en is gemaakt door de VSLPC. Met dank aan de klankbordgroep ‘Leerlingen op spoor’ die reageerde op de conceptteksten. – Stuurgroep Groeibeheersing Zorgverbreding Drenthe, de heer H. van Goor – Pilot Haarlem-Zuid-Kennemerland, de heer W. Kersten – CPS, mevrouw M. Bruning – Hamelink School, de heer B. Lautenbach, voorz. Landelijk Werkverband vso-mlk – Pre-pilot Utrecht, de heer J. Mulder – PMVO, de heer F. Huyboom – PMVO, mevrouw R. van der Meulen – PMVO, de heer E. Veenstra – RPLO, de heer E. Wildeman – Sonneveld School, de heer N. Rosenbaum, voorz. Landelijk Werkverband VSO-LOM – BMC, Leusden, de heer A. van der Horst – Sg. De Heemgaard, de heer G. Dijken – VSO-school Het Middegaal, de heer H. van den Brand – Chr. Sg. VO Sprengelo, de heer A. Verweij bestelnummer 210004
© 1999 VSLPC (Vereniging de Samenwerkende Landelijke Pedagogische Centra) Postbus 482, 5201 AL ’s-Hertogenbosch redactie en productie: TextCase, Groningen opmaak: Michèle Thurnim, Groningen
Inhoud Woord vooraf
5
1 1.1 1.2 1.3 1.4
Waarom dit werkdocument? Context Het wettelijk kader Het overgangsjaar Status van het werkdocument
7 7 7 10 10
2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6
Hoe krijgt u te maken met het onderwijskundig rapport in het leerlingdossier? Het leerlingdossier als onderdeel van zorg in het voortgezet onderwijs Om welke leerlingen gaat het? Onderinstroom vanuit basisonderwijs en speciaal onderwijs Neveninstroom vanuit het (S)VO Neveninstroom van buiten het Nederlandse onderwijs Herindicatie
11 11 11 12 14 14 14
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6
De betekenis van het onderwijskundig rapport in het leerlingdossier Algemene kenmerken van effectief onderwijs Het systematisch volgen van leerlingen Het leerlingdossier Factoren die een rol spelen bij de begeleiding en indicatie van zorgleerlingen Het onderwijskundig rapport Het aanmeldingsformulier
16 16 16 17 17 18 19
4 Verantwoordelijkheden bij het opstellen van het onderwijskundig rapport in het voortgezet onderwijs 4.1 Het docentenniveau 4.2 Het niveau van mentor/klassendocent 4.3 Op middenmanagementniveau 4.4 Op managementniveau
21 21 22 22 22
5 5.1 5.2 5.3 5.4
Werkvoorbeelden Model inhoudsopgave voor het leerlingdossier Model voor het onderwijskundig rapport Aanmeldingsformulier bij de Regionale Verwijzingscommissie Afwijkingsformulier Regionale Verwijzingscommissie
24 24 25 33 39
Bijlage 1
45
Bijlage 2
46
3
Woord vooraf In het voortgezet onderwijs zijn samenwerkingsverbanden (swv) gevormd (zo’n negentig in getal) van scholen voor svo-lom, svo-mlk, vbo en mavo om de verantwoordelijkheid voor het onderwijs aan leerlingen gezamenlijk vorm te geven en daardoor de zorg voor leerlingen te vergroten. In de groep, op school en op SWV-niveau worden activiteiten uitgevoerd om leerlingen onderwijs en begeleiding te geven en zo veel leerlingen als verantwoord mogelijk is binnen de leerwegen toe te leiden naar een diploma of naar certificaten. De activiteiten worden vooral uitgevoerd als de reguliere begeleiding onvoldoende is en leerlingen aanvullende of extra zorg nodig hebben. De vormgeving van het gehele begeleidingstraject, van reguliere leerlingbegeleiding tot de aanvraag voor extra zorg, geeft de scholen voor voortgezet onderwijs de mogelijkheid om het eigen onderwijs kritisch te bekijken en de in- en externe deskundigheid van scholen zo te organiseren dat iedere leerling in het samenwerkingsverband die zorg krijgt die hij/zij nodig heeft.
Andere werkdocumenten over de regulering van leerlingstromen De VSLPC heeft in opdracht van het ministerie van OCenW onderwerpen uitgewerkt die te maken hebben met het thema ‘Regulering van leerlingstromen’. De werkdocumenten kunnen dienen als hulpmiddel voor scholen en samenwerkingsverbanden om de aanvraag voor extra zorg te organiseren. De vanuit de VSLPC gevormde projectgroep heeft onder de titel Leerlingen op spoor de onderstaande werkdocumenten ontwikkeld in dit thema. – ‘De aanvraag van extra zorg bij de Regionale Verwijzings Commissie, een procesbeschrijving’; – ‘Algemene diagnostiek ten behoeve van de toelaatbaarheidsbepaling leerwegondersteunend onderwijs en praktijkonderwijs’; – ‘Het onderwijskundig rapport in het leerlingdossier’; – ‘Taakstelling Permanente Commissie Leerlingenzorg vo 1’; – ‘Docentvaardigheden’. Binnen het uit te werken thema ‘Leerwegondersteunend Onderwijs’ worden de werkdocumenten ‘Het Handelingsplan’ en ‘Diagnostiek en behandeling’ ontwikkeld. Deze beide werkdocumenten spelen een rol bij de handelingsgerichte diagnostiek en begeleiding, nadat tot plaatsing in het leerwegondersteunend onderwijs is besloten.
Voor wie is dit werkdocument bestemd? De werkdocumenten zijn geschreven voor de samenwerkingsverbanden (coördinatoren, directies van svo en scholen voor voortgezet onderwijs, interne zorgcoördinatoren en -teams, docenten, leden van de commissies van onderzoek en begeleiding, remedial teachers) en geven de scholen de mogelijkheid een verantwoord begeleidings- en zorgtraject te organiseren. Wanneer in het begeleidingstraject van de reguliere leerwegen onvoldoende tegemoet kan worden gekomen aan de hulpvraag, zal de laatste stap in het traject gevormd worden door een aanvraag voor leerwegondersteunend onderwijs of praktijkonderwijs die bij een Regionale Verwijzings5
commissie ingediend moet worden. De regionale verwijzingscommissie kan alleen dan efficiënt en verantwoord werken als de procedures in het voortraject zorgvuldig zijn doorlopen. Er zijn scholen die al gestart zijn met het traject van indicering en het voorbereiden van een procedure voor het aanvragen van een beschikking bij de regionale verwijzingscommissie. Andere scholen moeten daarmee nog beginnen. Dit werkdocument kan de school van dienst zijn in elke fase van het ontwikkelingsproces.
6
1 Waarom dit werkdocument? 1.1 Context Het beleid in het basisonderwijs, onder de titel Weer Samen Naar School, heeft ertoe geleid dat het speciaal onderwijs voor moeilijk lerende kinderen, voor kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden en de in ontwikkeling bedreigde kleuters is geïntegreerd in het po. De integratie heeft vorm gekregen in de nieuwe Wet Primair Onderwijs (WPO) en in de veranderde positie van het speciaal basisonderwijs. Het beleid in het voortgezet onderwijs is gericht op de integratie van deskundigheid over zorgleerlingen vanuit het huidig SVO-lom en mlk. Doel hiervan is het vergroten van de zorgbreedte in het voortgezet onderwijs. Dit betekent dat de reguliere begeleiding in het voortgezet onderwijs kan worden uitgebreid. De wijziging van de Wet VO maakt de opvang van zorgleerlingen in het praktijkonderwijs en het leerwegondersteunend onderwijs mogelijk en positioneert de genoemde SVO-categorieën op een andere wijze dan voorheen. Voor leerlingen die met extra begeleiding of zorg een diploma of certificaten zullen behalen, is er leerwegondersteunend onderwijs. Voor leerlingen, die dat niveau niet behalen, is er een rechtstreekse weg naar arbeid door praktijkonderwijs. We spreken in beide situaties over ‘zorgleerlingen’. Of een leerling voor extra zorg in aanmerking komt, wordt door een onafhankelijke commissie (de regionale verwijzingscommissie) beslist, in tegenstelling tot de huidige situatie. Om een beschikking tot toelaatbaarheid af te geven, beslist de commissie op grond van uniforme, landelijk geldende criteria. Deze indicatiecriteria zijn bekend gemaakt in de ministeriële ontwerpregeling behorende bij de brief van 24 november 1998, VO/BOB/1998/47847, citeertitel ‘Tijdelijke regeling regionale verwijzingscommissies voortgezet onderwijs’.
1.2 Het wettelijk kader In het kader van dit werkdocument hebben we te maken met de Wet PO en de Wet VO. In artikel 42 van de WPO staat: “Over iedere leerling die de school verlaat, stelt de directeur, na overleg met het onderwijzend personeel, ten behoeve van de ontvangende school een onderwijskundig rapport op. Afschrift van dit rapport wordt aan de ouders van de leerling verstrekt. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere voorschriften omtrent dit rapport worden gegeven.”
Dit houdt in dat een onderwijskundig rapport dient opgesteld te worden voor iedere leerling die vertrekt naar: – een andere basisschool; – een school voor speciaal basis- en speciaal onderwijs (deze laatste school valt in de toekomst binnen een REC); – het (speciaal) voortgezet onderwijs. Om in aanmerking te komen voor leerwegondersteuning binnen de leerwegen VMBO en om toegelaten te worden tot praktijkonderwijs zijn verplichtingen opgenomen in de Wet VO. 7
Als het bevoegd gezag van een school waar de leerling zich aanmeldt of waar de leerling staat ingeschreven van mening is dat de leerling geen mogelijkheden heeft, ook niet met leerwegondersteuning, om een van de leerwegen succesvol af te sluiten, kan dat bevoegd gezag voorstellen dat de leerling recht heeft op praktijkonderwijs (artikel 10g, lid 1, WVO). Artikel 10g, lid 1 van de WVO: “Aan de ouders van een leerling van wie het bevoegd gezag van de school waar de leerling zich aanmeldt dan wel van de school waaraan de leerling is ingeschreven, redelijkerwijs kan aannemen dat deze niet in staat is het onderwijs in een van de leerwegen, genoemd in de artikelen 10, 10b en 10d, al dan niet in combinatie met leerwegondersteunend onderwijs, bedoeld in artikel 10e, met een diploma of schriftelijk bewijs als bedoeld in artikel 29, derde lid, af te sluiten, kan het bevoegd gezag voorstellen deze leerling in plaats daarvan praktijkonderwijs te doen volgen.”
Over de toelating tot het praktijkonderwijs beslist het bevoegd gezag van de school, na overleg met de ouders en in overeenstemming met de andere bevoegde gezagsorganen in het samenwerkingsverband. Voordat de beslissing tot toelating wordt genomen, worden een Onderwijskundig Rapport, met testgegevens, en een op schrift gestelde zienswijze van de ouders voorgelegd aan een regionale verwijzingscommissie (Regionale Verwijzingscommissie). De regionale verwijzingcommissie geeft een beschikking tot toelaatbaarheid af (artikel 10g, lid 2, WVO). Artikel 10g, lid 2 van de WVO: “Het bevoegd gezag van de school of afdeling voor praktijkonderwijs beslist, in overeenstemming met de andere bevoegde gezagsorganen in het in artikel 10h bedoelde samenwerkingsverband en na overleg met de ouders van de in het eerste lid bedoelde leerling, over de toelating van de leerling tot het praktijkonderwijs. Alvorens de beslissing tot toelating wordt genomen, legt het bevoegd gezag van de school waaraan de leerling voorafgaand aan de toelating tot het praktijkonderwijs was of is ingeschreven, een op de desbetreffende leerling betrekking hebbend onderwijskundig rapport, alsmede de op schrift gestelde zienswijze van de ouders, over aan een door onze minister erkende regionale verwijzingscommissie. Geen leerling wordt toegelaten tot het praktijkonderwijs dan nadat de regionale verwijzingscommissie heeft bepaald dat de leerling tot dat onderwijs toelaatbaar is. De desbetreffende leerling kan de toelating tot een school of afdeling voor praktijkonderwijs binnen het samenwerkingsverband niet worden geweigerd.”
Als de regionale verwijzingscommissie een negatieve beschikking afgeeft voor praktijk- en leerwegondersteunend onderwijs, schrijft de WVO (artikel 10g, lid 4, WVO) voor dat de regionale verwijzingscommissie een advies uitbrengt aan de ouders en het bevoegd gezag van de school over de begeleiding van de leerling. Artikel 10g, lid 4 van de WVO: “Indien de regionale verwijzingscommissie bepaalt dat de leerling niet tot het praktijkonderwijs toelaatbaar is, brengt zij advies uit aan de ouders van de leerling en het in het eerste lid bedoelde gezag over de wijze waarop de leerling op de school waar hij is ingeschreven, naar het oordeel van de verwijzingscommissie zou moeten worden begeleid.”
De WVO schrijft voor de toelating tot het leerwegondersteunend onderwijs voor dat tot 2002 de voorschriften, zoals aangegeven voor het praktijkonderwijs, ook geldig zijn voor het aanvragen van een toelaatbaarheidsbeschikking voor leerwegondersteunend onderwijs (artikel XIV, lid 3, WVO).
8
Artikel XIV, lid 3 van de WVO: Bijlage invoerings- en overgangsrecht leerwegen mavo-vbo “Onverminderd het eerste lid en in afwijking van het daargenoemde artikel 10h van de Wet op het voortgezet onderwijs, zijn tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip met betrekking tot de toelating van leerlingen tot de scholen voor leerwegondersteunend onderwijs en de afdelingen voor leerwegondersteunend onderwijs, bedoeld in de artikelen II en IV van deze wet, van overeenkomstige toepassing de voorschriften voor de toelating tot het praktijkonderwijs, bedoeld in artikel 10g van de Wet op het voortgezet zoals luidend ingevolge deze wet. Een regionale verwijzingscommissie neemt een besluit op grond van de eerste volzin telkens voor een periode van ten hoogste twee jaar. De ouders van de desbetreffende leerling kunnen een beschikking van de regionale verwijzingscommissie voorleggen aan een andere regionale verwijzingscommissie met het verzoek daarover een deskundigheidsadvies uit te brengen. Indien toepassing wordt gegeven aan de derde volzin, worden de termijnen van bezwaar en beroep opgeschort.”
Met ingang van 1 januari 1999 maken alle scholen voor vbo, mavo, svo-lom en svo-mlk deel uit van een samenwerkingsverband. De taak van het samenwerkingsverband is om zo veel mogelijk leerlingen als verantwoord via de leerwegen door te begeleiden naar het vervolgonderwijs. Sommige leerlingen hebben daarbij ondersteuning nodig. Om nu de leerlingen de juiste hulp te kunnen bieden, moet elk samenwerkingsverband een Permanente Commissie Leerlingenzorg (PCL) inrichten. Deze commissie beslist over de toelaatbaarheid tot het leerwegondersteunend onderwijs, zoals bedoeld in artikel 10e, maar pas nadat daarover het Koninklijk Besluit is verschenen. Artikel 10h, lid 4 van de WVO: “De bevoegde gezagsorganen in een samenwerkingsverband stellen gezamenlijk een permanente commissie leerlingenzorg in. De permanente commissie leerlingenzorg beslist over de toelaatbaarheid tot het leerwegondersteunend onderwijs, bedoeld in artikel 10e. De ouders van de desbetreffende leerling kunnen een beslissing van de permanente commissie leerlingenzorg voorleggen aan een permanente commissie leerlingenzorg van een ander samenwerkingsverband met het verzoek daarover een deskundigheidsadvies uit te brengen. Indien toepassing wordt gegeven aan de derde volzin, worden de termijnen van bezwaar en beroep opgeschort.”
De bevoegde gezagsorganen in het samenwerkingsverband stellen jaarlijks een zorgplan op met daarin een reglement voor de Permanente Commissie Leerlingzorg. Zie hiervoor ook het werkdocument: ‘Taakstelling Permanente Commissie Leerlingenzorg vo 1’. Artikel 10h, lid 5 van de WVO: “De bevoegde gezagsorganen in een samenwerkingsverband stellen jaarlijks gezamenlijk een zorgplan vast. Het zorgplan bevat in ieder geval: a. de maatregelen die zijn getroffen om zo veel mogelijk leerlingen als bedoeld in het eerste lid deel te laten nemen aan het onderwijs in een van de leerwegen, verzorgd door een of meer van de aan het samenwerkingsverband deelnemende scholen; b. een omschrijving van de in het derde lid bedoelde organisatie, ondersteuning en overdracht, alsmede, indien van toepassing, van de wijze waarop uitvoering is gegeven aan het tweede lid, tweede volzin; c. een reglement voor de permanente commissie leerlingenzorg; d. een omschrijving van de wijze waarop de ouders van leerlingen als bedoeld in het derde lid, informatie wordt verstrekt over de uitvoering van het derde en vierde lid, en e. de te verwachten resultaten.
9
1.3 Het overgangsjaar In het Technisch Overleg van 30 oktober jl. is afgesproken om het schooljaar 1999-2000 te beschouwen als een overgangsjaar. Voor het schooljaar 1999-2000 geeft de regionale verwijzingscommissie de beschikking tot toelaatbaarheid af in de vorm van een niet-bindend advies. Als de school afwijkt van dit advies bij plaatsing, dient de toelatende school dit te beargumenteren voor de regionale verwijzingscommissie. Voor het jaar 2000-2001 geldt wel de toelaatbaarheid zoals in de WVO aangegeven. Voor de scholen betekent dit dat de gehele procedure wordt doorlopen. De benodigde informatie wordt aangeleverd bij de regionale verwijzingscommissie met de vraag om een toelaatbaarheidsadvies op te stellen. De regionale verwijzingscommissie toetst op basis van de landelijk vastgestelde criteria en geeft advies. De regionale verwijzingscommissie registreert de afwijkingen van de school, want deze dienen voor de evaluatie van dit overgangsjaar. Zie ook de eerdergenoemde, beleidsregeling ‘Tijdelijke regeling regionale verwijzingscommissies vo’ van 24 november 1998. De aanvrage voor een advies of beschikking voor toelaatbaarheid tot het leerwegondersteunend onderwijs of praktijkonderwijs moeten worden gedaan met een aanmeldingsformulier zoals dat wordt aangegeven door de Regionale Verwijzingscommissie (RVC) waarmee een Samenwerkingsverband VO/SVO te maken heeft. In het overgangsjaar wordt geen beschikking maar een advies gegeven door de Regionale Verwijzingscommissie. Een samenwerkingsverband kan beargumenteerd afwijken van het advies van de Regionale Verwijzingscommissie. Over een afwijking dient schriftelijk gerapporteerd te worden aan de betreffende Regionale Verwijzingscommissie. Hiervoor is een afwijkingsformulier ontwikkeld. In dit werkdocument zijn in de bijlagen het aanmeldingsformulier en het afwijkingsformulier opgenomen zoals deze op 29 januari 1999, werden vastgesteld door de gezamenlijke Regionale Verwijzingscommissies. De Regionale Verwijzingscommissies zullen deze formulieren voor gebruik door scholen (en Permanente Commissie Leerlingenzorg) toesturen aan de samenwerkingsverbanden in hun regio. De regionale verwijzingscommissie zal dit overgangsjaar geregeld worden op basis van een Ministeriële Regeling. Op basis van de ervaringen in het overgangsjaar zullen de definitieve criteria bij AMvB worden vastgesteld.
1.4 Status van het werkdocument We spreken met opzet over werkdocumenten. Een werkdocument heeft een richtinggevende rol bij de ontwikkeling van de definitieve zorgstructuur in het samenwerkingsverband vo/svo. In zichzelf is het niet voorschrijvend van aard. De invoering van de Nieuwe Wet op het Voortgezet Onderwijs (WVO) en de consequentie daarvan voor zorg en begeleiding in het (s)vo kunnen met behulp van de werkdocumenten in de series ‘Leerlingen op spoor’, ‘Werken aan praktijkonderwijs’ en ‘Werken aan leerwegondersteunend onderwijs’ worden opgestart. De werkdocumenten hebben een interactieve functie in de ontwikkeling van de nieuwe zorgstructuur. Dat betekent dat mogelijke aanvullingen en/of wijzigingen op dit werkdocument kunnen worden gegeven aan de projectleider, zoals deze is vermeld in het werkdocument.
10
2 Hoe krijgt u te maken met het onderwijskundig rapport in het leerlingdossier? Het leerlingdossier in het voortgezet onderwijs is een gesystematiseerde, al of niet geautomatiseerde verzameling feiten en gegevens over de leerling.
2.1 Het leerlingdossier als onderdeel van zorg in het voortgezet onderwijs In de Wet PO wordt aangegeven dat de directeur van de school, na overleg met het onderwijzend personeel, een onderwijskundig rapport opstelt als de leerling de school verlaat (art.42 WPO). Dit rapport bestaat uit een algemene rapportage ten behoeve van de overgang naar het regulier voortgezet onderwijs. Is de school voor (speciaal) basisonderwijs van mening dat de leerling zonder de nodige ondersteuning niet een van de leerwegen met een startkwalificatie kan afsluiten, dan geeft zij dit aan in een speciaal deel van het onderwijskundig rapport. Als de directeur van mening is dat de leerling is aangewezen op praktijkonderwijs, geeft hij/zij dit ook aan in het speciale deel. De basisscholen maken meestal gebruik van een model van het onderwijskundig rapport zoals dat is ontwikkeld in het kader van het Project Weer Samen Naar School. Dit model wordt gebruikt voor het aanmelden van leerlingen bij de Regionale Verwijzingscommissie (RVC) Primair Onderwijs. Wanneer er sprake is van leerlingen die rechtstreeks vanuit het (speciaal) basisonderwijs een toelaatbaarheidsadvies voor leerwegondersteunend onderwijs of praktijkonderwijs moeten krijgen (de onderinstroom) dan is het is aan te bevelen om voor het onderwijskundig rapport dat nodig is voor de Regionale Verwijzingscommissie (RVC) Voortgezet Onderwijs aan te sluiten bij het model zoals dat gebruikt wordt door het Samenwerkingsverband voor het basis- en speciaal basisonderwijs en de Regionale Verwijzingscommissie Primair Onderwijs. In de WVO wordt ook gesproken over een onderwijskundig rapport (art.10g, lid 2 WVO). Voordat de school voor svo-mlk of het praktijkonderwijs kan beslissen over de toelating, worden een Onderwijskundig Rapport en een op schrift gestelde zienswijze van de ouders voorgelegd aan een regionale verwijzingscommissie, die op grond van de indicatiecriteria een beschikking tot toelaatbaarheid afgeeft. Deze procedure, dus met een Onderwijskundig Rapport, geldt ook voor de aanvraag voor leerwegondersteunend onderwijs (zie ook hoofdstuk 1, paragraaf 1.2 Het wettelijk kader). Dit werkdocument gaat in op het begrip Leerlingdossier en geeft de betekenis aan van het Onderwijskundig Rapport binnen het Leerlingdossier. Daarnaast worden de betekenis en de samenstelling van het Onderwijskundig Rapport beschreven en de betrokken functionarissen in beeld gebracht.
2.2 Om welke leerlingen gaat het? Het gaat om leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben om een van de leerwegen succesvol af te sluiten. Zij worden opgevangen in het leerwegondersteunend onderwijs. Daarnaast gaat het om de leerlingen die, ook met extra ondersteuning, geen startkwalificatie kunnen behalen. Voor de laatste groep zorgt het praktijkonderwijs voor een passend onderwijsaanbod, 11
dat vooral praktisch van aard is. De leerlingen kunnen afkomstig zijn van het (speciaal) basisonderwijs (de zogenaamde onderinstroom) en van het (speciaal) voortgezet onderwijs of van buiten het onderwijs (de zij-instroom). Zie ook Leerlingen op spoor, ‘De aanvraag voor extra zorg bij de Regionale Verwijzingscommissie, een procesbeschrijving’. Voor het leerwegondersteunend onderwijs geldt de afgegeven beschikking twee jaar. Is een verlengde aanvraag voor leerwegondersteuning nodig, dan spreken we van herindicatie. Er is dan sprake van het opnieuw aanleveren van een onderwijskundig rapport bij de Regionale Verwijzings Commissie.
2.3 Onderinstroom vanuit basisonderwijs en speciaal onderwijs Een steeds groter wordend aantal basisscholen, speciale basisscholen en scholen voor speciaal onderwijs volgt systematisch de ontwikkelingen van de leerling. Aan het eind van de (speciale) basisschool en het speciaal onderwijs (2/3 onderwijs) wordt een Onderwijskundig Rapport opgesteld voor de aanmelding naar het (S)VO. De zorgleerlingen dienen geselecteerd te worden in het laatste jaar of daarvoor met gebruikmaking van screenings- en/of diagnose-instrumenten. De school bespreekt met de ouders een eventuele aanmelding voor leerwegondersteunend of praktijkonderwijs en vraagt hun zienswijze daarop schriftelijk vast te leggen. Tevens wordt besproken of er nader onderzoek moet plaatsvinden en wordt de principebeslissing tot aanmelding genomen. De directeur van de school voor primair onderwijs (basisonderwijs en speciaal basisonderwijs) zorgt na overleg met het onderwijzend personeel voor de opstelling van het onderwijskundig rapport met bijlagen en verstrekt deze aan de school voor voortgezet onderwijs waar de leerling is aangemeld. De school geeft informatie over het niveau van de leervorderingen (leerachterstand), de omgeving van de leerling, het gedrag en de sociaal-emotionele ontwikkeling. Een onderwijskundig rapport van de speciale school voor basisonderwijs kan ook informatie bevatten over de cognitieve capaciteiten (Intelligentie Quotiënt) van de leerling. De toelatingscommissie van het voortgezet onderwijs kan rechtstreeks toelaten. De leerling wordt dan in staat geacht een van de leerwegen te volgen. Ook kan de school rechtstreeks toelaten als de leerling aanvullende begeleiding nodig heeft die aanwezig is in de school voor voortgezet onderwijs (bijvoorbeeld remedial teaching). In deze situatie volgt de leerling een van de leerwegen, maar adequaat gevolgd en begeleid door de docenten. Een (vooraf opgesteld) begeleidingsplan kan een hulpmiddel hierbij zijn. Als de school voor primair onderwijs echter aangeeft dat de leerling extra zorg nodig heeft in de vorm van leerwegondersteuning, doet de school voor voortgezet onderwijs (eventueel) een aanvullend onderzoek en vraagt een beschikking (advies) aan bij de regionale verwijzingscommissie. Voor een leerling die niet toegelaten kan worden in het voortgezet onderwijs, vindt aanmelding plaats bij een afdeling/school voor speciaal voortgezet onderwijs. De toelatingscommissie doet (eventueel) een aanvullend onderzoek en vraagt een beschikking aan voor leerwegondersteunend of praktijkonderwijs. Het is ook denkbaar dat een leerling geïndiceerd wordt voor het onderwijs aan zeer moeilijk opvoedbare leerlingen. (zmok). De aanmelding verloopt dan via de Regionale Verwijzingscommissie voor regionale expertisecentra. 12
pre-advies
Figuur 1: Onderinstroom: procedure in schema
13
De aanvraagprocedure voor het verkrijgen van een beschikking kan via de Permanente Commissie Leerlingzorg verlopen. In figuur 1 op blz. 13 staat de procedure voor aanvragen voor speciale zorg vanuit de onderinstroom in schema weergegeven.
2.4 Neveninstroom vanuit het (S)VO Vanuit het regulier onderwijs, de basisvorming, kunnen leerlingen aangemeld worden voor leerwegondersteuning of praktijkonderwijs. Dit is ook mogelijk vanuit een van de leerwegen en vanuit het speciaal voortgezet onderwijs. In de Tijdelijke Regeling voor de Regionale Verwijzingscommissie wordt bepaald dat ook voor toelating tot svo/lom en svo/mlk de Regionale Verwijzingscommissie de toelaatbaarheid bepaalt. Als een leerling vanuit het vso-lom naar een afdeling leerwegondersteunend onderwijs gaat, dan betreft het een leerling die al bij de Regionale Verwijzingscommissie is beoordeeld en dus toelaatbaar wordt geacht. Vanuit het leerwegondersteunend onderwijs of svo-lom kan een leerling aangemeld worden voor praktijkonderwijs. Hiervoor is (opnieuw) een advies of beschikking van de regionale verwijzingscommissie nodig. De toelating tot het leerwegondersteunend onderwijs geldt voor een periode van twee jaar, waarna opnieuw, indien nodig, een aanvraag voor leerwegondersteuning moet worden ingediend. In het voortgezet onderwijs zien we in het begin van het eerste jaar al leerlingen die nauwelijks vorderingen maken. Zij zijn op advies van de basisschool in het voortgezet onderwijs geplaatst, maar komen in de problemen. Deze groep vraagt om tijdige signalering, aanvullende zorg en op tijd aanmelden voor extra zorg (zie: Leerlingen op stroom ‘Aanvraag extra zorg’). De school voor voortgezet onderwijs zorgt voor de samenstelling van het Onderwijskundig Rapport, het invullen van het aanmeldingsformulier en de op schrift gesteld zienswijze van de ouders. De aanvraag kan rechtstreeks naar de regionale verwijzingscommissie worden gestuurd of via de Permanente Commissie Leerlingzorg (PCL) van het samenwerkingsverband (dit is afhankelijk van de afspraken in het samenwerkingsverband over plaats en functie van de Permanente Commissie Leerlingzorg. In figuur 2 (blz. 15) staat de procedure voor de aanvragen voor speciale zorg vanuit de zij-instroom in schema weergegeven.
2.5 Neveninstroom van buiten het Nederlandse onderwijs Leerlingen die vanuit het buitenland komen (of vanuit projecten van voortijdige schoolverlaters), vormen een kleine groep van neveninstromers in het praktijkonderwijs en leerwegondersteunend onderwijs. De nieuwkomers volgen eerst andere trajecten alvorens in aanmerking te komen voor praktijkonderwijs of leerwegondersteunend onderwijs. De school waarbij de leerling ingeschreven wil of zal worden voor leerwegondersteunend onderwijs of praktijkonderwijs zorgt voor de aanvraag bij de Regionale Verwijzingscommissie. De activiteiten verlopen zoals in figuur 1 in beeld gebracht.
2.6 Herindicatie Al eerder is gesproken over de geldigheidsduur van twee jaar voor de beschikking tot leerwegondersteunend onderwijs. Bij een hernieuwde aanvraag zijn de afspraken als onder 2.4 genoemd geldig. Ook dit Onderwijskundig Rapport maakt onderdeel uit van het leerlingdossier.
14
Figuur 2: Neveninstroom; procedure in schema
15
3 De betekenis van het onderwijskundig rapport in het leerlingdossier In dit hoofdstuk gaan we in op de relatie tussen onderwijsaanbod en het systematisch volgen van leerlingen bij de voortgang daarin. Het onderwijsaanbod beperkt zich niet tot pedagogische en didactische doelen. Door de leerlingen systematisch te volgen, wordt zichtbaar hoe effectief dat onderwijs en de begeleiding zijn geweest. Verder bespreken we het leerlingdossier met betrekking tot het geordend verzamelen van leerlinggegevens en het onderwijskundig rapport, dat opgesteld wordt wanneer de reguliere zorg niet meer toereikend is. We plaatsen het werken van beide instrumenten in een schematisch overzicht van het proces van signalering tot plaatsing voor speciale zorg.
3.1 Algemene kenmerken van effectief onderwijs In de Wet op het Voortgezet Onderwijs is een aantal kenmerken van eigentijds onderwijs vastgelegd. Daarnaast bepaalt iedere school zijn eigen visie, inzet van middelen, organisatie en uitvoering van het onderwijsaanbod. Bij de kenmerken denken we aan: 1 een pedagogisch klimaat dat tegemoetkomt aan de basisbehoeften van leerlingen, namelijk de behoefte aan relatie (ik doe ertoe), aan competentie (ik kan het) en aan autonomie (ik kan het zelf); 2 de actieve rol van de leerling; 3 meer zelfstandigheid van de leerling en verantwoordelijkheid voor het eigen leerproces; dat wil zeggen leren leren, leren uitvoeren, leren reflecteren, leren communiceren; 4 recht doen aan verscheidenheid tussen leerlingen en meegaan met de vermaatschappelijking van de school, de maatschappelijke relevantie en het bij de tijd zijn van het onderwijs; 5 onderwijs op maat, dat wil zeggen gedifferentieerd werken, instructie in kleine groepen; 6 de grotere aandacht op school voor het sociale milieu (gezin, buurt) van de leerling, zonder zover te gaan de school de welzijnsinstelling van de buurt te noemen.
3.2 Het systematisch volgen van leerlingen Het systematisch volgen van leerlingen maakt het mogelijk toe te werken naar een handelingsgerichte aanpak die bestaat uit: 1 het signaleren van problemen; 2 het verzamelen van gegevens door middel van diagnostisch onderzoek en leerlingbesprekingen en zo de situatie in kaart brengen; 3 het analyseren van die gegevens; 4 het opstellen van een begeleidingsplan; 5 het uitvoeren en afstemmen met andere docenten; 6 het evalueren van het begeleidingsplan; 7 het raadplegen van het zorgteam van de school. Het is van belang om, indien mogelijk, tijdens dit proces de ouders van begin af aan erbij te betrekken. De weergave van het systematisch volgen van de leerlingen is een onderdeel van het leerlingdossier.
16
3.3 Het leerlingdossier Het leerlingdossier bevat de systematisch geordende verzameling van feiten en gegevens over een leerling. Het gaat om inschrijfgegevens, gegevens van de basisschool, informatie van de ouders, rapportcijfers, verslagen van besprekingen met docenten, ouders en externe instanties, onderzoeksgegevens, handelingsplannen, remedial teaching, trainingen en dergelijke. Behalve de activiteit en de aanpak bevat het leerlingdossier ook de weergave van de effecten ervan. Ten behoeve van het zoeken van aanvullende zorg of van aanvragen van extra zorg moeten de gegevens uit het leerlingdossier van de leerling samengevat worden in een onderwijskundig rapport dat wordt opgesteld voor de school voor voortgezet onderwijs. Dit onderwijskundig rapport geeft een overzicht van de pedagogische en didactische situatie van de leerling volgens de in de volgende paragraaf geldende factoren.
3.4 Factoren die een rol spelen bij de begeleiding en indicatie van zorgleerlingen 3.4.1 Niveau van kennis en vaardigheden Hierbij gaat het met name om de onderwijsonderdelen: technisch en begrijpend lezen, spelling, rekenen/wiskunde. Het is van belang te weten (te komen) op welk niveau de leerling zich bevindt en hoe groot een eventueel opgelopen achterstand inmiddels is (zie ook het werkdocument Leerlingen op spoor ‘Algemene diagnostiek ten behoeve van de toelaatbaarheidsbepaling leerwegondersteunend onderwijs en praktijkonderwijs’). In de ministeriële brief en regeling over de regionale verwijzingscommissie wordt gesproken over leerachterstand als indicator van het niveau van kennis en vaardigheden. 3.4.2 Cognitieve capaciteiten Het gaat hier om de bepaling van intellectuele capaciteiten van een leerling en de interpretatie ervan in relatie tot de toekomstmogelijkheden. Tevens biedt deze informatie aangrijpingspunten voor het opstellen van het handelingsplan (zie werkdocument ‘Het opstellen en werken met het handelingsplan’, Werken aan leerwegondersteunend onderwijs. In de in paragraaf 1.1 genoemde ministeriële brief en regeling d.d. 24 november 1998 wordt gesproken over intelligentie quotiënt (IQ). 3.4.3 Sociaal-emotioneel functioneren Hierbij gaat het erom te weten te komen welke gedrags- en ontwikkelingsaspecten van de leerling het schoolfunctioneren negatief danwel positief beïnvloeden. In de ministeriële regeling wordt gesproken over faalangst, prestatie/motivatie en gedrag als indicatoren voor eventuele sociaal-emotionele problematiek. Voor de begeleiding van leerlingen is het van belang om ook kennis te hebben van de onderstaande factoren. 3.4.4 Werkhouding Onder werkhouding vallen aspecten als concentratie, zelfstandigheid, taakgerichtheid en motivatie. 3.4.5 Fysieke gesteldheid De fysieke gesteldheid is een factor van belang en kan van grote invloed zijn op het schoolsucces. Wanneer de lichamelijke problematiek ernstig is (gehoor, zien, lichamelijke handicap) kunnen regionale expertisecentra opvang bieden. In de handelingsgerichte aanpak dient rekening gehouden te worden met de aard en omvang van lichamelijke problematiek.
17
3.4.6 Thuissituatie De sociaal-maatschappelijke context van de leerling kan een (zekere) oorzakelijke, verzwarende factor zijn voor eventuele leerachterstand. Anderzijds kan de thuissituatie ook een compenserende factor zijn voor de problemen op school. 3.4.7 De schoolsituatie Bij het in kaart brengen van factoren die leerachterstand veroorzaken, hoort uiteraard ook de school zelf. In de algemene situatie kan men kijken naar: – in hoeverre biedt de school zorg op maat; – welke zorgbreedte heeft de school; – hoe volgt zij leerlingen; – welke begeleiding zet zij daarop in? Ten aanzien van een specifieke leerling kan worden gevraagd: – hoe is het tot nu toe gegaan bij deze leerling; – welk begeleidingsplan is opgesteld; – wat waren de effecten daarvan?
3.5 Het onderwijskundig rapport Het onderwijskundig rapport dat ten doel heeft een advies/beschiking voor extra zorg aan te vragen, wordt door de school voor voortgezet onderwijs opgesteld. Het focust, naast andere factoren, met name op de volgende drie: – intelligentiequotiënt (IQ); – leerachterstand; – sociaal-emotionele problematiek. In het aanmeldingsformulier voor de aanvrage van leerwegondersteunend onderwijs of praktijkonderwijs bij de Regionale Verwijzingscommissie worden de gegevens uit het onderwijskundig rapport beknopt weergegeven. Het geheel van genoemde factoren is in het vervolgtraject, dat wil zeggen na toelating op een school, van groot belang voor het opstellen van een handelingsplan. De gegevens zijn in de eerste plaats nodig voor het beoordelen van de vraag: is het voor de school mogelijk deze leerling met de aanwezige begeleidingsstructuur verder te helpen of is leerwegondersteunend of praktijkonderwijs nodig? Vaak zal blijken dat aanvullende zorg in de school zelf voor de leerling adequaat kan zijn. Bij andere leerlingen is leerwegondersteunend of praktijkonderwijs nodig. In beide situaties is een onderwijskundig rapport nodig. Het onderwijskundig rapport dat de school voor (speciaal) voortgezet onderwijs opstelt, kan de volgende onderdelen bevatten. Veel van deze gegevens kunnen worden ontleend aan het onderwijskundig rapport van de (speciale) basisschool: 1 personalia van de leerling; 2 de schoolloopbaan van de leerling/zijn/haar voorgeschiedenis. Aan de orde komen zaken als klassenverloop in (speciaal) basis- en voortgezet onderwijs en op welke school/scholen, wanneer is de leerling voor het eerst met zorg in aanmerking gekomen en waar; 3 gegevens voor de instroom in het voortgezet onderwijs, namelijk resultaten eindtoets basisonderwijs, advies basisonderwijs, wens van de ouders/leerling. Veel van deze gegevens kunnen worden ontleend aan het onderwijskundig rapport van de school voor (speciaal) basisonderwijs; 4 resultaten met betrekking tot schoolse vaardigheden: technisch lezen, begrijpend lezen, spelling en rekenen/wiskunde; verwijzing naar bijlagen met toetsverslagen en analyse van de resultaten (wat is problematisch en waarom?); 18
5 resultaten in vo-school met verwijzing naar bijlagen met toetsverslagen en analyse van de resultaten (wat is problematisch en waarom?); 6 cognitieve capaciteiten: samenvatting van de resultaten van onderzoek(en), verbaal en performaal domein aangeven, welke onderzoeksmaterialen zijn gebruikt en met welke conclusie(s); verwijzing naar bijlagen met toetsverslagen; 7 werkhouding, inclusief motivatie. Aan bod komen onderdelen zoals concentratie, zelfstandigheid, taakgerichtheid en motivatie. Duidelijk moet worden wat problematisch is en waarom; 8 sociaal-emotioneel functioneren, inclusief gedrag: samenvatting van de resultaten van onderzoek(en), welke onderzoeksmaterialen zijn gebruikt en met welke conclusie(s)? Verwijzing naar bijlagen met toetsverslagen; 9 thuissituatie. Aan de orde komen onder andere vragen naar de gezinsvorm, aantal kinderen, plaats van de betrokken leerling in de rij, sociaal-culturele factoren (bijvoorbeeld etniciteit). De taal die thuis wordt gesproken, betrokkenheid bij de school; 10 fysieke gesteldheid. De belangrijkste vraag is hier: welke fysieke belemmeringen ondervindt de leerling met betrekking tot het onderwijs en leren? In speciale gevallen worden gegevens aangeleverd van jeugd- of huisarts met gegevens over ontwikkeling, groei, lichamelijke rijping, relevante ziekten/opnamen/behandeling, huidig medicijngebruik, zien, gehoor, spraak/taal, grove en fijne motoriek; 11 tot nu toe genomen maatregelen. De school geeft aan: – wat er aan de geconstateerde en geanalyseerde gegevens is gedaan, – wanneer dat is gebeurd, hoelang die activiteit(en) heeft (hebben) geduurd, – wat de effecten ervan waren; 12 contacten met de ouders. De school geeft aan: – welke contacten er met de ouders zijn geweest over de geconstateerde gegevens, – waartoe de gesprekken met de ouders hebben geleid, – wat de huidige afspraken met hen zijn; 13 contacten met andere instanties. De school geeft aan: – welke contacten er met andere instanties zijn geweest (met name jeugdzorg), – waartoe de contacten hebben geleid, – wat de huidige afspraken zijn; 14 vraagstelling. De school geeft aan welke vraag zij heeft voor extra zorg. In de bijlage wordt een model onderwijskundig rapport weergegeven. Natuurlijk staat het ieder samenwerkingsverband vrij een eigen onderwijskundig rapport te ontwerpen. Het is dan wel zaak ervoor te zorgen dat ten minste de hierboven genoemde onderwerpen aan bod komen. Ook de mate van uitgebreidheid kan mede afhankelijk zijn van het doel van dat onderwijskundig rapport (bijvoorbeeld ten behoeve van het aanleveren van instroomgegevens in het voortgezet onderwijs).
3.6 Het aanmeldingsformulier Wanneer blijkt dat een leerling zonder extra zorg (leerwegondersteunend onderwijs dus) niet meer op de eigen school is te helpen, wordt deze aangemeld bij de Permanente Commissie Leerlingzorg of rechtstreeks bij de Regionale Verwijzingscommissie. De regionale verwijzingscommissie doet een uitspraak over de toelaatbaarheid tot leerwegondersteunend onderwijs of praktijkonderwijs, maar niet over de toelating zelf. De school waar de leerling zich heeft aangemeld of aanmeldt, beslist, binnen de afspraken van het samenwerkingsverband die zijn vastgelegd in het zorgplan, over de uiteindelijke toelating. Om tot een uitspraak te komen heeft de regionale verwijzingscommissie een aanmeldingsformulier en een onderwijskundig rapport nodig. Het onderwijskundig rapport geeft een genuan19
ceerd en compleet beeld van de problematiek van de leerlingen. Details, test- en observatiegegevens zijn in de bijlagen aan het onderwijskundig rapport toegevoegd. Het aanmeldingsformulier is bedoeld om de regionale verwijzingscommissie zo goed en zo snel mogelijk de beslissing over toelaatbaarheid te laten nemen. Het aanmeldingsformulier geeft dus een verkort overzicht van de daarvoor relevante gegevens. In navolging van het advies van smets+ hover+ noemen we de volgende onderdelen: 1 personalia van de leerling; 2 gegevens van de school en contactpersoon van de school; 3 beschikking wordt gevraagd voor leerwegondersteunend of praktijkonderwijs; 4 zienswijze van de ouders, zienswijze van de leerling; toelichting van de school op zienswijze van ouders en leerling; 5 schoolloopbaan van de leerling/zijn/haar voorgeschiedenis; 6 resultaten eindtoets basisonderwijs; 7 resultaten schoolse vaardigheden. Van de onderdelen technisch lezen, begrijpend lezen, spelling, rekenen/wiskunde, informatieverwerking worden het beheersingsniveau en de datum van toetsing aangegeven; 8 resultaten in vo-school. Van de relevante onderdelen worden het beheersingsniveau en de datum van toetsing aangegeven; 9 resultaten onderzoek(en) cognitie/capaciteiten met korte toelichting; 10 resultaten onderzoek(en) sociaal-emotioneel functioneren met korte toelichting; 11 beschrijving van de motivatie van de leerling; 12 tot nu toe genomen maatregelen. Samengevat wordt wat er is gedaan, wanneer, de tijdsduur en de effecten ervan; 13 conclusie van de school: waarom leerwegondersteunend onderwijs/praktijkonderwijs; 14 ondertekening directeur van de school; 15 advies permanente commissie leerlingenzorg indien dat afgesproken is in het samenwerkingsverband.
20
4 Verantwoordelijkheden bij het opstellen van het onderwijskundig rapport in het voortgezet onderwijs Dit hoofdstuk bespreekt de taken van de functionarissen die betrokken zijn bij het opstellen van het onderwijskundig rapport dat nodig is om een advies of beschikking leerwegondersteunend onderwijs of praktijkonderwijs aan te vragen bij de Regionale Verwijzings Commissie. Net als in de voorgaande hoofdstukken staat vermeld, is het aan de school zelf om te bepalen wie deze taken uitvoert. Op basis van haar visie op zorg en haar mogelijkheden de reguliere leerlingbegeleiding te optimaliseren, kan de school tot een taakverdeling en taaktoewijzing komen. In feite gaat het erom dat er een taakbeleid op scholen opgezet wordt dat aansluit bij het regionale zorgplan dat samenwerkingsverbanden moeten opstellen. Het werken met leerlingdossiers en het opstellen van onderwijskundige rapporten betekent voor sommige docenten in de school een aanscherping van hun huidige takenpakket, voor anderen een uitbreiding. Voor het systematisch volgen en begeleiden van leerlingen zullen binnen de school een aantal activiteiten opgepakt worden. Te denken valt aan: – een leerlingvolgsysteem, zodat leerlinggegevens efficiënt verzameld en opgeslagen worden; – screeningsonderzoeken zodat hiaten in de basisleerstof snel herkend worden en er begeleidingsplannen opgesteld kunnen worden; – een taakomschrijving van de mentor of klassendocent. Afhankelijk van de wijze waarop de school de leerlingbegeleiding heeft georganiseerd, kan deze functionaris coördinerend optreden voor alle activiteiten die er rond de zorgleerling ondernomen worden; – functionarissen met tijd en deskundigheid ten aanzien van zorgleerlingen, zodat leerlingen begeleid kunnen worden en grenzen van de gewone zorgbreedte kunnen worden bewaakt; – leerlingbesprekingen, zodat vorderingen en functioneren van de leerlingen regelmatig geëvalueerd kunnen worden; – het contact met de Permanente Commissie Leerlingzorg en eventuele andere instanties in het samenwerkingsverband. In feite vinden bovenstaande en andere activiteiten plaats op het managementniveau, middenmanagementniveau, het niveau van mentor of klassendocent én, niet in de laatste plaats, het niveau van de docent-leerlinginteracties in de lessen.
4.1 Het docentenniveau In de school zijn de docenten die met de leerlingen werken degenen die veelal het eerste signaal afgeven dat een leerling meer nodig heeft dan geboden wordt in het reguliere onderwijsaanbod. Goed kunnen waarnemen (kijken en luisteren) is een belangrijke (pedagogisch-didactische) voorwaarde voor het kunnen signaleren van eventuele problematiek in de vorderingen of het gedrag van de leerling. In bijlage 1 en 2 staan voorbeelden van korte checklists voor het signaleren van werkhouding en sociaal-emotionele problematiek. Om verslag te kunnen doen van de vorderingen van leerlingen en van de mogelijk gesignaleerde problematiek daarin zijn een moment, plaats en verantwoordelijke persoon voor de signalering nodig. In het huidig leerlingbegeleidingssysteem wordt hierin vaak voorzien door de leerlingbespreking en een coördinerend functionaris voor de klas, de mentor of klassendocent. 21
4.2 Het niveau van mentor/klassendocent Op dit niveau kan de signalering gesystematiseerd en in een breder perspectief geplaatst worden. Klassendocenten of mentoren kunnen de centrale personen zijn in het contact tussen de vakdocenten, de ouders, de leerling zelf en de deskundige zorgfunctionarisssen in de school. De mentor of klassendocent brengt daartoe informatie van deze personen samen en koppelt die aan informatie uit het leerlingdossier en de leerlingbesprekingen. De mentor/klassendocent kan verantwoordelijk worden gesteld voor het invullen en bijhouden van dit leerlingdossier. Wanneer de mentor/klassendocent hiertoe aanleiding ziet, regelt hij of zij een overleg met degene die de zorg coördineert en de interne commissie leerlingenzorg, ook wel zorg(advies)team genoemd. De op school aanwezige deskundigen hebben zitting in dit team. In het overleg wordt het probleem geformuleerd en geanalyseerd. Afhankelijk van de ernst van het probleem en de mogelijkheden voor extra zorg van het zorg(advies)team wordt ofwel een begeleidingsplan opgesteld voor in school, ofwel wordt een start gemaakt met het opstellen van een mogelijk benodigd Onderwijskundig Rapport. Dit opstellen kan gebeuren onder verantwoordelijkheid van een lid van het zorg(advies)team. Als besloten wordt een onderwijskundig rapport op te stellen, dient de mentor/klassendocent overleg te organiseren met de ouders en hun te vragen naar hun zienswijze en hun toestemming. Als alle informatie die over de leerling verzameld is daartoe aanleiding geeft, kan de coördinator besluiten om extern advies in te roepen. Of en hoe dit mogelijk is, hangt af van de situatie in het samenwerkingsverband waar de school in participeert. De mentor/klassendocent kan, indien een school dat zo organiseert, de centrale contactpersoon blijven. Hij/zij kan in overleg met het zorg(advies)team (mede)verantwoordelijk zijn voor een goed verloop van de procedure voor de aanvraag van leerwegondersteunend of praktijkonderwijs bij de Regionale Verwijzingscommissie.
4.3 Op middenmanagementniveau De coördinatie van het zorg(advies)team is een taak van het middenmanagement. De functionaris die de zorg coördineert, neemt samen met de mentor/klassendocent verantwoordelijkheid voor het opstellen van een onderwijskundig rapport. Op het moment dat alle informatie over de leerling verzameld is, besluit de coördinator om extern advies, bijvoorbeeld bij de permanente commissie leerlingenzorg ( PCL), in te roepen. Of en hoe dit mogelijk is, hangt af van de situatie in het samenwerkingsverband waarin de school participeert. Op het moment dat besloten wordt een aanvraag speciale zorg bij de regionale verwijzingscommissie in te dienen (al dan niet via de Permanente Commissie Leerlingzorg), is de zorgcoördinator samen met de mentor/klassendocent verantwoordelijk voor een goed verloop van deze procedure. De zorgcoördinator is met name ook verantwoordelijk voor organisatorische zaken rond het opstellen van een onderwijskundig rapport, zoals het stimuleren van een goed gebruik van het leerlingdossier, het (laten) afnemen van (screenings)onderzoeken, het plannen van leerlingbesprekingen, het voorzitten van het zorg(advies)team en het leggen van contacten met deskundigen buiten school al of niet in het samenwerkingsverband. Ook het volgen en bewaken van de feitelijk geboden zorg aan leerlingen hoort tot taak van het middenmanagement.
4.4 Op managementniveau Het management is verantwoordelijk voor het opstellen van een eigen visie op zorg. Dit gebeurt in aansluiting op het zorgbeleid en zorgplan dat in het samenwerkingsverband vo/svo wordt afgesproken. Vanuit deze visie kan het management samen met het bestuur en de betrokken medewerkers vervolgens de randvoorwaarden realiseren voor het opzetten van leerlingenzorg, zoals het prioriteren van leerlingenzorg in het personeelsbeleid, in de jaarplanning van vergaderingen, in het scholingsbudget en deskundigheidsbevordering, algemene bewakingsprocedures, de omgang met en het opslaan van privacygevoelige informatie en het op22
stellen van duidelijke taakomschrijvingen voor de verschillende functies rond leerlingenzorg. Het management is eindverantwoordelijk voor het goede verloop van het proces van signalering tot de aanvraag extra zorg en voor alle stappen ertussen die bijdragen aan goede zorgverlening aan de leerlingen die dit nodig hebben. Docenten die een rol spelen in het proces van realiseren van zorg rondom een leerling, moeten ten slotte goed toegerust worden. Zij die de zorgbehoefte signaleren en in kaart brengen, en zij die begeleiding uitvoeren of een verwijzingsprocedure richting Regionale Verwijzings Commissie starten, moeten daarvoor dingen weten, kunnen en ook doen. Welke kennis is nodig, wat betekent het een en ander voor het handelingsrepertoire van de betrokkenen, welke hulpmiddelen dienen aanwezig te zijn en wat betekent dit alles voor de organisatie? Deze aspecten staan genoemd in het werkdocument Leerlingen op spoor, ‘Docentvaardigheden’, in het werkdocument ‘Werken aan praktijkonderwijs; vaardige leraren’ is een checklist opgenomen waarmee vaardigheden die nodig zijn in het praktijkonderwijs in kaart gebracht kunnen worden.
23
5 Werkvoorbeelden 5.1 Model inhoudsopgave voor het leerlingdossier Het leerlingdossier bevat alle gegevens van de leerling die voor de docenten van belang zijn om de leerling tijdens de schoolperiode zo adequaat mogelijk te begeleiden. Het gaat onder andere om: – de personalia van de leerling; – het onderwijskundig rapport van het (s)basisonderwijs; – resultaten van toetsen/tests; – verslaglegging van afspraken met leerling/ouders; – afspraken in en rond een begeleidingsplan; – leervorderingen en/of rapportages uit het al dan niet geautomatiseerde leerlingvolgsysteem. Is voor de leerling extra zorg aangevraagd dan bevindt ook het aanmeldingsdossier zich in het leerlingdossier. 5.1.1 Het aanmeldingsdossier Om een advies (beschikking) aan te vragen bij de regionale verwijzingscommissie dient de school voor (speciaal) voortgezet onderwijs een dossier aan te leveren op grond waarvan de regionale verwijzingscommissie een oordeel kan geven over de aanvraag. Het aanmeldingsdossier bevat: – een aanmeldingsformulier (samenvatting van het onderwijskundig rapport); – het onderwijskundig rapport inclusief de relevante testgegevens; – de (op schrift gestelde) zienswijze van ouders/leerling; – een beargumenteerde reden van de aanvraag; – een pre-advies van de permanente commissie leerlingenzorg*. * Indien is afgesproken in het samenwerkingsverband vo-svo dat de permanente commissie leerlingenzorg een pre-advies uitbrengt, kan ook dit pre-advies worden opgenomen in het aanmeldingsdossier.
24
5.2 Model voor het onderwijskundig rapport Briefhoofd van de school (met afdeling die voor deze leerling van toepassing is). Aanmelding voor: lwo/pro 1 Personalia van de leerling Naam: Voorletters: Roepnaam: Geslacht: Adres: Postcode/plaats: Geboortedatum en plaats: Nationaliteit: Land van herkomst: Ouders/wettelijke vertegenwoordigers: Adres: Postcode/plaats: Telefoon: Leerling woont in Nederland sinds: Thuis gesproken taal: 2 Schoolloopbaan van de leerling, zijn/haar voorgeschiedenis Klassenverloop in (speciaal) basis- en voortgezet onderwijs
Groepsgrootte huidige groep
Op welke school/scholen?
Sinds wanneer op deze school?
Wanneer voor het eerst voor aanvullende zorg in aanmerking gekomen?
25
Oordeel van docenten/reden van aanmelding?
3 Gegevens instroom voortgezet onderwijs Resultaten eindtoets basisonderwijs Cito eindtoets onderdeel
beheerst op niveau
technisch lezen rekenen spellen begrijpend lezen informatie verwerken Andere toets/naam onderdeel
getoetst op
––––––––––––––––––––
––––––––––––––––––––
––––––––––––––––––––
––––––––––––––––––––
––––––––––––––––––––
––––––––––––––––––––
––––––––––––––––––––
––––––––––––––––––––
––––––––––––––––––––
––––––––––––––––––––
––––––––––––––––––––
––––––––––––––––––––
––––––––––––––––––––
––––––––––––––––––––
––––––––––––––––––––
Advies basisonderwijs
Wens van de ouders/leerling
26
beheerst op niveau
4 Resultaten schoolse vaardigheden onderdeel
beheerst op niveau
getoetst met datum
technisch lezen
––––––––––––––––––––
––––––––––––––––––––
begrijpend lezen
––––––––––––––––––––
––––––––––––––––––––
spelling
––––––––––––––––––––
––––––––––––––––––––
rekenen/wiskunde
––––––––––––––––––––
––––––––––––––––––––
informatieverwerking
––––––––––––––––––––
––––––––––––––––––––
Verwijzing naar bijlagen met toetsverslagen
Wat is problematisch en waarom (analyse van de resultaten)?
5 Resultaten in vo-school, afdeling Bij zij-instroom in te vullen Vakkencluster
Beheerst op niveau
Getoetst op
––––––––––––––––––––
––––––––––––––––––––
––––––––––––––––––––
––––––––––––––––––––
––––––––––––––––––––
––––––––––––––––––––
––––––––––––––––––––
––––––––––––––––––––
––––––––––––––––––––
––––––––––––––––––––
––––––––––––––––––––
––––––––––––––––––––
––––––––––––––––––––
––––––––––––––––––––
––––––––––––––––––––
27
Verwijzing naar bijlagen met toetsverslagen
Wat is problematisch en waarom (analyse van de resultaten)?
6 Cognitieve capaciteiten Samenvatting van de resultaten van onderzoek(en)
Welke onderzoeksmaterialen zijn gebruikt (+ profiel)?
Welke conclusie(s)?
Verwijzing naar bijlagen met toetsverslagen
28
7 Sociaal-emotioneel functioneren, inclusief gedrag. Persoonlijke ontwikkeling/faalangst/prestatie-motivatie/werkhouding Toetsmateriaal
Observaties
Beknopte typering van de leerling
Samenvatting van de resultaten van onderzoek(en) Gebruikte onderzoeksmaterialen
Conclusie(s)
Verwijzing naar bijlagen toetsverslagen
8 Gegevens met betrekking tot het gezin Gezinsvorm
Aantal kinderen
Plaats van de leerling in de kinderrij (oudste, jongste enzovoort)
29
Welke taal wordt er thuis gesproken?
Sociaal-culturele factoren (bijvoorbeeld etniciteit)
Betrokkenheid bij de school
9 Fysieke gesteldheid Ondervindt de leerling belemmeringen met betrekking tot het leren of het volgen van onderwijs, en zo ja, welke?
Indien nodig worden door de jeugd- of huisarts gegevens aangeleverd over ontwikkeling, groei, lichamelijke rijping, relevante ziekten/opnamen/behandeling, huidig medicijngebruik, zien, gehoor, spraak/taal, grove en fijne motoriek. 10 Tot nu toe genomen maatregelen (de school geeft dit per onderwerp aan) Omschrijving van het probleem
Wat is er aan het geconstateerde en geanalyseerde probleem gedaan?
30
Wanneer is dat gebeurd, hoelang, door wie enzovoort?
Wat waren de effecten?
Omschrijving van het probleem
11 Contacten met de ouders Welke contacten zijn er met de ouders geweest over de geconstateerde gegevens?
Waartoe hebben de gesprekken met de ouders geleid?
31
Wat zijn de huidige afspraken met hen?
12 Contacten met andere instanties Welke contacten zijn er met andere instanties geweest (met name jeugdzorg)?
Waartoe hebben de contacten geleid?
Wat zijn de huidige afspraken met hen?
13 Vraagstelling van de school Welke vraag hebt u voor nadere externe (Permanente Commissie Leerlingzorg) hulp?
32
5.3 Aanmeldingsformulier bij de Regionale Verwijzingscommissie Dit aanmeldingsformulier werd op 29 januari 1999 vastgesteld door de gezamenlijke RVA. De Regionale Verwijzingscommissies zullen het formulier voor gebruik door scholen (en Permanente Commissie Leerlingenzorg) toesturen aan de samenwerkingsverbanden in hun regio.
33
AANMELDINGSFORMULIER
Het door scholen te hanteren formulier met een verzoek aan de RVC om een advies met betrekking tot de toelaatbaarheid van een leerling tot het leerwegondersteunend onderwijs of het praktijkonderwijs. 1.
Gegevens van de school die het advies vraagt: Naam: ........................................................................................ Adres: ........................................................................................ Postcode en plaats ..................................................................... Telefoon: ................................................................................... Brinnummer: .............................................................................. Samenwerkingsverband:............................................., nummer ....................................
2.
Contactpersoon: Naam en voorletters: ................................................................. Functie: ...................................................................................... Bereikbaar op ............................................................................ Telefoonnummer:.......................................................................
3
Personalia leerling: Naam: ........................................................................................ Voornamen: ............................................................................... Roepnaam: ................................................................................ Jongen/meisje: .......................................................................... Adres: ........................................................................................ Geboortedatum: ........................................................................ Geboorteplaats: ..............................................................., land:..................................... Postcode en plaats:..................................................................... Namen van de ouders: .................................................................................................... Eventueel namen van de voogden: ................................................................................. Eventueel Cumi-nummer: .........................................................
4.
De school wil het advies van de RVC dat de leerling toelaatbaar is tot 2 het leerwegondersteunend onderwijs 2 het praktijkonderwijs
5.
De Permanente Commissie Leerlingenzorg van het samenwerkingsverband 2 gaat akkoord met adviesaanvraag 2 gaat niet akkoord met adviesaanvraag 2 heeft geen oordeel over de adviesaanvrage uitgesproken
6.
Zienswijze van de ouders 2 akkoord met adviesaanvraag 2 niet akkoord met adviesaanvraag 2 niet bekend.
990251/984 35
7. De intelligentie van de leerling: Het IQ van de leerling is: ............................................................ Het onderzoek heeft plaatsgevonden op ........................... 1999 Het onderzoek is verricht door (bureau): ............................................., te .......................... Gebruikt testinstrument: ............................................................. 8. De leerachterstanden zijn per vak: technisch lezen: .............. jaren begrijpend lezen: .............. jaren spellen: .............. jaren rekenen/wiskunde: .............. jaren 9. Het advies van de RVC wordt ook gevraagd op grond van de volgende indicaties met betrekking tot het emotioneel functioneren van de leerling: 2 prestatiemotivatie en/of 2 faalangst en/of 2 emotionele instabiliteit, blijkend uit het (de) volgende onderzoek(en) op ...................(datum) en ..............(datum) door het bureau ......................................................................resp. ......................... met behulp van de methode ...................................................resp. ......................... 10. Waarom kan het regulier onderwijs de gewenste hulp niet bieden? ......................................................................................................................................... ......................................................................................................................................... ......................................................................................................................................... ......................................................................................................................................... ......................................................................................................................................... 11. Tot nu toe genomen maatregelen door de school van herkomst: ......................................................................................................................................... ......................................................................................................................................... ......................................................................................................................................... ......................................................................................................................................... 12. Is er verschil van mening over de adviesaanvrage tussen de aanmeldende school, de school van herkomst en de ouders? Zo ja, gaarne een korte beschrijving: ......................................................................................................................................... ......................................................................................................................................... ......................................................................................................................................... 13. Zijn de volgende documenten bij de adviesaanvrage gevoegd: 2 een volledig en door het bevoegd gezag getekend onderwijskundig rapport? 2 een door de ouders getekende zienswijze? 2 eventueel het intelligentieonderzoek? 2 het persoonlijkheidsonderzoek? 2 het oordeel van de PCL?
990251/984 36
Getekend op .....................................................1999, te..............................................(plaats)
........................................................................................ Het bestuur van de school ...........................................te .........................................................
Niet door de school invullen:
Adviesaanvrage is ontvangen op: .............................................................1999 RVC-nummer: ................................................................................................... Behandeld door de RVC-leden: 1. ............................................. 2. ....................................... 3...............................................
Afgehandeld op: ................................................................1999
990251/984
37
5.4 Afwijkingsformulier Regionale Verwijzingscommissie Dit afwijkingsformulier werd op 29 januari 1999 vastgesteld door de gezamenlijke Regionale Verwijzingscommissies. De RVA zullen het formulier voor gebruik door scholen (en Permanente Commissie Leerlingenzorg) toesturen aan de samenwerkingsverbanden in hun regio.
39
AFWIJKINGSFORMULIER
Formulier voor het mededelen dat een school afwijkt van het RVC-advies met betrekking tot de toelaatbaarheid van een leerling tot het leerwegondersteunend onderwijs of het praktijkonderwijs. 1. Gegevens van de school die afwijkt van het RVC-advies: Naam:.......................................................................................... Adres:.......................................................................................... Postcode en plaats:...................................................................... Brinnummer: ............................................................................... Samenwerkingsverband:..............................................., nummer .................................... 2. Personalia leerling: Naam:.......................................................................................... Voornamen: ................................................................................. Roepnaam: .................................................................................. Geboortedatum:........................................................................... Geboorteplaats: ................................................................., land:..................................... Jongen/meisje:............................................................................. Eventueel: Cumi-nummer:.......................................................... Adres:.......................................................................................... Postcode en plaats:...................................................................... Namen van de ouders:................................................................. Eventueel namen van de voogden: ............................................. 3. Gegevens betreffende het advies waarvan de school wil afwijken: Het advies is gegeven door de RVC te............................................................................. RVC-nummer van het advies: .......................................................................................... Datum van het advies:................................................................. Inhoud van het advies: de leerling toelaatbaar te achten voor ......................................... 4. Besluit van de school: De school het besloten de leerling te plaatsen aan: 2 de school of de afdeling voor leerwegondersteunend onderwijs of 2 de school of afdeling voor praktijkonderwijs en wel op grond van de volgende overwegingen: a. de resultaten van het intelligentieonderzoek en wel op grond van ...................................................................................................................................... ...................................................................................................................................... ......................................................................................................................................
b. de leerachterstanden op het gebied van: 2 technisch lezen en/of 2 begrijpnd lezen en/of 2 spellen en/of 2 rekenen/wiskunde 990254/984 41
en wel op grond van: ...................................................................................................................................... ...................................................................................................................................... ...................................................................................................................................... ...................................................................................................................................... c. de indicaties met betrekking tot: 2 prestatiemotivatie 2 faalangst 2 emotionele instabiliteit en wel op grond van ...................................................................................................................................... ...................................................................................................................................... ...................................................................................................................................... ...................................................................................................................................... d. de thuissituatie, met name ...................................................................................................................................... ...................................................................................................................................... ...................................................................................................................................... ......................................................................................................................................
e. andere overwegingen dan de in de Tijdelijke regeling RVC’s-VO genoede criteria ...................................................................................................................................... ...................................................................................................................................... ...................................................................................................................................... ...................................................................................................................................... ...................................................................................................................................... f. gegevens die na ontvangst van het RVC-advies aan de orde zijn gekomen, betreffende: 1. het IQ van de leerling, bijkend uit de test afgenomen op ............................................................1999 (datum), door .............................................................................(bureau), met behulp van ......................................................................................(methode), met als resultaat: ..................................................................................................... ................................................................................................................................ 2. de leerachterstanden met betrekking tot 2 technisch lezen en/of 2 begrijpend lezen en/pf 2 spellen en/of 2 rekenen/wiskunde
990254/984 42
3. indicaties met betrekking tot 2 prestatiemotivatie 2 faalangst 2 emotionele stabiliteit en wel blijkens een nader persoonlijkheidsonderzoek d.d...................................... door het bureau, ............................................., te ..........................met behulp van ...........................................................(methode), met als resultaat ................................................................................................................................ ................................................................................................................................ ................................................................................................................................ 4. De thuissituatie, met name ................................................................................................................................ ................................................................................................................................ ................................................................................................................................ ................................................................................................................................ 5. andere gegevens, met name ................................................................................................................................ ................................................................................................................................ ................................................................................................................................ ................................................................................................................................ g. nog andere overwegingen, met name ...................................................................................................................................... ...................................................................................................................................... ...................................................................................................................................... ...................................................................................................................................... ...................................................................................................................................... ...................................................................................................................................... ...................................................................................................................................... ......................................................................................................................................
Getekend op ...............................................................1999 te ........................................................................................
........................................................................................... Het bestuur van de school .................(naam), gevestigd te.........................(plaats)
990254/984 43
Bijlage 1 Een voorbeeldchecklist voor signalering van taakwerkhouding en motivatie in de klas ja
soms nee
algemeen kan op stoel blijven zitten kan profiteren van onderwijs kan profiteren van geboden hulp deelname groepsactiviteiten mogelijk maakt positieve contacten
2 2 2 2 2
2 2 2 2 2
2 2 2 2 2
werkhouding/concentratie kan langer dan 15 min. aan het werk blijven kan even naar een ander luisteren
2 2
2 2
2 2
motivatie is geïnteresseerd in de leerstof wil graag goede prestaties leveren gaat graag naar school gaat meteen aan het werk
2 2 2 2
2 2 2 2
2 2 2 2
taakgerichtheid gaat direct aan het werk brengt opdrachten tot een goed einde zoekt zelf oplossingen is zelfredzaam (kleding, eten enzovoort)
2 2 2 2
2 2 2 2
2 2 2 2
werktempo voltooit opdrachten binnen een tijdslimiet werkt niet te gehaast
2 2 2
2 2 2
2 2 2
doorzettingsvermogen geeft niet onmiddellijk op zoekt zelf naar oplossingen
2 2
2 2
2 2
nauwkeurigheid controleert het werk werkt precies/netjes heeft oog voor details werkt werkstukken goed af
2 2 2 2
2 2 2 2
2 2 2 2
opmerkingen
45
Bijlage 2 Een voorbeeldchecklist voor signalering van sociaal-emotionele problematiek in de klas ja
46
soms nee
relatieproblemen lost problemen op met agressie voelt zich snel aangevallen toont een houding van langdurig verzet gezagsproblemen ouders en verzorgers persoonsbedreigende situatie thuis conflicten met ouders/verzorgers relatieproblemen met volwassenen aandachtvragend gedrag weinig stimulans van thuis problemen met acceptatie van gedrag dominantie t.o.v. leeftijdgenoten conflicten met leeftijdgenoten agressie t.o.v. leeftijdgenoten isolement op school afhankelijk van leeftijdgenoten kinderlijk
2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2
2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2
2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2
emotionele problemen onzekerheid faalangst teruggetrokken gedrag angst voor school problemen met kiezen moeilijk wennen aan grote school/klas ervaren van mislukkingen zelfoverschatting heftigheid in gedrag slechte verwerking van teleurstellingen grote behoefte zich te manifesteren paniek in nieuwe situaties ontloopt de problemen
2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2
2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2
2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2
opmerkingen