Master Humanistiek 2007/2008
KOIS3: Het Discours van Organisaties Coördinator:
Ruud Kaulingfreks
Werkboek Auteur(s):
Ruud Kaulingfreks Eric Brinckmann Martien Schreurs
1e druk, maart 2008
☼58 1
WAARSCHUWING Door combinatie van lang achtereen in dezelfde houding werken, een hoge werkdruk en een minder goed ingerichte werkplek kunnen gezondheidsklachten zoals RSI ontstaan. Preventieve maatregelen kunnen veel leed besparen; zie bijlage 4 van Vormgeving van werkstukken (UvH-werkboek, 8e dr., augustus 2004).
titel auteur(s) opmaak druk uitgave reeks code
KOIS3: Het Discours van Organisaties Ruud Kaulingfreks Eric Brinckmann Martien Schreurs Nike de Vries 1e druk, maart 2008 Universiteit voor Humanistiek Drift 6 3512 BS UTRECHT werkboeken Master Humanistiek 2007/2008 07/MaVA KOIS3/wb © UvH 2008
2
INHOUDSOPGAVE Voorwoord........................................................................................................................ 1 Beschrijving van de mastervariant ................................................................................... 2 Kritische organisatie- en interventiestudies (KOIS)......................................................... 2 Cursusbeschrijving ........................................................................................................... 3 Cursusgegevens ................................................................................................................ 5 1. Algemene gegevens...................................................................................................... 5 2. Doel/leerresultaat.......................................................................................................... 5 3. Werkvorm en studiebelastingsuren .............................................................................. 6 4. Beoordelingsvorm ........................................................................................................ 6 Studiehandleiding ............................................................................................................. 8 Cursusrooster .................................................................................................................... 8 Beschrijving van colleges en werkgroepen ...................................................................... 9 Week 1….…………………………………………………………………………….. .. 9 Week 2.............................................................................................................................. 9 Week 3............................................................................................................................ 10 Week 4............................................................................................................................ 10 Week 5............................................................................................................................ 11 Week 6............................................................................................................................ 12 Week 7............................................................................................................................ 12 Week 8............................................................................................................................ 13 Week 9............................................................................................................................ 14 Week 10.......................................................................................................................... 14 Evaluatie en de kwaliteit van het onderwijs ................................................................... 15 Literatuur ........................................................................................................................ 16 Verplichte literatuur........................................................................................................ 16 Aanbevolen literatuur ..................................................................................................... 16
3
4
VOORWOORD Het concept van de moderne organisatie rust op een bepaald wereldbeeld en is aller minst toevallig. De theorievorming van organisaties draagt in zich (vaak impliciet) een normativiteit en beeld hoe de wereld geordend moet worden. Theorieën over organisaties en management kunnen als narratieve constructies gezien worden die onderliggende assumpties en waarden met zich meedragen. Iedere theorie vertelt impliciet over een wereldbeeld en presenteert assumpties omtrent de ‘juiste’ wijze de wereld te ordenen. Sinds Marx hebben we aandacht voor ideologiekritiek; dat wil zeggen de afspiegeling van maatschappelijke omstandigheden of de onderbouw in de theorievorming of ideeënwereld oftewel de bovenbouw. De ideologiekritiek is vooral door de de kritische theorie verder uitgewerkt en onderzocht. Vooral door toedoen van Foucault is er wending gekomen om naar het normstellende verhaal van een institutie te kijken oftewel discours analyse. Tenslotte is in de organisatietheorie zelf vanuit een kritisch perspectief aandacht ontstaan voor de verhalen die de organisatie zelf genereert. Organisaties worden dan gezien als een bepaald verhaal die mensen elkaar vertellen; een narratieve benadering dus. De module probeert inzicht te krijgen in het normatieve discours van organisaties door een analyse van organisatietheorieen vanuit een kritisch oogpunt. Naast een bestudering van kopstukken van de organisatietheorie zal er ruime aandacht worden geschonken aan de al genoemde discours analyse, ideologiekritiek en de narratieve benadering. Ook de theorievorming van de ‘critical management studies’ zal aan de orde komen.
1
BESCHRIJVING VAN DE MASTERVARIANT
Kritische organisatie- en interventiestudies (KOIS) Deze mastervariant richt zich op vragen rond humanisering en zingeving op het snijvlak van organisatie en beleid. Die vragen krijgen daar steeds meer aandacht, bijvoorbeeld in het kader van actuele discussies rond de maatschappelijke verantwoordelijkheid van organisaties en de leiding daarvan, en vragen rond integriteit en machtsmisbruik en ethiek binnen organisaties. Vragen rond humanisering en zingeving zijn ook nadrukkelijk aan de orde in actuele discussies over de voor- en nadelen van marktwerking en de eigen verantwoordelijkheid van overheden voor democratische waarden en voor het welzijn en de veiligheid van burgers. Dergelijke vragen hangen nauw samen met mogelijkheden van werknemers om zin te ervaren in hun werk en alle daarmee verbonden organisatievragen rond persoonlijke ontwikkeling, (de-)motivatie en burn out, maar ook met de kwaliteit die klanten en cliënten ervaren, bijvoorbeeld in de zorg en in het onderwijs. Op de achtergrond spelen mondiale vragen mee rond noord-zuidverhoudingen, duurzaamheid en mensenrechten en de mogelijkheid van een minder gewelddadige, meer rechtvaardige wereldorde. Dit complex van vragen wordt zowel op macro- als op microniveau aan de orde gesteld. Hierbij vormen organisatie- en interventievragen het middenniveau waarop macro- en micro-vragen samenkomen en spanningsvolle verbindingen aangaan. Je krijgt als student zowel gedegen conceptuele analyses aangereikt als allerlei praktische vaardigheden, waarmee je concreet aan de slag kunt in functies als adviseur, trainer/coach, beleidsmedewerker of onderzoeker. Tevens zijn de onderwijsonderdelen in deze variant zeer geschikt als verdieping bij Geestelijke begeleiding en Educatie. Vanuit KOIS worden actieve banden onderhouden met een flink aantal werkvelden, zowel met marktgerichte organisaties als met organisaties in de zorg, het welzijnswerk, het ouderen- en gehandicaptenbeleid en met onderzoeksinstellingen en opleidings- en trainingsinstituten op deze gebieden. De samenwerkingsverbanden die de UvH onderhoudt met het Landelijke Expertise Centrum Sociale Interventie en met Governance and Integrity op het gebied van integriteitsopleidingen, worden vanuit KOIS verzorgd. Tevens zijn bij KOIS drie bijzondere leerstoelen ondergebracht op het gebied van zingeving in organisaties, welzijnsvragen en humanisering van de ouderenzorg.
2
CURSUSBESCHRIJVING De module ‘Het discours van de organisatie’ probeert een onderzoek te entameren naar de relatie tussen taal en organisaties. Taal begrepen als een sociologische concept van verbale of geschreven uitingen van de leden van een groep en die op een karakteristieke manier de groep of institutie onderscheidt. Taaluitingen worden dan gezien als meer dan een simpel middel tot communicatie maar vooral als een vehikel voor constitutieve waarden van een groep. In de taal resoneren normen en waarden, een heel wereldbeeld, dat overgedragen wordt aan de ontvanger. Een groep communiceert op een specifieke manier, gebruikt bepaalde woorden waarmee ze zich onderscheidt van andere groepen. In de module zullen we aandacht besteden aan drie manieren om naar taal in sociologisch perspectief te kijken: discoursanalyse, ideologiekritiek en narrativiteit. Deze perspectieven zullen op organisatietheorie worden toegepast. Wat voor discours heeft de organisatietheorie ontwikkeld in de loop der jaren? Wat voor discussies spelen hier een rol en wat voor wereldbeeld laten ze steeds zien? Kunnen we naar organisaties kijken alsof ze een taal gemeenschap zijn met hun eigen verhalen en narraties? Discours: de teksten van een organisatie zijn niet neutraal maar normstellend. Ze kunnen begrepen worden als ordeningsvormen met grote invloed op hoe de organisatie gevormd wordt. De individuele teksten vormen een netwerken van een diepliggende machtstructuur. Ze voegen zich in een machtsverhouding. Waarmee er ook sprake is van censuur of marginalisering. Wat mag wel en wat mag niet gezegd worden in een organisatie. Vooral Michel Foucault heeft hier baanbrekend werk verricht. Ideologiekritiek: Ideologie is door Marx naar voren gebracht om te tonen hoe de materiele productievormen bepalend zijn voor immateriële verhoudingen oftewel hoe de onderbouw de bovenbouw bepaalt. Ideeën in een bepaalde samenleving worden gestuurd door de heersende machtsverhoudingen. Het marxisme probeerde deze impliciete waarden van een tekst naar voren te halen. De ideologiekritiek is verder ontwikkeld door vooral de kritische theorie van o.a. Adorno en Habermas die steeds laten zien hoe een tekst of theorie versluierend werkt De ideologiekritiek probeert te onthullen welke misstanden door de heersende ideologieën aan het oog worden onttrokken. Organisatietheorie is in dit licht niet waardeneutraal maar reflecteert een bepaald wereldbeeld en ondersteunt een machtsverhouding. Narrativiteit: In organisatietheorie is de laatste decennia aandacht ontstaan voor de organisatie als een bepaalde manier van spreken. Om organisaties te begrijpen kijkt men dan naar de verhalend die betrokken elkaar vertellen: de plot van een organisatie. Tevens ook op microniveau hoe mensen zingeving geven aan hun handelen door middel van verhalen die niet per se hoeven te corresponderen met hoe de organisatie zichzelf graag ziet of hoe ze is georganiseerd. Hier horen bijvoorbeeld verzetsverhalen bij. Maar een narratieve benadering richt ook haar aandacht op organisatietheorie als een vorm van verhaal die door organisatieleden gedragen wordt. Waar praten mensen in een organisatie over? Wat is de impact van theorieën? Hoe kunnen organisaties als narrativiteiten gezien worden?
3
Deze manieren van kijken zullen we, zoals gezegd toepassen op organisatietheorie. Daarvoor zullen we aandacht besteden aan de geschiedenis van organisatietheorie. De grondleggers van de moderne organisatie reflecteren in hun theorieën een bepaald wereldbeeld en probeerden met hun theorieën een specifieke machtsverhouding en ordening teweeg te brengen. Het tweede moment vormen de organisatiegoeroes uit de tweede helft van de XXste eeuw waar de organisatie als een geïntegreerd deel van het dagelijks leven gezien wordt en zingevingvragen een prominente rol spelen. Tenslotte zullen we aandacht besteden aan de opkomst van kritische management studies en het daarin ontwikkelde discours van kritiek en zoeken naar alternatieven.
4
CURSUSGEGEVENS
1. Algemene gegevens Cursustitel: Studiejaar: Periode: Omvang: Aantal SBU: Onderdeel van: Doelgroep: Verplicht voor: Voorkennis:
Het discours van de organisatie 2007/2008 4 7,5 EC 210 uur Master Humanistiek, variant KOIS Master en doctoraal studenten Master studenten GD gedaan
Coördinator: kamer: tel./ e-mail: spreekuur:
Ruud Kaulingfreks Drift 2.5 030 239 01 25 /
[email protected] op aanvraag
Docent(e): kamer: tel./ e-mail: spreekuur:
Martien Schreurs AvW 0.9 030 239 01 33 /
[email protected] op afspraak
Docent(e):
Eric Brinckmann
2. Doel/leerresultaat Doelstellingen van deze cursus: - Kennis en vertrouwdheid met de grote namen uit de geschiedenis van de organisatietheorie. - Vertrouwdheid met discoursanalyse, ideologiekritiek en narrativiteit. - Kritisch kunnen analyseren van organisatietheorieën en ze in een sociaal politiek context kunnen plaatsen. - Organisaties kunnen begrijpen als verhalen en aandacht voor betekenisgeving door middel van verhalen. - Vertrouwdheid met kritische management studies. Cursusoverstijgende leerdoelen: - Systematisch inzicht verwerven in discours en ideologie en deze kunnen herkennen en toepassen. 5
- Kennis en vertrouwdheid met taal als sociologisch concept. - Vertrouwdheid met normativiteit als onderzoeksmethoden en oog hebben voor de impliciete waarden van verhalen en teksten. - Verdiepen van academische vaardigheden zoals lezen en begrijpen van moeilijke teksten, bronnenonderzoek kunnen doen en herkennen van theorien in de praktijk.
3. Werkvorm en studiebelastingsuren Werkvormen: Hoorcolleges en discussiecolleges waarvoor de literatuur bestudeerd moet zijn. De module wordt afgerond met een casus die besproken zal worden in de vorm van een debat. Doel en samenhang van de werkvormen in deze cursus: Om de doelstelling te bereiken werken we met een combinatie van zelfstudie, responsiecollege en hoorcollege. Studenten worden geacht de teksten te lezen die de docent in context zal plaatsen tijdens hoorcolleges en vervolgens gezamenlijk toegepast zullen worden op concrete situaties
Samenstelling studiebelastingsuren (SBU): Activiteit: contacturen voorbereiding contacturen opdracht / verslag /werkstuk / referaat zelfstudie afronding cursus: casus en debat Totaal SBU:
Aantal uren: 30 75 * 75 30 210
4. Beoordelingsvorm Beoordeling in relatie tot de doelstellingen van dit blok: Studenten bereiden zich voor op colleges door de literatuur te bestuderen en werken aan het eind aan een casus waarin de theorieën toegepast worden in een schriftelijk verslag. Deze worden in een slotdebat besproken en verder geanalyseerd.
6
Bij de beoordeling worden de volgende aspecten betrokken: – verplichte literatuur – aanwezigheid en actieve deelname aan colleges/werkgroepen – verslag van casus – (leer)resultaten en deelname aan debat
7
20 % 20% 30% 30%
STUDIEHANDLEIDING
Cursusrooster
week nr.
datum
tijd
onderwerp
1
30 april
13.45-17.00
Geen college i.v.m. koninginnedag
2
7 mei
13.45-17.00
Kritische discours analyse
Martien Schreurs
3
14 mei
13.45-17.00
Het ontstaan van het wereldbeeld
Eric Brinckmann
4
21 mei
13.45-17.00
Wereldbeeld of ideologie
Martien Scheurs
28 mei
13.45-17.00
Grondslagen van het discours van de organisatie
Eric Brinckmann
4 juni
13.45-17.00
Narrativiteit
Martien Schreurs
11 juni
13.45-17.00
Open en lerende systemen
Eric Brinckmann
18 juni
13.45-17.00
Kritisch management studies
Ruud Kaulingfreks
25 juni
13.45-17.00
Zelfstudie
2 juli
13.45-17.00
Einddebat
5 6 7 8 9 10
docent
Martien Schreurs, Eric Brinckmann en Ruud Kaulingfreks
8
Beschrijving van colleges en werkgroepen WEEK 1
GEEN COLLEGE IVM KONIGINNEDAG
College 1
30 april 2008
WEEK 2 College 1
7 mei 2008 13.45-17.00 Docent : Martien Schreurs
Thema
Kritische discours analyse In iedere organisatie circuleren teksten die een grote impact hebben op de mensen die binnen die binnen die organisatie werken. Wie een organisatie wil leren kennen, die moet kijken naar het soort teksten dat binnen een specifieke organisatie circuleert. Die teksten zijn nooit neutraal; ze zijn in zekere zin normstellend. De institutionele teksten kunnen volgens Foucault, Bachtin en Bourdieu begrepen worden als vertogen, discoursen of ordeningsvormen die grote invloed hebben op het denken en handelen van de betrokkenen. In hun discours-analyses laten de bovengenoemde schrijvers zien dat teksten en gesprekken geen begin hebben en geen einde hebben, maar dat iedere schrijver/spreker zich invoegt in een orde die aan hem of haar vooraf- en voorbijgaat. Een belangrijk kenmerk van het discours is dat het machtsverhoudingen sticht. Met behulp van de discours-kritiek van Foucault wordt in deze module ook gekeken naar de stemmen of visies die binnen het gangbare discours worden gecensureerd en uitgesloten. Dit kunnen bijvoorbeeld extravagante individuen of activiteiten zijn die niet aan de norm van de organisatie voldoen.
Zelfstudie
Michel Foucault (1976). De orde van het vertoog. Boom, Meppel. (c.q. De orde van het spreken; Boom, Meppel 1988)
9
WEEK 3 College 1
14 mei 2008 13.45-17.00 Docent: Eric Brinckmann
Thema
Het ontstaan van het wereldbeeld
Toelichting
Het ontstaan van het wereldbeeld valt samen met het ontstaan van de moderne organisatie. In de vele geschiedenissen is er evenveel georganiseerd, maar er waren nog geen organisaties zoals we die nu kennen. Loon, winst en rente verweven zich vanaf de 15e eeuw geleidelijk tot een monetaire economie. Een economie die na de Napoleontische omwenteling eind 18e, begin 19e eeuw ook ‘het militaire’ incorporeert. Vanaf dat moment ontstaan de eerste organisatiemodellen. Deze zijn bepalend geworden voor de manier waarop we naar een complexe wereld zijn gaan kijken. In dit college gaan we op zoek naar de wortels van de moderne organisatie en passeren Grieken en Romeinen de revu, maar ook Florentijnse bankiers, Hollandse beursspeculanten en Franse legerofficieren. Met Jeremy Bentham en Adrew Ure bespreken we organisatiedenkers van het eerste uur.
Zelfstudie
Robert Heilbronner (1986) De filosofen van het dagelijks brood. Hfdstk 1 Inleiding en 2 De economische revolutie (pp 25-60)
WEEK 4 College 1
21 mei 2008 13.45-17.00 Docent : Martien Schreurs
Thema
Wereldbeeld of ideologie
Toelichting
Om macht uit te kunnen oefenen, zoeken gezagsdragers en bestuurders naar verhalen, met behulp waarvan die machtsuitoefening gelegitimeerd wordt. Overal waar macht wordt uitgeoefend, spelen ideologieën een cruciale rol. Ideologieën hebben een machtsstabiliserende functie. Anders dan een discours, wordt een ideologie slechts gedeeltelijk weergegeven in teksten. De ideologie of het wereldbeeld van een organisatie ligt vaak impliciet aan discoursen ten grondslag. Willen wij de ideologie binnen een organisatie op het spoor komen, dan moeten wij de aandacht richten op steekwoorden die veelvuldig in de 10
institutionele teksten of voortgangsrapportages gebruikt worden, zoals ‘kwaliteit’, ‘meetbaarheid’, ‘targets’ en ‘productiviteit’. Met behulp van het conceptuele instrumentarium van de kritische maatschappijtheorie, dat onder andere door Habermas en Adorno ontwikkeld is, kunnen wij inzicht krijgen in de verborgen agenda’s en de onderliggende normatieve claims die achter de zogenaamde neutrale kwantitatieve berekeningen van kosten en baten, input en output, efficiency, effectiviteit, etc… schulgaan. In de ideologiekritiek is er grote aandacht voor de versluierende of verhullende werking van ideologieën. De normatieve inzet van de ideologiekritiek is om te onthullen welke misstanden door de heersende ideologieën aan het oog worden onttrokken. Zelfstudie
Literatuur wordt nader bekend gemaakt
WEEK 5 College 1
28 mei 2008 13.45-17.00 Docent: Eric Brinckmann
Thema
Grondslagen van het discours van organisaties
Toelichting
Het organisatiedenken in het begin van de 20e eeuw wordt bepaald door rationeel doel denken en intern proces denken. Belangrijke denkers in dit verband zijn Frederick Taylor, Frank en Lilian Gilbreth en Henri Fayol. In diezelfde eerste helft van de 20e eeuw volgde hierop de human relations benadering met Mary Parker Follet, Elton Mayo, Abraham Maslow en Douglas McGregor in de hoofdrollen. In dit college onderzoeken we de samenhang tussen de verschillende denkbeelden en inventariseren hoe deze het organisatiediscours hebben bepaald.
Zelfstudie
Literatuur wordt nader bekend gemaakt
11
WEEK 6 College 1
4 juni 2008 14.45 tot 17.00 uur Docent: Martien Schreurs
Thema
Narrativiteit
Toelichting
Barbara Czarniawska heeft de bestaande literatuur over organisaties verrijkt met een narratieve benadering van de organisatie. Kan de organisatie begrepen worden als een narratief weefsel? En welke nieuwe inzichten over organisatie kunnen wij met behulp van deze narratieve benadering verwerven? Narratologen benadrukken in tegenstelling tot de discours-analisten dat een verhaal wel degelijk een begin en een einde heeft. In de narratieve benadering wordt het eigen initiatief van de schrijver en spreker gerehabiliteerd. De aandacht gaat uit naar de intenties van de betrokken zelf die zin proberen te geven aan hun ervaringen door steeds opnieuw verhalen te vertellen. Verhalen komen in een organisatie op gang wanneer er fricties optreden tussen datgene wat we verwachten en wat er feitelijk gebeurt. In de manieren waarop de betrokkenen zin proberen te geven aan de chaotische samenloop van gebeurtenissen, zien we hoe die verhalen steeds opnieuw herschreven worden.
Zelfstudie
Robert Westwood en Steven Linstead (2001) The language of organization London: SAGE (gedeeltes) Andere artikelen worden nader bekend gemaakt.
WEEK 7 College 1
11 juni 2008 13.45 tot 17.00 uur Docent: Eric Brinckmann
Thema
Open en lerende systemen
Toelichting
In de tweede helft van de afgelopen eeuw bepalen organisatiedenkers als o.m. Peter Drucker, Henry Mintzberg, Tom Peters, Robert Waterman, C.K. Prahalad en Gary Hamel het discours en voegen er bijgevolg hun eigen begrippen aan toe. De organisatie wordt transparant, leert en reageert en wordt zo een vanzelfsprekend onderdeel van het dagelijkse leven en denken van de miljoenen die erin werken. 12
Zelfstudie
Literatuur wordt nader bekend gemaakt
WEEK 8 College 1
18 juni 2008 13.45 tot 17.00 uur Docent: Ruud Kaulingfreks
Thema
Kritische Management Studies
Toelichting
Sinds eind jaren ’80 van vorige eeuw ontstond in academische kringen in vooral Groot Britanie een beweging onder de naam critical management studies die probeert organisaties te bestuderen vanuit een kritisch perspectief van vooral beschrijving van wat er in organisaties gebeurt i.p.v. voorschrijven wat de beste manier is om het te leiden. Ze werd sterk gevoed vanuit de kritische theorie en post moderne denkers en probeert een cultuurkritische benadering te ontwikkelen. Organisaties worden vaak bestudeerd vanuit gezichtspunten buiten het discours van management In het college zullen we een aantal relevante discussiepunten bespreken alsook een aantal denkers naar voren halen zoals Mats Alvesson, Hugh Wilmott, Robert Cooper, Gibson Burrell en Martin Parker.
Zelfstudie
Rene ten Bos, Critical management Studies: Quo Vadis? (manuscript) Sverre Spoelstra (2004) In de naam van kritiek. In: Filosofie in Bedrijf 16 nr 2&3. Themanummer Critical Management Studies in Nederland 2004 Martin Parker (2000) Against management. Oxford: Polity. (gedeeltes)
13
WEEK 9 Zelfstudie
25 juni 2008
Thema
VOORBEREIDING OP DE AFRONDING
Toelichting
werken aan de casus die de week ervoor is uitgedeeld
WEEK 10 Afronding
2 juli 2008 13.45 tot 17.00 uur
Thema
AFRONDING
Toelichting
Einddebat met alle docenten over de casus
14
EVALUATIE EN DE KWALITEIT VAN HET ONDERWIJS Het evalueren van het onderwijs is een onderdeel van ons kwaliteitszorgsysteem. Ons kwaliteitszorgsysteem houdt in dat we vastleggen wat we gaan doen (doelstellingen), dat we dat zorgvuldig uitvoeren, dat we controleren of onze doelstellingen haalbaar waren en of de uitvoering naar wens is verlopen. Daar waar nodig stellen wij onze doelstellingen bij of verbeteren wij de uitvoering van ons onderwijs. Elk onderwijsonderdeel wordt minimaal één keer per twee jaar geëvalueerd en heeft een signalerende functie. Op basis van informatie van docenten en/of studenten of naar aanleiding van de uitkomsten van de evaluaties kunnen we nader kwalitatief onderzoek doen. Welk onderdeel op welke wijze wordt geëvalueerd kun je vinden op het studentenweb: http://studentenweb.uvh.nl. Ook zul je hier de resultaten van de evaluaties en de eventuele (planning van de) verbetermaatregelen vinden. Voor vragen en informatie kun je je wenden tot de verschillende studentafgevaardigden (StuF, Studentenraad, Opleidingscommissie) of tot de beleidsmedewerker kwaliteitszorg Dineke Smit:
[email protected]
15
LITERATUUR
Verplichte literatuur Michel Foucault (1976) De orde van het vertoog. Boom, Meppel. (c.q. De orde van het spreken; Boom, Meppel, 1988 Artikelen worden tijdens het college bekend gemaakt en verspreid
Aanbevolen literatuur Robert Heilbronner (1986) De filosofen van het dagelijks brood. Management Pocket boek, Amsterdam. Robert Westwood en Steven Linstead (2001) The language of organization SAGE, London. Martin Parker (2000) Against management. Polity, Oxford. Filosofie in Bedrijf jaargang 16 nr 2&3 2004 Themanummer: Critical Management studie in Nederland (red: Ruud Kaulingfreks en René ten Bos) Burrell, Gibson (1996) Pandemonium. Towards a retro-organization theory. London: Sage Alvesson, Mats (1991) ‘Organizational symbolism and ideology’. Journal of Management Studies 28 nr. 3, p. 207-225. Alvesson, Mats and Hugh Willmott (eds.) (1992) Critical management studies. London: Sage.
16