Witte zwanen, zwarte zwanen Vijvers
In de orde der Karasu Te midden van alle kleurenpracht die de Nishikigoi ons brengt, vinden we ook de Kawarimono. In deze non-metallic klasse stuiten we op een donkere groep Koi die onderhevig is aan een steeds groter wordende populariteit. Deze Koi, die zich van alles en iedereen onderscheiden door het ontberen van elke vorm van een vrolijk palet, worden gekenmerkt door een schril contrast van het duisterste zwart en het helste wit, soms aangevuld met bloedrood beni. Het geeft deze Koi een sinistere verschijning, een verfijnde dramatiek en dito diepgang. Na het lezen van de even diepgaande als opmerkelijke ontstaansgeschiedenis zul de Karasu Clan meer appreciëren dan ooit tevoren. TEKST TIEBO JACOBS FOTO’S Martin en Marijke de Jong, Gerwin Kieboom, Bram Rohaan, Fred Stork
Net even anders Als afwisseling op al het bloemrijke dat in ons water schittert, als klankbord naar de huidige wereldeconomie of met als onderliggende gedachte een knipoog naar de ontstaansgeschiedenis onzer Nishikigoi; feit is dat steeds meer mensen een Karasugoi in hun vijver als een welkome gast ervaren. Een formidabel schouwspel overvalt je dan ook, wanneer tijdens het voeren, vanuit een niemendal het wateroppervlak ruw en onverwachts verstoord wordt door een opkomende Koi, die zich gulzig vergaapt aan een enkele korrel voer. In al haar eenvoud parerend tussen een rijke kleurschakering, brengt zij ons enerzijds terug naar de basis en versterkt anderzijds de verven van onze trotse Go-Sanke. Ik neem je mee in de totstandkoming van
Koi Wijzer
de meest onderschatte Nishikigoi en wil je graag achterlaten met een gedachte.
“Karasu betekend letterlijk ‘raaf’ en het is dan ook de kleur van dit gevogelte waaraan de naam van deze Koi wordt ontleend.“ Karasugoi Het eerste lid van de Karasu-clan die wij tegenkomen, is de eigenlijke Karasugoi, die versimpeld wordt aangeduid als Karasu. Karasu betekend letterlijk ‘raaf’ en >
BOVEN: Beni Kumonryu
49
Witte zwanen, zwarte zwanen
Hageshiro Kweekstandaard van de Hageshiro.
Hajiro Kweekstandaard van de Hajiro.
Karasugoi Kweekstandaard van de Karasugoi.
het is dan ook de kleur van dit gevogelte waaraan de naam van deze Koi wordt ontleend. De matzwarte kleur van de Karasu loopt geheel door tot aan het uiteinde van de vinnen en de staart. Bij deze eenkleurige Koi is een egale kleur van het hoofd mede bepalend voor hoge kwaliteit. In het geval van deze groep moet het sumi, het zwart, zich tot een diepzwarte teint ontwikkelen. Na enkele jaren is de schub volledig ontwikkeld en zal de kern van de schub iets gaan verzinken. Hierdoor ontstaat een randje om de schub, dat hoger ligt dan de kern. Dit opstaande randje zal de kleur van het pigment laten oplichten en een zijdeglanzend effect veroorzaken. Dit verschijnsel staat bekend als fukurin. Belangrijk is nu dat alle schubben goed ontwikkeld en mooi van vorm zijn, gelijkmatig verdeeld en netjes op een lijn. Onregelmatigheden en beschadigingen aan de schub zullen de waarde van de Koi verminderen. De Karasu is de eerste Nishikigoi die uit de Magoi is voortgevloeid en vertoont een roodoranje, witte of okerkleurige buikpartij. Waar laatstgenoemde van geen belang is geweest in de totstandkoming van de Nishikigoi stamboom (zie blz. 72-73), waren de overige twee hierin essentieel. De exemplaren met een rode bast brengen ons vanuit de Asagi Magoi naar de Asagi. De witte bast staat voor een andere tak, met de Tetsu Magoi als startpunt. Het plaatselijke albinisme (ook wel: leucisme) werd steeds verder geïsoleerd en heeft, met omwegen, voor de verschillende evolutievormen gezorgd: de Hajiro, Hageshiro en Yotsushiro.
Hajiro
Kumonryu Kweekstandaard van de Kumonryu
Suminagashi Kweekstandaard van de Suminagashi.
Yotsushiro Kweekstandaard van de Yotsushiro.
waarbij de mutatie van het genetisch aanwezige witte pigment verder is geëvolueerd. Beperkte dit witte piment zich bij de Karasu nog tot de buik en kin, bij de Hajiro heeft het shiro zich meer uitgestrekt en toont zich bovendien aanwezig op de uiteinden van zowel de borstvinnen als de staartvin, en soms ook op de baarddraden of lippen. Dit geeft een subtiele verschijning mee, die sterk gewaardeerd wordt. Anders dan de meest bekende vertaling van Hajiro, het toepasselijke ‘wit gevleugelde’, leert een verdere ontleding van het woord ons dat ‘ha’ wordt gebruikt om een bepaalde groep aan te duiden en ‘jiro’ ‘tweede zoon’ betekent. De wit-transparante eigenschap van de Hajiro openbaart zich eveneens bij een populaire metgezel uit de Kawarimono-klasse; de Aka Hajiro. Deze heeft zijn zwarte jas verruild voor een rood exemplaar. Momenteel brengt voornamelijk Aoki kwalitatief goede Hajiro voort.
Hageshiro Een verdere concentratie van het shiro bij de kweek van de Hajiro bracht de Hageshiro voort. Deze Karasu heeft, in tegenstelling tot de Hajiro, ook haar gezicht laten grimeren en vertoont dan ook shiro op zowel de neus als het hoofd. De variëteitbenaming onder de loep genomen, komen we tot een logische ontleding van ‘hage’ en ‘shiro’. Daar waar het shiro geen verdere uitlichting behoeft, is het des te belangrijker te weten dat het woord ‘hage’ naar het woord ‘kaalheid’n leidt. Deze verschijningsvorm komt zeer zelden voor in de handel.
Yotsushiro
Deze Koi is de tweede zoon uit het geslacht Karasu, De ultieme prolongatie van het shiro in de Tetsu-Ka-
Koi Wijzer
50
Witte zwanen, zwarte zwanen rasulijn brengt ons tot de Yotsushiro. Hoewel dikwijls verward met de Hageshiro, onderscheidt de Yotsushiro zich wel van de Hageshiro door behalve een wit hoofd, ook geheel witte borstvinnen en een geheel witte staartvin in zijn verschijning mee te dragen. Hierdoor lijkt het alsof deze Koi een smoking heeft aangetrokken, hetgeen de juiste erkenning brengt aan deze luxe compositie tussen zwart en wit.
een witte mutatie, zoals eerder bij de Tetsu Magoi. Het uitspreidende witte pigment legde zich bij de afstammelingen van de Asagi Magoi echter op geheel andere wijze toe, waardoor enkel de randen van de schubben in het wit werden omarmd. Zo ontstond een donkere wagoi met een subtiel wit netpatroon, al dan niet met een witte kop. De naam Asagi Sumi is later verruild door het meer toepasselijke Suminagashi, dat ‘drijvende inkt’ betekent en is afgeleid van de van origine Een juiste overlevering van ‘yotsu’ brengt ons het tel- Chinese kunstvorm die al in de 12e eeuw erg populair woord ‘vier’. Een uiterlijke verklaring berust in het feit werd in Japan. Het marmeren van papier. dat de Yotsushiro over een viertal witte delen beschikt. Voorts slaat de naam op het feit dat deze Koi, na de Karasu, Hajiro en Hageshiro, de vierde generatie van de Karasugoi betreft; ‘de vierde witte’. Yotsushiro kunnen eveneens een witte rugvin en/of buik- en aarsvinnen vertonen, deze worden niet separaat betiteld en vallen allen onder de Yotsushiro.
Suminagashi
“De Koi werd bestempeld als Bakemono, hetgeen letterlijk geestverschijning betekent, en werd gedoopt tot Bake Asagi.”
Deze vis is een mutatie, evenals de Konjo Asagi, die Matsukawabake tot stand kwam bij het creëren van de Asagi vanuit de Zoals de Hageshiro een voortvloeisel is uit de Hajiro, is Asagi Magoi. Er bevond zich onder dezen een Koi met de Matsukawabake een afgeleide van de Suminaga - >
Acromelanisme Aan de basis van alle kleuren die we waarnemen bij de dieren liggen de erfelijke eigenschappen, die vervat zijn in de chromosomen. Op de chromosomen komen stukken DNA voor, de genen, die voor de aanmaak van bepaalde eiwitten en enzymen zorgen. Deze enzymen sturen diverse chemische processen, waarvan er zekere bepalen of en hoeveel pigmentkorrels er gevormd worden. ook bepalen de genen hoe de pigmenten over de huid verdeeld zijn. Door de kweek met Koi, maar ook met andere dieren, kunnen hier afwijkingen (mutaties) op ontstaan, waardoor onder andere albinisme kan ontstaan. Dit is het geheel ontbreken van het zwarte pigment melanine. Dit uit zich ook in een rode kleur van de ogen. Een andere afwijking is leucisme, dat het best kan worden omschreven als plaatselijk albinisme en hieraan zijn de meeste hierboven besproken variëteiten onderhevig. Het tegenovergestelde van albinisme is melanisme, de overheersing van het zwarte pigment, zoals we dat ook bij de Karasu zien. Maar hoe kan het nu dat de Matsukawabake en de Kumonryu veranderen in patroon door de seizoenen heen? Wel, op een bepaald moment is in één van de pigmentatiegenen een mutatie opgetreden. Het enzym dat nu wordt aangemaakt, is plotseling gevoelig geworden voor warmte, zodat het enkel op die plaatsen van het lichaam werkzaam kan zijn, waarvan de gemiddelde temperatuur onder een bepaalde waarde ligt. Hierdoor ontstaan enkel pigmentkorrels op bijv. het hoofd, de rug en de staart, terwijl op de warmere delen van het lichaam veel minder tot geen kleur meer gevormd wordt. Een Koi is koudbloedig en is voor zijn lichaamswarmte dus afhankelijk van de omgeving waardoor dit verschijnsel, acromelanisme, zich voor kan doen.
Koi Wijzer
51
shi. De Otsuka-familie in Matsukawa, een dorp in een dennenbos (matsu = den) langs de rivier Kawa, stond aan het eind van de 19e eeuw bekend om hun productie van de Asagi, waarbij meerdere ongewone varianten van de Asagi werden geproduceerd. Hieronder bevond zich een vreemde Asagi met het patroon van een Bekko dat over het netpatroon getekend was. Dit patroon werd vaag of verdween zelfs in zijn geheel tijdens de zomer, om met de koele herfsttemperaturen weer terug te keren, doch niet altijd in hetzelfde patroon. Het patroon veranderde en soms was deze verandering zo groot dat men de vis niet terugherkende. Het zou ‘s zomers maar zo een Koi van lage kwaliteit kunnen zijn, terwijl dezelfde vis tijdens de koudere seizoenen op de hoogste loftuitingen kon rekenen. De Koi werd bestempeld als Bakemono, hetgeen letterlijk geestverschijning betekent, en werd gedoopt tot Bake Asagi. De vis werd populair en raakte bekend onder de naam Matsukawa’s Bake Asagi, Na verloop van tijd werd dit vereenvoudigd tot Matsukawabake. Vaak spiegelt deze variëteiten zijn eigen contrasten, waarbij de witte pigmenten zwart worden en vice versa. De fysische verklaring voor dit verschijnsel, dat ook terug wordt gevonden in de ondergenoemde variëteit, de Kumonryu, wordt toegeschreven aan het zogenoemde acromelanisme dat wordt beschreven in het artikel ‘Synagoge der Sumimono’, elders in deze special. Van Kaneko is bekend dat hij al langer goede Matsukawabake voortbrengt, maar zeker ook de kweker Aoki heeft de laatste jaren enkele goede exemplaren in stock.
Atavisme Met het enkel benoemen en beschrijven van de variëteiten binnen de Karasu Clan, doen we deze vissen tekort. In de geschiedenis van de Nishikigoi en de loopbaan van de Karasu die hierbinnen werd gevolgd, ontbreekt namelijk nog een belangrijke mijlpaal om een volledig en helder inzicht te krijgen in de kudde kraaien met baarddraaden. De Tweede Wereldoorlog had namelijk ook op Japan en de aquacultuur een grote impact, doordat er overal een tekort aan personeel en goederen ontstond. De relatief aantrekkelijke Koi, de meest kleurrijke variëteiten werden wel behouden. De ontwikkeling van de Karasu vervaagde daarentegen en werd zelfs uit het oog verloren. Eind jaren zestig werd op het ‘Yamagata Prefectural Inland Water Fisheries Experiment Station’, ruim vóór de ontwik-
Koi Wijzer
LINKSBOVEN: Een Suminagashi van ongekende kwaliteit! LINKSONDER: Een zwarte Koi met witte vinuiteinden, een Hajiro.
52
keling van de Kumonryu, een mannelijke Shusui gekruist met een Nezu Ogon, om zo de bloedlijnen van de Nezu Ogon te onderzoeken. Onder het jongbroed bevonden zich ook wagoi (geschubde) Karasugoi. Natuurlijk was men al bekend met Karasugoi-bloedlijnen die ontsprongen vanuit de Magoi, lang voordat het bloedverwantschap met de doitsugoi (doitsu = schubloos) werd geïntroduceerd. Het opvallende van deze Karasu was dat deze een intenser zwart pigment droeg dan tot dan bekend was. Hoe kan dit? De Nezu Ogon is ontwikkeld vanuit de Asagi Magoi-lijn, en is verwant aan de Konjo Asagi, zoals reeds eerder vernoemd. Deze Konjo Asagi had de eigenschap veel donkerder te zijn dan zijn voorouder, de Magoi, die tot veler misverstand nooit echt zwart zijn, maar eerder heel donker bruinig (Tetsu Magoi) of blauwig (Asagi Magoi). Door het teruggrijpen naar een ‘primitieve’ genetische eigenschap die door de evolutievormen heen was weggeselecteerd, maar welke nog immer lag opgeslagen in de genen van het DNA (atavisme), werd dus een echte zwarte Karasu ontwikkeld uit een ouderpaar van Shusui en Nezu Ogon. Daar waar de originele Karasu-bloedlijnen ernstig waren verdund, werd dit gezien als een geluk bij een ongeluk. De toevallig ontstane nieuwe Karasu werden verdeeld over de kwekers in Niigata, die deze Koi in hun kweek opnamen en waaruit veruit de meeste Karasugoi zijn ontstaan zoals we die vandaag de dag kennen. Nu we weten dat de moderne Karasugoi afstammen van de Shusui en de Nezu Ogon, die genetisch veel verder van de originele Magoi afstammen, kunnen ook enkele eigenschappen beter worden verklaard. In ruil voor het diepere zwart, heeft de Koi in moeten boeten ten aanzien van haar groeipotentieel. Ook verklaart het Shusui-bloed waarom we op de meeste, en zeker op de meer intens zwartere Karasu-onderdanen, lichaam van deze contrastrijke schubloze, maar kan zich ook op andere wijzen openbaren. Het patroon is een rode buik kunnen vinden. daarbij metastabiel, inhoudende dat, evenals de MatKumonryu sukawabake, het patroon onveranderlijk zal blijven in Aangekomen bij wellicht de populairste telg uit de een situatie waarin zich geen verstoringen voordoen, Kawarimono-klasse, treffen wij een doitsugoi in deze hetgeen helaas een utopie is binnen ons klimaat en divisie. De Kumonryu is een Koi waarbij een pikzwart de beperkte inhoud van de gesloten biotopen die wij design verrijst als enkele dreigende wolken tegen een houden. Het patroon keert soms terug op dezelfde wijhelderwitte hemel. Deze variëteit wordt wel eens de ze, doch even zo vaak in een compleet nieuw design. naam orka toegedicht vanwege het gelijkende ensem- Motoguro is een graag gezien kenmerk bij deze Koi, ble van zwart en wit. Het sumi-design is altijd uniek en doch het ontbreken ervan is geen fout. De populariteit uit zich vaak in laterale (zijdelingse) patronen op het van deze Nishikigoi is niet enkel te wijten aan het >
Koi Wijzer
RECHTSBOVEN: Het schoolvoorbeeld van een Kumonryu. RECHTSONDER: De Orka Kumonryu, naar verluid één van de meest dure Koi die ooit naar Europa zijn gekomen.
53
Vijvers
scherpe contrast dat zij met zich meedraagt. Deze Koi is namelijk onderworpen aan een zeer rijke symbolische waarde, waardoor zij ook onder de Japanse hobbyisten erg geliefd is. Zo kon je in een eerdere editie van dit lijfblad al de mythe lezen waarin een karper, na het bedwingen van de Dragon Gate Falls, transformeerde tot een witte draak, die het vervolgens opnam tegen een zwart exemplaar met slechte intenties. Het speelse gevecht tussen deze twee uiterste kleuren, dat we door de jaargetijden heen vinden op de Kumonryu, houdt men symbool voor deze mythe, die ertoe leidde dat de karper heilig werd voor zowel China als Japan. Het woord ryu betekent dan ook draak. Een verdere vertaling van de Kumonryu geeft ons enkele interpretaties, met allen een even intrigerende betekenis die ik je niet wil onthouden. Het meest voor de hand liggend is de vertaling ‘hemelpoort’ (ku = hemel, mon = poort), wijzend op de uiterlijke verschijning van de Kumonryu waarin het sumi-patroon staat voor een passage tegen een strak witte hemel en wijzend op de Dragon Gate Falls, die zo hoog zijn dat zij tot aan de hemel lijken te reiken. Maar er is een tweede mogelijke vertaling van Kumonryu. Naast de eerder genoemde betekenissen kan ‘ku’ eveneens staan voor het telwoord ‘negen’ en laat ‘mon’ zich ook wel uitleggen als ‘symbool’. Deze vertaling, duidend op negen symbolen, heeft betrekking op een tweede mythe die evenzo tot de verbeelding spreekt.
Koi Wijzer
Suikoden Er bestaan verhalen over de Suikoden, samurai met een roeping als Robin Hood, afkomstig van de meest verarmde gebieden, die des nachts de landgoederen van de allerrijksten plunderden. De Suikoden vindt haar origine in China, maar ze werden door de Japanners omarmd als populistische helden en opgenomen in de Japanse mythologie. Het gaat over 108 mannen zoals Shi Jin, eens een rijke boer, die enkele rebellen wist te vangen tijdens het beschermen van zijn land. Shi Jin werd echter dusdanig geraakt door hun verhaal over de onderdrukking, dat hij huis en haard verliet om zich bij hen te voegen. Hij werd een van de grootsten onder de Suikoden. Hij werd gekenmerkt door zijn tatoeages van negen draken die zijn gehele rug bestreken. Deze tattoos worden irezumi genoemd en behoeden de drager voor kwaad. De bijnaam waaronder deze moedige held van het volk voortleefde, luidde Kumonryu! Hoewel deze mythe en haar held, mijns inziens niet meteen betrekking heeft op de gelijknamige Koi, is zij door haar naamsgelijkenis wel gedeeltelijk verantwoordelijk voor de enorme populariteit van de Kumonryu. Je zou kunnen zeggen dat de Kumonryu analoog is aan de Matsukawabake zoals de Shusui dat aan de Asagi is. Het is dan ook meest aannemelijk dat deze fascinerende Koi, die op veler verlanglijst hoog staat aangeschreven, een product is van een Shusui en een
LINKSBOVEN:Ginrin Suminagashi, beeldschoon. RECHTSBOVEN: Een Kumonryu wordt hier geflankeerd door een Benikoki.
54
Witte zwanen, zwarte zwanen Matsukawabake. Maar zoals we al hebben kunnen lezen, werd het doitsu-bloed, na de Tweede Wereldoorlog in de Karasu-bloedlijn gebracht middels atavisme. Vanuit hier zijn de eerste Kumonryu ontwikkeld door deze Karasugoi met Shusui te kruisen. De eerste Kumonryu bestond dus voor driekwart uit Shusui! Dit verklaart het traditionele laterale patroon dat we kennen van de Kumonryu. Doordat de vissen van het experiment werden verdeeld over de kwekers in Niigata, is het ook onmogelijk aan te geven welke kweker als eerste de Kumonryu heeft ontwikkeld; deze ontstond simpelweg op meerdere plaatsen tegelijkertijd. Kruising van de Shusui met de Matsukawabake is dus te kort door de bocht en dit zal niet (meer) voorkomen. Nu de lijnen meer gestabiliseerd zijn, zal deze ‘draak’ veelal worden voortgebracht uit een kruising van de Doitsu Yotsushiro (nieuwe lijn) met een Matsukawabake, simpelweg omdat deze de meeste kans geeft op daadwerkelijk Kumonryu-nageslacht. De Kumonryu brengt dus de Tetsu Magoi-bloedlijn en twee verschillende bloedlijnen vanuit de Asagi Magoi tezamen! Feitelijk kan elke combinatie van een doitsuvariant uit de Tetsu Karasulijn (Hajiro, Hageshiro, Yotsushiro) met een variant uit de Asagi Karasulijn (Suminagashi, Matsukawabake) tot een Kumonryu leiden, maar zoals eerder gezegd zal Doitsu Yotsushiro X Matsukawabake de meeste echte Kumonryu voortbrengen. Logischerwijs zal het ook mogelijk zijn om ‘orka’ jongbroed te verkrijgen van enkel Kumonryu-ouders, maar hierin schuilt weer het gevaar de sterkst overervende eigenschap, het sumi, zich zal verdubbelen, dat op den duur leidt tot weer geheel zwarte Koi.
van een welwillende hobbyist dan ook ver voorbij. Eigenlijk verlaten ze Japan maar zelden. Ze zijn, voornamelijk om hun symboliek, ook erg populair onder de inheemse hobbyisten, en kwekers zetten jonge Kumonryu eigenlijk nooit in de etalage, omdat deze Koi pas na een jaar of 3 à 4 hun echte waarde durven te tonen. Mocht je in de gelegenheid komen om een jonge Kumonryu te selecteren, let dan op de bouw van de vis, maar ook op het patroon. De heldere patronen moeten zo wit mogelijk zijn. De meeste zijn blauwachtig, hetgeen op latere leeftijd tot roomwit zal bijtrekken, maar de beste en stabielere exemplaren zijn al op jonge leeftijd helderwit en scherp afgelijnd. Er zijn inmiddels vele kwekers die deze zeer tot de verbeelding sprekende variëteit trachten voort te brengen, waaronder Fukusawa, Hirasawa, Ishihara, Miyashi, Koshugi en Conias. Om aan te geven hoezeer de >
ONDER: Magoi, het startpunt aller Nishikigoi.
Niet alle Doitsu Karasugoi zijn dus Kumonryu. Dit is een broedplaats van misverstand en wellicht misbruik. Immers, het komt meer dan eens voor dat Koi als Kumonryu worden aangeboden, daar waar we eigenlijk te maken hebben met ‘ordinaire’ doitsuvarianten van de Hajiro, Hageshiro of Yotsushiro. De Kumonryu heeft een wit hoofd en een witte staartvin en schone borstvinnen, met het liefst motoguro. Een traditionele Kumonryu heeft zwarte laterale patronen. De modernere Kumonryu kent allerlei abstracte patronen met golvende lijnen. Met deze kennis op zak zul je begrijpen dat goede, en zeker de meer stabiele Kumonryu, uiterst kostbaar zijn. De grotere exemplaren schieten de beurs
Koi Wijzer
55
Witte zwanen, zwarte zwanen laten gelden. Het sumi dat aanwezig is, dient wel zo intens mogelijk te zijn. Dit geld als klankbord naar het nog door te komen sumi. Kiyoshi Kase (Koshiji Koi Farm) is de eigenlijke ‘vader’ van de Beni Kumonryu. Bij het kruizen van Kumonryu en Kikusui, zo vertelt hij, zal hi normalerwijs niet verschijnen op de huid van de Kumonryu. Daarom kruiste Kase een Doitsu Showa met de Kumonryu en al doende werd een Kumonryu ontwikkeld met beni in haar bloedlijn. Deze werd vervolgens door Kase gekruist met Kikusui, waarmee de Beni Kumonryu een stabiele basis kreeg. De (Beni) Kumonryu is een vrij jonge variëteit en kampte in den beginne met een veelal beperkte groei. Inmiddels vinden we voldoende exemplaren van respectabele lengte. Toch is het een moeilijke opgave om een goede Beni Kumonryu te vinden die ook een mooie, volle body kent.
Orka ook door de Japanners wordt gewaardeerd, is het een interessant gegeven te weten dat de Kumonryu in 1994 al eens een geheel eigen en zelfstandige klasse werd toegeschreven op de All Japan Koi Show!
Beni Kumonryu Het gelukte de Karasu-bloedlijnen niet geheel gevrijwaard te blijven van kleur, doch na zeven variëteiten zal de rode inkleuring op de Beni Kumonryu desondanks niet worden ervaren als een vertroebeling van deze bijzondere groep Koi. De Beni Kumonryu is een Kumonryu aangevuld met bloedrood beni en geeft deze Doitsugoi een uitstraling mee die zeer geliefd is. Het beni bevind zich bovenop het shiroji, doch onder de grillige sumipatronen. Ten faveure van het dramatisch rood pigment, heeft het shiroji iets moeten inbinden. Vaak is het hoofd van deze variëteit als zijnde met jam belegd. De essentie van de Kumonryu echter, die ligt in zijn typische sumi, blijft schier onaangetast. Bij de selectie van jonge Beni Kumonryu is het over het algemeen gegeven dat het wijselijk is een Koi te selecteren met relatief weinig sumi. Alhoewel deze exemplaren minder aantrekkelijk ogen, is de kans redelijk aanwezig dat deze sumipatronen, die soms wel 3 à 4 jaar op zich laten wachten, zich alsnog zullen
Koi Wijzer
“Toch is het een moeilijke opgave om een goede Beni Kumonryu te vinden die ook een mooie, volle body kent.” Benikoki Als hekkensluiter in dit artikel wil ik een Koi met je bespreken die feitelijk niet behoort tot de orde der Karasu, maar die hier - vanwege zijn fysieke gelijkenis met de Beni Kumonryu – toch moet worden genoemd. De Benikoki werd eigenlijk per toeval ontwikkeld door Tomiei Suzuki (Kinsuien). Deze parttime kweker stelde een oyagoi-koppel samen dat een Ginrin Goshiki Showa zou moeten voortbrengen. Bij zijn pogingen om deze Koi te kweken stuitte Kinsuien op een Koi die leek op een kruising tussen een Doitsu Sanke en een Doitsu Goshiki. Vervolgens trachtte hij deze te kruizen met één van zijn vrouwelijke oyagoi Goshiki, maar jaar na jaar bracht deze combinatie een weinig bevredigend resultaat. Op een dag vertoonde de kweek een tweetal Koi met een vreemde zilverachtige basiskleur. Ook vond hij rode patronen op deze Koi. Hoewel Kinsuien hier zelf weinig waarde in zag, werden ze door zijn vrouw apart gehouden omdat zij ze wel leuk vond. Toen Kinsuien werd bezocht door een Japanse dealer en een Amerikaan, waren de mannen
LINKSBOVEN: Verbaast het je nog dat de Matsukawabake ook wel toverbal wordt genoemd?
56
Witte zwanen, zwarte zwanen (en daarmee de vissen) op slag verkocht. Een nieuwe markt werd geboren. De Koi waarvan de ouders naar de namen Kujaku en (Ginrin) Goshiki Showa luisterden, werden ingezet op de ZNA Koi show en werden er zelfs bekroond. Deze Koi, die zich in feite nog het beste als een Doitsu Goshiki Showa laat omschrijven, werd door Kinsuien, nadat deze een druppeltje Sake teveel had gedronken, tot Benikoki gedoopt. De Benikoki is een opmerkelijke Koi, die op shows veelvuldig wordt bekroond met Most Unique prijzen. De variëteit leek een gouden toekomst tegemoet te gaan, maar dit droombeeld werd bruut verstoord toen Kinsuien bij de aardbeving in 2004 al zijn ouderdieren verloor. Na deze catastrofale ontwikkeling heeft Kinsuien, wat het kweken van Koi betreft, nooit meer de draad opgepakt en is hij bij zijn dochter net buiten Niigata gaan wonen. Erg jammer, want zijn driejarigen waren op dat moment erg beloftevol. Zijn faciliteiten worden nu gebruikt door de kweker Torazo. Zoals gezegd, wordt de Benikoki vaak aangezien voor een Beni Kumonryu. En hoewel dit een logisch misverstand is, zijn de Koi toch wezenlijk verschillend. Het meest duidelijke onderscheid tekent zich af in het feit dat de Benikoki als gevolg van het Kujaku-bloed een duidelijke rij matsuba-schubben over de rug heeft liggen, zoals we dat ook kennen van de Doitsu Kujaku. Voorts lopen de rode patronen bij een Beni Kumonryu onder het sumin door en zien wij het zwart en rood van de Benikoki gelijkwaardig ten opzichte van elkaar, vaak gescheiden door een lijntje shiroji. Ook is het voor de Benikoki geen uitzondering wanneer er sumi op het hoofd is te vinden. Bij Beni Kumonryu zien we dat maar zelden. De Benikoki kan een glans vertonen wanneer hij jong is, maar deze zal vervagen naarmate de Koi tot vervolwassening komt. Of de Benikoki ook het toekomstbeeld van de Nishikigoi zal kleuren, is allerminst zeker. Slechts mondjesmaat duikt er nog een exemplaar op. Groot euvel zal zijn het ouderstel, maar zeker ook het feit dat deze Karasu-achtige Koi moeilijk zijn schoonheid weet te behouden bij een toenemende lengte en wasdom.
Klasse der Kraaien?! Je hebt kunnen lezen dat de orde van acht plus één, niet zomaar een afstammeling is van de oerkarper. Ook weet je nu hoeveel geduld en inzicht er van de
Koi Wijzer
boeren in de bergen van Japan is nodig geweest voor de ontwikkeling van de huidige diversiteit van deze zwarte juwelen. De Koi der Karasu, in al haar antikleur, heeft wel degelijk een rijk gekleurde geschiedenis en is als gevolg van het atavisme verantwoordelijk voor het versmelten van meerdere Magoi-bloedlijnen. Voorts is zij, anders dan veel van haar medebewoners binnen de Kawarimono-klasse, wel degelijk een moderne variëteit. Met hun majestueuze manifestatie, de cohesie tussen het diepste zwart en het helste wit, hun dramatische charisma soms gevangen in een bloedrode mantel, laten deze non-metallic vissen weinig Koi-lievende harten onberoerd. Bewogen door mythe en faam is hun classificatie binnen de steeds groter wordende groep der Kawarimono inmiddels bescheiden te noemen. Aangevoerd door de Kumonryu, die al eens eerder een eigen klasse mocht bewonen op de All Japan 1994, is deze reeds ingeburgerde etnische minderheid binnen de Nishikigoi, in eigen persoon al verantwoordelijk geweest voor het ontstaan van meerdere gerenommeerde, nieuwe, metallieke variëteiten, zoals de (Beni) Kikokuryu en de (Beni) Ginga. Binnen de Kawarimono-klasse krijgt zij niet de aandacht die zij verdient en wordt er misbruikt gemaakt van de onwetendheid dat een Doitsu Karasugoi nog geen Kumonryu is. Eigenlijk is het mijns inziens zelfs onoverkoombaar dat deze kenmerkende Klasse der Karasu een eigen podium toegewezen krijgt in een toekomst die Nishikigoi heet…wat vind jij? <<
KOI ABC
Albinisme: het ontbreken van het pigment melanine Leucisme: als albinisme, maar met normaal gekleurde ogen Matsuba: Koi met een netpatroon Nezu Ogon: grijze, niet-metaalkleurige Koi Zie ook het KOI ABC op blz. 141!
57