Spelregels ganzenbordspel f,
Hetspelbord Er zijn6verschillende soortenvakkenop hetspelbord.: -
eenvak meteen stopbordbetekent:1 beurtoverslaan
-
een vak met een pijl naar links betekent:ga evenveelvakjesterug als je gegooidhebt
-
een vak met een pijl naar rechtsbetekent:ga nog eens evenveelvakjes verderalsje gegooidhebt
-
je krijgtnogeen extrabeurt.Gooidus een vak met een dobbelsteen betekent: nogmaareenkeer
-
een vak met handenbetekent: neemeen doekaarten voerde opdrachtuit
-
een vak meteen gezichtjebetekent:neemeendenkkaarten probeerde vraag te beantwoorden
De opdrachtkaarten Naasthet spelbordliggende opdrachtkaarten verdeeldin 2 stapels:de doekaarten en de denkkaartenmet de tekeningnaarboven Hetspel Elkespelerheefteen pion.De pionnenstaanklaarin het vak START.Gooiom beurt met 1 dobbelsteen. Wie het hoogstaantalogengooit,begint. Wanneerje gegooidhebt en je komt op een vak met handen,dan neemje een doekaarten je leestde opdrachtvoor aan je tegenspeler.Die moet de opdracht uitvoeren. Daarnais hetzijnbeurtom te gooien. Komje in het vak met een gezichtjedan neemje een denkkaarten leesje de vraag voor.Je tegenspeler trachtde vraagte beantwoorden. De kaartendie gebruiktzijn, leg je op een apartstapeltje.Je speeltdoor tot alle kaartenzijn opgebruikt.Zijn alle doekaartenof denkkaarten op, dan probeerje zo vlug mogelijkhet vak met de wereldbolte bereiken. Wie daar eerst aankomt.is gewonnen. ^
a