Gml

  • June 2020
  • PDF

This document was uploaded by user and they confirmed that they have the permission to share it. If you are author or own the copyright of this book, please report to us by using this DMCA report form. Report DMCA


Overview

Download & View Gml as PDF for free.

More details

  • Words: 9,457
  • Pages: 19
College 1: Algemeen historisch en theoretisch kader. We bekijken dit onderwerp vanaf de vroeg moderne periode, deze begint rond 1440 wanneer de boekdrukkunst word uitgevonden. Deze periode loopt door tot het uitbreken van de Franse revolutie in 1789 de moderne periode. We bespreken de drukpers, theater, film en televisie in relatie tot elkaar en plaatsen het in een maatschappelijke context. Habermas. Beschreef een theorie over het ontstaan en de ontwikkeling van de openbaarheid/publieke sfeer. De relatie tussen de overheid en de burgers stond in zijn opinie centraal. Modernisering. Economische modernisering: - agrarisch rurale economie (Middeleeuwen): bestond uit een platteland met daarop domeinen. De agrarische productie was bedoeld voor zelfvoorziening, of men kon het gebruiken om te ruilen. Geld speelde in deze tijd nog nauwelijks een rol. En handelen over een lange afstand kwam nauwelijks voor. Maar wanneer mensen naar de steden trekken, begint geld en handel toch langzaam steeds meer een rol te krijgen. - Handelskapitalisme (late Middeleeuwen/vroeg moderne tijd): de handel neemt steeds meer toe. Er komen kooplieden, en geld word een belangrijk medium. - Industriekapitalisme (vanaf de late 18e eeuw): mede door de industriële revolutie. Hierdoor ontstond massaproductie en kon er makkelijk over lange afstanden worden gehandeld (kolonialisme). Politieke modernisering: - feodaal koningschap (Middeleeuwen): een bestuurlijk en economisch systeem waarbij het draaide om de grond. Er was grond van de leenheer in ruil voor bijstand met raad en daad door de leenman. In geval van oorlog (daad) en wanneer er rechterlijke uitspraken gedaan moesten worden (raad). Er was echter maar een beperkte effectiviteit door de afhankelijkheid van de afstand tot de leenheer. Ook waren er opvolgingsproblemen omdat bijvoorbeeld erfopvolging niet goed geregeld was. De koning was niet meer dan een primus inter pares (1 onder de gelijken). - new monarchy/absolutisme (vroeg moderne periode): toen het handelskapitalisme op gang kwam en de geldeconomie, versterkte de positie van de koning. Er kwam meer vrijheid in de steden, er ontstonden banken, er werden soldaten ingehuurd en er kwamen ambtenaren waardoor bestuur op lange afstand mogelijk werd. Ook werden er geleerden ingehuurd die idealen verspreidden als: raison detat en droit divin. Dit betekende dat god de koning verkiest en de staat het beleid volgens eigen inzicht voert. Tegelijkertijd is er een potentiële verzwakking van het koningschap door de opkomst van de geldeconomie. De New monarchy is namelijk afhankelijk van geldschieters en belasting. En door de ontwikkeling van de burgers gaan ze zich steeds meer bemoeien met de politiek. Ze zien zichzelf steeds minder als onderdaan en gaan in debat. Habermas: Zo ontstaat er een onderscheid tussen de privé-sfeer(religie, economie, huiselijke sfeer en kunst) en de sfeer van het openbaar gezag/de overheid. De burgerlijke openbaarheid wordt gevormd, het wordt een sociaal domein voor rationeel maatschappelijk debat tussen burgers. Het wordt een platform voor de constructie van sociale identiteit. De burger wil meer zijn dan een onderdaan. Dit wordt een basis voor de verandering van het staatsgezag, er komt steeds meer vraag naar een parlementaire democratie. - parlementaire democratie.

De functie van de media zijn in deze ontwikkeling erg groot. Er zijn ook andere visies op deze ontwikkelingen dan die van Habermas. Zo zien Briggs en Burke het proces eerder als een evolutie dan een revolutie. Niet de technische veranderingen veroorzaakte veranderingen in de samenleving, maar dat wat de mens met deze techniek heeft gedaan. De interactie tussen mens en techniek. Teksten. De florentijnse politieke cultuur was evenals die van Athene in de oudheid mondeling en visueel. Tijdens de reformatie ging gedrukt materiaal voor het eerst een belangrijke rol spelen. Er werden pamfletten verspreid door aanhangers van Luther, en er werden vertalingen gemaakt van de Bijbel. Habermas legde de nadruk op wat hij noemt de privatiserende effecten van de reformatie. Dit was een terugtrekking van gelovigen naar binnen, die werd gesteund door Luthers overtuiging dat gehoorzaamheid aan de heerser de plicht van een goed christen was. Over lange termijn kan Habermas volgens Briggs en Burke gelijk hebben, maar hun zien echter hier al heftige discussies. Over de functie van de macht van de paus en de kerk. Dit leverde een belangrijke bijdrage aan de opkomst van het kritisch denken van de publieke opinie. Om een bredere groep te bereiken volstond communicatie van mond tot mond niet, waardoor de elite gebruik ging maken van publieke debatten en pamfletten. De betrokkenheid van de mensen bij de Reformatie was zowel een oorzaak als een gevolg van de betrokkenheid van de media. Na het stichtten van de protestante kerken konden hun tradities worden doorgegeven via de opvoeding van de kinderen. De protestanten voerden een media offensief, om hun eigen ideeën naar buiten te brengen en om de katholieke kerk belachelijk te maken. Hiervoor gebruikten ze bijvoorbeeld toneelstukken en prenten. Ze wilden met alle christenen communiceren. Langzaamaan werd het drukken van de geschriften steeds meer een commerciële kwestie. Omdat slechts een minderheid van de bevolking kon lezen en schrijven is het logisch dat de mondelinge communicatie bleef domineren. Zo was preken van enorm belang tijdens de reformatie. En afbeeldingen werden gebruikt om door te dringen tot de ongeletterde. De ontwikkeling van propaganda en structuur is een onvermijdelijk gevolg geweest van de uitvinding van de boekdrukkunst. Maar direct gezien waren ze het resultaat van de godsdienstoorlogen van de 16e eeuw. Propaganda en censuur waren religieus voordat ze politiek werden. Tegen Habermas kan worden ingebracht dat de Duitse reformatie bijdroeg aan de opkomst van de publieke sfeer. In ieder geval gedurende enige tijd. Men kwam er steeds meer achter dat het nieuwe medium een krachtig politiek instrument kon zijn. Na de jaren 1520 neemt het aantal aanwijzingen van openbare discussies af. Maar later is er genoeg nieuws te melden voor de media. Men zocht steeds vaker mensen op om steun te krijgen, vaak politieke steun. Het verspreiden van nieuws zorgde voor een hechtere link tussen politieke centra en regio’s. Dit heeft een positief effect gehad op de ontwikkeling van een politieke cultuur. De verlichting sluit aan bij Habermas. Men ging voortaan uit van de rede, en moest kritisch zijn. De media waren bij uitstek hun instrumenten. Er heersten tijdens de Franse Revolutie nog censuur, waardoor plaatsten als koffiehuizen politiek belangrijk waren. Ook kwam er een encyclopedie welke erg belangrijk is geweest voor de communicatie.

De revolutie was gunstig voor de pers aangezien er veel opwindend nieuws te brengen was. Drukwerk en mondelingen of visuele communicatie waren zeer belangrijk tijdens deze periode. Media werden doelbewust gemobiliseerd om houdingen te veranderen, dit is te beschrijven als propaganda. College 2: Media en publieke sfeer in vroegmodern Europa. Elizabeth Eisenstein ziet een revolutie na de uitvinding van de boekdrukkunst. Er kwam volgens haar een standaardisering van kennis. Inhoud werd verspreid, waardoor mensen dingen makkelijker konden delen. Habermas legt bij de openbaarheid de nadruk op de 18e en 19e eeuw, en op de rationaliteit. De vrijheid van meningsuiting is volgens hem heel belangrijk, dit moet echter wel rationeel plaatsvinden. Wanneer er dwang van bovenaf is, kun je nauwelijks spreken van een openbaarheid. Kanttekeningen: - Briggs en Burke benadrukken echter dat er in de vroegmoderne periode voldoende vormen van openbaarheid aanwezig waren. - Openbaarheid is een abstract begrip. Het krijgt steeds weer andere invullingen, afhankelijk van onder andere tijd en plaats. Waar vond je volgens Habermas openbaarheid? - Koffiehuizen: dit was een ontmoetingsplaats waar drukwerk aanwezig was en waar men discussies over de maatschappij kon voeren. - Theaters: discussie over politieke punten die op toneel werden getoond. - Leesgenootschappen/salons: discussies over dat wat was gelezen. - Media. De media spelen een stimulerende rol in de vorming van openbaarheid en in de ontwikkeling van een moderne maatschappij. Maar de rol van de media is echter niet eenduidig te noemen. Het heeft ook vertragende werking. Zo geloofden men iets wanneer het geschreven was. Ze zagen het schrift nog als iets heiligs, terwijl niet alles op waarheid was berust. Dit kon zorgen voor verwarring en onrust, wat slecht was voor de politieke stabiliteit. Ter bestrijding van deze verwarring kwamen er lees en discussie genootschappen. Deze probeerden orde te brengen in het informatieaanbod. Men had steeds meer behoefte aan duidelijkheid. Ook kwamen er verplichtingen voor de deelname aan debattencommunicatio. En er werd censuur toegepast, en ook de dagbladzegeld werd ingevoerd. Er is een ontwikkeling in het wetenschappelijke denken. Er heerst echter wel differentiatie. Zoals bij de rationaliteit. Elke levensstandaard, elke vorm heeft een eigen manier van denken en communiceren. Zo praten politici anders tegen elkaar dan een voetbalteam. Dit is de basis voor functionele differentiatie van de samenleving. Er ontstaan in de samenleving aparte gebieden die los van elkaar bestaan. De vorst probeerde indruk te maken op de samenleving en zijn status te laten zien door allerlei middelen in te zetten. Representatie werd iets van de vorst, deze wilde indruk maken op zijn onderdanen. Ook gebruikten ze allegorische afbeeldingen. Dit waren symbolische voorstellingen van ideeën door middel van personen.

Teksten: Late middeleeuwen, vroegmoderne periode: De versterking van de landsheerlijke macht kwam niet langer alleen tot uiting in de uitbreiding van het territorium, maar ook in toenemende tendens tot centralisatie op bestuurlijk, rechterlijk en financieel gebied. Aangezien de macht nog op leenrechtelijke basis heerste, was het voor de vorst van groot belang zich te doen erkennen als de personificatie van orde recht en welzijn. Ze gebruikten steeds meer de tot dan toe beschikbare communicatiemiddelen om hun ideeën toe te lichten en de legendevorming rond hun persoon te benadrukken/stimuleren. Dit om bij hun onderdanen gevoelens van loyaliteit en saamhorigheid te creëren. Er kwamen plechtige intochten van de vorst om het gezag te demonstreren. Dit bleef echter de enige massamedia die een rechtstreeks contact tussen de vorst en de bevolking mogelijk maakte. Er ontstond een geleidelijke scheiding tussen de cultuur van de stedelijke elites en die van de volksmassa. Er werden programma’s gedrukt om iedereen in te lichten dat er feestelijkheden aan zaten te komen. Maar hoe werden de boodschappen die ze bevatten door de lagere klassen ontvangen? Uiteraard zullen veel inwoners geïmponeerd zijn geweest. Al zullen ze niet alle diepgaande betekenissen van de ontelbare kaarsen en versieringen hebben begrepen. De spektakels kregen een steeds theatraler karakter. Veel van de gebruikte thema’s waren voor de lagere klassen nog vreemd. Het symboliseerde de sociaal-culturele superioriteit van de burgerij binnen de stedelijke samenleving. Een voorbeeld van hoe openbaarheid zich kan ontwikkelen is te vinden bij de plechtige intochten van de vorst gedurende de late Middeleeuwen en de vroegmoderne periode. De macht van de vorst was tijdens deze periode nog grotendeels op leenrechtelijke basis gebaseerd. Hierdoor was het voor de soeverein van groot belang om zich tegenover de buitenwereld te doen erkennen als de personificatie van orde, recht en welzijn. Om dit te bereiken maakte de vorsten van de 14e eeuw steeds meer gebruik van de tot dan toe bestaande communicatiemiddelen. Ze wilden de legendevorming rond hun persoon versterken om bij hun onderdanen gevoelens van loyaliteit en saamhorigheid te creëren. Er kwamen plechtige intochten waarin drie stadia zijn terug te vinden: communicatie, propaganda en spektakel. De vorstelijke intochten waren aanvankelijk bescheiden te noemen, maar vanaf ongeveer 1350 werden deze steeds indrukwekkender en spectaculairder. Ook ontstonden er schouwspelen die de relaties tussen de soeverein en de vorst moesten verduidelijken. Deze gebeurtenissen vonden plaats om de collectieve identiteit van de burger tegenover de vorst te bevestigen. Er werd dus getracht om de loyaliteit van de burgers te stimuleren evenals het vorstelijk gezag. Al bleven de plechtige intochten echter de enige vorm van massamedia die een rechtstreeks contact tussen de vorst en de bevolking mogelijk maakten. Habermas ziet een verschuiving: Van  representatie in de openbaarheid als de voor alle onderdanen zichtbare af en uitbeelding van de vorstelijke macht, om indruk te maken op de onderdanen. (spektakel, propaganda). Naar  representatie in het sociale domein van de burgerlijke openbaarheid als de inbreng van de opvattingen van burgers in het rationele debat over zaken van algemeen belang. Er is een deelname aan gedachtewisselingen. (communicatie)

College 3: Theater in Londen en Amsterdam in de late 16e en 17e eeuw. Media hebben een functie in amusement, als uiting van commercie. Het is een opkomend kapitalisme. De gilden gebruikten media als productie. Ze wilden er geld mee verdienen. En omdat het allemaal nog vrij nieuw was bestonden er nauwelijks regels voor media. Elizabeth regeerde van 1558 tot 1603. Ze was maagd, hield van feesten maar leefden wel erg zuinig. Er was veel vermaak aan het hof. Zo waren er bijvoorbeeld interludes. Dit waren theatrale en muzikale spektakelstukjes. Ook waren er masques. Deze werden uitgevoerd door de gasten na het eten. Het was een eerbetoon aan de vorst. De antimasques waren een komische of dramatische aanvulling op de masque. Deze hadden uitgeschreven teksten en werden uitgevoerd door beroepsspelers. Acteurs kwamen oorspronkelijk van het religieuze toneel. Dit was afgeschaft in Engeland, waardoor ze hiervoor gebruikt werden. Uiteindelijk ontstaan er toneelvoorstellingen. Om dit te organiseren werden er livery companies gevormd. Als acteur moest je worden opgenomen in de huishouding van het hof. Vrouwenrollen werden in het Elizabethaans theater gespeeld door mannen. Als salaris gaf Elizabeth kleding. Maar waar kon men publiek vinden? Londen groeide erg snel. De handel, scheepvaart en de bevolking met name. Hierdoor ontstond er een groter publiek. De stukken werden opgevoerd in herbergen of accommodaties waar voorheen dierengevechten werden gehouden. Inns of court  opleidingsinstituten voor juristen. Hier werd ook commercieel theater georganiseerd: private theaters. Dit was voor een specifieker publiek bedoeld dan de public theaters. Voor de studenten was er scholing, onderdak en amusement. Maar van 1550-1600 waren er ook beperkende factoren voor het commerciële theater in Londen. Zo ontstonden er godsdienstige conflicten met bijvoorbeeld de protestanten. Zei waren namelijk fel tegen het theater. Ook waren er staatsinstanties die op alles toezicht hielden wat religieuze conflicten kon veroorzaken, dus ook theater. Echter waren niet alle protestanten vies van theater. In Nederland is de oorsprong van het commercieel theater te vinden in de late 16e eeuw, tijdens de 80-jarige oorlog. Er was geen koninklijk hof zoals in Engeland en er heerste een nasleep van de Reformatie. De aanleiding voor het ontstaan van theater was de noodzaak om de armenzorg te blijven financieren. Men belaste de publieke vermakelijkheden als kermis en toneel. Teksten. Welke overeenkomsten ziet Henk Gras tussen Elizabethaans theater en de hedendaagse televisie. Geef per punt van overeenkomst een voorbeeld. Men was gefascineerd over de mogelijkheden die er waren bij het nieuwe commerciële theater. Gras vergelijkt dit met de fascinaties toen de televisie werd uitgevonden en in opmars was. Net zoals moderne televisie waren veel theaterstukken gebaseerd op fictie. Het is heeft vaak te maken met de werkelijkheid, maar er wordt een eigen draai aan gegeven. Er werd ingespeeld op de interesses en emoties van de mensen. Theater kan net als TV het doel hebben om de realiteit te laten zien. Theater probeert de realiteit te kopiëren op het toneel. Gras ziet een continuïteit in de succesvolle gedachtes over televisie en theater van de mens eerder dan een verandering. Hoe zit het hier met de openbaarheid?

Theater werd ook gebruikt als een soort nieuws-medium. Veel belangrijke zaken en issues werden gedramatiseerd en opgevoerd op het toneel. Door middel van theater kon er ook kritiek worden gegeven op maatschappelijke kwesties. College 4: Classicisme en kermistheater in Parijs in de 17e en 18e eeuw. Media is een vorm van amusement, maar heeft uiteraard ook een belangrijke functie in serieuze zaken. Zoals de machtsposities tussen groepen in een samenleving. Media kon worden gebruikt om sociale posities te bevestigen, of juist aan te vechten. De modernisering heeft tot een nieuwe sociale ordening geleid: Middeleeuwenadel,geestelijkheid, derde stand(o.a. vrije boeren). Late Middeleeuwen/vroeg moderne periodede stedelijke burgerij wordt steeds belangrijker. 18e 19e eeuwde arbeidersklasse komt erbij. Frans classicisme. Richeleu was een Franse kardinaal die het centrale staatsgezag heeft versterkt met praktische en ideologische middelen. Zijn inspiraties kwamen uit geschriften van de klassieke oudheid. Ze wilden staatsgezag en kerkgezag scheiden, dit was immers in de oudheid ook zo. Verder had men behoefte aan een stabiele samenleving. Het theater werd gereguleerd. Klassieke teksten (vooral uit de poetica van Aristoteles) werden gebruikt als handleiding van de opvoering van een stuk. Verder gebruikten men voor het bouwen van de theaters boeken uit de oudheid. Het theater had een perspectief decor, er waren verschillende lagen aanwezig. De acteurs waren op een bepaalde manier opgesteld. Zo stond de koning altijd in het midden, met daaromheen de edelen. Dit werd vergeleken met planeten die om de zon heen draaien. Ook in de zaal zat de koning in het midden. De zaal was een weerspiegeling van de sociale verdeling. Verdere regulering van het theater. - Academie francaise (1635)  dit was een gezelschap van geleerde theaterwetenschappers. Zij maakten allerlei regels voor het theater. - Comedie francaise (1680)  zij hadden een monopolie voor het teksttoneel binnen Parijs, ze werden betaald door de overheid. Waarom wilden ze het theater reguleren? De vorst moest natuurlijk wel nog zijn standpunten laten zien aan zijn onderdanen. Omdat deze niet meer aanwezig was in de stad, maar naar Versailles vertrok werd hij symbolisch gepresenteerd in Parijs. Ancien regime = het oude regime, het classicisme en absolutisme was toen in Frankrijk op zijn hoogste punt. Theater werd dus ingezet om sociale onderscheiden duidelijk te maken. De staat schrijft een bepaalde esthetische smaak voor aan de onderdanen, en mengt zich op deze manier dus in de privé-sfeer. Theatraal kermisvermaak: poppenspelers, goochelaars, commedia dellárte (een rondtrekkend gezelschap met veel acrobatiek en dans) en parades.

De Parijse kermissen vonden plaats op plekken waar de kerk de baas was. Het had een economische en amusementsfunctie. Maar er kwam een reactie van het gezag op deze ontwikkeling. In 1706 werden de dialogen verboden. Er kwamen nu voortaan liplezers in de zaal die de tekst wel hardop zeiden, waardoor er toch een soort dialoog was. In 1709 werden de monologen verboden. Daarom moest men gebarentaal gebruiken of kwamen er engelen met tekstbordjes naar beneden. Het kermistoneel werd een platform dat was gericht tegen het staatstoneel. Op deze manier ontstond er een tegenstelling tussen de elite cultuur en de populaire cultuur. Dit brengt wel kanttekeningen met zich mee: - de tegenstelling is niet van alle tijden, en dus geen natuurlijk gegeven. - De tegenstelling is vooral een theoretische en ideologische constructie. Alle sociale groepen werden op de kermis gesignaleerd, zelfs de koning. De adel speelde binnenshuis kermisje. Opera comique: De baas van de opera verhuurde zijn recht om spektakel te tonen aan de kermisartiesten. Hij had zo geld om zijn faillissement tegen te gaan. Kermisartiesten maakten een grappige vorm van opera. Dit trok super veel mensen en de baas werd jaloers. Hij kocht zijn rechten dan weer terug. Het was dus vanaf de kermis geïmporteerd in de classicistische opera cultuur. Teksten. Van de late Middeleeuwen tot na de Renaissance ontstond de publieke sfeer vooral rondom de ceremonies van de koning. Maar in de 17e eeuw, toen de koning in Versailles ging wonen, ging dit terug naar enkel de naaste omgeving van de koning. Alleen een kleine groep mensen nam dus nog deel aan de ceremonies. Daarom werd de koning “levend” gehouden in de toneelstukken in Parijs. De kopers van de goedkoopste kaartjes wilden hun kritische mening geven over een voorstelling. De mensen in de pit reageerde met afgedrukte materialen. Dit sprak het doel van de koning tegen. In het midden van de 18e eeuw kwam de verlichting in Frankrijk op. Men wilden toen ook zitplaatsen in de pit maken, zodat er minder chaos kwam in het theater. In 1777 kwam er nog meer commentaar op de staanplaatsen in de pit. Het werd gezien als een liberale plek waar mannen het steeds weer probeerden om het met elkaar eens te zijn over wat er op het podium gebeurde. Voor andere was de staande pit een theatraal Utopia. De deugdzame mensen waren namelijk op een verlichte manier bezig. Dit debat ging nog heel lang door. College 5: Dagbladpers in Nederland 1780-1914 Welke invloed heeft de pers gehad op de democratie tussen 1780 en 1914? Habermas gaat uit van het participatie ideaal. De democratie functioneert dan pas goed als alle burgers actief meedoen, burgers moeten mee debatteren. Thompson gaat echter uit van het representatie ideaal. Iedereen moet op een gelijke manier gepresenteerd worden. Ongeacht je geslacht of geloof, iedereen is gelijk. 1780-1800  revolutietijdperk. - patriottentijd (1780-1787): burgers wilden meer inspraak. Er ontstonden opstanden tegenover de stadhouders. - Franse revolutie (1789): er ontstaan universele idealen over vrijheid en gelijkheid.

-

Franse invasie (1795): er ontstaat een revolutie in Nederland.

Wat heeft dit allemaal te maken met de pers? Er ontstaat een steeds grotere politiek getinte pers. Ook de verlichtingsidealen komen hier tot uiting. Er wordt voortaan gebruik gemaakt van de eigen rede. Na 1780 is er een explosie van tijdschriften en kranten. De pers wordt een platform voor opinies. Zo werden er bijvoorbeeld brieven van lezers met politieke ideeën gebruikt. De stukken die werden geschreven kregen een essayistisch en satirisch karakter. Er werd nog niet heel veel gedrukt, maar in clubs en sociëteiten konden meerdere mensen een exemplaar lezen en hierover praten. De vroege pers had echter ook problemen. Er heerste nog censuur waardoor je niet alles zomaar op kon schrijven. En doordat exemplaren door amateur-journalisten werden gemaakt verdwenen ze snel. Je had nog geen bedrijven waardoor continuïteit uitbleef. Habermas was zeer positief over de publieke sfeer in de late 18e eeuw. Hij was voor burgers die actief met politiek bezig waren en hierover praatten. Dit was gedurende de 18e eeuw op een positieve manier aanwezig volgens Habermas. Hij levert kritiek op de inactieve burgers uit de 19e eeuw. Thompson is juist negatief over de publieke sfeer aangezien er nu nog maar een klein deel van het publiek werd bereikt. Tussen 1800 en 1830 stort het publieke debat grotendeels in. Men hield zich nu meer bezig met ontspanning dan met politiek. Dit had verschillende oorzaken: - men was na jaren van revolutie hier een beetje moe van geworden en wilde voortaan rust. - Door onder andere Napoleon werd er ontzettend veel censuur op de pers uitgeoefend. Zo kregen alle bladen een dagbladzegel (een artikel werd eerst gecontroleerd voordat het gepubliceerd werd, en kreeg bij goedkeuring een zegel). - Er heerste economisch verval. Voor Habermas en Thompson was deze periode niet echt relevant. Van 1830-1870 heersen de liberalen. De inspiratiebron van de revoluties die ontstaan komt uit de idealen van de liberalen. In 1830 ontstaat er een revolutie nadat de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden worden gescheiden. En in 1848 komt er een liberale grondwet (Thorbecke). De liberalen zagen de pers als brenger van vrijheid en gelijkheid  maatschappelijke verandering. De pers werd weer gezien als spreekbuis van de publieke opinie. De stijl was nog vrij rationeel en afstandelijk. Door de grondwet van 1848 werd Nederland veel democratischer. Er ontstaat ministeriële verantwoordelijkheid en de dingen die besproken waren werden openbaar gemaakt. De liberalen waren voor een vrije economie, en geloof moest een privé-zaak zijn. Ze waren voor vrijheid van meningsuiting. Het liberale tijdperk correspondeert met de idealen van Habermas. De burger moet zelf zijn status verdienen en meedenken. Thompson vond het publiek echter nog steeds veel te beperkt. Zo had alleen de mannelijke elite kiesrecht. Van 1848 tot 1870 blijft deze situatie min of meer hetzelfde. Van 1870 tot 1914 komt de massamedia op. Habermas ziet een neergang in de publieke sfeer. Thomspon is juist positief aangezien er nu veel meer mensen bereikt worden. Er komen

persbureaus waardoor er een constante stroom aan persuitingen ontstaat. De pers wordt steeds professioneler en groter. Verzuiling = vorming van ideologische netwerken van meerdere organisaties, die een monopolie op representatie hebben. De samenleving werd opgedeeld in een reeks van sociale groepen. Men kon van wieg tof graf binnen een bepaalde cultuur opgroeien. zo kwamen er verschillende politieke stromingen met elk hun eigen idealen op gang. Door de verzuiling probeerden ook achtergestelde groeperingen groot te worden. Zo zetten de orthodoxprotestanten zich af tegen de liberalen. De anti revolutionairen werden geleid door Kuyper. Ze zetten zich in voor religieus onderwijs en waren tegen de franse revolutie en liberale modernisering. De katholieken waren vanaf 1840 voor religieuze zelfbeschikking. Ze gingen zich afzetten tegen de liberalen en werkten samen met de ARP in de schoolstrijd. Elke zuil richt zijn eigen dagbladen en partijbladen op om idealen te verspreiden en aanhangers te winnen. Maar er kwamen ook commerciële dagbladen. Hak Holdert komt met de Telegraaf en wilde puur winst maken. De krant heeft een emotioneel betrokken stijl met nieuws dat de lezer raakt. Dit werd een enorm succes en was niet bedoeldom politiek te mobiliseren. Habermas vindt dat door de verzuiling het publiek uit elkaar valt. Ook ontstaat er een hierarchie. De massa wordt vertegenwoordigd door de elite van de zuilen. Ook is hij tegen entertainment aangezien dit niet diep inhoudelijk nieuws is. Thompson is echter positief. Achtergestelde groepen krijgen nu veel meer kansen en worden politiek gepresenteerd. Teksten. Dit blijkt ook uit het feit dat er bij huldigingen sociale groepen zich gingen manifesteren. Ze wilden onderscheidden worden van de adel enerzijds en het “gemene volk” anderzijds. Blijkbaar hadden de burgers gedebatteerd over politieke onderwerpen. Hierbij hebben ze bepaalde idealen gevormd en hebben de mensen met dezelfde meningen elkaar opgezocht. Tijdens plechtigheden hebben ze zich verzameld om hun idealen daar aan de buitenwereld te tonen. Een ander voorbeeld is te vinden in de ontwikkelingen binnen het theater. In het theater waren steeds meer kenmerken van de openbaarheid aanwezig. Zo ontstonden in de tweede helft van de negentiende eeuw in Engeland sensatie drama’s, een vorm van het melodrama. Dit was spektakel theater waarin heftige emoties en special effects voorkwamen. Ook de strijd tussen het goede en het kwade was een belangrijk aspect bij deze vorm van theater. Het theater werd een soort ontmoetingsplaats waar burgers bij elkaar kwamen en het publiek zeer betrokken bij het stuk was. Ze reageerden actief op de gebeurtenissen in het stuk door mee te schreeuwen of hun ongenoegen te uitten. De staat schreef door middel van theater een bepaalde esthetische smaak voor aan de onderdanen en mengde zich dus in de publieke sfeer. De hiërarchie in de samenleving kwam ook tot uiting in het theater. De acteurs hadden een bepaalde opstelling, evenals de toeschouwers. De koning zat dan ook altijd in het midden en verschillende sociale lagen hadden allen hun eigen plaats. De zaal was een soort weerspiegeling van de sociale verdeling.

Ook werd het een plek waar men heen ging om gezien te worden, om een bepaalde status aan de omgeving te laten zien. Vaak gingen de stukken over alledaagse dingen waarbij ze vergelijkingen konden maken met hun eigen dagelijkse leven. Het was een soort spiegel, met reflecties van hun gemeenschappelijke leven. Dit theater zorgde er uiteindelijk voor dat de burgers meer voor hun rechten opkwamen en ideeën uit konden wisselen. Dit zou je dus kunnen zien als een vorm van openbaarheid. Echter is er hier geen sprake van een rationeel debat, dat volgens Habermas nodig is om van een openbaarheid te spreken. Maar het kan wel een aanleiding worden om later van een openbaarheid te kunnen spreken, aangezien burgers op deze manier een ontwikkeling doormaken die later toegepast kan worden. Door er met elkaar over te praten en ideeën uit te wisselen werd er bepaalde kennis opgedaan. Op den duur zullen ze met behulp van het beschavingsoffensief beter in staat zijn om op een rationele manier te discussiëren.

College 6: Theater en publieke sfeer in de 19e eeuw. Wanneer de 18e eeuw vordert verplaatst het kermistheater zich van Parijs naar de Boulevard du Temple. Na de franse revolutie van 1789 wordt de adel zo goed als afgeschaft. De burgerij die eerst weinig te zeggen had krijgt meer politieke macht. Er waren geen beperkende regels meer en het classicisme werd tijdelijk afgeschaft. Vanaf 1800 komt het melodrama op gang. Dit waren theaterstukken met heftige emoties. Goed was tegen het kwaad en er werd speel spektakel en special effects gebruikt. Hiervoor werden nieuwe technieken gebruikt. Ook in China ontstaat theater dankzij de superheld Chung. Het melodrama werd eerst populair in Parijs, later in de rest van Frankrijk en vervolgens ook buiten Frankrijk. De grote naam van het melodrama is: Gilbert de Pixerecourt. Hij schreef vele stukken, met name over de heftige tijd waarin men toen leefde. Europa stond namelijk rond 1800 in vuur en vlam qua oorlogen en emoties. Iedereen was door de revolutie gegrepen, dit werd cultureel vertaald in het melodrama. Het werd de basis voor het theater als massa-amusement. Met name onder de arbeiders was dit populair. De zaal had een bepaalde indeling. De goedkope en slechte plaatsen waren te vinden in de engelenbak, hier zaten de armen. Zij waren erg luidruchtig, hoe hoger de klasse hoe rustiger het publiek. Alle sociale lagen waren geïnteresseerd in dit theater. Langzaamaan wordt de burgerij machtiger op economisch en politiek gebied. Ze krijgen het kiesrecht waardoor ze de macht naar zich toe kunnen trekken. Dit gaat stapje voor stapje. Door het industriekapitalisme werd de groep fabrieksarbeiders (het proletariaat) steeds groter. Ook zij wilden een aandeel in de macht en werden steeds actiever. De burgerij werd hier nerveus van, ze voelden zich bedreigt. Ze reageerden hierop met behulp van repressie (onderdrukking), ze onderscheiden zich op cultureel gebied (distinctie) en door inkapseling (het proletariaat zich burgers laten voelen). De burgerij probeert de eigen cultuur onder de aandacht te brengen. Een goed middel hiervoor was onderwijs. Door te kunnen lezen en schrijven kon men nu ook beter en op een genuanceerde manier kritisch debatteren en praten. Denk aan Habermas! Het onderwijs werd een middel om burgers net en beschaafd te laten zijn. Voor die tijd greep het onderwijs nog terug op de klassieke oudheid. Het bleek dat je hier in de praktijk niet veel aan had. De sociale mobiliteit (omhoog gaan qua maatschappelijke status) was nog niet groot, maar het principe was ontstaan. Het traditioneel volksvermaak zoals de kermis werd afgeschaft. Dit werd gedaan om de cultuur van het gewone volk te laten verdwijnen. Het romantisch drama kende een opmars.

Het burgerlijk realisme kwam centraal te staan. Niet de wereld van de adel maar de wereld van de burgerij kwam op het toneel. In 1870 komt het Toneelverbond. Zij vestigden de eerste acteursopleiding. Ze pleitten voor literair hoogstaande toneelstukken in Nederland. Distinctie  het zich onderscheiden door het je eigen maken van de cultuur. Op de kaart gezet door Pierre Bourdieu. Hij heeft aangetoond dat burgers zich niet alleen politiek en economisch hebben ontwikkeld maar ook qua kennis van de cultuur (het cultureel kapitaal). Door deze kennis op te doen sta je maatschappelijk hoger en onderscheid je je dus  distinctie. Het beschavingsoffensief heeft een effect op de theatercultuur. Er is een differentiatie in de theatermarkt, maar hoog en laag worden nooit echt strikt van elkaar gescheiden. De scheiding tussen hoog en laag is een discursieve constructie  een bepaalde manier van spreken en schrijven over een onderwerp. Foucault komt met het begrip discours. Hij bedoelt hiermee dat de manier waarop men spreekt de mate van macht laat zien. Er was steeds meer sprake van een opwaartse sociale mobiliteit. Hoe meer mensen dit lukt, hoe kleiner het gevaar van de lagere klassen tegenover de burgerij. Kantekening: er waren ook mensen die zich rijk presenteerden maar dit helemaal niet waren. Ook was er neerwaartse sociale mobiliteit mogelijk. Door het ontstaan van commercie en dus de consumptiemaatschappij werd iedereen verleid (door de Chungmeister) om van alles te kopen. Iedereen werd consument. Dit ontstond geleidelijk. Wat heeft dit alles voor effect op de openbaarheid? Het kritische debat komt onder druk te staan. Maar mensen worden gaan zich wel als collectief mobiliseren. Deze uitten zich in hun manier van doen. Habermas ziet een verval qua openbaarheid. Teksten. De beheerst afstandelijke stijl van de media veranderde mede door invloed van de eerste wereldoorlog in een emotioneel betrokken stijl. Kranten hanteren een achteraf duidelijk herkenbare journalistieke stijl. Samen met de inhoudelijke keuzes die een krant maakt, geeft die zicht op haar identiteit. Na de afschaffing van de dagbladzegel in 1869 ontwikkelde de Nederlandse pers zich tot een massapers. De krant wilde laten zien dat ze een opbouwende functie konden hebben in de samenleving. De kranten sloten aan bij de burgerlijke deugden die in Nederland werden gekoesterd. Veel van de nieuwe lezers hadden nog niet het vermogen om kritisch een krant te lezen en geloofden alles wat er in stond. Elke krant wilde leiding geven aan hun lezers en een gids zijn in hun ontwikkeling. De redactie bepaalde immers wat de lezer moest weten, wat goed voor hem was. Hierbij past een beheerst afstandelijke stijl. Op bezonnen wijze en met behulp van argumenten lichtten de kranten de lezer voor. Dit ging goed samen met het strijden voor een politiek ideaal.

Het uitbreken van de eerste wereldoorlog stimuleerde het debat over de rol die de pers vervulde of zou moeten vervullen in de samenleving. Dit kwam mede doordat men dacht dat de oorlog was veroorzaakt door buitenlandse kranten. Bij de emotioneel betrokken stijl richt men zich niet op de ratio van de lezer, maar wordt er ingespeeld op diens gevoel. Zij ging uit van de behoeften van haar publiek. De lezer moest zich met het nieuws kunnen identificeren. De telegraaf koos dan ook partij in de 1e WO. Hun doel was de nieuwsgierigheid van het publiek te bevredigen en zijn hartstochten te prikkelen. Gevreesd werd dat deze stijl zou gaan overheersen, maar men wilde geen inbreuk plegen op de persvrijheid. De meeste Nederlandse kranten hadden ten tijde van WO1 meer het karakter van een journal d’opinion dan van een journal d’information. Dat wil niet zeggen dat zij geen aandacht besteedden aan het nieuws, maar zij ruimden veel plaats in voor artikelen OVER het nieuws. Ze ontstond er een afstand tussen het nieuws en de lezer. Tijdens de oorlog was er veel vraag naar nieuws, men wilde heel graag weten wat er gebeurde. Ook de presentatie van het nieuws veranderde. Hierdoor verschoof de Nederlandse pers voorzichtig naar een emotioneel betrokken stijl. Er kwamen steeds vaker vette koppen bij kranten. Ook werden er steeds meer illustraties toegevoegd. Het is opvallend dat de tegenstanders van de Telegraaf toch enkele elementen uit deze krant over gingen nemen. Teksten. Vrijwel direct na de uitvinding van de boekdrukkunst verschijnen de eerste kranten. De eerste was de leipziger zeitung in 1660. Men kon kranten lezen in bijvoorbeeld koffiehuizen of publieke huizen. De pers had in Engeland en Amerika nog nauwelijks status en invloed. Maar nadat men naar de stad trok en er meer vraag was naar geschoolde burgers nam dit steeds meer toe. Er kwamen persbureaus die actief werden met nieuws van over de hele wereld. Door de technische vooruitgang werd het makkelijker om kranten en nieuws makkelijker, sneller en in grotere mate te verspreiden. 2 veranderingen in de economische organisatie hebben een positieve bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van kranten: - de opmars van adverteren. Hierdoor werd het mogelijk om kranten heel goedkoop te houden. - De ontwikkeling van kranten en magazine bedrijven. Northcliffe maakte handig gebruik van het aantal lezers. Hij onderzocht hoeveel lezers zijn krant lazen eb gebruikte dit om te bepalen hoe duur de advertenties zouden worden. Hij en zijn broer zijn erg belangrijk geweest in de ontwikkeling van de pers in Engeland. Ze investeerden bijvoorbeeld in provinciale bladen en maakten veel magazines. College 7: Visuele attracties en vroege film in Parijs, 1850-1914. De eerste filmprojectie voor een betalend publiek was ontwikkeld door Lumiere en Louis. Ze waren zakelijk slim. Dit gebeurde in Parijs op 28 december 1895. hiervoor was dit al eens gebeurd, maar dit was niet voor iedereen beschikbaar. De filmpjes die te zien waren heetten sujets actuel. Deze duurden vaak maar enkele minuten. Edison kwam met de kinetoscoop. Dit was een soort kijkkast waar een kwartje in moest om het te laten werken. Er zijn verschillende manieren om als mediawetenschapper tegen de eerste filmvoorstelling aan te kijken:

-

als het begin van een nieuw medium. Dit is een steeds verder te volmaken kunstvorm. Het probleem is nu echter dat je het teleologisch bekijkt, als een soort reis naar een einddoel. - Als volgende stap in de richting van visuele representatietechnieken. Die nieuwe filmtechniek is zo een gevolg van eerder uitgevonden techniek. - Niet alleen vanuit het medium maar ook vanuit de toeschouwer. De voorstelling van 28-12-1895 was een begin van het cinematografisch dispositief. Voor het publiek is het een wisselwerking tussen de toeschouwer en het scherm. Elementen hiervan zijn: -

de film zelf en de filmapparatuur (cinematografisch dispositief). De omstandigheden waarin de film wordt getoond. Deze kunnen sterk van elkaar verschillen. - De psychische mechanismen die werkzaam zijn in het hoofd van de toeschouwer. Deze 3 elementen samen vormen het werkelijkheidseffect van de filmische illusie. Filmmakers zagen de toeschouwer niet als daadwerkelijk een toeschouwer, maar nog meer als een theoretische constructie. Uiteraard had de filmische illusie al voorgangers in andere media. Vanaf ongeveer 1840 ontstaat er populair visueel vermaak in Parijs in allerlei vormen. Er komen steeds vaker illustraties in kranten. Tentoonstellingen werden steeds realistischer doordat men er zelf doorheen kon lopen en er kwamen panorama’s. er was veel vraag naar visueel spektakel en extreem realisme. Realistische weergaven van de werkelijkheid overstemden de werkelijkheid zelf. Het spectatorship was voor mannen en vrouwen, en voor alle verschillende lagen in de bevolking. De vroegste Lumière films, hun vertoning en het zich na 1895 verder ontwikkelende ‘cinematografisch perspectief’ moet je zien in het verlengde van de op realitisch spektakel gerichte dispositieven van eerdere mediavormen, zoals beschreven in het artikel van Vanessa Schwartz. Teksten: Weinig mensen in de wereld houden zo veel van amusement als de mensen uit Parijs. Er is altijd wel wat te beleven. In de late 19e eeuw werd Parijs het Europese centrum voor entertainment voor de bevolking genoemd. Het realisme van het spektakel was hierbij erg belangrijk. Het Parijse lijkenhuis werd een groot succes, waar veel verschillende mensen op afkwamen. Het was meestal een publiek theater waar men dode lichamen kon zien. Deze waren van echt vlees en bloed, dit werd een groot succes. Het museum Grevin werd later opgericht en bouwde voort op de successen van het lijkenhuis. Dit is vandaag de dag nog steeds geopend. Er waren herkenbare kleine verhaaltjes te zien die aansloten bij de bezoekers. Ook werd er commercieel gedaan doordat de collectie constant veranderde. Ook kwamen er panorama’s. in deze tijdschriften kwamen hedendaagse onderwerpen aan bod. Ook hier hadden weer vele verschillende mensen interesse in. Realiteit werd op verschillende manier gepubliceerd. bijvoorbeeld werd er ingespeeld op de illusies van de spectator.

College 8: Radio, pers en publieke sfeer in Nederland, 1918-1940. Habermas is over de late 18e en de vroege 19e eeuw positief aangezien er nu de voorwaarden aanwezig waren waardoor burgers vrij konden debatteren. Hij had een participatie democratisch ideaal. Dit in tegenstelling tot Thompson. Hij had een representatief (van boven) democratisch ideaal en was negatief over deze periode. Volgens hem was de grote meerderheid van de bevolking uitgesloten van debat. Alleen de elite kreeg hier de kans toe. Hij vond de democratie nog niet groot genoeg, maar zag deze periode echter wel als een goed begin. Na 1870 is Thompson zeer positief. Nu kregen de achtergestelde groepen namelijk de kans om zich te mobiliseren en te presenteren door de verzuiling. Habermas is echter negatief omdat burgers nu passief worden. Ze laten zich representeren door iemand anders. De massamedia kwamen op in een context van industrialisatie. Men trok van het platteland naar de stad(urbanisatie). Voorheen bracht men hun leven door in een vertrouwde omgeving met hun familie. In de steden waren ze veel meer op zichzelf gewezen en moest men zich bewijzen. Hierdoor kwam er een sterke behoefte aan communicatiemiddelen. Door de groei van de mobiliteit gaat het leven zich steeds meer op grotere afstanden afspelen. Er ontstaat langzaam aan een consumptiesamenleving vol reclame en massamedia. Reclame was niet alleen bedoeld om producten aan te prijzen, maar ook om een levensstijl te promoten. Door de komst van radio kwam entertainment de huiskamer binnen. Hertz kwam tot de ontdekking dat er elektrische golven mogelijk waren in 1888. Marconi ging hiermee experimenteren en ontdekte dat dit ook op grote afstanden mogelijk wasWireless Telegraph. In 1901 werd voor het eerst een bericht doorgezonden aan Amerika. De Forest vond de audion uit. Hiermee werd het mogelijk om een stem te versterken. Op den duur ontstonden er radio-uitzendingen. Veel amateurs gingen zelf experimenteren met de nieuwe technieken. Habermas was positief door de komst van de radio. In de VS ontstond een commercieel model rondom radio. Er kwamen netwerken van stations die met elkaar verbonden waren. Dit was een model voor radio en televisie. In Engeland ontstond echter een publieke service model. De staat had een monopoly over het uitzenden van radio. Dit was de BBC. Deze had echter wel redactionele onafhankelijkheid. Hun enige opdracht vanuit de overheid was: informatie, educatie, entertainment. In Nederland waren er twee grote radiofabrikanten: Philips en Idzerda. Amateurs maakten steeds vaker radio-uitzendingen en waren al snel succesvol. Al heel snel kregen de verschillende zuilen de radio in de smiezen. ProtestantenNCRV KatholiekenKRO SocialistenVARA Vrijzinnige protestantenVPRO In 1928 komt er een radiowet. Er kwamen 2 radiozenders: Nederland 1 en 2. Radio luisteren werd steeds meer een gezinsactiviteit. Maar waar werd dan naar geluisterd? Bijvoorbeeld naar het gesproken woord met bijbellezingen en toespraken. Ook ging men luisteren naar programma’s in plaats van naar omroepen. Hierdoor kreeg men te maken met andere zuilen en dus andere idealen. Al heel snel werd 75% van de uitzendingen gevuld met muziek. Er waren nog geen nieuwsuitzendingen. Dit werd nog tegengehouden door de kranten.

Uiteraard was er censuur aangezien men bang was voor het verval van de normen en waarden. Zo kwam er een radio controle commissie. Hak Holdert kwam met de Telegraaf. Dit zorgde voor een nieuwe journalistieke stijl. Habermas was negatief over deze periode aangezien de massamedia het debat overnamen van de burgers. Het burgerschap werd zo uitgehold. Thompson was natuurlijk positief omdat de zichtbaarheid en toegankelijkheid van de politiek werd vergroot met behulp van de massamedia. Maar Habermas vond dat er onvoldoende informatie was voor een kritisch oordeel, massamedia brengt te veel entertainment. De politici gebruiken media als middel om zichzelf te verkopen aan de massa. Thompson zegt dat de burger en politici zo juist dichter bij elkaar komen. Teksten. De gouden periode van de radio was van 1930 tot 1940. Het was geïntegreerd in de samenleving en werd gezien als middel voor entertainment en als bron voor informatie. Tijdens de 2e wereldoorlog werd het gebruikt als middel in de oorlog voor informatie en communicatie en ook als middel voor propaganda. College 9: Film en bioscoop in Nederland, 1896-1940 De eerste filmvertoning in Nederland was op 12 maart 1896. Films werden verspreid met behulp van bijvoorbeeld reisbioscopen. Er werden dan korte filmpjes in een programma gepresenteerd. De technische kant van de film was een onderdeel van de “attractie.” Niet alleen de film maar ook de techniek werd laten zien in de reisbioscoop als een wetenschappelijk fenomeen. Variete theaters waren ook filmprogramma’s met korte filmpjes, maar hier vond ook theater/live-acts plaats. Er werden filmpjes gepresenteerd van het theater, dit scheelde kosten. Vanaf 1907 is er een opkomst van vaste bioscopen. Eerst kwam dit voor in aangepaste oude theatergebouwen. Voor 1907 werden films door exploitanten gekocht en later verkocht. Daarom waren reisbioscopen handig aangezien er steeds naar een nieuw publiek gezocht moest worden. Na 1907 werden films voortaan verhuurt. Zo is er een grotere doorstroom qua film en is het mogelijk om op een vaste plek (dus verschillende) films te tonen. Vanaf 1910 komt de lange speelfilm op. hierdoor ontstaan er filmsterren welke een positieve bijdrage leverden aan het trekken van publiek. De exploitanten kregen vaak een monopolysysteem. Ze kregen het alleenrecht bij het huren van een film deze in een bepaald gebied te tonen. Niemand anders mocht dat dan doen voor een bepaalde periode. Ook ontstond er block-booking: een voorwaarde bij het huren van een film dat je ook andere films moest huren en tonen van dezelfde verhuurder. Je kocht een pakket aan films die allemaal getoond moesten worden om ook de minder populaire films te verkopen. Hierdoor ontstond première theaters die vaak alleen voor de elite waren. Tegelijkertijd ontstond er een groeiend protest tegen het bioscoopkwaad. Met name van de confessionelen. Ze vonden dat de morele kracht van de film achteruitging. Daarom richtten ze in 1912 de lokale filmkeuring op. Dit was onhandig voor de ondernemers aangezien er per gebied andere stukken van de film niet getoond mochten worden. Al snel streefde men naar landelijke filmkeuring. Het is nooit goed gelukt om films in te kapselen in de vormende zuilenstructuur. Zo kwamen de katholieken met witte bioscopen waar films werden getoond die door hen waren goed gekeurd. De eerste wereldoorlog zet de filmindustrie op zijn kop. Er kwamen bijvoorbeeld importbeperkingen, aangezien de neutraliteit van Nederland anders in gevaar kon komen. Dit

was wel een tijdelijke stimulans voor de Nederlandse filmproductie. In Haarlem werd de filmfabriek Hollandia opgericht. De grote ster en Nederlands eerste filmdiva was Annie Bos. Tijdens de eerste wereldoorlog wordt de Amerikaanse filmindustrie een dominante speler op de wereldmarkt, dit is niet tijdelijk. De amusementssector doet het in Nederland tijdens de oorlog goed. Nu de levensstandaard vrij laag was, had men meer behoefte aan amusement. Tuschinski bouwde vele bioscooptheaters waar hij goud geld mee verdiende. Na de eerste wereldoorlog wordt de vermakelijkheids-belasting extreem opgevoerd en is er nog steeds tegengas uit de confessionele hoek. Uiteindelijk wordt in 1921 de Nederlandse bioscoopbond tot stand gebracht. dit was een combinatie tussen bioscoopexploitanten en filmverhuurders. Hun kregen veel macht in handen. De NBB komt dan ook in actie. er komen boycotacties tegen de hoge vermakelijkheidsbelasting. Ook kwam er een lobby voor landelijke filmkeuring met in 1926 een bioscoopwet. Ze wilden een positieve reputatie richting de film vormen. Intellectuelen (de filmliga) zagen films in die tijd vaak nog als een goedkope manier van kunst zonder inhoud. Er werden tijdschriften opgericht waar men filmkritiek kon uitten. Ook werden er kunstzinnige films vertoond maar in besloten kring. De filmliga zag geluid bij film als een slechte uitvinding. Dit zou ten koste gaan aan de kwaliteit van het beeld. Het publiek kiest echter massaal voor de geluidsfilm en de amusementsfilms uit met name de VS. De kritiek van de filmliga heeft dus weinig effect. College 10: Theater film en publieke sfeer in Duitsland, 1900-1933 (voor het naziregime). Bij de burgerlijke theatercultuur lag de nadruk nog heel erg op het tekstuele. De dramatekst stond hier centraal spektakel op het toneel stond op de achtergrond. Er is een link te vinden met het burgerlijk beschavingsoffensief. Het realisme stond voorop en de vierde wand: de wereld op het toneel was een besloten wereld, alsof er geen publiek aanwezig was. De kunst was een wereld op zichzelf  autonoom en stond los van de rest van de maatschappij  Freischwebendheit. Het spektakeltheater verdwijnt niet volledig ( zo was er nog het Variete Theater ) maar het verliest wel zijn maatschappelijke status. Rond 1900 treden er veranderingen op. de film wordt een concurrent van het theater. Kunstenaars en intellectuelen krijgen last van hun eigen Freischwebendheit  wanneer de kunst autonoom is, houdt de rest van de maatschappij zich er ook niet meer mee bezig. Men gaat inspiratie putten uit de kunst die er is onder de lagere klassen van de maatschappij. Er is een her-theatralisering van het theater. Men zag dat er mogelijkheden waren om veel publiek te trekken. Wanneer men uit de autonomie zou kruipen zouden kunstenaars en intellectuelen weer een leidende rol in de maatschappij kunnen krijgen. Georg Fuchs: Het Duitse publiek moet een eenheid worden met behulp van theater. Zo zouden de Duitsers de wereld kunnen gaan veroveren. Hier was een nieuw soort theater voor nodig: - Geen onderscheidingen meer in rangen. Geen sociale verdeeldheid in het publiek. Dit werkt averechts met betrekking tot de vorming van een eenheid. - Het publiek is in een bepaalde extase komen, in een Rausch: door wat er op het toneel gebeurde moest het publiek als eenheid in extase worden gebracht. Dit werd veroorzaakt door een confrontatie van het publiek met een sexueel geladen ritueel op het podium. - Fuchs haalde zijn inspiraties uit het Griekse theater van de oudheid, het middeleeuws volkstheater en de populaire dans. Fuchs stelde het Kunstlertheater in Munchen op. Zijn ideeën hadden geen succes.

Max Reinhardt: Hij was de opvolger van Fuchs als leider van het Kunstlertheater. Door spektakel moest er een maximale betrokkenheid met het publiek komen. Hij was tegen de vierde wand, en wel succesvol. Hij werkte eclectisch  leende allerlei ideeën van anderen om te gebruiken voor een nieuw geheel. De eerste wereldoorlog en de Russische revolutie hadden uiteraard effecten op het theater. Het theater kreeg een politieke dimensie, en ging de straat op. Piscator: Hij maakte politiek theater en gebruikte andere media (communistisch) die vol propaganda zaten. Hij is een van de grondleggers van het agit-prop en kwam met realistisch theater op een andere manier dan in de 19e eeuw. Het publiek werd de sociaal/politieke werkelijkheid op een diepe manier getoond. Hoe is de link te leggen met de openbaarheid? Er werd een bredere, proletarische en oppositionele openbaarheid binnen de Republiek van Weimar gevormd. Deze richtte zich op emotie en er kwam dwang in voor. Er was geen vrij debat tussen individuen. Wel was er nu meer dan één openbaarheid aanwezig. De reikwijdte van dit debat blijft dan ook beperkt tot het eigen links radicale kamp. Teksten. De man die grote veranderingen in het theater heeft gevormd is Max Reinhardt. Hij was eerder al met allerlei vormen van theater in aanraking gekomen. Hij populariseerde hoge cultuur theater zoals Shakespeare. Dit was gebaseerd op 3 principes: - het spektakel ging voor op de literatuur. - De tekst van het drama was een skelet waaromheen een multimedia ervaring werd gerealiseerd. - Hij voegde de principes van populair theater en cabaret toe. Er was een constante verandering aan mimiek en elementen. Reindhardt voegde muziek, zang, dans en acrobatiek toe aan klassieke en moderne werken ook al stond dat niet in het script. Hij gebruikte reclamecampagnes om zijn projecten te promoten. In contrast met Fuchs was het theater volgens Reinhardt een plek waar men de dagelijkse sleur en sociale realiteit kon ontvluchten Reinhardt gebruikte een driedimensionaal ultrarealistisch diep podium. Fuchs gebruikte juist een onrealistisch totaal gestileerde vorm van productie. Fuchs was voor een langzame en ritmische vorm van acteren. Terwijl Reinhardt hield van diversiteit en vitaliteit in het acteren. Doorgebruik te maken van goede techniek, de harmonisering van decor taal en choreografie, introduceerde Reinhardt een nieuwe dimensie in het Duitse theater. NOG EEN TEKST! College 11: Film, theatraliteit en openbaarheid in Nazi-Duitsland (1933-1945). De beroemdste propaganda film uit deze tijd is “Triumph des willens” van Leni Riefenstahl. Dit was de lievelingsactrice van Hitler. Dit was een hele vernieuwende en originele film die de media en propaganda van de nazi’s representeerde. Deze film is nu nog steeds verboden in bioscopen omdat men bang is dat er weer nazi gevoelens zullen ontstaan.

Maar critici viel veel op aan deze film waardoor dit mogelijk zou zijn. Zo vindt Winston de film veel te langdradig en oersaai. Elsaesser ziet de film als een amateur werk, er is alleen vernieuwing in het onderwerp. Wel was het bijzonder en vernieuwend dat de bestaande technieken nu voor politieke doeleinden werden gebruikt. Elsaesser zag een link met de hedendaagse nieuwsuitzendingen. Zo zag je op 9-11 de hele dag vliegtuigen in het WTC vliegen. Deze herhaling is terug te vinden in “triumph des willens.” Ook was de film niet representatief voor nazi-Duitsland. Omdat meeste films amusement waren tijdens het nazi-regime. Zoals die grosse liebe. Waarom regeert de Duitse filmindustrie tijdens het nazi-regime gewoon op dezelfde manier door? - er heerst rivaliteit met de VS. - ze wilden de consumptiemaatschappij in stand houden, om de tevredenheid onder de bevolking te behouden. - Commerciële overwegingen zoals export. De massa-manifistaties hadden hoog theatraal karakter om de deelnemers te onderwerpen aan de Fuhrer. Er werd merchandising gebruikt door de nazi’s, zo kon de bevolking vlaggetjes kopen. Dit was een grote bron van inkomsten voor de nazi’s. Het gebruik van moderne media door de nazi’s was steeds gericht op de participatie van de volksgemeenschap in collectieve happenings in live-karakter. Er was een Gleichschaltung voor het nazi-regime bestond de burgerlijke openbaarheid, maar daarna werd alles onder controle van de nazi’s gebracht en deze vernietigd. De media in Duitsland waren antiindividualistisch. Wel ontstaan er groeperingen tegen de nazi’s. zoals illegale pers en verzetsgroepen als Die weisse Rose. En de Swing-Jugend  ontwikkelde een eigen levensstijl in bijvoorbeelde muziek en kleding. Ze waren anti-nazi en wilde zich niet voegen bij de Hitler Jugend. Ook de teksten van college 12 bestuderen! College 13: de massamedia na 1945. De massamedia bleven zich ontwikkelen binnen de context van industrialisering en de consumptiesamenleving. Dit was in sterkere mate aanwezig dan voorheen. De individualisering wordt groter en men verhuist van het land naar de stad. Er ontstond een gezinspatroon waarbij er steeds meer vraag kwam naar entertainment. Consumptiecultuur  consumptie als levenscultuur. Dit merk je vooral bij reclame aangezien er voortaan ook een levensstijl bij een product wordt gepromoot. Ze richten zich meer op lifestyle en minder op politiek en hoge cultuur zoals vroeger. Wat maakt de ontwikkeling na 45 anders dan voorheen? Koude oorlog. Communisme  Liberalisme/kapitalisme. Deze werd niet gewapend maar vooral ideologisch uitgevochten. De media had hierin een belangrijke factor. Media in de Sovjet-Unie werden volledig door de overheidspropaganda bepaald. Er was een constante censuur en alle media ging vanuit de staat. Ook zetten ze een wereldwijd propaganda netwerk op. de Com-inform bepaalde welke media naar buiten konden. Dit alles gebeurde voor de verspreiding van de communistische ideologie. De inhoud van deze boodschappen was vrij simpel. De VS werd afgebeeld als imperialistisch en oorlogszuchtig tegenover een vredige Sovjet-Unie. Propaganda was echter niet effectief. Men had door dat het om propaganda ging, waardoor juist het simplistische van de boodschappen veel weerstand op riep. Ook aan westerse zijde was er Propaganda, dit was echter minder duidelijk georganiseerd. Na de 2e wereldoorlog richtte ook de Amerikaanse regering propaganda organisaties op en begon

er een wereldwijde psychologische oorlog. Men kwam er steeds meer achter dat de simplistische vorm van propaganda niet werkte. Men ging het anders aanpakken door de nadruk vanaf 1955 te leggen op de culturele diplomatie  het verspreiden van de Amerikaanse massacultuur werd gepromoot evenals het ideaal van de Amerikaanse levensstijl  The American dream. De Amerikaanse media verspreidden het simplistische beeld dat het communisme gericht was op werelddominantie en stond voor slavernij en totalitarisme. Het westen stond daarentegen voor vrijheid en democratie. Juist de Amerikaanse media pleitten voor een harde opstelling tegen de Sovjet-Unie. Dit onder druk van het patriottische en nationalistische publiek en commerciële belangen. Het televisietijdperk. Na de 2e wereldoorlog ontstaat er een crisis binnen de filmindustrie. Het bioscooppubliek was gehalveerd. Dit kwam door de opkomst van de televisie en de babyboom. Hierdoor ging men steeds vaker in buitenwijken wonen in plaats van het centrum. Men ging in huiselijke kring TV kijken. De overheid greep in door bioscopen gedwongen te laten verkopen. De filmindustrie reageerde hierop: - er kwamen samenwerkingsverbanden met televisienetwerken. - Ze gingen zich richten op Blockbusters, op die dingen die voordelen hebben ten opzichte van TV. Zoals een groot beeld en een mooi geluid. De voordelen van films werden uitgebuit. - De traditionele productie code werd afgeschaft  er kon nu geweld en sex in de film voorkomen. Dit gaf filmmakers de kans om een nieuw soort film te maken. Ook de radio en de pers maken een crisis door na de komst van de TV. Vooral jongeren lezen minder kranten en tijdschriften. Als reactie gaan bladen zich richten op mode, sterrendom en lifestyle. Door de komst van de autoradio komt de radio weer op. Habermas: - de massamedia nemen het debat over van de burgers. - De massamedia brengen entertainment, waardoor de burgers onvoldoende informatie hebben voor een kritisch oordeel. - Politici gebruiken massamedia om zich te verkopen aan de massa. Dit staat haaks tegenover het kritisch rationeel debat. Talkshows leveren volgens Habermas geen positieve bijdrage aan de publieke sfeer. Het kritisch debat is dan namelijk niet rationeel en de deelnemers enkel bezig zijn met hun eigen belangen. De setting is ook niet vrij maar juist bepaald door regels. De talkshows draaien om entertainment en nauwelijks om kritisch rationeel debat. Livingstone en Lunt: Benadrukken dat het idee van een publieke sfeer die draait om een consensus ( overeenstemming van mening, eenstemmigheid ) moet worden losgelaten. Een gezonde publieke sfeer draait juist het best op verschillende belangen en ideeën. Ze sluiten aan bij Thompson welke gericht is op de evenredige representatie van verschillende maatschappelijke groepen. Ze staan positief tegenover talkshows aangezien kleine groepen nu naar voren kunnen stappen. De digitale stad was een project op internet waar onafhankelijk rationeel gediscussieerd kon worden. Deelnemers stelden zich open voor argumenten van anderen.

Related Documents

Gml
June 2020 3
Gml Rules
November 2019 2
Lenguaje Gml
June 2020 1
Du Thao Quy Dinh Gml
June 2020 7