Der
Die
Das
Namen van dagen, maanden, jaargetijden, windstreken (der Montag, der Dezember, …)
Namen van vrouwelijke personen(die Mutter, die Tochter, …)
De meeste onzijdige woorden in het Nederlands (das Haus, das Kind, …)
Mannelijke personen of dieren (der Chef, der Elefant, …)
uitgangen op –ung (die Ubung, die Verabredung, ...)
Verkleinwoorden op –chen (Mädchen, das Häuschen, ...)
Stammen van werkwoorden (der Flug, der Traüm, ...)
uitgangen op –e (die Aubergine, die Pause, ...)
Verkleinwoorden op –lein (das Fräulein, ...)
uitgangen op –ich (der Pfirsich, der Tisch, ...)
uitgangen op –ion (die Kaution, die Million,…)
Woorden die uit een onbepaalde wijs van het werkwoord bestaan (das Lesen, das Surfen, ...)
uitgangen op -s (der Deutschkurs, der Preis, ...)
uitgangen op –ik (die Elektrotechnik,
uitgangen op –tel (das Viertel, das Spülmittel, …)
uitgangen op –er (bij beroepen e.a.) (der Schlosser, der Lehrer, ...)
uitgangen op –ur (die Flur, die Tür, …)
uitgangen op –ett (das Brett, …)
uitgangen op –eur/ör (der Friseur, der Ingenieur, …)
uitgangen op -(i)ent (der Student, …)
uitgangen op –in (die Studentin, die Reiseleiterin)
uitgangen op –a (die Kamera, die Firma, …)
uitgangen op –ade (die Marmelade, die Schokolade, …)
uitgangen op –ie (die Batterie, die Kastanie, …)