dat ik jezus toebehoor, dankbaar is mijn hart ervoor; 't is mijn ziel tot vreugd' en leven. mij heeft hij zijn naam gegeven, mij zijn heilig bloed ten pand van mijn komst in 't vaderland. door zijn herdersstaf geleid, ga ik voort tot heerlijkheid, hoop ik op der heem'len vreugde; wat op aarde 't meest verheugde; is bij 't heil, mij nu bekend, niet dan moeite en ellend'. ja, mijn blijdschap is 't en roem, dat ik hem mijn herder noem, een der zijnen mij mag weten. kon u, heer, mijn hart vergeten, sterker dan mijn hart zijt gij, gij, die woont en heerst in mij.