1
Brede leergebieden: in het bijzonder de beeldende vakken en cultuur 1 Inleiding 1.1 Taakgroep Vernieuwing Basisvorming De Taakgroep Vernieuwing Basisvorming adviseert in haar eindrapportage over de herziening van de basisvorming, wat er geleerd moet worden en hoe er geleerd moet worden. De inhoud van het leerproces is omschreven in de kerndoelen. De wijze waarop is omschreven in een aantal karakteristieken. Er komen zeven domeinen. De kunstzinnige vakken, waaronder de beeldende vakken en muziek, bepalen het domein kunst en cultuur. Binnen een domein moet straks meer samenhang en meer afstemming tussen de vakken komen en wordt het zelfstandig en actief leren belangrijker. De eindtermenlijst wordt vervangen door een aantal algemene doelen. Scholen krijgen meer vrijheid deze algemene doelen zelf in te vullen. Door onderwerpen in samenhang te presenteren kunnen leerlingen sterker gemotiveerd worden. 1.2 De leerling centraal. Het onderwijs dient beter aan te sluiten op de ontwikkeling die leerlingen van twaalf tot veertien jaar doormaken. de Taakgroep heeft om die reden voor een aantal vakken en leergebieden bijpassende karakteristieken en globale kerndoelen beschreven. Sleutelbegrippen zijn hierbij: -
de leerling leert actief en in toenemende mate zelfstandig; de leerling leert samen met anderen; de leerling leert in samenhang de leerling oriënteert zich de leerling leert in een uitdagende, veilige en gezonde leeromgeving; de leerling leert in een doorlopende leerlijn.
1.3 Uniciteit van de school Niet alleen leerlingen, ook docenten en scholen zijn uniek. Dat houdt in dat er meerdere manieren zijn om goed onderwijs te bieden. Daarom mogen scholen en docenten eigen keuzes maken die aansluiten bij hun eigen specifieke situatie en professionele inzichten. De taakgroep wil geen strikte, gedetailleerde kerndoelen. Men biedt kansen met ruime en globaal geformuleerde doelen die allerlei uitwerkingen mogelijk maken. 1.4 Scenario’s De Taakgroep noemt vier mogelijke scenario’s. Ze dienen als voorbeeld om aan te geven uit welke werkvormen docenten en scholen zouden kunnen kiezen. -
1 De school blijft dicht bij het bekende, huidige model. De afzonderlijke schoolvakken blijven bestaan en leraren stemmen onderling af op relevante punten. 2 De school vult een deel van het programma in met projecten. Leraren werken voornamelijk nog vanuit hun eigen vakinhoud, maar werken soms vakoverstijgend. 3 Docenten en leerlingen werken vanuit geïntegreerde delen: de leergebieden. 4 De school werkt niet meer vanuit een traditioneel rooster, maar stelt de coaching van haar leerlingen centraal. De leerlingen kunnen hun eigen leerroutes samenstellen en arrangementen uitkiezen.
De vier scenario’s zijn niet leidend. Elke school kan zelf kiezen welk scenario hen het beste past, als de leerlingen maar voldoen aan de algemene kerndoelen en men het onderwijs afstemt op de behoeften van de leerlingen. Het is ook mogelijk om meerdere scenario’s naast elkaar te kiezen, om zo optimaal aan te sluiten bij de behoeften van verschillende groepen leerlingen. 1.5 Integratief onderwijs Het door de school gekozen scenario kan ruimte bieden voor zowel vakgebonden als vakoverstijgend onderwijs. Vakgebonden onderwijs stelt de leerling in staat doelen te bereiken met behulp van middelen en werkwijzen vanuit een bepaald vak. Vakoverstijgend of integratief onderwijs biedt de leerling meer mogelijkheden om vanuit verschillende invalshoeken inzicht te verwerven in bepaalde
2 thema’s. De meningen en inzichten van docenten over integratief onderwijs blijken bij sommige docenten nogal eens te verschillen. Wil integratief onderwijs een kans hebben dan moet eerst vooraf eenduidig en concreet geformuleerd worden welk doel men nastreeft en welke inhouden en middelen nodig zijn om dat doel te bereiken. Het is duidelijk dat integratie geen doel op zich is, maar een middel om doelen te bereiken. 1.6 Niveaus van integratie en fases naar volledige integratie De vijf niveaus van integratie zijn afgeleid van de vijf mogelijkheden met betrekking tot de organisatie van leerplannen. In de linker kolom onderscheiden we de verschillende niveaus. De school kan gefaseerd opbouwen via deze vijf niveaus om te komen tot volledige integratie. Er zijn duidelijke parallellen met de hiervoor genoemde niveaus van integratie. In de rechter kolom wordt dat uitgewerkt. integratie niveaus 1 Fragmentering: hiervan kan worden gesproken als de leerstof bepaald wordt door een aantal historisch gegroeide vakken die geheel onafhankelijk van elkaar worden onderwezen. De totale leerstof wordt beschouwd als de som van alle leerstofinhouden van alle vakken. 2 Correlatie: tussen de leerinhouden van verschillende vakken worden bepaalde relaties gelegd. De vakken behouden hun eigen zelfstandigheid en identiteit.
Fases naar volledige integratie Fase 1: de docent geeft zijn vak zelfstandig en in klassenverband. Soms als het uitkomt plant hij zijn lessen rond een bepaald , met andere docenten overeengekomen centraal thema.
3 Fusie: de leerinhouden van de verschillende vakken worden met betrekking tot een bepaald thema of probleem gegroepeerd op basis van hun onderlinge relaties.De verschillende disciplines leveren bijvoorbeeld een evenwichtige bijdrage aan bepaald centraal thema of het oefenen van verschillende vaardigheden. 4 Gedeeltelijke integratie: als bij verschillende vakgebieden naar aanleiding van meer of minder voorgestructureerde thema’s of problemen de vakgrenzen worden overschreden en op systematische wijze relaties tussen de verschillende vakken wordt gelegd 5 Volledige integratie: de leerstof is niet meer gebaseerd op de verschillende afzonderlijke vakken. Bepaald thema’s of problemen staan centraal. De vakken zijn hieraan ondergeschikt.
Fase 3: terwijl de individualiteit van de afzonderlijke vakken blijft bestaan, draagt een groep docenten gezamenlijk zorg voor de voorbereiding, realisering en evaluatie van de lessen rond een bepaald thema: teamteaching, Er wordt gewerkt met flexibele groeperingvormen van leerlingen.
Fase 2: de afzonderlijke vakken behouden hun eigen identiteit. De lessen worden echter zo gepland, dat ze roostertechnisch op elkaar aansluiten teneinde vakoverstijgende eenheden zichtbaar te maken.
Fase 4: De vakken worden ondergeschikt gemaakt aan een bepaald thema. Zij worden nog slechts onderscheiden in hun verschillende bijdrage aan het thema
Fase 5: De vakken verliezen hun eigen identiteit. Het zelfstandige, niet-vakgebonden onderzoek van de leerling binnen het kader van een bepaald thema staat centraal.
3 2
Brede leergebieden: de kunstvakken
2.1 Taakgroep Basisvorming In het werkdocument van de Taakgroep Vernieuwing Basisvorming worden een viertal verschillende scenario’s geschetst die een methodisch didactische vernieuwing voorstellen en scholen keuzes geven de leerinhouden van kunst en cultuur op een andere manier te ordenen: - in vakken - in projecten - in mengvormen van projecten en vaklessen - in een leergebied - in afzonderlijke leergebieden. Het uitgangspunt is dat alle ordeningswijzen waardevol zijn, maar moeten passen binnen het onderwijsconcept van de school. 2.2 Kerndoelen. Het kenmerkende van de nieuwe kerndoelen is dat ze ruimer geformuleerd zijn en daardoor een bredere oriëntatie op kunst en cultuur voorstaan: -
productief: de vaardigheid om fantasie, gevoelens, ideeën, meningen en situaties zichtbaar en hoorbaar te maken in zelfgemaakte beelden, dans, drama, muziek, met behulp van elementaire vakspecifieke basistechnieken en middelen. receptief: inzicht in rol en betekenis van de verschillende kunstzinnige disciplines, waarbij men oog krijgt voor de culturele diversiteit van de samenleving. reflectief: uitingen van kunst en cultuur leren herkennen en waarderen. Dat betekent dat men eigen werk kan beoordelen in de context van de wereld van de kunsten. Men leert door middel van verbale/visuele/auditieve middelen verslag te doen van persoonlijke ervaringen en activiteiten.
2.3 Vier scenario’s Scenario’s onderbouw: organisatie van onderwijs samenhang
team condities
scenario 1
scenario 2
scenario 3
scenario 4
samenhang door leerstofafspraken
samenhang door combinaties vakken/projecten
samenhang door integratie
samenhang door competenties
vak afstemmen naar ieder voor zich
project afstemmen en samenwerken
leergebied samenspel bepaalt het resultaat
competenties het klantgerichte team
creëren van marges in het rooster
vakrooster en projectrooster
decentrale roosters voor teams
managen van processen
2.4 Als vak: scenario 1 - Leidraad in het veranderingsproces: In het onderwijs heerst een klimaat dat uitgangspunten biedt voor veranderingen door middel van kleine stapje die grote effecten kunnen opleveren. Knelpunten kunnen worden opgelost. - Samenhang door leerstofafspraken: Er ontstaat samenwerking tussen individuele docenten op beperkte onderdelen. Accenten liggen op expliciete mogelijkheden van het vakgebied: bijvoorbeeld kleurenleer, ritme, perspectief/ruimtesuggestie, modelleren, construeren. Kortom: de beeldende elementen. - Afstemmen naar ieder voor zich: Vaksecties/docenten maken leerstofafspraken: wie behandelt wat en op welk moment. Welke vaardigheden worden aangeleerd, welke culturele activiteit sluit aan bij de te behandelen leerstof. De vraag blijft hier: in hoeverre komt samenwerking echt van de grond? - Leerlingen gaan meer samenhang ervaren: De werkwijze blijft erg vakmatig, soms wordt het rooster doorbroken, maar dat is niet structureel. Er is wel aandacht voor ‘zelf werken’van leerlingen.
4 2.5 Als project: scenario 2 - leidraad in het veranderingsproces: Het onderwijs flexibeler inrichten, echt samenwerken, durven een deel van de vakken prijs te geven aan projecten - Samenhang door combinaties vakken/projecten: In een gezamenlijk thema leveren de verschillende disciplines van de kunstvakken hun aandeel. - Afstemmen en samenwerken werkverdeling: groepjes docenten bereiden verschillende projecten voor. Verschillen tussen docenten worden positief gewaardeerd: er ontstaat onderlinge afhankelijkheid. In het rooster zijn kleinen aanpassingen noodzakelijk. - Leerlingen gaan meer samenhang ervaren Er ontstaat afwisseling van onderwijs door de projecten wat leidt tot meer samenwerking. Aandacht voor zelfstandig werken. 2.6 Als leergebied: scenario 3 - Leidraad in het veranderingsproces Er wordt een nieuw onderwijskundig profiel nagestreefd. - Samenhang door integratie: Ontwikkeling naar een leergebied waarbij inhouden uit de beeldende vakken, drama, muziek, maar ook vakken als levensbeschouwing, geschiedenis en nederlands hun aandeel leveren. - Samenspel bepaalt het resultaat: Docenten werken in een kernteam: gedurende een vaste dag in de week werken bijvoorbeeld drie docenten met drie klassen een hele dag in wisselende samenstellingen. In de ochtend een gemeenschappelijke start, daarna gaat men in keuzegroepen aan de slag. de rol van de docent is begeleidend en gericht op actief leren van de leerling. 2.7 In competentie: scenario 4. - Leidraad in het veranderingsproces: Men gaat uit van de competentieontwikkeling van leerlingen en docenten. Er wordt ruimte gemaakt voor ‘natuurlijk leren’: leerlingen ontwikkelen zelf kennis. - Samenhang door competenties Bij natuurlijk leren zijn betekenisvolle taken essentieel.Ze worden prestaties’’ genoemd. Omdat prestaties uitgaan van leerlingen en voor leerlingen nu zinvol zijn, heeft het leren een natuurlijke kwaliteit. Prestaties vragen veel van leerlingen, daardoor ontwikkelt hij door het leveren van prestaties persoonlijke kwaliteiten. - Het klantgericht team Het team van docenten met een begeleidende taak staat centraal. Om de leerling zo goed mogelijk te helpen zijn er twee typen docentrollen ontwikkeld. De leermeester begeleidt de leerling bij zijn persoonlijke groei, de werkmeester begeleidt de professionele ontwikkeling.
5 3 Doorlopende leerlijnen 3.1 Inleiding Een van de belangrijke karakteristieken die de Taakgroep Vernieuwing Basisvorming noemt is de doorlopende leerlijn vanuit het leergebied kunst en cultuur naar CKV in de bovenbouw. 3.2 Kerndoelen Kerndoelen 48 t/m 52 zijn te verdelen in twee aandachtsgebieden: - zij richten zich op het maken van kunstzinnig werk: kerndoel 48 en 49, - het deelnemen aan kunstzinnige activiteiten: kerndoel 50 en 51, - kerndoel 52 is de verbinding tussen maken en deelnemen. 3.3 Kunstzinnige activiteiten Leerlingen in de basisvorming ondernemen tenminste vijf kunstzinnige activiteiten: - een bezoek aan een museum, - een theatervoorstelling, - een muziekuitvoering, - een dansvoorstelling, - een film. Na dit bezoek wordt aandacht besteed aan verslaggeving en reflectie. Tijdens deze activiteiten bouwen de leerlingen een begrippenkader op, ze leren eenvoudige kijkwijzers maken en maken kennis met geldende gedragscodes. Hier ontstaat de leerling van onderbouw naar bovenbouw, waardoor je in de bovenbouw sneller de verdieping in kan gaan. 3.4 Verslaggeving Leerlingen leren in de onderbouw verslag te doen van hun kunstzinnige activiteiten. Dat kan op verschillende manieren: - mondelinge verslaggeving - schriftelijke verslaggeving - verslaggeving met gebruik van audiovisuele middelen. Gezien het aantal activiteiten moet de leerling minstens vijfmaal verslag doen. Het is de bedoeling dat alle verslaggeving bewaard wordt in een kunstdossier.. Dit kan later meegenomen worden naar CKV in de bovenbouw. 3.5 Portfolio Sommige scholen experimenteren met een portfolio. Een kunstdossier wordt gebruikt om een leerling te beoordelen, een portfolio is meer gericht op het persoonlijke leerproces en de eigen verantwoordelijkheid van de leerling. Het portfolio laat zien wat leerlingen kunnen en hebben gedaan op het gebied van kunst en cultuur, binnen en buiten de school. Naast ‘bewijzen’ wat de leerling kan en weet op een bepaald moment, maakt een goed samengestelde portfolio ook ontwikkelingen zichtbaar. De portfolio is gebaseerd op materiaal waarop de leerling trots. Het geeft een beeld van zijn beste kunnen, maar ook van zijn aanpak en houding. Hij brengt met het portfolio zijn eigen leerproces in beeld. Het portfolio heeft drie functies: - archief van bewijsstukken over een langere periode verzameld, - als sturingsinstrument: reflectie, evaluatie, beoordeling, - als presentatiemap. Het SLO heeft samen met scholen een digitale portfolio ontwikkeld, die eigenlijk werkt als een eigen ‘leerling-volg-systeem’. Het portfolio is daarom bij uitstek geschikt bij een competentiegerichte manier van werken.
6 3
Adviezen
4.1 Positionering binnen de school van de beeldende vakken betreffende integratie en scenario’s 4.1.1 Integratie De beeldende vakken werken op onze school op niveau twee, met enkele uitschieters naar niveau drie. De periode waarin de beeldende vakken onafhankelijk van elkaar gegeven werden is reeds lang voorbij. Het vakwerkplan is ook geschreven voor de beeldende vakken tezamen. Hierin wordt aangegeven hoe gezamenlijk gewerkt wordt met behulp van de methode Zienderogen Kunst. Tussen de leerinhouden worden bepaalde relaties gelegd. Binnen het sectieoverleg beeldende vakken worden hierover afspraken gemaakt. Door het periodiek werken in projecten in de projectweek o.a., wordt incidenteel leerinhouden met betrekking tot een bepaald thema gegroepeerd op basis van hun onderlinge relaties. Deze werkwijze is niet structureel, maar incidenteel. Als we naar het model met de verschillende niveaus van integratie kijken, mogen we concluderen dat de beeldende vakken klaar staan om volgens niveau 3, fusie, te gaan werken. Dat betekent dat er een eerste begin en motivatie is om de vakken geïntegreerd te gaan geven. 4.1.2 Scenario De beeldende vakken hebben op dit moment nog ieder hun eigen identiteit, maar er zijn veel onderlinge raakvlakken. De intentie om geïntegreerd samen te gaan werken op thematisch en projectmatig gebied is aanwezig. We kunnen concluderen dat wij in de overgang zitten van scenario twee naar drie. Uitgeverij Thieme Meulenhoff verschaft een mini-test die ons de kans geeft te onderzoek of wij inderdaad in het genoemde scenario passen en voldoende geïntegreerd zijn: Ik doe, ik werk …. 1 Ik overleg met mijn sectiegenoten over de inhoud en de toetsing van de lesstof 2 Ik werk met een zekere regelmaat met studiewijzers/leerplanners.
antwoord ja ja
3
Ik geef leerlingen tijdens keuzewerkuren extra begeleiding voor mijn vak
nee
4
Soms laat ik leerlingen op een speciale werkplek, gezamenlijk of individueel werken. Samen met een of meer vakcollega’s bereidt ik een project voor.
ja
Ik werk met mijn leerlingen 1 à 2 keer per jaar aan een project. Ik werk samen met collega’s van andere vakken aan projecten/activiteiten Ik wissel lessen van mijn eigen vak af met verschillende projecten Ik vindt het belangrijk dat leerlingen in opdrachten samenwerken. Ik denk dat samenwerken noodzakelijk is om tot een goed leerresultaat te komen. Ik wil bij mijn lessen allerlei stofinhouden in een relevante context plaatsen. Ik heb een duo-collega, met wie ik samen mijn lessen voorbereid en leerlinggroepen begeleid.
ja ja ja ja ja
5 6 7 8 9 10 11 12
ja
ja ja
Op mijn school… 1 is altijd iemand per sectie verantwoordelijk voor een bepaald leerjaar.
nee
2
kan ik tijdens mijn lessen beroep doen op een onderwijsassistent.
nee
3
is vaste roosterruimte voor overleg ingeruimd.
nee
4
zijn er momenten waarop leerlingen in niet-klasseverband aan opdrachten werken. kunnen leerlingen zelfstandig of in groepen in een mediatheek/werkruimte aan opdrachten werken is in het rooster plaats ingeruimd voor project- en of buitenschoolse opdrachten zijn lesruimtes voor meer dan 40 leerlingen worden vakken op een bepaalde manier geïntegreerd aangeboden.
ja
5 6 7 8
ja nee nee nee
7 9
zijn er workshop-achtige dagdelen ingeroosterd
nee
10
kunnen leerlingen zelf keuzes maken op het gebied van lesstof en/of verwerkingsvormen.
nee
De twee vragenlijsten laten opmerkelijke verschillen zien. Zoals wij doen, zoals wij werken, zie tabel 1, toont dat wij graag geïntegreerd willen werken met alle intenties op scenario 3 te bereiken. Tabel 2, waarin de faciliteiten genoemd worden die de schoolorganisatie moet aanleveren, laat een negatief beeld zien. Men mag concluderen dat de intentie en de motivatie bij de docenten beeldende vorming aanwezig is, maar dat de school nog verschillende randvoorwaarden moet bieden. Daaruit volgen een aantal ‘deeladviezen’: -
Elke sectie wordt ingedeeld in een cluster, in dit geval de cluster beeldende vakken. Er wordt een clustercoördinator aangesteld. Een docent binnen het cluster is verantwoordelijk voor een bepaald leerjaar. Er worden clustervergaderingen gehouden, die op een vast moment in het rooster staan. Er wordt een onderwijs assistent aangesteld De mediatheek moet voldoende capaciteit hebben om groepen leerlingen zelfstandig te kunnen laten werken.
4.2 De positie van het vak muziek De positie van het vak muziek binnen het hierboven geschetste geheel is moeilijk. De verschillen met de beeldende vakken zijn groot: - De beeldende vakken zijn vooral gericht op een individuele prestatie. In het vak muziek heeft samenwerken een hoofdrol. - De beeldende vakken zijn gericht op productie, het vak muziek is meer gericht op reproductie. Muziek laat zich door zijn eigenheid niet makkelijk combineren met andere kunstvakken. Een ander argument is dat muziek maken speciale vaardigheden vereist. Door de muziekdocent wordt de vaardigheid ontwikkeld om instrumenten te bespelen. Daarna zijn excursies, door middel van vakoverstijgende projecten best mogelijk. Leerlingen kunnen het geleerde toepassen. Slaat men de eerste belangrijke stap, het aanleren van specifieke vaardigheden echter over, dan leidt dat tot verschraling van het muziekonderwijs. Leerlingen laten in projecten dan toch alleen maar zien wat ze al kenden. Alleen die leerlingen die van huis uit een instrument bespelen krijgen dan de muzikale hoofdrol. Een ander argument is dat er vaak sprake is van ‘schijn-integratie’. De bekende opdracht waarin bepaalde leerlingen actief muziek maken, anderen de decors schilderen en de kleding maken wel een echte vakoverschrijdende opdracht? In het proces is namelijk iedere leerling alleen met zijn eigen onderdeeltje, zijn eigen vaardigheid bezig geweest. De beste kansen om het vak muziek op te nemen in een geïntegreerd cluster kunstvakken liggen waarschijnlijk in de bovenbouw, als het vak ckv (1,2 en 3) gegeven wordt. Advies: Laat muziek voorlopig buiten de integratie van de kunstvakken en onderzoek mogelijkheden om ckv-achtige’’ kansen te ontwikkelen. 4.3 Adviezen met betrekking tot de dagelijkse praktijk binnen de geïntegreerde beeldende vakken Om het bovenstaande gerealiseerd te krijgen moeten er binnen de dagelijkse praktijk wel enkele praktische wijzigen aangebracht worden. 4.3.1 De lokalensituatie Momenteel zijn de twee vaklokalen voor handenarbeid en tekenen zeer onhandig geplaatst in het gebouw. Het is wenselijk om een lokaal voor de beeldende vakken te krijgen. Een goede oplossing is
8 om het lokaal muziek om te ruilen met het vaklokaal tekenen. Dat leidt natuurlijk tot enkele praktische problemen, zoals geluidsoverlast van het vak muziek, maar dat moet op te lossen zijn. Advies: Er moet een lokaal voor het vak beeldende vorming komen.
ruimte voor het werken met 3-D materialen. In werkhoeken kunnen verschillende vaardigheden worden beoefend
kabinet, oven, en opslag materialen
ruimte voor het werken met 2-D materialen. Ook hier worden werkhoeken voor verschillende technieken ingericht.
ruimte voor ICT ondersteuning flexibele wand 4.3.2 Lestijden Het moet mogelijk zijn om twee klassen van hetzelfde leerjaar tegelijkertijd les te geven. Dat betekent dat de les handvaardigheid van een klas gekoppeld wordt aan de les tekenen. De leerlingen zijn dan twee uren achtereen in het lokaal. De mogelijkheden om het vak geïntegreerd te geven worden groter: - opdrachten worden aan beide klassen tegelijk aangeboden. - elke opdracht, thema, heeft een twee- en een driedimensionale dimensie, - leerlingen kunnen keuzes maken wat betreft werkvormen en vaardigheden - receptieve en reflectieve aspecten kunnen in de tussenruimte uitgevoerd worden. - er zijn twee vakdocenten uit de verschillende disciplines aanwezig Op het SMC werken wij met het vijf perioden systeem. Elke periode bestaat uit 6 lesweken en een toetsweek, eventueel gevolgd door een projectweek. De zes lesweken zouden eventueel als volgt kunnen worden ingedeeld: - 4 weken werken aan opdrachten, vaardigheden - 2 weken werken aan projecten. Het voordeel van deze indeling is dat men in de benedenbouw al ruimschoots de kans krijgt om op ckv-achtige wijze te gaan werken. Er is dan ook inderdaad sprake van een doorlopende leerlijn. Men zou zelfs de uren die een klas heeft de twee laatste weken van de periode aaneen kunnen sluiten. Men heeft dan vier uren aaneen. Als deze uren gepland worden tussen het 3e en het 6e lesuur, heeft men ook de mogelijkheid de school te verlaten voor o.a. museumbezoek. Advies: Ontwikkel in het rooster mogelijkheden om zowel vaardigheden in lesblokken aan te leren, als wel de mogelijkheid om twee dagdelen per klas per periode aan een project te kunnen werken.
4.3.2.1 Positie van muziek binnen projecten Als wij als school kiezen voor de laatste optie, hiervoor genoemd in 4.3.2: 4 weken blokuur en daarna een blok van vier uur, dan zijn er nu mogelijkheden om integratievormen met het vak muziek te creëren. Het projectblok begint om 10.30 uur en loopt door tot en met het laatste uur, eventueel met uitloop. Er zijn nu veel mogelijkheden binnen handbereik: - werken aan de projectenkaternen van Malmberg - excursies naar beeldende kunst in de regio - bezoek aan schouwburg: theater, concert, - workshops met beeldende kunstenaars, musici, theatermakers, dans. Muziek kan prima in deze activiteiten participeren. Hier liggen kansen voor de doorlopende leerlijn.
9 In essentie kan ook het vak muziek roostertechnisch hier ook een plaats vonden. Als ook muziek zijn uren van de laatste twee weken toevoegt, dan is er ruimte voor een projectdag van 6 uur per klas in elke periode. Advies: zowel de beeldende vakken als het vak muziek werken elke periode vier weken aan hun eigen thema’s. De periode wordt afgesloten met een projectdag (6 lesuren) waarin zowel de beeldende vakken als muziek samenwerken. 4.4 Methoden Momenteel werken wij met de methode Zienderogen Kunst. De methode bestaat uit een handboek voor kunstbeschouwing en zowel voor handenarbeid als tekenen een werkboek. De stofinhoud van de hoofdstukken is gebaseerd op de beeldende aspecten: licht, kleur, ruimte, vorm, contrast, etc. In het vakwerkplan wordt aangegeven hoe de verschillende onderdelen van de leerstof in de beide vakken corresponderen. De methode geeft duidelijke aanwijzingen voor geïntegreerd werken. Naast de methode Zienderogen Kunst komt uitgeverij Malmberg met een nieuwe methode die speciaal ontwikkeld is voor projectmatig werken, volgens de uitgangspunten van de Nieuwe Onderbouw. In een bijlage wordt de methode uitgebreid besproken. Het voordeel van deze projectmethode is dat ze aansluit op de gebruikte methode, die ons zeer goed bevalt. Het vak muziek geeft aan dat de methode waarmee zij nu werken aan herziening toe is. Het lijkt verstandig dat zij eveneens een methode uitkiezen die aansluit bij het projectmatig werken van de beeldende vakken. Uitgeverij Malmberg beschikt over mogelijk materiaal. Andere uitgevers brengen momenteel ook materiaal op de markt. Uitgeverij ThiemeMeulenhoff ontwikkelt een heel nieuwe serie methodes voor alle vakken in de Nieuwe Onderbouw. Advies: maak gebruik van de methode Zienderogen Kunst en de projectmethode van Malmberg. 4.5 ICT De website: deze komt centraal te staan bij het werken van leerlingen. De website moet voldoende interactief zijn om leerlingen de kans te geven zelfstandig te werken aan projecten en thema’s. Momenteel wordt gewerkt aan een nieuwe website voor SMC die voldoet aan alle gewenste eisen. Binnen de sectie beeldende vakken wordt gebrainstormd over een eigen onderdeel binnen de nieuwe website. Zie hiervoor in de bijlage de brief die Isidoor Postmes zend naar Antoine Gerrits (KPC). Een van de functies die de website vervult is het aanbieden van opdrachten en toetsen. Daarnaast moet relevant materiaal dat de opdrachten begeleidt gepubliceerd worden. De mediatheek: de mediatheek moet nog meer een kenniscentrum worden dan het nu al is. Leerlingen moeten leren hoe informatie te vinden en te bewerken. Vooral het receptieve en reflectieve aspect van het vak kunnen hier toegepast worden. Advies: zorg dat dmv ICT de website een dragende functie krijgt binnen het leerplan.
5
Kunstdossier en portfolio
Het kunstdossier geen overzicht van alle activiteiten die een leerling heeft ondernomen in de kunstvakken. Tevens geeft hij een verslag van die activiteiten, de wijze waarop hij tot die keuze is gekomen, een verslag van zijn ervaringen, de eigen mening en een reflectie op het eigen leren. Het portfolio gaat een stap verder. Hierin kunnen ook andere culturele activiteiten binnen andere vakken dan de kunstvakken worden opgenomen. Activiteiten in het literatuuronderwijs, maar ook bijvoorbeeld exacte feiten uit wiskunde en natuurkunde die aan de basis kunnen staan voor een
10 cultureel feit. In het portfolio vinden ook buitenschoolse culturele activiteiten en hobby’s of baantjes hun plaats. Binnen de ICT-groep van de beeldende vakken wordt gedacht aan het ontwikkelen van een digitale porfolio. Advies: ontwikkel een digitale porfolio, waarin de leerling zich presenteert vanaf de brugklas tot zijn eindexamen.
Namens de sectie kunstvakken: Piet van Bragt Heerlen 10 oktober 2005
11