als ik eenmaal zal staan voor de hemelse poort, en de schoonheid aanschouw van dat zalige oord, zal ik smeken met aandrang: o laat mij toch in, laat mij niet buiten blijven, o laat mij toch in! koor: geef uw hart nu aan hem, luister nu naar zijn stem; zie nu op naar zijn vriend'lijk gelaat. eer de poort zich weer sluit, kom tot hem, stel niet uit, anders komt gij voor eeuwig te laat. als ik eenmaal zal horen de lieflijke toon van de eng'lenschaar juichend voor gods witte troon, zal ik wenen: o, jezus, o laat mij toch in, laat mij niet buiten blijven, o laat mij toch in als ik eens zal aanschouwen mijn dierbare heer, al de heil'gen hem hulde betuigend en eer, zal ik bidden: o heiland, o laat mij toch in, laat mij niet buiten blijven, o laat mij toch in.