Jozef K. was niet bang van Big Brother. Kan ook niet, zullen de pientere lezers onder u opmerken. Franz Kafka heeft Het Proces geschreven lang voor George Orwell aan zijn 1984 begon. Maar De Overheid die het Jozef K. zo lastig maakte, wordt in onze tijd wel vaak verward met Big Brother. Jozef had geen schrik van een alomtegenwoordig oog dat zijn doen en laten controleerde, wel van een 'gedachteloos proces van bureaucratische onverschilligheid, willekeurige vergissingen en ontmenselijking, een wereld waar de mensen zich machteloos en kwetsbaar voelen, zonder enige vorm van betekenisvolle participatie in het verzamelen en het gebruik van hun informatie.' Hij heeft er op zich geen probleem mee dat de staat zich informeert over hem, maar wel dat die gegevens verkeerd beheerd en geïnterpreteerd worden. In de Verenigde Staten noemen ze dat het chilling effect. De bezorgdheid dat onze vrijheid die door de grondwet wordt beschermd achteraf zou kunnen worden nagetrokken. Mensen die weten dat ze geobserveerd worden, passen hun gedrag aan. In die mate zelfs dat het recht op vrije meningsuiting, vereniging of politieke participatie in gevaar komt. Zeker sinds we onze informatie elektronisch vergaren en uitwisselen, een nachtmerrie voor Jozef K., een natte droom voor Big Brother. Ik ben blij dat dit boek komaf maakt met de mythe van een almachtige overheid die via de computer almaar meer controle uitoefent over de mensen. De digitalisering van de administratie komt evenzeer de burger ten goede als de overheid. Het doel is vereenvoudigen, niet controleren. De norm is transparantie, niet Kafka. Vereenvoudiging en transparantie: het zijn niet toevallig twee speerpunten van mijn beleid, vroeger als staatssecretaris, nu als minister. Natuurlijk zijn we ons allemaal bewust van het risico dat vertrouwelijke informatie uitlekt naar onbevoegde personen, al was het maar omdat we zo graag naar Amerikaanse series kijken. Maar zoals de auteurs terecht
aangeven, biedt de ontsluiting van al die gegevensbronnen ook een opportuniteit om de bescherming van de privacy te verbeteren. Eén geprofessionaliseerd, gecentraliseerd veiligheidsbeleid biedt op dat vlak meer waarborgen dan de systemen van losstaande, verschillend beheerde databanken. Het is maar één van de vele beschouwingen die de lezer aan het denken zetten. Met de invoering van de elektronische identiteitskaart, de oprichting van de Kruispuntbank en het eHealthplatform is de modernisering van de staat definitief ingezet, en wordt eGovernment stilaan realiteit, een ontwikkeling die ik al jaren stimuleer. Het doet me plezier dat dit soort projecten en initiatieven in dit boek zo uitgebreid aan bod komen, met alle juridische, politieke en sociale implicaties die erbij horen. De heldere analyses geven een duidelijk beeld van de privacyrisico's, hoe ze te voorkomen en hoe ze op te lossen. De nuchtere en objectieve aanpak is daarbij verfrissend. De auteurs maken duidelijk dat bij de beoordeling van de privacywetgeving niet zozeer in absolute termen moet worden geredeneerd, maar in termen van evenwicht en proportionaliteit tussen diverse belangen, met oog voor de finaliteit van het gebruik van de gegevens.
Ook de zorg om privacy en bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de reclame (direct marketing), de media, het gerecht en het wetenschappelijk onderzoek is onlosmakelijk verbonden met de toepassing van nieuwe technologieën. En met een vaak zeer complexe regelgeving, die in deze studie netjes uit de doeken wordt gedaan. Het is behoorlijk serieuze kost die de auteurs ons serveren, maar wel noodzakelijke kost. De theorie wordt trouwens gelardeerd met praktische tips en boeiende beschouwingen, zoals het een sterk wetenschappelijk betoog betaamt.
Dit boek is een onmisbaar instrument voor alle politici, juristen en sociologen die de zich willen (moeten) informeren over de meest uiteenlopende aspecten van de wetten op de privacy en de persoonlijke levenssfeer. Maar ook voor alle burgers die willen weten waarom ze Big Brother niet hoeven te vrezen. Hij bestaat gewoon niet.