Frame, werkwijze en kleminrichting voor het vervaardigen daarvan. De uitvinding heeft betrekking op een frame omvattende 5
buisvormige elementen, waarbij de buisvormige elementen onderling verbonden zijn. Een dergelijk frame is algemeen bekend en wordt bijvoorbeeld voorzien van een waterdicht materiaal waardoor de
10
constructie geschikt is om als tent te gebruiken. Door gebruik te maken van flexibele buisvormige elementen, wordt een frame vervaardigd dat elastisch en toch sterk is. Een nadeel van het bekende frame is dat de sterkte van het frame afneemt naarmate het frame groter wordt uitgevoerd. Een
15
oplossing hiervoor is bijvoorbeeld om telkens twee buisvormige elementen parallel aan elkaar tussen twee aangrenzende knooppunten te verbinden, echter, dit vereist een aanpassing aan de onderlinge verbinding.
20
Het is het doel van de uitvinding bovenstaande bezwaren van de stand van de techniek te ondervangen, en in het bijzonder een frame te verschaffen dat efficiënt en/of goed en/of goedkoop en/of duurzaam en/of sterk vervaardigd kan worden. In het bijzonder is het het doel van de uitvinding een
25
kleminrichting te verschaffen dat efficiënt en/of goed ten minste twee buisvormige elementen naast elkaar kan verbinden. Hiertoe heeft het frame volgens de uitvinding als
30
bijzonderheid dat het frame ten minste vier buisvormige elementen omvat, waarbij de buisvormige elementen op ten minste twee knooppunten onderling verbonden zijn door ten minste een kleminrichting, waarbij telkens twee buisvormige
2 elementen zich parallel aan elkaar uitstrekken tussen twee aangrenzende knooppunten, waarbij de kleminrichting een eerste lichaam omvat voorzien van een eerste klemvlak en twee zich van de zijkanten daarvan uitstrekkende opstaande 5
tweede klemvlakken en een tweede lichaam voorzien van twee derde klemvlakken die zich in een V-vorm uitstrekken, waarbij het tweede lichaam is ingericht om tussen de tweede klemvlakken geplaatst te worden zodanig dat de derde klemvlakken zijn gericht naar de eerste en tweede
10
klemvlakken, en waarbij de kleminrichting middelen omvat voor het verbinden van de twee lichamen zodanig dat de ten minste twee buisvormige elementen tussen de eerste, tweede en derde klemvlakken geklemd worden. Door gebruik te maken van de kleminrichting worden de buisvormige elementen
15
efficiënt en/of stevig naast elkaar verbonden, waardoor het frame sterk is en krachten door weersinvloeden en/of objecten kan weerstaan. Bij voorkeur zijn de buisvormige elementen flexibel en meer bij voorkeur vervaardigd uit een natuurlijk product, zoals bijvoorbeeld bamboestengels en/of
20
twijgen, wat als voordeel heeft dat het frame duurzaam vervaardigd wordt. Natuurlijke producten lopen van nature vaak dunner naar hun uiteinde toe en door een dun uiteinde van een bamboestengel en/of twijg naast een dik uiteinde te verbinden in de kleminrichting, wordt een natuurlijk frame
25
vervaardigd wat toch sterk is. In een voorkeursuitvoering van een kleminrichting volgens de uitvinding is het eerste lichaam vervaardigd uit een plaat, waarbij de zijkanten van de plaat zijn omgebogen zodat de
30
tweede klemvlakken gevormd worden. Het tweede lichaam is bij voorkeur vervaardigd uit een plaat door de plaat in een Vvorm te buigen, waardoor de derde klemvlakken gevormd worden. Beide lichamen zijn bij voorkeur vervaardigd uit
3 metaal, waarbij de tweede klemvlakken bij voorkeur enigszins vervormbaar zijn zodanig dat deze zich kunnen vervormen naar de vorm van een buisvormig element. Bij voorkeur is de hoek tussen het eerste en een tweede klemvlak tussen 30° en 90° 5
en meer bij voorkeur tussen 40° en 75°. De hoek tussen de twee derde klemvlakken is tussen 50° en 90° en meer bij voorkeur tussen 60° en 80°. Een voordeel van deze hoeken tussen de klemvlakken is dat een buisvormig element hierdoor goed geklemd wordt en daardoor stevig verbonden met een
10
ander buisvormig element. In een verdere voorkeursuitvoering van een kleminrichting volgens de uitvinding omvatten de verbindingsmiddelen een bout en/of schroef en een moer, waarbij het eerste klemvlak
15
is voorzien van ten minste een gat dat overeenkomt met ten minste een gat in het tweede lichaam dat zich uitstrekt tussen de twee derde klemvlakken, waarbij de gaten zijn ingericht voor het ontvangen van de bout en/of schroef en waarbij de bout en/of schroef is ingericht voor het
20
ontvangen van een moer. Bij voorkeur omvatten de verbindingsmiddelen verder een bevestigingsdeel dat is ingericht om tussen de derde klemvlakken geplaatst te worden, waarbij het bevestigingsdeel is voorzien van ten minste een gat dat overeenkomt met het gat in het eerste
25
klemvlak en het gat in het tweede lichaam, en waarbij het gat is ingericht voor het ontvangen van de bout en/of schroef. Het bevestigingsdeel is bij voorkeur buisvormig, waardoor krachten uitgeoefend door de bout op het bevestigingsdeel over de lengte van het tweede lichaam
30
worden verspreid. Bij voorkeur neemt de hoogte van het bevestigingsdeel vanaf het centrum van het bevestigingsdeel schuin af naar de uiteinden van het bevestigingsdeel toe, waardoor eveneens de uitgeoefende krachten afnemen naar de
4 uiteinden toe. Bij voorkeur is het bevestigingsdeel hol uitgevoerd, waardoor materiaal wordt bespaard en de massa van de inrichting afneemt. Het bevestigingsdeel is bij voorkeur vervaardigd uit metaal. 5 In een tweede uitvoeringsvorm van een kleminrichting volgens de uitvinding, is een tweede klemvlak langer dan het andere tweede klemvlak en bij voorkeur is een derde klemvlak dat zich uitstrekt in de richting van het langere tweede 10
klemvlak langer dan het andere derde klemvlak. Het centrum van het gat in het eerste klemvlak bevindt zich bij voorkeur dichter bij het kortere tweede klemvlak, waardoor de ruimte tussen de kortere klemvlakken kleiner is dan de ruimte tussen de langere klemvlakken, en waardoor tussen de kortere
15
klemvlakken dunne uiteinden van buisvormige elementen geklemd kunnen worden en tussen de langere klemvlakken dikke uiteinden. Bij voorkeur kan het gat in het eerste klemvlak ook sleufvormig zijn, waarbij het gat zich dwars ten opzichte van de tweede klemvlakken uitstrekt, en waardoor
20
het tweede lichaam verplaatsbaar is in de richting van het kortere tweede klemvlak. Bij voorkeur is het gat in het tweede lichaam sleufvormig en strekt deze zich dwars ten opzichte van de derde klemvlakken uit, waarbij het gat zich voor ten minste een deel in het kortere derde klemvlak
25
uitstrekt. Dit heeft als voordeel dat het tweede lichaam roteerbaar is in de richting van het kortere tweede klemvlak, waardoor dunne uiteinden van buisvormige elementen goed geklemd worden. Bij voorkeur zijn het eerste en/of het tweede lichaam voorzien van een laag flexibel en/of
30
elastisch vervormbaar en/of waterdicht materiaal, bij voorkeur (mos)rubber, waarbij de laag zich over de lengte van het eerste en/of het tweede lichaam uitstrekt, en waarbij de laag zich tussen het eerste en het tweede lichaam
5 bevindt. Dit heeft als voordeel dat holle buisvormige elementen, zoals bijvoorbeeld bamboestengels, niet splijten bij het klemmen. 5
De uitvinding zal hieronder worden toegelicht aan de hand van in een tekening weergegeven figuren, waarbij -
figuur 1 een inrichting voor het verbinden van
buisvormige elementen volgens de uitvinding in perspectief 10
weergeeft; en -
figuur 2 de inrichting voor het verbinden van
buisvormige elementen van figuur 1 voor montage in perspectief weergeeft; en 15 -
figuur 3 een vooraanzicht van de inrichting voor het
verbinden van buisvormige elementen van figuur 1 weergeeft; en 20
-
figuur 4 een frame opgebouwd uit buisvormige elementen
als bovenaanzicht en in perspectief weergeeft; en -
figuur 5 een inrichting voor het verbinden van
buisvormige elementen volgens de uitvinding op een knooppunt 25
van het frame van figuur 4 weergeeft; en -
figuur 6 een vooraanzicht van een tweede uitvoering van
een inrichting voor het verbinden van buisvormige elementen volgens de uitvinding weergeeft; en 30 -
figuur 7 de tweede uitvoering van een inrichting voor
het verbinden van buisvormige elementen van figuur 6 voor montage in perspectief weergeeft; en
6
-
figuur 8 een vooraanzicht van een derde uitvoering van
een inrichting voor het verbinden van buisvormige elementen volgens de uitvinding weergeeft; en 5 -
figuur 9 een boven- en vooraanzicht van een
bevestigingsdeel volgens de uitvinding weergeeft. In figuur 1 onderscheidt men een inrichting 1 voor het 10
verbinden van buisvormige elementen, bestaande uit een eerste lichaam 2 voorzien van een klemvlak 3 met opstaande klemvlakken 4 en een tweede lichaam 5 voorzien van twee klemvlakken 6 die zich in een V-vorm uitstrekken. Het tweede lichaam 5 bevindt zich tussen de opstaande klemvlakken 4 van
15
het eerste lichaam 2, zodanig dat klemvlakken 6 gericht zijn naar klemvlakken 3,4. Het eerste lichaam 2 en het tweede lichaam 5 zijn onderling verbonden door middel van bevestigingsdeel 7 en bout 8. In plaats van een bout kan hiervoor ook een schroef worden gebruikt. Bevestigingsdeel 7
20
is bij voorkeur buisvormig, waardoor de krachten uitgeoefend door bout 8 op bevestigingsdeel 7 worden verspreid over de lengte van bevestigingsdeel 7 en daardoor over de lengte van tweede lichaam 5. Bij voorkeur neemt de hoogte van bevestigingsdeel 7 schuin af naar zijn uiteinden toe,
25
waardoor de krachten die worden uitgeoefend door bevestigingsdeel 7 op het tweede lichaam 5 het grootst zijn in het centrum van bevestigingsdeel 7 rondom de bout, en afnemen in de richting van de uiteinden van het tweede lichaam 5 (figuur 9). Buisvormig bevestigingsdeel 7 is bij
30
voorkeur hol waardoor materiaal wordt bespaard en het gewicht wordt gereduceerd. Lichaam 2 is bij voorkeur vervaardigd uit een plaat waarvan de zijkanten zijn omgebogen, waarbij de omgebogen zijkanten de opstaande
7 klemvlakken 4 vormen. De opstaande klemvlakken 4 zijn bij voorkeur enigszins vervormbaar, zodat deze zich om de buisvormige elementen kunnen vormen. Lichaam 5 is bij voorkeur vervaardigd uit een plaat door deze plaat in een V5
vorm te buigen en waardoor de klemvlakken 6 gevormd worden. Lichamen 2, 5 en bevestigingsdeel 7 zijn bij voorkeur vervaardigd uit metaal. In figuur 2 is de inrichting 1 weergegeven voor montage van
10
inrichting 1. Hierin is duidelijk te zien dat lichaam 2 een gat 10 in het centrum van klemvlak 3 heeft die overeenkomt met gat 11 in lichaam 5 dat zich uitstrekt tussen klemvlakken 6 en met gat 12 dat zich in het centrum van bevestigingsdeel 7 bevindt. Voor gebruik van een inrichting
15
1 wordt lichaam 5 tussen de opstaande klemvlakken 4 van lichaam 2 geplaatst, waarna het bevestigingsdeel 7 tussen de klemvlakken 6 van het lichaam 5 wordt geplaatst. De bout 8 kan vervolgens in de gaten 12,11,10 van respectievelijk bevestigingsdeel 7, lichaam 5 en klemvlak 3 worden
20
aangebracht en met behulp van een moer 20 (figuur 3) worden vastgedraaid. In figuur 3 is te zien dat klemvlakken 3,4,6 ruimtes 21 vormen waarin buisvormige elementen (niet afgebeeld)kunnen
25
worden geplaatst, waarbij deze zich uitstrekken in een richting loodrecht in of uit figuur 3. Bij voorkeur is hoek 22 tussen klemvlakken 3,4 groter dan 30° en kleiner dan 90°, en meer bij voorkeur tussen 40° en 75°. Hoek 23 die wordt omsloten door klemvlakken 6 is bij voorkeur tussen 50° en
30
90°, en meer bij voorkeur tussen 60° en 80°. Door bovenbeschreven voorkeursuitvoering van bevestigingsdeel 7 worden de krachten uitgeoefend door bout 8 op bevestigingsdeel 7 verspreid over de lengte van
8 bevestigingsdeel 7 en lichaam 5, waardoor deze krachten eveneens worden verspreid over de lengte van in de ruimtes 21 aangebrachte buisvormige elementen, en waardoor deze elementen goed geklemd worden vastgehouden. 5 Figuur 4 laat een frame 30 opgebouwd uit buisvormige elementen 31 zien, die onderling verbonden worden door inrichtingen 1 die zich op de knooppunten 32 bevinden. Buisvormige elementen 31 zijn bij voorkeur flexibele 10
elementen die in een vloeiende lijn geweven worden tot frame 30, waarbij de buisvormige elementen in een oneindige lijn doorgaan doordat het eindpunt wordt verbonden met het beginpunt. Bij voorkeur bevinden zich telkens twee buisvormige elementen 31 tussen twee knooppunten 32 die zich
15
parallel aan elkaar uitstrekken tussen de twee knooppunten 32. Het frame 30 is hierdoor een licht en/of flexibel en/of sterk frame, dat efficiënt weerstand biedt tegen krachten door weersinvloeden en/of objecten. Het frame 30 kan bijvoorbeeld worden bekleed met een waterdicht materiaal,
20
waardoor het beklede frame geschikt is om als tent te fungeren. In figuur 5 is een knooppunt 32 van frame 30 vergroot weergegeven, waarin is te zien dat twee inrichtingen 1
25
gebruikt worden voor het verbinden van buisvormige elementen 31, waarbij inrichting 1A wordt gebruikt voor het verbinden van vier buisvormige elementen 31 en inrichting 1B voor het verbinden van vier andere buisvormige elementen 31, zodanig dat de andere vier buisvormige elementen 31 zich onder een
30
hoek 40 ten opzichte van de vier buisvormige elementen 31 uitstrekken. In figuur 5 is duidelijk te zien dat twee buisvormige elementen 31 zich parallel uitstrekken van knooppunt 32 naar een volgend knooppunt (niet afgebeeld).
9 Inrichtingen 1A en 1B zijn hierbij onderling, met de klemvlakken 3 tegen elkaar, via bout 8 verbonden, zodanig dat de opstaande klemvlakken 4 van klemvlak 3A zich uitstrekken in een richting weg van de opstaande klemvlakken 5
4 (niet afgebeeld) van klemvlak 3B. De inrichtingen 2 zijn onderling roteerbaar onder hoek 40 over de as die wordt gevormd door bout 8, waarbij hoek 40 bij voorkeur 45° is. Het parallel aan elkaar uitstrekken van twee buisvormige
10
elementen 31 tussen twee knooppunten 32 is in het bijzonder van belang als de buisvormige elementen 31 natuurlijke producten zijn, zoals bijvoorbeeld bamboestengels of twijgen, aangezien deze van nature vaak dunner worden naar hun uiteinde toe. Het is een voordeel om natuurlijke
15
producten te gebruiken voor het frame, aangezien het frame dan op een duurzame wijze vervaardigd wordt. Echter, als natuurlijke producenten worden gebruikt als buisvormige elementen 31 voor het frame 30 en zich slechts een enkel buisvormig element 31 tussen twee knooppunten 32 bevindt,
20
dan is het frame 30 niet overal even sterk, daar de dunne uiteinden van elementen 31 zwakker zijn. Door een dun uiteinde van een natuurlijk buisvormig element 31 naast een dik uiteinde van een buisvormig element 31 te verbinden en andersom, wordt het frame 30 toch overal even sterk.
25 Figuur 6 laat een tweede uitvoering van een inrichting 1 zien voor het verbinden van buisvormige elementen die in het bijzonder is ingericht voor het verbinden van natuurlijke buisvormige elementen, zoals bamboestengels en/of twijgen. 30
In figuur 6a is te zien dat opstaand klemvlak 4A van lichaam 2 langer is dan opstaand klemvlak 4B. Eveneens is klemvlak 6A van lichaam 5 dat zich uitstrekt in de richting van langere opstaande rand 4A langer dan klemvlak 6B. In figuur
10 6b is te zien dat lichaam 5 verschoven en geroteerd kan worden in de richting van kortere opstaande rand 4B, waardoor ruimte 21B groter is dan ruimte 21A, en waardoor het dikkere uiteinde van een buisvormig element in ruimte 5
21A geplaatst kan worden en het dunnere uiteinde van een buisvormig element in ruimte 21B. Hierdoor vormt inrichting 1 zich naar de omtrek van een buisvormig element en wordt elk element stevig geklemd vastgehouden.
10
In figuur 7 is te zien dat bij de tweede uitvoering van inrichting 1, afgebeeld als vooraanzicht in figuur 6, gat 10 in klemvlak 3 sleufvormig is, waarbij gat 10 zich dwars ten opzichte van opstaande klemvlakken 4 uitstrekt. Het centrum van gat 10 bevindt zich hierbij niet in het midden tussen
15
opstaande klemvlakken 4, weergegeven met middellijn 50, maar dichter bij de kortere opstaand klemvlak 4B. Hierdoor is verplaatsing van lichaam 5 in de richting van het kortere klemvlak 4B van lichaam 2 mogelijk. In plaats van een sleufvormig gat kan het gat ook een rond gat zijn, dat niet
20
zich in het midden tussen opstaande klemvlakken 4, weergegeven met middellijn 50, maar dichter bij de kortere opstaand klemvlak 4B. Dit zorgt er eveneens voor dat ruimte 21A groter is dan 21B voor het ontvangen van dikkere buisvormige elementen. Dit is in het bijzonder efficiënt als
25
de dikte van de buisvormige elementen bekend is. In figuur 7 is eveneens te zien dat gat 11 eveneens sleufvormig is en zich dwars ten opzichte van klemvlakken 6 uitstrekt, waarbij het gat 11 zich voor ten minste een deel
30
in het kortere klemvlak 6B uitstrekt. Hierdoor is rotatie van het lichaam 5 in de richting van het kortere klemvlak 4B van lichaam 2 mogelijk.
11 In figuur 8 is een derde uitvoeringsvorm van inrichting 1 afgebeeld, waarbij lichaam 2 is voorzien van een laag 60 van flexibel en/of elastisch vervormbaar en/of waterdicht materiaal, bij voorkeur (mos)rubber, waarbij laag 40 zich 5
over de lengte van lichaam 2 uitstrekt en zich tussen lichamen 2,5 bevindt. Lichaam 5 is voorzien van een laag 61 van flexibel en/of elastisch vervormbaar en/of waterdicht materiaal, bij voorkeur (mos)rubber, waarbij laag 61 zich over de lengte van lichaam 5 uitstrekt en zich tussen
10
lichamen 2,5 bevindt. Lagen 60 en 61 zijn in het bijzonder van belang bij holle natuurlijke buisvormige elementen, zoals bamboestengels, daar anders splijting van de stengels op kan treden door de krachten die op de stengels worden uitgeoefend tijdens het klemmen.
15 Opgemerkt wordt dat de uitvinding zich niet beperkt tot de hierboven besproken uitvoeringsvormen, doch zich tevens uitstrekt tot andere varianten vallend binnen het bereik van de aangehechte conclusies. 20
12 Conclusies 1. Frame, omvattende ten minste vier buisvormige elementen, waarbij de buisvormige elementen op ten minste twee 5
knooppunten onderling verbonden zijn door ten minste een kleminrichting, waarbij telkens twee buisvormige elementen zich parallel aan elkaar uitstrekken tussen twee aangrenzende knooppunten, waarbij de kleminrichting een eerste lichaam omvat voorzien van een eerste klemvlak
10
en twee zich van de zijkanten daarvan uitstrekkende opstaande tweede klemvlakken en een tweede lichaam voorzien van twee derde klemvlakken die zich in een Vvorm uitstrekken, waarbij het tweede lichaam is ingericht om tussen de tweede klemvlakken geplaatst te worden
15
zodanig dat de derde klemvlakken zijn gericht naar de eerste en tweede klemvlakken, en waarbij de kleminrichting middelen omvat voor het verbinden van de twee lichamen zodanig dat de ten minste twee buisvormige elementen tussen de eerste, tweede en derde klemvlakken
20
geklemd worden. 2. Frame volgens conclusie 1, waarbij de buisvormige elementen bamboestengels en/of twijgen zijn en waarbij een dun uiteinde van een bamboestengel en/of twijg naast
25
een dik uiteinde wordt verbonden in de kleminrichting. 3. Werkwijze voor het vervaardigen van een frame, omvattende het verbinden van ten minste vier buisvormige elementen op ten minste twee knooppunten met ten minste een
30
kleminrichting, waarbij telkens twee buisvormige elementen naast elkaar worden verbonden in de kleminrichting zodanig dat de twee buisvormige elementen zich parallel aan elkaar uitstrekken tussen twee
13 aangrenzende knooppunten, waarbij de kleminrichting een eerste lichaam omvat voorzien van een eerste klemvlak en twee zich van de zijkanten daarvan uitstrekkende opstaande tweede klemvlakken en een tweede lichaam 5
voorzien van twee derde klemvlakken die zich in een Vvorm uitstrekken, waarbij het tweede lichaam tussen de tweede klemvlakken wordt geplaatst zodanig dat de derde klemvlakken zijn gericht naar de eerste en tweede klemvlakken, en waarbij de twee lichamen onderling worden
10
verbonden zodanig dat de ten minste twee buisvormige elementen tussen de eerste, tweede en derde klemvlakken geklemd worden. 4. Kleminrichting voor het verbinden van ten minste twee
15
buisvormige elementen, omvattende een eerste lichaam voorzien van een eerste klemvlak en twee zich van de zijkanten daarvan uitstrekkende opstaande tweede klemvlakken en een tweede lichaam voorzien van twee derde klemvlakken die zich in een V-vorm uitstrekken, waarbij
20
het tweede lichaam is ingericht om tussen de tweede klemvlakken geplaatst te worden zodanig dat de derde klemvlakken zijn gericht naar de eerste en tweede klemvlakken, en waarbij de inrichting middelen omvat voor het verbinden van de twee lichamen zodanig dat de ten
25
minste twee buisvormige elementen tussen de eerste, tweede en derde klemvlakken geklemd worden. 5. Inrichting volgens conclusie 4, waarbij de hoek tussen het eerste en een tweede klemvlak tussen 30° en 90°, bij
30
voorkeur tussen 40° en 75°.
14 6. Inrichting volgens conclusie 4 of 5, waarbij de hoek tussen de twee derde klemvlakken tussen 50° en 90° ligt, bij voorkeur tussen 60° en 80°. 5
7. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies 4 - 6, waarbij de verbindingsmiddelen een bout en/of schroef en een moer omvatten, waarbij het eerste klemvlak is voorzien van ten minste een gat dat overeenkomt met ten minste een gat in het tweede lichaam dat zich uitstrekt
10
tussen de twee derde klemvlakken, waarbij de gaten zijn ingericht voor het ontvangen van de bout en/of schroef en waarbij de bout en/of schroef is ingericht voor het ontvangen van een moer.
15
8. Inrichting volgens conclusie 7, waarbij de verbindingsmiddelen verder een bevestigingsdeel omvatten dat is ingericht om tussen de derde klemvlakken geplaatst te worden, waarbij het bevestigingsdeel is voorzien van ten minste een gat dat overeenkomt met het gat in het
20
eerste klemvlak en het gat in het tweede lichaam, en waarbij het gat is ingericht voor het ontvangen van de bout en/of schroef. 9. Inrichting volgens conclusie 8, waarbij het
25
bevestigingsdeel buisvormig en/of hol is. 10. Inrichting volgens conclusie 8 of 9, waarbij de hoogte van het bevestigingsdeel vanaf het centrum van het bevestigingsdeel schuin afneemt naar de uiteinden van het
30
bevestigingsdeel toe. 11. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies 7 – 10, waarbij een tweede klemvlak langer is dan het andere
15 tweede klemvlak, en waarbij een derde klemvlak dat zich uitstrekt in de richting van het langere tweede klemvlak langer is dan het andere derde klemvlak. 5
12. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies 4 - 11, waarbij het tweede lichaam zich dichter bij het ene tweede klemvlak dan bij het andere tweede klemvlak bevindt.
10
13. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies 4 - 12, waarbij het tweede lichaam roteerbaar is in de richting van een tweede klemvlak. 14. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies 4 – 13,
15
waarbij het eerste en/of het tweede lichaam zijn voorzien van een laag flexibel en/of elastisch vervormbaar en/of waterdicht materiaal, waarbij de laag zich over de lengte van het eerste en/of het tweede lichaam uitstrekt, en waarbij de laag zich tussen het eerste en het tweede
20
lichaam bevindt. 15. Inrichting volgens conclusie 14, waarbij het flexibele en/of elastisch vervormbare en/of waterdichte materiaal rubber is.
25
Uittreksel Frame, omvattende ten minste vier buisvormige elementen, 5
waarbij de buisvormige elementen op ten minste twee knooppunten onderling verbonden zijn door ten minste een kleminrichting, waarbij telkens twee buisvormige elementen zich parallel aan elkaar uitstrekken tussen twee aangrenzende knooppunten, waarbij de kleminrichting een
10
eerste lichaam omvat voorzien van een eerste klemvlak en twee zich van de zijkanten daarvan uitstrekkende opstaande tweede klemvlakken en een tweede lichaam voorzien van twee derde klemvlakken die zich in een V-vorm uitstrekken, waarbij het tweede lichaam is ingericht om tussen de tweede
15
klemvlakken geplaatst te worden zodanig dat de derde klemvlakken zijn gericht naar de eerste en tweede klemvlakken, en waarbij de kleminrichting middelen omvat voor het verbinden van de twee lichamen zodanig dat de ten minste twee buisvormige elementen tussen de eerste, tweede
20
en derde klemvlakken geklemd worden.