Review Nl - Achterhuis,h.-het Rijk Van De Schaarste

  • Uploaded by: Jan Vernee
  • 0
  • 0
  • April 2020
  • PDF

This document was uploaded by user and they confirmed that they have the permission to share it. If you are author or own the copyright of this book, please report to us by using this DMCA report form. Report DMCA


Overview

Download & View Review Nl - Achterhuis,h.-het Rijk Van De Schaarste as PDF for free.

More details

  • Words: 3,335
  • Pages: 6
HET RIJK VAN DE SCHAARSTE - HANS ACHTERHUIS Review J.Vernee Essentiele ideeen / samenvatting

01/92

I. EEN GLOBALE AANDUIDING VAN DE LIGGING VAN HET RIJK...............................................1 II. 'THE TRAGEDY OF THE COMMONS' ALS KERNVRAAGSTUK VAN HET RIJK......................1 III. DE FILOSOFEN IN HET RIJK VAN DE SCHAARSTE...................................................................2 IV. DE STRUCTUUR VAN HET RIJK VAN DE SCHAARSTE..............................................................3 Mimetische begeerte...............................................................................................................................3 Gelijkheid...............................................................................................................................................3 De scheikunde van gelijkheid en mimetische begeerte.........................................................................4 Schaarste.................................................................................................................................................4 Ontsnapping mogelijk?...........................................................................................................................5

I. EEN GLOBALE AANDUIDING VAN DE LIGGING VAN HET RIJK De milieuproblemen en de reacties daarop laten zien wat van waarde wordt geacht in onze maatschappij: er is blijkbaar een consensus over de blijvende materiële welvaart die we moeten nastreven en die in geen geval door een eventueel verzwakkende concurrentiepositie in gevaar mag komen. Het lijkt erop alsof we wat onze keuzemogelijkheden betreft als samenleving in een ijzeren harnas zitten. Hoe welvarend we ook zijn, er is geen ruimte voor ook maar het kleinste experiment m.b.t. een alternatieve maatschappelijke richting. Dat blijkt als men spreekt over het auto-vrij maken van gebieden, eventuele energieheffingen of over de eventuele herinvoering van kernenergie die nu 'veilig' zou zijn en in ieder geval veel milieuvriendelijker dan kolen-energie. Achterhuis spreekt mij wat dat betreft in 'Het Rijk van de Schaarste' bijzonder aan. In onze samenleving van overvloed heerst een paradoxale schaarste, die volgens hem veroorzaakt wordt door sociale mechanismen. Onze behoeften liggen niet eens en vooral objectief op een bepaald niveau vast, doch worden sociaal gevormd. Hierbij speelt de mimetische begeerte een rol, d.w.z. zaken worden pas begeerlijk voor ons omdat anderen ze begeren. Er ontstaat een maatschappelijke strijd rond het bezit van begerenswaardige zaken, d.w.z. de betreffende zaken worden schaars. Deze schaarste is daarbij duidelijk niet een gevolg van zoiets als een objectief tekort aan de betreffende zaken. In onze moderne (kapitalistische) samenleving zouden de mechanismen die deze mimetische strijd aanwakkeren juist erg benadrukt worden. Concurrentie, competitie, statusstrijd ed zijn daar voorbeelden van. Oplossingen moeten gezocht worden in samenwerkingsmodellen, modellen van maatschappelijke solidariteit, maar ook in het individu dat zijn eigen weg weet te kiezen. De klassieke vormen van individualisme en van het gelijkheidsideaal worden door Achterhuis daarbij als problematisch ervaren. Het gelijkheidsideaal heeft de vorm aangenomen van een geïnstitutionaliseerde mimetische strijd. D.w.z. het gelijkheidsideaal functioneert niet langer als een nobele intentie om ieders aanspraken even serieus te nemen, niemand achter te stellen, doch men kan geen ongelijkheid meer verdragen.

Achterhuis wijst er op dat ook de schaarste van natuurlijke hulpbronnen een sociale constructie is. Vanaf Francis Bacon zijn wij de natuur pas gaan beschouwen als iets dat onderworpen, beheerst moet worden om er zoveel mogelijk voordeel uit te kunnen trekken.

II. 'THE TRAGEDY OF THE COMMONS' ALS KERNVRAAGSTUK VAN HET RIJK Men zou een samenvatting ook kunnen beginnen vanuit de visie die Achterhuis geeft op het artikel 'The tragedy of the commons' van Garret Hardin.

1

In dit artikel wordt de ondergang van de gemeenschapsgronden, zoals deze in de middeleeuwen bij dorpen vaak aanwezig waren, als onafwendbaar gesteld. Op de gemeenschapsgrond heeft elke individuele boer er belang bij zoveel mogelijk van zijn eigen koeien te laten grazen, om zijn opbrengst zo hoog mogelijk te maken. Voor de gemeenschap als geheel leidt dit ertoe dat de grond overbeweid wordt. Volgens Hardin kan deze situatie slechts doorbroken worden door een sterke overheid die het algemeen belang kan waarborgen. Aan deze redenering ligt het mensbeeld van het bezitsindividualisme ten grondslag (Macpherson), waarbij het als rationeel geldt om op puur individuele basis uit te zijn op het zoveel mogelijk vergaren van bezit. Kritiek op dit mensbeeld kan geleverd worden vanuit het idee van de samenwerking op vrijwillige basis tussen gelijkwaardige mensen. Vanuit het individu gezien betekent dit een doorbreken van de logica waarin deze volgens dit economisch rationalisme gevangen zit, het geluk bestaat er niet langer in om zoveel mogelijk voor zichzelf binnen te halen, doch zou ook kunnen bestaan in de samenwerking met anderen, in het opgeven van claims op rechten. Zaken zijn schaars als zij begeert worden en er te weinig van aanwezig is. In het rijk van de schaarste ontstaat er een strijd om deze schaarse zaken. Het rijk van de schaarste lijkt zich in de moderniteit mede uit te breiden oiv mimetische begeerte. 'Mimetische begeerte' is een aan Rene Girard ontleend begrip dat verwijst naar de begeerte naar zaken die slechts aantrekkelijk lijken omdat anderen ze begeren (mimese= nabootsen). Deze in aanleg altijd aanwezige vorm van begeerte krijgt in de moderniteit vrij spel door de afbraak van traditionele normen en instituties waarbinnen deze begeerte in toom werd gehouden, bijv. omdat men slechts beperkte rechten kon ontlenen aan het bezit van land tav het gebruik van dat land, of omdat men verplicht was teveel opgespaard bezit weer weg te schenken. Het beleefd opstaan voor iemand kan men ook zien als een vorm van regulering van deze begeerte.

III. DE FILOSOFEN IN HET RIJK VAN DE SCHAARSTE. In het Rijk van de Schaarste wordt dit thema adhv verschillende filosofen uiteengezet. Thomas Hobbes geeft aan dat er van nature een oorlog van allen tegen allen zal ontstaan omdat men elkaar bestrijd om bezit. In essentie gaat het daarbij om een machtstrijd die men wel moet voeren omdat men anders onder de voet gelopen zal worden. Zijn oplossing is de Leviathan, de sterke overheid die de belangen weer bij elkaar brengt. John Locke meent de schaarste op twee manieren te kunnen ontwijken. (1) De vlucht naar voren, gesymboliseerd door Amerika, waar altijd genoeg ruimte en land beschikbaar zal zijn. (2) Als mensen grond in bezit nemen en het bebouwen zullen zij de zaken die ter beschikking staan aan de mensheid niet verminderen maar juist vermeerderen. Moderner: de oceaanbodem, de ruimte, Mars, technologische ontwikkelingen. Jean-Jacques Rousseau denkt vanuit het gelijkheidsideaal Jean-Jacques Rousseau ziet de oplossing in een onafhankleijke opvoeding. Leer de mens om onafhankelijk te zijn, zodat hij voor zijn behoeften niet meer naar anderen kijkt. Kark Marx gelooft dat in de toekomst de schaarste opgeheven kan worden. Ieder kan dan krijgen naar zijn behoefte. Michel Foucault analyseert de relatie tussen macht en gelijkheid. Door het gelijkheidsdenken moet iedereen aan dezelfde normen voldoen. Het voortdurend hanteren van normen maakt echter meer dan ooit duidelijk dat mensen ongelijk zijn. Door normering komen mensen in onderlinge concurentiestrijd. Normering is zo een instrument in handen van de machthebbers.

2

IV. DE STRUCTUUR VAN HET RIJK VAN DE SCHAARSTE Mimetische begeerte Een belangrijke antropologische vooronderstelling voor de wijze waarop Achterhuis verschillende filosofen interpreteert is die van de mimetische begeerte waar mensen niet onderuit zouden kunnen komen. De term mimetische begeerte wordt ontleent aan Rene Girard, die het algemene verschijnsel van de mimesis -nabootsing-doortrekt naar de menselijke begeerte. Van mimetische begeerte is sprake als de ene mens iets gaat verlangen omdat de ander ernaar verlangt of omdat de ander het heeft. Probleem hierbij is dat de ander hierbij obstakel voor het vervullen van mijn behoeften wordt.Een voorbeeld hiervan zien we bij kinderen die samen met speelgoed aan het spelen zijn: de een wil vaak precies met datgene spelen waar de ander mee bezig is. Veel maatschappelijke verschijnselen kunnen met mimetische begeerte in verband worden gebracht, zo is bijv. mode een modern verschijnsel dat bij uitstek op mimetische begeerte berust. Hierbij kan ervoor worden gezorgd dat men jaarlijks een nieuwe garderobe aanschaft, niet vanwege de fysieke noodzaak om het lichaam te beschermen tegen weersinvloeden, doch omdat men iets begeert dat men bij een ander -vaak in de vorm van reclame heeft gezien. In de traditie wordt de mimetische begeerte in toom gehouden door de wijze waarop instituties en tradities gestalte hebben gekregen. In veel traditionele samenlevingen is het bijv. de gewoonte dat mensen die materieel welvarend zijn hun bezittingen weggeven aan anderen, waardoor wordt voorkomen dat men het belangrijk gaat vinden om rijk te worden, dwz om net zo rijk te worden als de ander. In traditionele samenlevingen vindt men vaak normen die gericht zijn op samen delen, op solidariteit. Tevens worden traditionele samenlevingen bij uitstek gekenmerkt door ongelijkheid, iedereen heeft zijn eigen vaste plaats in het geheel. Bij een dergelijke ongelijkheid wordt voorkomen dat mensen zich met elkaar gaan vergelijken en daardoor hetzelfde gaan begeren als de ander. In de moderniteit is de mimetische strijd geinstitutionaliseerd en gekanaliseerd in het economisch handelen. Dit zien we bij het bovengenoemde voorbeeld van de mode, waarbij mensen niet direct tegenover elkaar staan doordat modeartikelen wel bijzonder maar niet uniek zijn. In de moderne tijd zijn anderzijds allerlei barrieres die de mimetische begeerte intomen weggevallen. Het gelijkheidsideaal heeft tot gevolg dat iedereen zich met iedereen gaat vergelijken en derhalve kan begeren wat die ander heeft. Tradities die beperkingen aan het menselijk handelen oplegden zijn weggevallen; men staat vrij om te kopen en verkopen wat men wil, zodat begeertes ook in daden omgezet kunnen worden. Praktijken als reclame zijn een aanduiding voor de belangrijke rol die mimetische processen in onze maatschappij spelen. Hobbes en Rouseau hebben het verschijnsel van de mimetische begeerte impliciet onderkend. Hobbes stelt niet alleen dat mensen voor elkaar wolven zijn, maar ook dat ze een soort goden voor elkaar zijn. De hele vrees voor beroving en geweld door anderen zijn op de vooronderstelling gebasseerd dat die ander wil hebben wat jij hebt. Rousseau ziet in het zich met anderen vergelijken het grote probleem; daardoor gaat men begeren wat men niet heeft, wil men worden wat men niet is en wat buiten de eigen vermogens ligt. Voor hem moet het mogelijk zijn een individu te creeren dat niet op anderen let, doch uitsluitend de eigen autonome behoeften volgt, dit is Emille.

Gelijkheid Het gelijkheidsideaal is een modern verschijnsel. Traditionele samenlevingen kenmerken zich door een vanzelfsprekende ongelijkheid die als volkomen natuurlijk wordt ervaren. Hobbes geeft een aantal argumenten die moeten aantonen dat mensen feitelijk gelijk zijn kwa fysieke en mentale capaciteiten. Niet zonder gevoel voor humor stelt hij bijv. als hij het over mentale capaciteiten heeft: "Doorgaans bestaat er immers geen duidelijker teken dat iets gelijkmatig is verdeeld, dan dat iedereen met zijn deel tevreden is." (H.13/Leviathan). Daarna stelt hij in de negende natuurwet dat mensen elkaar als gelijke moeten erkennen. Dat is noodzakelijk omdat men anders geen vrede zou willen sluiten, dwz. als niet iederen daar evenveel voor- en nadelen van zou ondervinden. Sindsdien is het gelijkheidsideaal steeds meer een vanzelfsprekend uitgangspunt geworden voor zowel sociale filosofien alsook voor praktische maatschappelijke uitwerkingen; gelijkheid voor de wet, het scheppen van voorwaarden voor gelijke kansen ed. zijn allang geen links-radicale idealen meer. In de Onafhankelijkheidsverklaring wordt gesteld dat mensen gelijk zijn, zoals dat ook in de Verklaring van de rechten van de mens gebeurt. De morele juistheid van het gelijkheidsideaal lijkt dan ook boven elke discussie verheven.

3

Het gelijkheidsideaal wordt in de praktijk echter vaak louter distributief geinterpreteerd; het zou er slechts om gaan om allerlei zaken op de juiste wijze te verdelen, dwz. om schaarse goederen gelijk of rechtvaardig te verdelen. Niemand mag meer krijgen dan waar hij recht op heeft, gelijke verdeling van macht, inkomen en kennis zogezegd, een streven dat algemener is dan het PvdA beginselprogramma. Zo gesteld lijkt dit ideaal helemaal niet zo verheven: we krijgen een beeld van een samenleving waarin iedereen oplet of de anderen niet meer krijgen dan zijzelf. Hierbij is sprake van afgunst in plaats van solidariteit en vrijgevigheid. Hierbij is bij uitstek sprake van een mimetisch proces, waarin iets slechts begeert wordt in vergelijking met de ander: immers, men zou wellicht met minder toekunnen, doch de ander mag zeker niet meer hebben dan wij. Gelijkheid houdt ook in: steeds gelijker worden, het verdwijnen van verschillen, het creeren van de eenheidsworst waar met name aanhangers van liberale partijen nogal eens bang voor zijn. Met name Alexis de Tocqueville heeft op deze gevaren van gelijkheid gewezen. Gevaren die wij kunnen herformuleren als het vrijkomen van mimetische wedijver doordat mensen die zich als gelijken beschouwen zich met elkaar gaan vergelijken.

De scheikunde van gelijkheid en mimetische begeerte In de moderniteit reageren gelijkheid en mimetische begeerte met elkaar en zijn zij verbonden met allerlei historische en maatschappelijke processen, op een wijze die voorlopig nog niet in een eenduidig oorzakelijk verband gebracht kan worden. Een belangrijk element hierbij is de moderne bewegelijkheid die status heeft. In de traditie werd iemands status door duidelijke criteria bepaald en lag deze status voor een belangrijk deel vast. Status werd bijv. door geboorte bepaald of door het bezit van land wat niet mocht worden verkocht. In de moderniteit wordt het verwerven van status een veel dynamischer gegeven, men verwerft status op grond van bezit, prestaties op maatschappelijk vlak, maar ook door het dragen van de juiste kleding, het zich met het juiste vervoermiddel verplaatsen. Er dreigt hier voortdurend het gevaar van verlies van status doordat anderen het beter doen, zodat men gedwongen wordt zich voortdurend in competitie om status te begeven. Dit heeft alles met gelijkheid te maken, omdat men alleen als men de ander als gelijke beschouwt met hem in een competitie om status kan komen. De begeerte naar statussymbolen is daarbij mimetisch bepaald; men begeert ze niet om hun intrinsieke waarde, doch om hun betekenis als statussymbool, omdat mensen met een hoge status ze hebben. Vanuit de mimetische begeerte kan ook duidelijk worden gemaakt dat behoeften niet zozeer door een autonoom geisoleerd individu vanuit zichzelf worden ontwikkeld, doch dat zij een sociale constructie zijn. Zelfs de zogenaamde basisbehoeften zoals kleding, huisvesting en voedsel worden niet bepaald door fysieke en fysiologische noodzaak maar door onze maatschappelijke omgeving. Bepaalde kleding vinden we onacceptabel (Zeeman!) omdat we 'niet voor gek willen lopen', omdat we bij een bepaalde groep willen behoren, onszelf door middel van onze kleding definieren. Huisvesting en voeding zijn ondehevig aan mode verschijnselen. Kenmerkend voor de moderniteit is daarbij dat behoeften een oneindig karakter lijken te hebben; zodra behoeften in een bepaalde mate vervuld zijn, verschijnen er weer anderen die onze aandacht opeisen. In zijn bespreking van Foucault legt Achterhuis een relatie tussen normen, gelijkheid en mimetische begeerte. Indien mensen aan een norm zijn onderworpen wordt uitgegaan van hun formele gelijkheid. Anderzijds is het willen voldoen aan een norm een mimetisch proces, omdat men in feite degene wil worden die het best aan de norm voldoet. Een norm is in die zin geinstitutionaliseerde mimetische begeerte. Daarbij creert het hanteren van een norm juist weer een zichtbare ongelijkheid, het is een maatstaf waaraan mensen en hun prestaties afgemeten kunnen worden. Op deze wijze is er sprake van normaliseringsmacht, de macht die aan het hanteren van normen ontleent kan worden omdat men ermee uit kan sluiten en binnen kan laten, maar ook omdat mensen aan normen willen voldoen.

Schaarste Van schaarste is sprake als er slechts beperkte middelen beschikbaar zijn om aan behoeften te voldoen. In situaties van schaarste wordt het van belang wie wat krijgt: criteria voor distributie worden van belang. De hoofdstelling van Achterhuis is dat we in de moderniteit in het Rijk van de Schaarste terrecht zijn gekomen. Schaarste is daarbij niet het neutrale begrip uit de bovenstaande definitie, doch in de 'logica

4

van de schaarste' is zij verbonden met een bepaalde zienswijze van de mens op zichzelf, met een bepaalde vorm van rationaliteit, met normen, waarden en handelswijzen. De logica van de schaarste is het dispositief waarin wij in de moderniteit leven, het paradigma van onze relatie met de wereld. Dat we in deze tijd van overvloed en welvaart binnen het dispositief van de schaarste leven is dagelijks via de massamedia te constateren. Van veel grondstoffen dreigen tekorten te ontstaan en deze dreiging kan slechts worden opgelost door steeds op zoek te blijven naar nieuwe bronnen ervoor en naar alternatieven voor huidige grondstoffen. Voor de voedsel tekorten van de Derde Wereld worden oplossingen bedacht die erop neerkomen dat we ze maar moeten laten creperen om onszelf te kunnen redden. Begrotingstekorten die door een permanente bezuinigings strategie het hoofd geboden moeten worden beheersen de politieke-economie van alle ontwikkelde landen. In de gezondheidszorg is een voortdurend gebrek aan geld, apparatuur en personeel om alle patienten te kunnen helpen. Wachtlijsten, selectiecriteria, het uitwijken naar het buitenland en schandalen vanwege niet of te laat kunnen helpen zijn aan de orde van de dag. Wie een tekort heeft aan aandacht of persoonlijkheid volgt een bijpassende therapie, als hij daar tenminste tijd voor heeft, want ook tijd wordt schaars als er nog zoveel is wat je wilt doen, hebben en ondergaan. Natuur, stilte en schone lucht worden schaars, zoals er ook een tekort aan banen en ruimte is. Binnen het conventionele denken over deze problemen wordt daarbij uitgegaan van de mens die als individu zoveel mogelijk probeert om zijn behoeften bevredigt te krijgen. Omdat iedereen dit probeert is men met elkaar in concurrentie om schaarse middelen en wordt het noodzakelijk om tot een rechtvaardige verdeling van deze schaarse middelen te komen. Vanuit het individu wordt het als irrationeel beschouwd als deze de bevrediging van bepaalde behoeften zou opgeven als daar niet de bevrediging van andere behoeften tegenover zouden staan. Binnen het conventionele denken wordt is de enige uitweg uit deze schaarste alleen mogelijk door het ter beschikking krijgen van voldoende middelen om iedereen te bevredigen, daarvoor is groei en technologische innovatie nodig. Dankzij de Vooruitgang zullen we in de toekomst overvloed kunnen hebben. Binnen dit denken worden behoeften op deze wijze als vaststaand beschouwd, is over de reactie van de mensen op hun behoeften geen discussie mogelijk want mensen handelen altijd uit eigenbelang en wordt de schaarste dus min of meer als objectief gegeven gezien. Achterhuis maakt deze visie op overtuigende wijze met de grond gelijk. Schaarste is geen objectief gegegeven omdat onze behoeften niet vaststaand zijn, doch door onze maatschappelijke omgeving worden bepaald. In een omgeving waarin gelijkheid en mimetische begeerte samen ervoor zorgen dat onze behoeften in feite oneindig zijn kan er geen sprake zijn van het opheffen van schaarste door het verruimen van middelen. Achterhuis ziet economische groei en technologische innovatie dan ook niet als een uitweg, doch eerder als een symptoom van de logica van de schaarste: groei en innovatie zijn noodzakelijk om in de concurrentie strijd mee te kunnen komen, stilstand betekend ondergang. Als wij niet innoveren doen de Jappaners het immers wel en waar blijven wij dan? Ook hier ligt de noodzaak tot meedoen om niet ten onder te gaan. De schaarste is niet objectief, terug te voeren tot een onontkoombaar natuurlijk gegeven. In de traditie zijn er gemeenschappen geweest die volgens de 'economie van het genoeg' leefden, zoals de NoordAmerikaanse Indianen. De schaarste is ook niet subjectief, terug te voeren tot de hebzucht en onmatigheid van het individu. Ten eerste omdat het individu pas in de maatschappij wordt gevormd; de behoeften die hij heeft zijn niet volledig door hemzelf bepaald, evenals zijn rationaliteit, zijn opinies en de zaken waaraan hij zijn zelfrespect ontleend. Ten tweede omdat hij voor zijn maatschappelijk functioneren gedwongen wordt mee te doen met de 'rat race'. We leven nu eenmaal in een maatschappij waarin je slechts kunt functioneren als je een auto hebt om je snel genoeg te kunnen verplaatsen, je je aan permanente educatie onderwerpt etc.

Ontsnapping mogelijk? Om ooit aan het Rijk van de Schaarste te kunnen ontsnappen moet een manier worden gevonden om met mimetische begeerte om te gaan, of het te doorbreken. Een andere rationaliteit is nodig, die het individu niet meer ziet als een geisoleerd wezen dat koste wat het kost zijn eigen behoeften wil bevredigen. We hebben een andere economie nodig, die niet meer is gebasseerd op de mimetische begeerte en het aanwakkeren ervan. We hebben andere instituties nodig die op een andere wijze dan volgens de distributieve rechtvaardigheid met de allocatie van middelen omgaan. Achterhuis ziet daarbij uitwegen in de vorm van collectieve actie, waarbij mensen het recht op participatie en medeverantwoordelijkheid opeisen en waardoor handelen uit eigenbelang kan worden doorbroken en een houding van solidariteit kan ontstaan. Andere aanduidingen van uitwegen ziet hij

5

bij Dostojewski, daar waar deze stelt dat we meer van de materie, de aarde moeten gaan houden in plaats van van onszelf. Maar ook de latere Foucault die de Griekse traditie van individuele vorming tracht te hernemen wordt door Achterhuis positief gewaardeerd.

6

Related Documents


More Documents from ""