Oefenopgaven hoofdstuk 6 uitwerkingen 1a. (5) Reactieafstand s = v · t = (70/3.6) · 0.60 = 11.7 m (2, 1 voor omrekenen km/h, 1 voor afstand) Remtijd t = v / a = (70/3.6) / 8.0 = 2.43 s (1) Remweg s = ½ · a · t2 = ½ · 8.0 · 2.432 = 23.6 m (1) Totale afstand: 11.7 + 23.6 = 35 m (1) (op tijd dus) 1b. (3) stotaal = sreactie + srem stotaal = v · treactie + ½ · a · t2 (1) t = v / a (1) stotaal = v · treactie + ½ · a · (v/a)2 (½ / 8 = 0.0625) 2 stotaal = 0.60 · v + 0.0625 · v (1) 1c. (2) stotaal = 0.60 · v + 0.0625 · v2 = 40 (1) 0.0625 · v2 + 0.60 v – 40 = 0 (Grafische rekenmachine of abc formule) v = 20.9 m/s (1) Totaal vraag 1: 10 2a. (3) a = v / t = 6.0 / 3.6 = 1.67 m/s2 (1) F = m · a = 80 · 1.67 (1) = 1.3·102 N (1) 2b. (3) vgemiddeld = 5.0 m/s (1) s = vgemiddeld · t = 5.0 · 2.6 (1) = 13 m (1) 2c. (2) Traject Resulterende kracht (nul, groter dan nul, kleiner dan nul) A nul B groter dan nul C Nul (2, -1 voor elke fout) Totaal vraag 2: 8 3a. (2) Tijdens zijn val neemt de wrijvingskracht toe (1), waardoor de resulterende krachten afnemen en dus ook zijn versnelling (1) 3b. (3) t = v / a = 40 / 7.5 = 5.3 s (1) s = ½ · a · t2 (1) = 107 = 1.1·102 m (1) 3c. (3) F ⋅ s = ½ ⋅ m ⋅ v2 (1) --> F = ½ ⋅ 8.0 ⋅ 402 / (0.70) (1) = 9.1⋅103 N (1) Totaal vraag 3: 8