Departement Onderwijs, Veiligheid en Jeugd Provinciaal Veiligheidsinstituut Jezusstraat 28 | 2000 Antwerpen AT 03-‐203 42 00 | F 03-‐203 42 50 www.provant.be/pvi Opleiding Preventieadviseur Niveau II, Promotie 0820
MEER PROFIT DOOR MEER NON-PROFIT VERHOOG UW RETURN ON INVESTMENT D.M.V. EEN ACTIEF VEILIGHEIDS- EN WELZIJNSBELEID BINNEN UW ORGANISATIE
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen Academiejaar 2008 – 2009
Meer Profit door Meer Non-Profit
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
1. Inhoudsopgave 1. Inhoudsopgave
2
2. Samenvatting 2.1. Probleemstelling 2.2. Krachtlijnen 2.2.1. Doelstelling van het eindwerk 2.2.2. Methodiek 2.2.3. Conclusies
4 4 4 4 4 5
3. Voorwoord
6
4. Inleiding
7
5. Ethische en Economische motieven als basis van preventie en welzijn 5.1. Inleiding ethische motieven als basis van preventie en welzijn 5.1.1. Baten de kosten van de preventie 5.1.2. Pleidooi voor een proactief preventiebeleid 5.1.3. Besluit ethische motieven als basis van preventie en welzijn 5.2. Inleiding economische motieven voor preventie en welzijn 5.2.1. Kosten en achtergronden van een arbeidsongeval 5.2.2. Besluit kosten en achtergronden van een arbeidsongeval 5.2.3. Kosten en achtergronden van verzuim 5.2.4. Besluit kosten en achtergronden van verzuim 5.2.5. Directe en indirecte kosten 5.2.6. Besluit directe en indirecte kosten
9 9 9 11 14 16 16 22 22 27 27 30
6. Technieken om kosten en baten in kaart te brengen 32 6.1. Inleiding 32 6.2. Hard economisch gemotiveerde technieken 35 6.2.1. The productivity assessment tool van Maurice Oxenburgh en Pepe Marlow 35 6.2.2. Self evaluation of the cost-benefit on the investment in occupational safety and health in the textile factories: “A step by step methodology”, Rafael Amador-Rodezno 37 6.2.3. Participation for understanding: An interactive method, Ernst A.P. Koningsveld 39 6.2.4. The potential method, an economic evaluation tool, Monica Bergström 41 6.2.5. Net-cost model for workplace interventions, Supriya Lahiri, Judith Gold, Charles Levenstein 43 6.2.6. Understanding the return on health, safety and environmental investments, Joanne B. Linhard 45 6.2.7. Payback, Net Present Value, Internal Rate of Return 47 6.2.7.1. Payback 47 6.2.7.2. Net Present Value 48 6.2.7.3. Internal Rate of Return 48 6.2.8. Revenue required to cover losses, Benefit cost factor, Verantwoordingsfactor en Kostenverantwoordingsanalyse (paper Roger Frescura) 49 6.2.8.1. Revenue required to cover losses 49
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
2
Meer Profit door Meer Non-Profit
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
6.2.8.2. Benefit Cost Factor 50 6.2.8.3. Verantwoordingsfactor 51 6.2.8.4. Kostenverantwoordingsanalyse van de risicoreducerende maatregelen 52 6.2.9. Bijkomende analyses en bemerkingen: Sensitiviteitsanalyse, scenarioanalyse, waarschijnlijkheidsfactor, opportuniteitskosten, (informatie eveneens afkomstig uit de twee voornoemde studies) 53 6.2.9.1. Sensitiviteitsanalyse: bepaalt de gevolgen van de verandering van één welbepaalde parameter. 53 6.2.9.2. Scenarioanalyse: analyse van verschillende evenwaardige gevallen, waarbij meer dan één welbepaalde parameter wijzigt. 53 6.2.9.3. Toekennen van waarschijnlijkheidsfactor van de veranderlijken en de verschillende alternatieven. 53 6.2.9.4. Opportunity costs (opportuniteitskosten) 53 6.3. Zacht economisch gemotiveerde technieken 54 6.3.1. QALY en Leyden Welfare Method 55 6.3.1.1. QALY = Quality Adjusted Life Year 55 6.3.1.2. Leyden Welfare Method (LWM) 56 6.4. Zijsprongetje 57 6.5. Overzichtstabel hard en zacht economische technieken om kosten en baten van het preventie- en welzijnsbeleid in kaart te brengen 59 6.6. Besluit technieken om kosten en baten in kaart te brengen 61 7. Voorbeelden uit de praktijk 7.1. Behandelen van lasten 7.2. Veiligheidstechnische investeringen 7.3. QALY, WFM en WEBA 7.4. Kosten- en batenanalyses op niveau van een organisatie of maatschappij 7.5. Eigen ervaring
62 62 63 64
8. Besluit
69
9. Bibliografie
71
10. Bijlagen
75
65 66
INHOUDSOPGAVE FIGUREN Figuur 1 – MUOPO
22
Figuur 2 – Ijsbergtheorie van Heinrich
30
Figuur 3 – Productivity Assessment Tool
36
Figuur 4 – The Potential Method
41
Figuur 5 – Net Cost Model
44
Figuur 6 – Internal Rate of Return
49
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
3
Meer Profit door Meer Non-Profit
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
2. Samenvatting 2.1. Probleemstelling Investeren in veiligheid en welzijn wordt nog al te vaak in conflict gezien met de effectiviteit, productiviteit en bijgevolg ook de financiële winst van de onderneming. Veiligheidsregels zouden het werktempo doen dalen, geld dat uitgegeven wordt aan welzijnsmaatregelen zou beter besteed zijn aan productieve investeringen. 2.2. Krachtlijnen 2.2.1. Doelstelling van het eindwerk In dit eindwerk hebben we willen aantonen dat meer veiligheid en welzijn een positieve impact kunnen hebben op de bedrijfswinst. Wat we al wisten/vermoedden vanuit
persoonlijke
ervaringen
m.b.t.
het
gekozen
onderwerp,
hebben
we
wetenschappelijk willen onderbouwen en staven. We willen immers de kritische lezer bereiken, waar mogelijk overtuigen. Is het zo dat meer veiligheid tot meer winst kan leiden? Zo ja, hoe kunnen we dat het best aantonen? Kunnen we middelen aanreiken om investeringen in veiligheid en welzijn financieel te motiveren? 2.2.2. Methodiek We startten met het opzoeken van bestaande literatuur i.v.m. het gekozen onderwerp. Met hulp van de bibliotheken van het PVI en Prevent, en de aanbevelingen van de promotor, kozen we de werken die relevant konden zijn. Op basis van titel en inhoudsopgave hebben we de werken verdeeld over een aantal categorieën. Tijdens het lezen, namen we notities van zaken die we wilden weerhouden voor verdere behandeling in het eindwerk. Naar aanleiding van deze literatuurstudie stelden we ons de volgende vragen: Was de keuze van ons eindwerk wel zo voor de hand liggend? Dienden we iets nieuws te vinden om niet het risico te lopen een open deur in te trappen? Wat is relevant en minder relevant? Hoe krijgen we alle informatie geordend? Waar blijft de “muze”? We gebruiken de term muze voor datgene wat ons bij het maken van dit eindwerk dreef. Wat was onze eigen overtuiging? En zou deze de vuurproef doorstaan?
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
4
Meer Profit door Meer Non-Profit
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Onze zoektocht naar de muze van onze overtuiging, zagen we beantwoord in een aantal lezenswaardige teksten m.b.t. motieven voor een proactief en waarachtig welzijnsbeleid. Het was duidelijk geworden dat we allereerst nood hadden aan een eigen visie vooraleer we over de verschillende financiële modellen konden schrijven. Meteen was dit ook de basis waarop we alle verdere opzoekingwerk wilden funderen. We hadden als het ware het kader gevonden waaraan we ons eindwerk wilden ophangen. Zo werd de structuur van dit eindwerk op een uiterst organische manier geboren. Een goed welzijns- en preventiebeleid, dient gefundeerd te zijn op een authentiek gedachtegoed. Het is zoals bij de laureaten van de Koningin Elisabethwedstrijd. Niet de best technisch onderlegde muzikant wint. Zeker, hij/zij geniet aanzien omwille van zijn/haar technisch kunnen. Wil de muzikant zich echter echt laten opmerken, dan zal hij zich op een andere manier moeten onderscheiden van zijn collega’s. Hij zal het publiek moeten beroeren door bezieling toe te voegen aan de, vaak hoogstaande, technische performance, die eigen is aan deze muziekwedstrijd. Vanuit de basisfilosofie konden we de structuur van ons eindwerk verder vormgeven. Zo belandden we bij de economische motieven en technieken waarmee we kosten en baten in kaart konden brengen. Ter onderbouwing van de theorie, benutten we voorbeelden in eindwerken van collega-preventieadviseurs en andere auteurs. Verder verwijzen we naar onze persoonlijke praktijkervaring. 2.2.3. Conclusies Het antwoord op de vragen bij het begin van dit eindwerk is eenduidig: ja, meer preventie en welzijn, kunnen een positieve impact hebben op de bedrijfswinst. Veiligheid
en
winst
zijn
niet
aan
elkaar
tegengesteld.
Investeringen
in
veiligheidsmaatregelen hebben vaak een zeer korte terugverdientijd. Daarna genereren ze bijkomende winst voor de onderneming. Onnodige kosten worden gereduceerd tot een minimum. Ter staving van dit uitgangspunt weerhielden we tal van methodieken en voorbeelden. Wil dit alles een duurzame kans van slagen hebben, dient een goed preventiebeleid gestoeld te zijn op een oprechte keuze voor het welzijn van haar klanten. Zoals een onderneming respect vraagt van haar werknemers, zal ze dag aan dag zorg dragen voor haar belangrijkste activa.
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
5
Meer Profit door Meer Non-Profit
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
3. Voorwoord Dit eindwerk vormt het sluitstuk van mijn opleiding tot preventieadviseur. Het is een boeiende opleiding geweest, die goesting heeft gegeven in meer én me doet beseffen dat het echte werk nog moet beginnen. De voorbije periode is de wereldeconomie danig verstoord door één van de zwaarste financiële crisissen ooit. Zonder me in een slachtofferrol te willen wentelen, houd ik er aan te vermelden dat ook ikzelf in een tijdsbestek van goed een half jaar twee maal getroffen werd door de crisis. Een eerste maal toen ik mijn werk verloor door een reorganisatie en een tweede maal door een volledige sluiting van de fabriek waar ik werkte. Als zoiets je overkomt, ga je ernstig nadenken over de zin van het leven. Welke richting wil/kan ik uit? In die zin diende de vorming tot preventieadviseur zich voor mij aan als een nieuwe opportuniteit, een nieuwe levensader, net op het juiste moment. Het is tegen deze achtergrond dat ik de keuze van het onderwerp voor mijn eindwerk maakte. Kijkend naar de wereld, heb ik me verdiept in de literatuur die ik kon vinden in de bibliotheken van het PVI en Prevent. Mijn oprechte dank gaat uit naar het PVI voor de bezieling waarmee zij de opleiding tot preventieadviseur jaar na jaar blijft vormgeven. Ik dank ook mijn promotor Myriam Van der Steen die mee inhoud en vorm heeft gegeven aan dit eindwerk en last but not least mijn echtgenote die me in moeilijke tijden is blijven aanmoedigen en ondersteunen.
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
6
Meer Profit door Meer Non-Profit
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
4. Inleiding “Meer profit door meer non-profit”, de titel van dit eindwerk draagt in zich het verouderde, maar nog steeds gangbare, conflict tussen winst van de onderneming enerzijds en financiële inspanningen ten behoeve van het welzijn van haar werknemers
anderzijds.
Veiligheid
zou
alleen
maar
geld
kosten
en
winstmaximalisatie in de weg staan. Niets is minder waar. Meer veiligheid en welzijn kunnen ook leiden naar meer economische winst. En hoeft het gezegd dat niet alleen economische winst zaligmakend is? Wanneer
we
spreken
over
duurzaam
ondernemen
wordt
gedoeld
op
de
verscheidenheid aan meerwaarden die een onderneming kan voortbrengen. Meerwaarde op het kapitaal van de aandeelhouder, vanzelfsprekend – hoewel, maar evenzeer meerwaarde voor de klant, meerwaarde voor de maatschappij en meerwaarde voor de werknemer. Dit alles houdt verband met de ultieme zinvragen: “Waarom doen we wat we doen en wat is richtinggevend, maatgevend voor de manier waarop we het doen?” Werken we in functie van een bepaalde wetgeving? Is wetgeving de exclusieve maat voor ons doen en laten? Werken we in het kader van een bepaald borgingsysteem omdat de erkenningslogo’s zo mooi ogen op het briefpapier van onze onderneming? Of denken we aan ondernemen op lange termijn waarbij preventie en welzijn bewust ingebedde beleidskeuzes zijn die getuigen van een proactieve, intrinsieke zingeving en betrokkenheid op de samenleving? Dit eindwerk wil geen politiek of economisch essay zijn, doch onvermijdelijk zullen enkele bedenkingen met betrekking tot het gekozen onderwerp en de verbanden met de huidige economische malaise zich aandienen. Laat dat net de catharsis zijn waar de economische crisis ons allen in heeft ondergedompeld. Zijn we wel goed bezig? Kan het zo verder? De “plan do check act” van de voorbije decennia doet het even niet meer… We zijn toe aan een grondige check van ons systeem willen we de toekomst met hernieuwd vertrouwen tegemoet treden. De zoektocht naar welzijn in de breedst mogelijke zin vindt zijn oorsprong in meerdere invalshoeken. Tijdens de studies tot preventieadviseur werd duidelijk dat een
volwassen
preventie-
en
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
welzijnsbeleid
zich
op
alle
lagen
van
de
7
Meer Profit door Meer Non-Profit
organisatie/onderneming
Promotie 0820
afspeelt.
De
grens
met
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
een
hedendaags
human
resourcesbeleid is flinterdun. De impact van een pertinente vraagstelling naar welzijn binnen de onderneming bevraagt meteen ook de organisatiestructuur en de beleidskeuzes. Een goed preventiebeleid kan evenmin los gezien worden van zorgsystemen zoals ISO 9000, 14000 e.a. We willen tevens putten uit een zeker buikgevoel dat we opbouwden vanuit opgedane ervaringen. Er werd al veel geschreven over dit onderwerp. Het is onnodig het wiel opnieuw uit te vinden. We willen enkel, op basis van een uitgebreide literatuurstudie, verdere aanzetten geven tot bewust nadenken over de motieven voor een actief welzijnsen preventiebeleid.
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
8
Meer Profit door Meer Non-Profit
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
5. Ethische en Economische motieven als basis van preventie en welzijn 5.1. Inleiding ethische motieven als basis van preventie en welzijn Hoewel het onderwerp voor dit eindwerk aanvankelijk duidelijk afgebakend leek, noopte de kennisname van de literatuur ons snel tot verbreding van de thematiek. Niet dat we helemaal zullen afwijken van het aanvankelijke onderwerp, met name de terugverdieneffecten van een actief welzijnsbeleid, dan wel dat we tot het inzicht zijn gekomen dat er zoveel meer is waarmee een goed preventie- en welzijnsbeleid kan gemotiveerd worden. Vooraleer we economische motieven toelichten, willen we een aantal ethische denkpistes aanstippen. Een economisch systeem ontdaan van ethische waarden zal stranden op mensonwaardige toestanden waarbij de kwaliteit van ons leefmilieu en persoonlijk welzijn aan kwaliteit zullen inboeten. Op dezelfde wijze zal een preventie- en welzijnsbeleid zonder ethische onderbouwing aan kwaliteit en geloofwaardigheid inboeten. 5.1.1. Baten de kosten van de preventie 37ste Interprovinciaal congres “Welzijn op het werk”– Groot-Bijgaarden, 14 mei 1998 In deze bundel staan een aantal lezenswaardige teksten die, hoewel ze dateren van de periode van prille aanvang van de invoering van de Welzijnswet van 1996, nog erg actuele vragen bevatten. Zo onthouden we uit de openingstoespraak van de toenmalige minister van tewerkstelling en arbeid, Miet Smet, volgende zaken: “Mijn beleid rond arbeidsomstandigheden wordt ondersteund door een tweevoudige motivatie. Eerst is er de ethische. Inderdaad de mens dient centraal te staan in een maatschappelijke organisatie die de bedrijven zijn. Economische ontwikkelingen zonder sociale achtergronden zijn tot mislukking gedoemd. Veilige en gezonde werkomstandigheden en de zelfontplooiing van de werknemer zijn een plicht voor een goede werkgever. De arbeid moet meer dan ooit aangepast worden aan de mens
ten
einde
uitsluiting
zo
veel
mogelijk
tegen
te
gaan.”
“We leven in Europa in een markteconomie. Dit type van economie biedt het voordeel dat de prijs een indicatie is van de vraag. Degenen die aan deze vraag voldoen, worden beloond. Veiligheid voorziet in een vraag, veiligheid vereist middelen, concurreert met andere activiteiten. Het is dus een economisch goed.
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
9
Meer Profit door Meer Non-Profit
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Het zou dus door de markt geregeld moeten worden. Veiligheid voldoet echter niet goed aan het uitsluitingbeginsel: als een consument niet bereidt is voor een goed te betalen, wordt hij normaliter uitgesloten van het genot ervan. Dit genot is bovendien individueel. Dit betekent dat degene die betaalt er het uitsluitend genot van heeft. Veiligheid voldoet daar niet helemaal aan omdat het belangrijke externe effecten heeft. Iedereen kan genieten van een verbetering van de veiligheid. De Europese
kaderrichtlijn
heeft
terecht
collectieve
maatregelen
prioritair
op
individuele maatregelen gesteld. In feite heeft er vanuit zuiver economisch oogpunt niemand belang bij om meer veilige producten te verkiezen. Hij kan altijd verwachten dat hij kan profiteren zonder ervoor te betalen. Dit is zeker waar voor collectieve risico’s op macroniveau. Het is in die gevallen aan de overheid om ondernemingen te dwingen de nodige maatregelen te treffen. Verder zou de bedrijfsveiligheid kunnen geregeld worden volgens het marktmechanisme. Het zou echter niet het beoogde resultaat voor de maatschappij (de staat) opleveren. De kosten op langere termijn van onveiligheid worden immers op langere termijn op haar afgewenteld.” Uit deze citaten borrelen spontaan de volgende vragen op: Wat is de impact van een individu op de veiligheid waarmee het product dat hij/zij koopt vervaardigd wordt? U zal misschien antwoorden: “nihil”. Toch bevraagt deze vraag de fundamenten van onze beschavingsgraad. Als de meerderheid nihilistisch zou denken, zouden waarden zoals veiligheid en welzijn doorgaans stiefmoederlijk behandeld worden. Maar als we ieder individu plaatsen voor zijn/haar verantwoordelijkheid en bevragen m.b.t. zijn/haar consumptiegedrag dan is de kans reëel dat we met zijn allen veiligere producten gaan kopen. Vergelijk het met de campagnes rond kinderarbeid. Als iedereen zijn neus ophaalt voor dit thema en niet gelooft in de impact van de individuele keuze, dan zal kinderarbeid blijven bestaan. Pas wanneer we allemaal uit gezonde verontwaardiging stoppen met zulke producten te kopen, worden de ondernemingen gedwongen hun verantwoordelijkheid op te nemen.
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
10
Meer Profit door Meer Non-Profit
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Wat is de maatschappelijke kost van onze keuzes? Voeren we een actief verzuimen/of re-integratiebeleid of laten we de zorg voor de opvang van deze werknemers over aan de maatschappij? Als we verder zullen nadenken over terugverdieneffecten van het welzijnsbeleid dan kan dit niet los gezien worden van het macro-economisch niveau. Zoals Miet Smet in haar toespraak betoogt dat de kost van onveiligheid niet verhaald mag worden op de samenleving, zo moet ieder van ons nadenken over de maatschappelijke impact van zijn gedrag en beslissingen. In een niet zo ver verleden werden we geconfronteerd met een vakbondsmandataris die ons de vraag stelde om één van onze werknemers te ontslaan. Deze mandataris, van een organisatie die zich tot doel stelt de werkgelegenheid te verdedigen, had geen enkele schroom om ons te vragen een actieve en gezonde werknemer te ontslaan zodat deze een door de maatschappij gefinancierde werkloosheidsvergoeding zou kunnen genieten… Dit extreem
voorbeeld
illustreert
hoe
ons
sociale
zekerheidssysteem,
ongewild
weliswaar, een aantal wanpraktijken kan doen ontstaan. Er zijn tal van situaties waarin wij onszelf kunnen bevragen over de kost die wij afwentelen op collectieve systemen.
Niet
alleen
sociale
zekerheidssystemen,
doch
ook
verzekerings-
maatschappijen, sectoriële fondsen e.a. kunnen het voorwerp worden van misbruik voortkomend uit gebrek aan ethisch denken, bereidheid tot opzetten van een reintegratiebeleid, uitwerken van aangepaste loopbaanplannen en een degelijk welzijns- en preventiebeleid. Een falend welzijns- en preventiebeleid heeft bijgevolg niet alleen impact op het individu of de organisatie waarin hij/zij tewerkgesteld is maar ook op andere maatschappelijke actoren. 5.1.2. Pleidooi voor een proactief preventiebeleid Uit de tekst van Prof. dr. J. Van de Kerckhove (tekst van de toespraak die hij hield op hetzelfde congres dat we hierboven reeds vermeldden) onthouden we een warm en sterk onderbouwd pleidooi voor een proactief preventiebeleid. “Het hedendaagse preventiebeleid is op zijn minst niet motiverend maar in essentie ook nog vaak reactief. Dit heeft vooral te maken met het feit dat de belangrijkste reden waarom veel bedrijven en managers aan preventie doen het wettelijk motief is.
Het
VGW-beleid
baadt
in
een
repressieve
sfeer
van
moeten,
verantwoordelijkheid, inspectie en schuld. Dit is vooral het gevolg van een technisch-juridische visie op de problematiek, gestoeld op een voorbijgestreefd wetenschappelijk paradigma. Technisch-juridisch gaat men er nog al te vlug van uit
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
11
Meer Profit door Meer Non-Profit
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
dat voor de meeste problemen een one-best-way-oplossing bestaat die door deskundigen kan voorgeschreven worden van boven- en buitenaf. Motivatie betekent dan dat men medewerkers wil overtuigen van de noodzaak van deze alleenzaligmakende aanpak. Het gaat er dus eigenlijk om dat men begint met het opzetten van een fundamenteel demotiverend kader dat men nadien wil gaan verkopen via ook reeds lang voorbijgestreefde motivatietechnieken. Deze aanpak roept weerstand wakker op alle niveaus van het preventiebeleid en geeft aldus aanleiding tot heel wat reactief gedrag en reactieve maatregelen.” Prof. dr. J. Van de Kerckhove somt volgende kenmerken op van het huidige preventiebeleid: “- detailwetgeving die niet alleen betuttelend is maar daarenboven nog heel wat administratieve verplichtingen oplegt negatief waarbij de nadruk blijft liggen op het vermijden van het negatieve (ongevallen en risico’s) en niet op het nastreven van het positieve - dubbelzinnig (wat met de mond wordt beleden, is niet echt gedragen door een geloof dat omgezet wordt in daden) - afwentelen van verantwoordelijkheid - apathie en vervreemding.” Het beeld van de professor is op zich vrij negatief en dient wellicht in zijn tijdsgeest gezien te worden. Niettemin kunnen zijn bedenkingen ook een actuele invulling geven aan bezorgdheden met betrekking tot het hedendaags preventiebeleid. Verder stelt Prof. dr. J. Van De Kerckhove: “Meer dan ooit wordt nu duidelijk dat de medewerker, zijn inzet en creativiteit de belangrijkste bron van kwaliteit en meerwaarde zijn in elke organisatie. Dit impliceert ook dat veiligheid, gezondheid en welzijn gewoon noodzakelijke ingrediënten worden van elk proactief beleid. Niet alleen is er zonder een degelijk preventiebeleid geen continuïteit en geen kwaliteit te realiseren. Het is ook niet mogelijk van een geloofwaardig human resources management te realiseren. Het preventiebeleid kan zelfs gezien worden als een betrouwbare barometer voor de kwaliteit van de organisatie.” Hier raken we de kern van het preventiebeleid. Een onderneming die niet begaan is met het welzijn van haar werknemers en enkel denkt in termen van (financiële)
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
12
Meer Profit door Meer Non-Profit
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
kortetermijndoelstellingen kan wel succesvol lijken op het eerste zicht, maar is ze dat ook op lange termijn? De vergelijking met de uitspraak van Simonne de Beauvoir i.v.m. de kwaliteit van een samenleving uitgedrukt als de mate waarin zij voor haar bejaarden zorgt, is voor de hand liggend. Ook bejaarden lijken economisch overbodig geworden in onze samenleving. We moeten onszelf de vraag durven stellen of diezelfde bejaarden niet aan de basis liggen van onze huidige welvaart? Een recent afgestudeerde dokter zette een dure medische behandeling stop bij een bejaarde. Motief voor zijn beslissing was de vraag: “Vindt u het verantwoord dat onze samenleving moet opdraaien voor de bekostiging van deze dure medicatie?”
Het antwoord toen was het volgende: “Beseft u dat diezelfde
bejaarde misschien mee de mogelijkheid heeft gecreëerd dat u uw studies tot arts heeft kunnen volgen?” Door te ijveren voor meer veiligheid en welzijn bouwen we aan de lange termijn. Dat veronderstelt een volwassen visie bij de beleidsverantwoordelijken, ook waar het de concurrentie betreft met economieën die er een lagere ethiek op nahouden. Het veronderstelt een oprechte betrokkenheid en diepgaand respect bij alle actoren. Prof. dr. J. Van de Kerckhove: “Als medewerkers effectief de belangrijkste bron van meerwaarde zijn in bedrijven en organisaties dan is een degelijk preventiebeleid een essentiële voorwaarde van elke efficiënte strategie. Zorgen voor de veiligheid, de gezondheid en het welzijn van de van de medewerkers betekent tegelijk ook zorgen voor het welzijn van de toekomst van de organisatie. Het traditionele probleem van motivatie en controle wordt er veel eenvoudiger op. De grote uitdaging wordt nu veel meer het ontwikkelen van het menselijk potentieel.” Dit behoeft niet veel commentaar. Enkel worden we gesterkt in de gedachte dat een preventiebeleid niet los kan staan van de andere componenten van de organisatie. ”Het begrip welzijn in de nieuwe wet opent impliciet nieuwe mogelijkheden. Dit begrip maakt het bijna evident van uitdagende doelstellingen en waarden voorop te stellen; welzijn heeft in essentie te maken met leermogelijkheden, ontplooiings- en participatiekansen alsook autonomie en regelmogelijkheden. Dit is nog wat ruimer dan stress en ergonomie. In deze visie kan elke organisatie eigen accenten leggen in functie van de plaatselijke cultuur en aangevoelde prioriteiten.”
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
13
Meer Profit door Meer Non-Profit
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Een niet limitatieve lijst met positieve effecten van een proactief preventiebeleid: “verbetering van het imago, grotere aantrekkingskracht op de arbeidsmarkt, financieel-economische voordelen op termijn direct en indirect: minder ongevallen, lager ziekteverzuim, lagere premies enz., betrouwbaarheid, continuïteit en kwaliteit in het productieproces, preventiebeleid als noodzakelijk ingrediënt voor elk kwaliteitsbeleid, de motivatie en de betrokkenheid van de medewerkers en daardoor hogere productiviteit, impulsen voor creatieve innovatie en technische realisaties, betere faam bij de consument, bijdrage tot een stevigere cultuur en goede arbeidsverhoudingen, essentieel bestanddeel voor een open sfeer en directe communicatie, noodzakelijk opdat medewerkers met een positieve en vertrouwvolle houding naar het management en de organisatie zouden kijken, algemene verhoging van het reële welzijn met mogelijkheden tot ontwikkeling en ontplooiing waardoor de inzet exponentieel kan verhogen.” Niettemin moeten we ons hoeden voor verdoken negatieve effecten. Iets wat op het eerste zicht gunstige effecten heeft, kan ook een negatieve keerzijde hebben. You get what you measure… ”Vooral een beter en ruimer kostenbewustzijn en een grotere responsabilisering kunnen hier op termijn een belangrijke invloed hebben. Indien deze benadering evenwel niet gepaard gaat met de promotie van de juiste waarden en prioriteiten impliceert deze ook enkele risico’s zoals het op een andere manier afwentelen van de implicaties. Zo kan een lager ziekteverzuim betekenen dat mensen die nog niet helemaal hersteld zijn toch komen werken en ander werk aannemen. Dit zou dan weer kunnen resulteren in een hervallend ziektepatroon met op termijn nog hogere kosten.” 5.1.3. Besluit ethische motieven als basis van preventie en welzijn De voorbije decennia hebben we een enorme vooruitgang gekend wat betreft onze welvaart. Hiermee gepaard gaande is er een toegenomen zorg met betrekking tot veiligheid en welzijn geweest. De welzijnswet van 1996 is er een prominente uitdrukking van. Dit zijn echter geen definitieve verworvenheden. Niet alleen onze welvaart is bedreigd, maar ook de fundamenten van onze welvaartstaat. Dit uit zich bijvoorbeeld
in
de
toegenomen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
druk
op
het
sociale
zekerheidssysteem.
14
Meer Profit door Meer Non-Profit
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
In een recent interview met Knack zegt professor Othmar Vanachter daarover het volgende: “Arbeidsrechten en sociale bescherming mogen niet gebruikt worden in de concurrentie tussen landen en regio’s. Anders komen we terecht in een sociale spiraal die naar beneden gaat”…”Tot in het midden van de jaren 1980 nam de sociale bescherming toe. Sindsdien is ze afgenomen. Voorbeelden zijn de invoering van contracten van bepaalde duur, de verlenging van de maximale proefperiode voor bedienden tot 12 maanden en het beleid van loonmatiging.” Jos Huys (sociaal inspecteur, Fonds voor Arbeidsongevallen), in 1995 n.a.v. de vijftigste
verjaardag
van
de
Belgische
sociale
zekerheid:
“De prioriteit van de preventie is de kern van het betoog in zo vele geschriften over de toekomstige ontwikkeling van de sociale zekerheid. En terecht! Het stelsel kreunt onder een toenemende discrepantie tussen actieve bijdrageplichtigen en niet-actieven die zijn aangewezen op vervangingsinkomens. Wil de sociale zekerheid haar functie, het creëren van maatschappelijke veiligheid, vrijwaren, dan kan ze de toenemende druk van de massa’s die uit het arbeidsproces worden verstoten
niet
blijven
onder
controle
houden
met
in
opeenvolgende
besparingsrondes geleidelijk verlaagde uitkeringen.”…”Toch blijft het dansen op een slappe koord en rijst de vraag of de sociale zekerheid, willens nillens, niet een meer actieve bijdrage tot (her)integratie in het arbeidsproces zal moeten leveren, wil ze niet onder de last van het groeiend aantal uitkeringstrekkers bezwijken.” Men moet met andere woorden voortdurend blijven ijveren voor verbeterde werkomstandigheden en re-integratie van diegenen die slachtoffer werden van een arbeidsongeval of om andere redenen (bijvoorbeeld psychosociale) niet meer actief zijn. De beste motivatie is de authentieke overtuiging dat ijveren voor meer welzijn gelijk staat aan ijveren voor een duurzaam arbeidsbeleid en een hogere beschaving. Daarbij hebben we nood aan een goede overlegcultuur. De structuren hebben we al, maar vaak zoeken we in overlegorganen tussen werknemers en werkgevers nog het conflict op. Dit conflictmodel is een voorbijgestreefd model. Werknemer en werkgever zijn partners in het welzijnsbeleid. Wil de werknemer meer kans hebben op een duurzame tewerkstelling dan zal hij oor moeten hebben voor de
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
15
Meer Profit door Meer Non-Profit
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
economische motieven van zijn werkgever. Evenzeer heeft de werkgever er alle belang bij het welzijn en de veiligheid van zijn werknemers te borgen, wil hij zijn onderneming een duurzame kans geven op overleven. Wat op het eerste zicht tegengesteld lijkt, draagt in zich veelal een onvermoed doch breed aanwezig draagvlak. In wat volgt, zullen we aantonen dat een toegenomen aandacht voor veiligheid en welzijn
positieve
neveneffecten
kan
hebben
op
een
daling
van
het
personeelsverloop, de kwaliteit van de afgeleverde producten en zelfs de productiviteit. In deze citeren we Dr. Kusters, arbeidsgeneesheer bij BASF, (13.04.1989): “Het
beeld
dat
sommigen
voor
ogen
staat,
waarbij
men
enkel
met
arbeidsproblemen naar de arbeidsgeneesheer mag gaan, is voorbij gestreefd. Men kan
een
mens
niet
in
stukken
kappen.
In
het
Duits
spreekt
men
van
“Gezundheitsschutz”. Beter nog zou zijn “Gezondheidsbegeleiding” met goede kontakten met de curatieve sector. De steun en geborgenheid die het individu helpt, helpt uiteindelijk de ganse onderneming.” 5.2. Inleiding economische motieven voor preventie en welzijn In het voorgaande deel bespraken we enkele belangrijke fundamenten van ons welzijnsbeleid. Het is duidelijk dat een goed preventiebeleid geschoeid moet zijn op sterke waarden. Maar een schaap dat veel en luid blaat, geeft daarom nog geen goede wol. Gezond ondernemen veronderstelt met andere woorden ook een gezond financieel beleid. Preventiemaatregelen kunnen soms grote economische implicaties hebben. Zeker wanneer er schaarsheid is aan economische draagkracht dienen we ernstig na te denken over de financiële consequenties van onze keuzes. Hierbij moeten
we
bovendien
oog
hebben
voor
de
preventiebeginselen
en
preventiehiërarchie zoals de wetgever deze mee bepaald heeft. Eén van de hoofdinvalshoeken voor dit eindwerk is de overtuiging dat een gezond financieel ondernemingsbeleid hand in hand kan gaan met een degelijk welzijnsbeleid. Meer nog, ze kunnen elkaar versterken. 5.2.1. Kosten en achtergronden van een arbeidsongeval Naast het (groot) menselijk leed dat een arbeidsongeval kan veroorzaken, zijn er veelal grote economische gevolgen voor werkgever en werknemer. Dr. J. Groeneweg, Rijksuniversiteit Leiden, 2004:
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
16
Meer Profit door Meer Non-Profit
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
“Naast humanitaire redenen zijn er ook economische redenen voor een bedrijf om een effectief veiligheidsbeleid te voeren: een veilig bedrijf zou ook een economisch gezond bedrijf zijn. Het aantal ongevallen zou een maat zijn voor de efficiëntie waarmee een bedrijf werkt en voor de kwaliteit van het management.” We gaan later in dit deel (zie blz. 27-31) in op de verhouding tussen en aard van directe kosten en indirecte kosten, maar stippen hier al even aan dat het ijsbergprincipe, dat onvermijdelijk vermeld wordt in het kader van de verhouding tussen ongevallen/incidenten en bijna-ongevallen/onveilige handelingen, evenzeer van toepassing is op de verhouding tussen zichtbare kosten van een arbeidsongeval en de onzichtbare kosten. Op 27 en 28 mei 2004 werd het 43ste interprovinciaal welzijnscongres in het teken gesteld van het volgende thema: “Welzijnsmanagement, sleutel ter voorkoming van arbeidsongevallen“.
Kathleen
Van
Brempt,
toenmalig
staatssecretaris
voor
arbeidsorganisatie en welzijn op het werk, sprak bij die gelegenheid over het FARAO plan (Federaal Actieplan voor de Reductie van Arbeidsongevallen): “Ondanks alle moeite op het vlak van preventie, blijft het aantal ernstige arbeidsongevallen stijgen. In 2002 werden 200.314 mensen getroffen door een arbeidsongeval op hun werkplek waarvan 11.710 met vermoeden van een blijvend letsel. Voor 121 mensen had dat ongeval zelfs een fatale afloop. Dit kan niet. FARAO wil de investeringen die nu al worden gedaan het rendement geven dat ze verdienen.
Elke
werknemer
omstandigheden.”…”Vandaag
heeft
het
recht
om
te
werken
worden
de
preventie-inspanningen
in
veilige
onvoldoende
gehonoreerd. De premies die de verzekeraars arbeidsongevallen aan de werkgevers aanrekenen, houden vooral voor kleine en middelgrote ondernemingen nauwelijks rekening met het preventiebeleid van die werkgevers. Het vast tarief zorgt ervoor dat de ondernemingen die een goed preventiebeleid voeren, mee betalen voor de hogere risico’s die in andere ondernemingen aanwezig zijn. We overleggen dan ook met de wetverzekeraars met het doel een gedifferentieerde premiezetting te ontwikkelen, waardoor werkgevers die zich inzetten voor preventie beloond worden. De arbeidsongevallenverzekering kan er zo toe bijdragen dat het preventieniveau op de werkvloer verhoogt.” Inmiddels weten we dat deze intentie daadwerkelijk in beleid omgezet is. Ondernemingen die een goed preventiebeleid voeren, worden heden ten dage
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
17
Meer Profit door Meer Non-Profit
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
beloond met een goedkopere verzekeringspremie. Dhr. A. Van De Poele, AG Brussel, 1990: “Het
zwaarste
element
in
de
rechtzetting
van
de
rentabiliteit
van
de
arbeidsongevallentak is ongetwijfeld de premieverhoging, een premieverhoging die afhankelijk zal zijn van de ongevallenstatistiek. Voor de kleine ondernemingen zal dit de ongevallenstatistiek op niveau van het marktsegment zijn, voor de middelgrote en grote ondernemingen zal de eigen ongevallenstatistiek in mindere of meerdere mate de risicopremievoet bepalen. Bijgevolg zal het resultaat van het preventiebeleid binnen de onderneming mede de kostprijs van de verzekering bepalen.” Hierbij dient gezegd dat een goed preventiebeleid zich niet exclusief laat afmeten aan de hoogte van haar verzekeringspremie. Elkeen weet dat een lager aantal ongevallen soms ook gevolg kan zijn van een stevige dosis geluk om nog maar te zwijgen over de “verzwegen ongevallen”. Hugo
D’Hertevelt,
wetenschappelijk
medewerker
bij
de
Directie
Onderzoek
Verbetering Arbeidsomstandigheden (DiOVA), FOD-WASO maakt melding van volgende
hypothesen
met
betrekking
tot
vermindering
aangiften
lichtere
ongevallen: “Geen aangifte: effect op premie of certificering?, Voorlopige aangiften of woonwerk i.p.v. werkplek, Aangepast werk of snellere re-integratie?” Hoewel de auteur geen verdere duiding geeft bij deze hypotheses, begrijpen we uit de context van zijn uiteenzetting dat hij de lezer wil wijzen op een aantal mogelijke redenen m.b.t. het dalend aantal ongevalaangiften die niet gerelateerd zijn aan een verhoogde veiligheid, dan wel het gevolg zijn van menselijke afwegingen en beslissingen. Een bedrijf dat heel weinig lichte aangiften en/of near misses rapporteert, doch een gemiddeld tot hoog aantal ernstige ongevallen aangeeft aan zijn verzekeraar, knoeit meer dan waarschijnlijk met zijn aangiftebeleid. De redenen hiervoor kunnen ondermeer zijn: •
het willen vermijden van een verhoogde verzekeringspremie door een aantal ongevalaangiften binnenshuis te houden (wat impliceert dat de kosten die het gevolg zijn van het ongeval integraal door het bedrijf gedragen worden en bovendien het risico in zich draagt dat, indien men later alsnog aangifte zou willen doen – omwille van wijziging in de toestand van het slachtoffer -, de verzekeringsmaatschappij niet meer tussenbeiden zal willen komen).
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
18
Meer Profit door Meer Non-Profit
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
•
het willen vermijden van lastige vragen van interne en/of externe auditoren
•
het oppoetsen van het imago
Positief gezien kan het zijn dat een bedrijf in samenspraak met de bedrijfsarts taken opgelijst heeft onder de noemer aangepast werk. Dit kan een alternatief vormen voor arbeidsverzuim ten gevolge van een licht arbeidsongeval. Bij onderzoek naar de oorzaken van arbeidsongevallen vermeldt ir. Willy Imbrechts, inspecteur-generaal bij de Algemene Directie Toezicht Welzijn op het werk van de FOD-WASO het volgende (27 mei 2004): “90% AO te wijten aan technische oorzaken, werknemers onvoldoende beschermd tegen aantoonbare risico’s door het treffen van eenvoudige, doeltreffende, algemeen gekende en technische materiële beveiligingsmaatregelen.” En als tekortkomingen aan de basis van ongewenste gebeurtenissen, vermeldt hij volgende
zaken:
“onvoldoende
of
onbestaande
risicoanalyse,
onvoldoende
materiële beveiligingen op machines, ontbreken van collectieve beschermingen, gebrek
aan
onderhoud
opleiding/vorming/onthaal,
en geen
inspectie of
der
onvoldoende
installaties, instructies
gebrek aanwezig,
bekwaamheid werknemer niet nagegaan, niet naleven van instructies.” Naast technisch falen wordt ook menselijk falen als een belangrijke factor aanzien. Dr. J. Groeneweg, Rijksuniversiteit Leiden, 2004: “Na bijna elk ongeval kan men tegenwoordig uit de media vernemen, dat er sprake was van “menselijk falen”. Iemand had iets verkeerd gedaan, waardoor een ongeluk plaatsvond of er was na het ongeval bij de rampbestrijding iets of zelfs veel misgegaan, zoals bij de ramp met het Hercules-vliegtuig bij Eindhoven. Het lijkt soms wel alsof men met een zekere opluchting de conclusie trekt: “met de apparatuur was niets mis, het was de mens weer eens.”…”In analyses van ongevallen worden technische en menselijke fouten gevonden. Gemiddeld ligt de gevonden proportie menselijke fouten die een bijdrage hebben geleverd tot ongevallen in de industrie tussen de 50 en 90 %. In de afgelopen decennia heeft de nadruk gelegen op het aanbrengen van technische verbeteringen. Het effectief aanpakken van de menselijke factoren in het ongevalproces is de volgende stap. Traditioneel gebeurde dit al wel: medewerkers kregen een flinke schrobbering of zelfs ontslag na een ongeval. De kijk op de rol van de mens was hierbij vrij
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
19
Meer Profit door Meer Non-Profit
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
eenvoudig: de persoon werd aanzien als dom, onnadenkend, onvoldoende gemotiveerd,
nam
onverantwoorde
risico’s
of
had
een
gebrek
aan
veiligheidsbewustzijn. Inderdaad leek deze aanpak van de medewerkers succes te hebben: na een goed gesprek had hij of zij inderdaad meestal een lange tijd geen ongeval. Dat dit een gevolg van toeval was, werd vaak niet opgemerkt; een ander kon nog steeds het slachtoffer worden van de ongewijzigde en gevaarlijke situatie.” Even verder concludeert Groeneweg het volgende: “Onderzoeken naar de ramp met de veerboot Herald of Free enterprise en de explosie op het productieplatform Piper Alpha in de Noordzee hebben duidelijk gemaakt dat niet de mens of zijn technische omgeving het meest geschikte aangrijpingspunt is om dergelijke rampen te voorkomen, maar juist de mogelijke gebreken in de organisatie van het bedrijf. Dat geldt uiteraard niet alleen voor rampen,
maar
ook
voor
kleinschaliger
ongevallen.
Gegeven
de
enorme
verbeteringen die al hebben plaatsgevonden op het gebied van opleiding en techniek, dienen nu vooral de organisatie en het management van het bedrijf de aandacht te krijgen.” Uit bovenstaande citaten komt een groot contrast tot uiting. De ene bron vermeldt 90% technische oorzaken, de andere bron heeft het over 50 tot 90% menselijke fouten. Ondanks de ogenschijnlijke tegenstelling kan het best zijn dat beide bronnen het bij het rechte eind hebben. Niet zelden kunnen uit dezelfde statistieken zeer uiteenlopende conclusies getrokken worden, al dan niet in functie van het grote gelijk dat men wil aantonen. Op de website van het fonds voor arbeidsongevallen (www.fao.fgov.be), zien we voor de gegevens van het jaar 2007 dat in 35,8 % van alle arbeidsongevallen (in de privésector) sprake is van de volgende categorieën afwijkende gebeurtenissen: breken, barsten, glijden, vallen, instorten van het betrokken voorwerp of verlies van
controle
transportmiddel,
(geheel
of
gedeeltelijk)
handgereedschap,
over
voorwerp,
een dier.
machine, Indien
vervoer-
men
naar
of de
meestvoorkomende betrokken voorwerpen kijkt, blijkt dat bij mens (code 18.06) 3% aangegeven wordt. Hieruit zou men kunnen concluderen dat in 97 % van alle arbeidsongevallen de oorzaak van niet menselijke aard zou zijn. Dit zou een voorbarige conclusie zijn. Eenieder die al eens betrokken was bij het ingeven van een arbeidsongevalaangifte weet hoe moeilijk het is om afgemeten te zeggen wat
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
20
Meer Profit door Meer Non-Profit
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
de exacte oorza(a)k(en) is/zijn van een arbeidsongeval. Niet alleen is er bij de aangifte
door
de
aangever
soms
sprake
van
verkeerde
interpretatie,
vooringenomenheid en zelfs manipulatie, ook onkunde, onwetendheid en gebrek aan
ervaring
kunnen
oorzaak
zijn
van
gebrekkige
en/of
foute
arbeidsongevalaangiften. Voorzichtigheid met het interpreteren van cijfers m.b.t oorzaken van ongevallen is aangewezen. Zelf zijn we van oordeel dat er grote verschillen kunnen zijn van organisatie tot organisatie. Zo kan het best zijn dat er nog organisaties zijn met een groot aandeel verouderde, technisch onveilige installaties waar de nadruk bij verbeteringsacties zal liggen op het moderniseren en beveiligen van de technische voorzieningen. Een organisatie kan echter ook jarenlang de opleiding en vorming van haar werknemers verwaarloosd hebben. Bij verbeterprojecten zal een diepgaande analyse de te volgen richting aangeven. Als mens, organisatie en techniek “onder controle zijn” waagt men zich al eens aan een begrip als “de vierde dimensie”. Wat die vierde dimensie exact is, kan men niet altijd even goed vatten of omschrijven, maar een benaderende omschrijving is deze die men o.a. wel eens in Lean management kan terugvinden als “horizontale, zelflerende
organisatie”.
Hierdoor
kunnen
medewerkers
meer
intrinsiek
gemotiveerd worden het beste van zichzelf te geven, ook waar het veiligheid en welzijn betreft. Het is een waardevolle denkpiste. Toch moet men eerst voldoende aandacht besteden aan de drie andere dimensies wil men überhaupt iets bekomen m.b.t. de vierde dimensie. In de studie van Securex m.b.t. absenteïsme in België voor het jaar 2006, vermeldt men 0,44% absenteïsme ten gevolge van arbeidsongevallen. Dit betekent dat per FTE (full time equivalent medewerker) en aan 253 werkdagen per jaar, er 1,1 werkdag verloren gaat. In een onderneming met 0,44% absenteïsme ten gevolge van arbeidsongevallen en 230 voltijds werknemers is men bijgevolg één voltijds medewerker kwijt gedurende een heel werkjaar. De directe loonkost van de gemiddelde werknemer kan al vlug begroot worden op € 45.000 (patronale lasten, extra legale voordelen enz. inbegrepen). Verder in dit hoofdstuk zullen we zien dat de
directe
kosten
slechts
een
fractie
van
de
totale
kost
bedragen.
De
ongevallenverzekering die een belangrijk deel van de directe kosten voor haar rekening zal nemen, zal deze kost uiteindelijk verrekenen aan haar klanten. Verzekeringsinstellingen zijn immers geen liefdadigheidsinstellingen. Hiermee willen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
21
Meer Profit door Meer Non-Profit
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
we niet gezegd hebben, dat zij niet aanzien dienen te worden als een partner in het preventiebeleid. Veel verzekeringsmaatschappijen spannen zich in om de veiligheid bij
hun
cliënten
mee
te
verhogen
door
ondersteuning
van
de
interne
preventiedienst met opleidingsmateriaal, cijfergegevens, enz. 5.2.2. Besluit kosten en achtergronden van een arbeidsongeval De kosten van een arbeidsongeval (AO) mogen en kunnen niet onderschat worden. De oorzaken van een AO zijn veelal dieperliggend dan men op het eerste zicht zou vermoeden. Men moet ruimer durven denken dan de technische en menselijke oorzaken. Ieder arbeidsongeval, hoe banaal ook, moet ons aanzetten tot nadenken. Wat is de impact op Mens Uitrusting Organisatie Product en Omgeving (MUOPO)? Maar ook: wat zijn de noodzakelijke aanpassingen m.b.t. MUOPO (fig. 1)? Niets doen is geen optie. Dit zou resulteren in recurrente verliezen door gelijkaardige ongevallen. Recurrente verliezen zijn een symptoom van non-management of zwak management.
5.2.3. Kosten en achtergronden van verzuim Met de term “verzuim” doelen we in deze hoofdzakelijk op arbeidsverzuim omwille van andere redenen dan arbeidsongevallen. Niettegenstaande deze inperking is het gebruikelijk de term “verzuim” te nemen als gemeenschappelijke noemer voor verzuim omwille van ziekte enerzijds en arbeidsongevallen anderzijds. Bovendien stellen we vast dat de vlag verzuim meerdere ladingen dekt tussen landen onderling (door verschillen in de nationale wetgevingen). Een vergelijkende studie maken is om die reden alleen al niet voor de hand liggend. De literatuur die wij raadpleegden m.b.t. verzuim had betrekking op Nederland en België. Wij zullen ons weliswaar beperken tot het aanstippen van kosten m.b.t. verzuim in België. Wel is het interessant vast te stellen dat men zich in België bij het duiden van verzuimpercentages
veelal
beperkt
tot
een
aantal
voor
de
hand
liggende
parameters zoals geslacht, leeftijd, statuut arbeider/bediende, loonniveau,…
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
22
Meer Profit door Meer Non-Profit
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Dit waar Nederland, veelal, en reeds vele jaren, een ruimere sociologische context schetst. Men gaat kijken naar het type van werk, opleidingsniveau, de autonomie en
regelmogelijkheden
bij
de
uitvoering
van
het
werk,
…
Zelfs
de
nationaliteit/etnische oorsprong van de werknemers vormen in Nederland geen taboe bij verzuimonderzoek. Een lezenswaardig werk met betrekking tot verzuim is het boekje “De manager en het verzuim”, auteurs: Th. Broersen en V. Vrooland, 1993. “In een onderzoek bij enkele ondernemingen met relatief lage cijfers is nagegaan waarin deze ondernemingen zich onderscheiden van andere met een hoger verzuim. De bedrijfscultuur, die zich o.a. uit in een geïntegreerd (sociaal) beleid en in een verzuimcultuur waarin vermijdbaar verzuim nadrukkelijk niet voorkomt, bleek
de
belangrijkste
variabele
te
zijn.”…”Tijdens
een
conferentie
over
ziekteverzuim verwonderde de directeur van Volvo Car zich erover. Wanneer Nederlandse werknemers in België gaan werken hebben zij een even laag ziekteverzuim als de Belgen (gemiddeld minder dan 4%), komen Belgische werknemers in Nederland werken, dan hebben zij een even hoog verzuim als hun Nederlandse collega’s (gemiddeld meer dan 8 %). Een vergelijking van de twee landen naar het aantal arbeidsongeschikten levert een nog pregnanter verschil op. Hun aantal ligt in België verhoudingsgewijs bijna 60 % lager dan in Nederland.” Dan gaat het verder, én uit onverdachte bron: “Onder verzuimdeskundigen heerst algemeen de opvatting dat de aard van de Nederlandse ziekteverzuim- en arbeidsongeschiktheidsregelingen én de cultuur waarin ze gebed zijn, de gelegenheid scheppen voor, of zelfs motiveren tot, relatief veel verzuim en arbeidsongeschiktheid.” Het is een frappante conclusie. Onze Nederlandse buren hebben niet geaarzeld hun systeem bij te sturen waar dit misbruik in de hand werkte. Is het Belgisch verzuimbeleid daarmee vrijgepleit? Neen, alles kan altijd beter. Men zou ziende blind moeten zijn om te ontkennen dat ook het Belgische sociale vangnet misbruik in de hand kan werken, zo niet in stand houdt. Het zogenaamd “sociaal profitariaat” is niet alleen voorwerp geweest van enkele politieke uitspraken, maar heeft zich daadwerkelijk in ons sociale zekerheidssysteem genesteld. Recentelijk kwam massaal misbruik van gecombineerde, dubbelgenoten sociale uitkeringen aan het licht door toedoen van de kruispuntbank. Het is maar goed dat dit soort misbruik
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
23
Meer Profit door Meer Non-Profit
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
wordt aangepakt teneinde het voortbestaan van een, op zich goedwerkend, sociaal vangnet te kunnen blijven waarborgen. Wie slachtoffer is van één of andere tegenslag, denken we maar aan ziekte of een arbeidsongeval, mag goed ondersteund worden. Andermaal,
we
stipten
het
al
even
aan,
duikt
de
bedrijfscultuur
op
als
beïnvloedende factor m.b.t. verzuimpercentages. En voor zover het u als lezer nog niet duidelijk was, willen we onze interesse voor onze rol als preventieadviseur m.b.t. het verbeteren van de bedrijfscultuur nogmaals bevestigen. Th. Broersen en V. Vrooland: “In middelgrote en grote ondernemingen vindt de vormgeving, verbreiding en handhaving van de bedrijfscultuur in de regel plaats door middel van andere mechanismen – formeler en doelbewuster. Daar is het vooral het management dat de cultuur bepaalt. In positieve zin doordat het zich daarvan bewust is en deze taak ook waarmaakt; in negatieve zin wanneer het die taak verwaarloost en de cultuur als het ware zijn eigen gang laat gaan, hetgeen meestal een voor het bedrijf minder gunstige gang is. Uit hun onderzoek “Bedrijfscultuur: diagnose en beïnvloeding” trekken Sanders en Neuijen (1989) dan ook de conclusie dat “een van de meest wezenlijke functies van leiderschap is gelegen in het bewust vormgeven aan de cultuur van een bedrijf.”… “De leiders bepalen de fundamentele waarden, normen, symbolen, opvattingen, manieren van met elkaar omgaan en andere praktijken die aan het bedrijf zijn informele structuur geven. Zonder deze informele en ingeslepen cultuur
zou
de
formele
organisatie
een
stuurloos
mechanisme
zijn.
Zeer
toepasselijk is de bedrijfscultuur wel gekarakteriseerd als de software van de organisatie, de collectieve mentale programmering van de leden van een onderneming.”…”Een inherente en niet af te zonderen component van de bedrijfscultuur is de verzuimcultuur, met name de normen binnen het bedrijf die het
verzuimgedrag
informeel
vastleggen.
De
hoogte
van
het
vermijdbare
ziekteverzuim in bedrijven valt in overwegende mate toe te schrijven aan de heersende verzuimcultuur die leidt tot patronen van verzuimgedrag welke specifiek zijn voor het bedrijf.” De soorten van en redenen tot verzuim zijn zeer divers. Men probeert zich al eens te wagen aan het indelen van verzuim in wit, grijs en zwart verzuim.
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
24
Meer Profit door Meer Non-Profit
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
“Bij de blijkbare moeilijkheid om een hanteerbaar verband te leggen tussen ziekte en verzuim speelt bovendien mee dat het begrip ziekte hier de zachte factor speelt. In de gangbare opvatting is iemand ziek of gezond en de dokter is wetenschappelijk opgeleid om het objectief te kunnen vast stellen. In de praktijk echter blijkt het gecompliceerder te liggen. In verschillende opzichten is het ziektebegrip een sociaal functionele constructie met vele aspecten en betekenissen voor de zieke zelf en zijn omgeving. Zo onderkent professor Kuilman in een artikel “Over de patiënt die het niet meer zag zitten” maar liefst zeven verschillende vormen van betekenisgeving aan het begrip ziekte bij verzuim. Het “zachte” karakter van het begrip komt al tot uiting in de bijkans onoplosbare problemen die zich voordoen bij de vraag of een werknemer wel echt ziek is, althans ziek genoeg om te verzuimen wanneer er geen duidelijk herkenbare symptomen zijn. Om die redenen zullen schattingen van zwart, grijs en wit verzuim altijd willekeurig blijven. Bovendien draagt het streven om dit onderscheid nadrukkelijk te bepalen nauwelijks bij tot een oplossing van het verzuimprobleem.” Het opdelen van verzuim in wit, grijs en zwart verzuim kan ons weliswaar helpen om verzuimcijfers en hun achtergronden beter te begrijpen. Ook kan deze opdeling ons in staat stellen om prioriteiten te bepalen m.b.t. het verzuimbeleid. Maar in wezen verdient alle verzuim onze aandacht. Enkele voorbeelden/vragen om de breedte van het thema verzuim te duiden: Indien er een goede bedrijfscultuur heerst en mensen “graag komen werken” dan zijn we ervan overtuigd dat grijs en zwart verzuim niet onze belangrijkste aandacht zullen wegdragen. Werknemers die in de winter zonder afdoende beschermkledij in open lucht moeten werken, riskeren de statistieken van wit verzuim in de hoogte te doen gaan. Een onderneming die weinig brugdagen inplant, zal mogelijk vaststellen dat het personeel die brugdagen zelf creatief inplant. Is de eerste ziektedag betaald of niet? Wordt er systematisch met
een
controledokter
gewerkt
of
enkel
bij
verdachte
gevallen?
Een
arbeidsongeval met arbeidsverzuim tot gevolg kan mogelijk ook andere soorten verzuim inleiden, door verhoogde werkdruk bij de collega’s van het slachtoffer bijvoorbeeld. Wat met de verzuimcijfers van 2009? Die dreigen ernstig te gaan afwijken van de voorgaande jaren. U weet wel, de Mexicaanse griep… U merkt het, het verzuimpercentage zal het gevolg zijn van heel veel en zeer verschillende factoren.
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
25
Meer Profit door Meer Non-Profit
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
De economische impact van verzuim is enorm. In de studie van Securex m.b.t. Absenteïsme in België (2006) spreekt men van een totale kost gelijk aan 8,2 miljard euro voor ziekteverzuim voor het geheel van werkgevers in België. Hugo
D’Hertevelt,
wetenschappelijk
medewerker
bij
de
Directie
Onderzoek
Verbetering Arbeidsomstandigheden (DiOVA), FOD-WASO spreekt van 336.000 werknemers = 10% (Riziv 1998) met langdurig ziekteverzuim (>1 maand). Verwijzend naar NOVA-CM onderzoek (1994, bij 1280 cases) vermeldt hij 27,5% storingen van het bewegingsapparaat en 10,3% zuivere stress (~depressie). En verder nog schat hij dat 50 % van het ziekteverzuim (>1 maand) gevolg is van fysieke en psychische overbelasting. Bij de arbeidsongeschiktheid van langer dan één jaar zijn 175.000 werknemers opgenomen in de statistieken van het Riziv (1998). Het gros daarvan is arbeidsongeschikt om redenen van psychische aard, aandoeningen m.b.t. het bewegingstelsel en ca 50 % als gevolg van fysieke en psychische overbelasting. De helft van de cases met langdurige ziekte en arbeidsongeschiktheid is het gevolg fysieke en psychische overbelasting. De hypothese van Hugo D’Hertevelt is dat 1/3 sterk werkgebonden is. Dit resulteert in 56.000 langdurig zieken en 29.000 arbeidsongeschikten ten gevolge van werkgebonden factoren. We zijn niet in staat deze getallen te beoordelen, maar ervan uitgaande dat ze juist zijn, geeft het aan hoeveel verbeteringspotentieel we hebben binnen onze ondernemingen. Indien we na de huidige crisis opnieuw meer over het gebrek aan arbeidskrachten in de media zouden
horen,
kunnen
we
ons
bovenstaande
cijfers
herinneren
als
een
dagdagelijkse oproep om er mee over te waken dat werknemers niet fysiek en psychisch overbelast dreigen te worden en onnodig (vervroegd of tijdelijk) het arbeidscircuit verlaten. Niets hoeft ons overigens te weerhouden aandacht te hebben voor evenwichtige arbeidsomstandigheden… De rol van een preventieadviseur in deze is mee actief te zijn op volgende vlakken: preventie van ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid, verzuimbegeleiding en reïntegratie. Wijlen Minister van Sociale Zaken, J.M. Veldkamp in 1983: “Hoe groot de betekenis van uitkeringen bij arbeidsongeschiktheid ook moge zijn, ik acht het van veel groter belang dat de arbeidsongeschikte wordt teruggeleid naar het maatschappelijk leven. Herstel van de arbeid acht ik voor de menselijke ontplooiing belangrijker dan de rente, alhoewel het ene niet zonder het andere kan.
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
26
Meer Profit door Meer Non-Profit
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Het gaat er in onze maatschappij niet alleen om dat mensen lichamelijk en geestelijk genezen, het gaat erom dat zij een zo volwaardig mogelijke plaats terugkrijgen in de maatschappij.” 5.2.4. Besluit kosten en achtergronden van verzuim De aard van de organisatie en de verzuimcultuur kan sterk verschillend zijn tussen sectoren, ondernemingen en afdelingen onderling. Het is dus onmogelijk te bepalen waar de exclusieve aandacht op gericht moet worden. Eén ding weten we wel: de onderneming
die
geen
economische
gevolgen
verzuimbeleid dragen.
En
voert, meer
zal nog
hiervan
ongetwijfeld
misschien
dan
dit
de bij
arbeidsongevallen het geval is, zal een deel van de verzuimkosten afgewenteld worden op de gemeenschap. Gezien de complexiteit van de verzuimachtergronden, zal het verzuimbeleid multicausaal moeten zijn. Naar analogie met het gekende situationeel leiderschap, zouden wij in deze willen gewagen van een situationeel verzuimbeleid. 5.2.5. Directe en indirecte kosten Sprekende over kosten verbonden aan een arbeidsongeval, wordt er vaak geopteerd om deze in te delen in directe en indirecte kosten. Eigenlijk is dit in onze ogen een wat misleidende terminologie. Immers de kosten die men wil toewijzen aan een arbeidsongeval dienen altijd een direct verband te hebben met het arbeidsongeval. In het andere geval is er geen valabele reden om te spreken over directe kosten ten gevolge van… De achterliggende reden om te spreken over directe en indirecte kosten houdt wellicht meer verband met de duidelijkheid van de relatie tussen oorzaak (ongeval) en gevolg (kosten). Directe kosten hebben in die zin een evident aantoonbare relatie met het ongeval. Indirecte kosten zijn a.h.w. afgeleide kosten. Een tweede reden waarom we de terminologie misleidend vinden, is de volgende: de begrippen directe en indirecte kosten worden in het bedrijfsleven doorgaans gebruikt
om
een
onderscheid
te
maken
tussen
kosten
die
exclusief
productiegebonden zijn (bv. grondstoffen) en kosten welke eerder het karakter hebben van algemene omkadering (bv. human resources, preventiedienst, IT, enz.). Meer dan eens leidt de opdeling tussen directe en indirecte kosten tot discussie. Zeker indien er bespaard moet worden en indirecte kosten geviseerd worden, heeft men wel eens de neiging om te gaan schuiven en de indirecte kosten
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
27
Meer Profit door Meer Non-Profit
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
in te delen bij de directe kosten. De loonkost van een administratief bediende wordt dan bijvoorbeeld bij de loonmassa van de productiemedewerkers gevoegd. Op basis van bovenstaande argumenten wordt duidelijk dat begripsverwarring zou kunnen ontstaan indien wij kosten i.v.m. arbeidsongevallen zouden indelen onder directe en indirecte kosten. Daarom zouden we de voorkeur geven aan de begrippen zichtbare en verborgen kosten. Dit geeft beter weer wat bedoeld wordt met de opdeling in de twee voornoemde categorieën. Men zou eveneens kunnen argumenteren dat het onderscheid tussen directe en indirecte kosten geen groot belang heeft. Kosten zijn toch kosten. Allen beïnvloeden ze in negatieve zin het bedrijfsresultaat. We kunnen deze stelling enigszins bijtreden. Doch dient gezegd te worden dat de verhouding tussen zichtbare en verborgen kosten in het kader van het onderwerp van dit eindwerk van een heel andere aard is. Waar bij productiegebonden kosten veelal sprake is van een veel groter aandeel (in het geheel van kosten) voor de directe kosten is bij kosten ten gevolge van een arbeidsongeval net het omgekeerde het geval: de afgeleide, indirecte, verborgen kosten zijn veel groter dan de directe, zichtbare kosten. In de literatuur die we raadpleegden was de verhouding getalwaarde één voor de zichtbare kosten tot getalwaarde twee, drie, vier en zelfs zeven voor de verborgen kosten. Met andere woorden: voor iedere euro zichtbare kost die de onderneming draagt, zijn er twee tot zeven euro verborgen kosten. Het verhoudingsgetal zeven vonden we eenmalig terug in een tekst van de hand van ir. H. De Lange, Adviseur Arbeidsveiligheid bij het Verbond van Belgische ondernemingen in 1990 n.a.v. de 81ste studiedag met als thema Arbeidsongevallen stijgen, Ongevallenpremies stijgen. De verhouding directe/indirecte kosten kan verschillend zijn naargelang de kosten die mee opgenomen werden en hun verdeling. Van belang om te weerhouden in deze, is het feit dat de zichtbare kosten maar het topje zijn van de ijsberg. Eén van de gangmakers in verband met kosten-batenanalyses en kosten verbonden aan arbeidsongevallen, is dhr. De Greef, directeur van Prevent. In 1998 ter gelegenheid van een presentatie op het Interprovinciaal congres Welzijn op het werk, vermeldt hij bij de economische kosten:
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
28
Meer Profit door Meer Non-Profit
“Ten
laste
van
de
Promotie 0820
arbeidsongevallenverzekeraar:
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
een
tussenkomst
in
de
basisloonkosten, medische kosten, hospitalisatiekosten en prothesekosten. Voor de werkgever zijn de directe kosten hoofdzakelijk beperkt tot de overige loonkosten. Het gros van de kosten, de indirecte kosten, zijn echter allen ten laste van de werkgever: tijdverlies, vervanging van personeel, medische verzorging binnen de onderneming,
schade
aan
de
uitrusting,
productieverlies,
onderzoek
en
administratie, daling productiviteit, verslechtering klimaat, daling kwaliteit.” En bij de niet economische kosten vermeldt hij zeer terecht: “verdriet, pijn, vermindering kwaliteit van het leven, vermindering levensduur.” Ir. G. Dewilde in 1998 op het 37ste interprovinciaal welzijnscongres (en in zijn functie als onderdirecteur van de Federale Verzekeringen): “Veiligheidsinspanningen door de bedrijven geleverd, resulteren niet noodzakelijk in een onmiddellijk gevoelige verbetering van de financiële statistiek. Aangezien de verzekeringsmaatschappijen zich vooral baseren op statistieken lopend over de periode van de laatste vijf jaar zullen preventie-inspanningen met blijvend resultaat slechts op middellange termijn aanleiding kunnen geven tot een gevoelig betere statistiek over vijf jaar en een eventuele premievermindering. Man mag echter niet uit het oog verliezen dat minder ongevallen een onmiddellijk financieel gunstig effect hebben voor het bedrijf ook als de verzekeringspremie niet onmiddellijk aangepast wordt. Arbeidsongevallen brengen immers ook kosten met zich mee die niet door de arbeidsongevallenverzekeraar vergoed worden, de zogenaamde indirecte kosten.” Dhr. E. Rutten, destijds preventie-ingenieur bij de Federale Verzekeringen en gastspreker op hetzelfde congres baseert zich op de ijsbergtheorie van Heinrich (fig. 2) voor het extrapoleren van de indirecte kosten verbonden aan een arbeidsongeval. Voor een bedrijf “X” met 49 arbeidsongevallen met werkverlet berekent hij dat deze voorafgegaan zijn door: 49*10 = 490 verzorgingen, 49*30 = 1470 stoffelijke schades en 49*600 = 29.400 incidenten. Dit alles kan bij benadering geldelijk uitgedrukt worden door er materiaal- en loonkosten aan te koppelen. Bij het raadplegen van de literatuur zijn we getuige geweest van zeer uiteenlopende, ja, soms zeer verdienstelijke, pogingen om deze kosten te kwantificeren.
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
29
Meer Profit door Meer Non-Profit
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
5.2.6. Besluit directe en indirecte kosten Men
heeft
er
alle
baat
bij
om
kosten
die
ontstaan
ten
gevolge
van
arbeidsongevallen niet te onderschatten en er alles aan te doen om ze te vermijden! Als preventieadviseur zullen we dit argument uitdragen en moeten onderbouwen in het kader van het bekomen van budgetten voor investeringen in veiligheid en welzijn. Er is echter meer. Investeringen in veiligheid en welzijn zullen er niet alleen mee voor zorgen dat we onnodige kosten kunnen vermijden, maar zorgen ook voor een verhoging van de kwaliteit en effectiviteit van onze organisatie. M.a.w. de investeringen die we doen m.b.t. veiligheid en welzijn van de werknemers zullen een economische return opleveren door uitsluiting van nodeloos geldverlies ten gevolge van arbeidsongevallen, maar evenzeer door een verbeterde werking van de organisatie. Zo lazen we een eindwerk van een collegapreventieadviseur die kon aantonen dat het plaatsen van betonnen boordstenen met behulp van een machine niet alleen beter was voor de gezondheid van de werknemers (= minder absenteïsme), maar ook efficiënter en goedkoper kon uitgevoerd worden. Dit voorbeeld wekt wellicht weinig weerstand op bij de kritische lezer. Zelf kunnen we uit persoonlijke ervaring getuigen dat veilig werken ook efficiënt
is
(zie
ook
hoofdstuk
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
zeven:
Voorbeelden
uit
de
praktijk).
30
Meer Profit door Meer Non-Profit
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Zelfs datgene wat op het eerste zicht de productiviteit lijkt te doen dalen, kan uiteindelijk resulteren in een betere output. Tot slot van dit hoofdstuk willen we benadrukken dat niet alleen arbeidsongevallen aanleiding geven tot verhoogde kosten.
Ook
verzuim
omwille
van
ziekte
en
arbeidsongeschiktheid
zijn
kostenfactoren waarmee men rekening zal moeten houden.
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
31
Meer Profit door Meer Non-Profit
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
6. Technieken om kosten en baten in kaart te brengen 6.1. Inleiding Willen we als preventieadviseur de noodzakelijke investeringsbereidheid m.b.t. preventie en welzijn creëren, dan zullen we niet alleen gebruik moeten maken van welzijnsinhoudelijke argumenten. We zullen eveneens de taal moeten spreken van de beslissingsnemers. Vrij vertaald wil dat zeggen dat we onze inhoudelijke argumenten financieel technisch moeten onderbouwen. Financieel technische argumenten hoeven overigens niet in tegenstelling gezien te worden met de voor ons, preventieadviseurs, meer gekende en gangbare welzijnsgerichte argumenten. In een duurzame op lange termijngerichte bedrijfsomgeving zijn beide vormen van argumentatie op hun plaats en niet tegengesteld aan elkaar. Het ligt niet in onze bedoeling om de weerhouden technieken allen in detail toe te lichten. Evenmin is het onze ambitie om een spoedcursus bedrijfseconomie in dit eindwerk op te nemen. Wel willen we een aantal technieken toelichten en becommentariëren. Gesteld dat u zich als preventieadviseur geconfronteerd zou weten met de vraag en/of de behoefte om uw investeringsaanvragen financieel te onderbouwen én u nog geen financiële vorming heeft genoten, zijn we van oordeel dat bijkomende opleiding op dit vlak aangewezen is. Bij een tekort aan financiële achtergrond zou u het risico kunnen lopen dat een sterk veiligheidstechnisch onderbouwde investeringsaanvraag strandt op een weigering omwille van een zwakke financiële argumentering. Dit gezegd zijnde is één belangrijke waarschuwing bij dit alles op zijn plaats. Hoeveel modellen men ook hanteert en hoezeer men ook tracht de werkelijkheid te vatten in objectieve en betrouwbare regels, veiligheid en welzijn alsook het economische
kader
van
een
bedrijf
zijn
niet
louter
onderhevig
aan
de
voorspelbaarheid van de exacte wetenschappen. Op een uitzondering en een leger doemdenkers na, had niemand de huidige economische crisis zien aankomen. En wat met de grilligheid van de menselijke factor? Er zijn zoveel elementen waar wij geen vat op hebben, dat we ons goedbedoelde reken- en denkwerk steeds moeten kunnen relativeren. Dit geldt overigens ook voor eerder productiegerelateerde investeringen. Wat vandaag “hot en gewild” is, kan morgen al vergeten zijn. We willen hierbij geen totale afbreuk doen aan ons voorgaand betoog door een te doorgedreven vorm van relativering, maar enkel een waarschuwing uitzenden voor
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
32
Meer Profit door Meer Non-Profit
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
een blind geloof in modellen allerhande. Net zoals een risicoanalyse, hoe verfijnd ook, een indicatie geeft van de grootte van een bepaald risico, ze is deels gebaseerd
op
een
subjectieve
inschatting.
Een
economisch
mathematisch
verantwoorde investeringsaanvraag zal evenzeer onderhevig zijn aan subjectieve en andere niet-mathematische invloeden. Een gezonde dosis boerenverstand is minstens even noodzakelijk als de kennis van welzijnswetgeving en financiële technieken. Manja Borremans schrijft in haar eindwerk bedrijfsergonomie (UAMS, vierde promotie, 2007-2008): “Daarbij zullen volgende aandachtspunten een rol spelen bij het vervolledigen en het zo correct mogelijk inschatten van de kosten en de baten door de firma: het bespreken van de kosten
en baten met de verschillende functionarissen van de
onderneming; voor een optimale afweging geeft men best een inschatting van de optimistische visie (lage kosten en hoge baten) en pessimistische visie (hoge kosten en lage baten); bepaalt men de looptijd van het project en houdt men rekening met de exploitatiekosten.“ Ze vermeldt eveneens een aantal redenen waarom een goede kosten- en batenevaluatie vaak moeizaam verloopt: “er zijn weinig relevante data beschikbaar (zoals kosten van de preventiemaatregelen); over de effectiviteit van maatregelen is weinig bekend; veel gezondheidsklachten ontwikkelen zich op de lange termijn en ook veel preventiemaatregelen hebben pas effect op lange termijn; effecten van maatregelen op gezondheid, klachten en verzuim zijn slechts met schattingen te bepalen; verbeteringen zijn in veel gevallen niet terug te leiden tot de maatregel; er moet gedeeltelijk uitgegaan worden van veronderstellingen.” Maar ze voegt er aan toe: “Ondanks dit alles is het toch zinvol om economische analyses te maken. Met gevoeligheidsanalyses kan men een goed idee krijgen van de betrouwbaarheid van de resultaten.” Door analytische methoden toe te passen kan de effectiviteit van een interventie (bv. herinrichting van een werkplek) nog voor de uitvoering ervan ingeschat worden. Op deze wijze kunnen investeringen m.b.t. veiligheid en gezondheid op dezelfde hoogte gezet worden als andere investeringen. Zo kunnen veiligheid en welzijn aan belang winnen wanneer investeringsmiddelen schaars zijn.
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
33
Meer Profit door Meer Non-Profit
Investeringen
in
preventie
Promotie 0820
en
welzijn
worden
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
soms
van
overheidswege
aangemoedigd. Bijvoorbeeld door deze investeringen aan een fiscaal gunstige regeling te onderwerpen. Zo kent men in Nederland de FARBO regeling. Dit is een regeling die een willekeurige afschrijving toelaat voor ARBO-investeringen wat de ondernemingen een rente- en een liquiditeitsvoordeel oplevert. N.a.v. de FARBO regeling werd er een ARBO-lijst (van toegelaten ARBO-investeringen) opgesteld. De volgende criteria hebben bij het opmaken van deze lijst een rol gespeeld: - De arbeidsomstandigheden moeten door het gebruik van het bedrijfsmiddel aanzienlijk verbeteren, daarbij denkt men aan investeringen die nadelige ARBOeffecten
op
lange
termijn
kunnen
verminderen,
zoals
investeringen
die
lawaaidoofheid tegengaan, fysiek zware arbeid verminderen of blootstelling aan schadelijke stoffen voorkomen. - Het bedrijfsmiddel mag nog niet algemeen gangbaar zijn in Nederland, het mag geen vanzelfsprekende investering zijn, waarmee aan ARBO-wettelijke eisen wordt voldaan die al lang bestaan. - Het bedrijfsmiddel moet op ruime schaal toegepast kunnen worden, ook in KMO’s. - Er moet sprake zijn van bronbeleid. Dit houdt in dat de gezondheidsschade zoveel mogelijk aan de bron moet worden bestreden. Het stiller maken van een lawaaierige machine verdient bijvoorbeeld de voorkeur boven het geven van oorbeschermers (op de ARBO-lijst komen geen persoonlijke beschermingsmiddelen voor). Bij het weergeven van de verschillende kosten-batentechnieken, zullen we een onderscheid maken tussen economisch gemotiveerde en zachte technieken. Zoals we, ten overvloede wellicht, benadrukten, zijn deze niet tegengesteld aan elkaar. De opdeling waarvoor we kiezen, is bovendien niet te verabsoluteren. Zachte technieken zullen immers ook een economische impact hebben op onze organisatie. We kozen echter voor deze opdeling, omdat we bij onze literatuurstudie methodieken met zeer verscheidene invalshoeken leerden kennen. Deze zullen we verder benoemen als “hard economisch gemotiveerde technieken” enerzijds en “zacht economisch gemotiveerde technieken” anderzijds. Zacht economische technieken zijn technieken die melding maken van terugverdieneffecten die niet exclusief, of zelfs helemaal niet, in geld uitgedrukt worden. Bij hard economische technieken is er steeds sprake van een harde return. De opdeling waarvoor we gekozen hebben, vindt enigszins aansluiting bij de inhoud van hoofdstuk vijf waar we al spraken over ethische en economische motieven als basis voor preventie en welzijn.
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
34
Meer Profit door Meer Non-Profit
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
6.2. Hard economisch gemotiveerde technieken In de literatuur hebben we zeer verscheidene technieken terug gevonden. Allen stellen ze zich tot doel kosten en baten in kaart te brengen, te evalueren/wegen als het ware. Dit wordt dan veelal gekoppeld aan courante investeringstechnieken (payback period, net present value,…). In The Journal of Safety Reserach, jaargang 2005, volume 36, nummer drie, wordt uitgebreid verwezen naar een aantal recente technieken die in 2004 op een conferentie in Washington DC besproken werden. De conferentie ging door onder de titel Economic Evaluation of Occupational Health and Safety Interventions at the Company Level. Ze stelde zich tot doel de stand van zaken vast te stellen met betrekking tot het benutten van economische kennis en methodieken voor het aantonen van economische opbrengsten voortkomende uit gezondheids- en veiligheidsinterventies in werkomgevingen. 6.2.1. The productivity assessment tool van Maurice Oxenburgh en Pepe Marlow Deze methodiek beoogt op een eenvoudige wijze een analyse te maken binnen een dienst of productie-eenheid. Het voordeel van de methode is dat ze het financieel belang aantoont van veilige en efficiënte werkplekken binnen een werkplaats. Dit model is een kosten- en batenevaluatiemodel. Het legt de nadruk op de kosten en opbrengsten van werknemers voor een organisatie. Het wil de toename in opbrengsten door arbeid, uitgedrukt in arbeidstijd, meten in een “voor en na” situatie. Men kan met het model meerdere interventies ten opzichte van elkaar vergelijken. Maar hierbij dient gezegd dat het zich niet uitspreekt over de meeste effectieve interventie m.b.t. daling van arbeidsongevallen. Het model kijkt naar kosteneffectiviteit en niet naar ongevalleneffectiviteit. Een interessante optie van het model is de gevoeligheidsanalyse (zie ook p. 53) waarmee kan nagegaan worden welke kostparameters het meest van invloed zijn. Het is verder zo uitgedacht dat het kosten en baten in een kort tijdsbestek kan beoordelen. De waarde van het geld wordt verondersteld dezelfde te blijven over de looptijd van het project. De ervaring van de betrokken onderzoekers wees er op dat de terugverdienperiode van de interventies veelal korter was dan zes maanden.
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
35
Meer Profit door Meer Non-Profit
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
In een tabel (fig. 3) worden data van voor de interventie en data van na de interventie gezet. Deze data worden opgedeeld in vier delen: data m.b.t. de werknemers (lonen, aantal, overuren en productiviteit), data m.b.t. de werkplaats inclusief de kosten voor supervisie, rekrutering, verzekering e.a. overheadkosten, onderhoud, afval, energie, data i.v.m. de interventie en haar kosten en tot slot data m.b.t. de rapporten i.v.m. kosten- en batenanalyses, de werkplaats en de werknemers.
Voorbeeld van een kosten- en batenanalyse volgens het productivity assessment tool
Soort kost
Uitgedrukt in
Beginsituatie
Voorgestelde interventie
Actuele situatie na één jaar
MIX OF EMPLOYMENT Fulltime, 66 Full Time equivalent employees
Contractors, 30
96
Fulltime, 66
Contractors, 30
96
28 1660
11 1435
Fulltime, 55
Contractors, 8
Casual, 73
96
Wages Total empl. cost
$/hour 000$/year
11 1435
28 1660
11 1195
Supervision and quality costs
000$/year
703
703
512
Insurance Total empl. costs
000$/year 000$/year
173 3970
104 3901
55 3071
Intervention costs
000$/year
---
96
96
Savings Payback Period (months)
000$/year
-----
69 17
898 2
28 443
13,20 867
Figuur 3, Productivity assessment tool van Maurice Oxenburgh en Pepe Marlow in tabelvorm geïllustreerd
De bovenstaande tabel oogt (Amerikaans) imposant wanneer men opmerkt welke kosten in deze case bespaard konden worden. Het is echter gepast kritisch te blijven m.b.t. deze data. De tabel heeft betrekking op een hotel waarvan de winstmarge volledig dreigde verloren te gaan aan kosten voor de premie van de arbeidsongevallenverzekering. De hoogte van de premie werd uitgelokt door een zeer hoog aantal rug- en bovenarmletsels bij reiniging- en kamerpersoneel. De gerealiseerde interventie t.b.v. $ 96.000 per jaar betrof een investering in training en opleiding van het personeel alsook in beter materiaal en verbeterd onderhoud. De interventie leidde eveneens tot veranderingen in de organisatie en de mix van personeel. Het aantal FTE’s bleef weliswaar gelijk maar er werd geopteerd om minder met duur contractorpersoneel te werken en meer met tijdelijk (casual)
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
36
Meer Profit door Meer Non-Profit
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
personeel. Het is ons vanuit de studie niet meteen duidelijk welk statuut deze mensen exact hebben. Als het gros van het vroegere personeel vervangen zou zijn door personeel met een “slechter statuut”, is het nog maar de vraag wie er echt beter is geworden van deze interventie. Maar er rijzen ook vragen i.v.m. de loonkosten. Voor een eigen personeelslid bedraagt de kost $ 11 per uur, voor een contractor $ 35 per uur. Het lijkt erg onwaarschijnlijk dat deze loonkosten zo sterk uit elkaar lopen. We vermoeden dan ook dat, zoals we dat spijtig genoeg ook al in andere studies hebben opgemerkt, men bij de eigen loonkost enkel het naakte uurloon in beschouwing heeft genomen. Het contractorloon zal men wellicht afgeleid hebben van een offerte of een factuur en houdt alle loonkosten in (inclusief de winst van de contractorfirma). De vergelijking tussen de hoogte van de lonen van beide categorieën werknemers (eigen personeel en contractorpersoneel) heeft dan meer weg van appelen met citroenen vergelijken. We willen de intenties van de onderzoekers en betrokkenen bij deze studie niet in twijfel trekken. We verwaardigen ons niet anderen te oordelen. Doch willen we, n.a.v. bovenstaande tabel en andere cases die we door konden nemen, pleiten voor gebruik van juist en geverifieerd cijfermateriaal. Dit in het belang van de objectiviteit van de kosten- en batenevaluatie én de geloofwaardigheid van de voorgestelde verbeteringsmaatregelen. Window dressing hoort niet thuis in een duurzaam ondernemingsbeleid. Ten gronde is het model bruikbaar als methode om de impact van een verbeteringsmaatregel aan te tonen en/of te berekenen. Het veronderstelt echter een grondige kennis van de bedrijfsgegevens. 6.2.2. Self evaluation of the cost-benefit on the investment in occupational safety and health in the textile factories: “A step by step methodology”, Rafael Amador-Rodezno Deze methode is een integrale methode. Niet alleen gaat ze sterk in de breedte van de organisatie (financieel, risicoanalyse, epidemiologie, engineering,…), ze beoogt ook toegankelijk en toepasbaar te zijn voor en door de hiërarchische lijn. Hiertoe zijn stap voor stap trainingen opgezet om de medewerkers vertrouwd te maken met het uitvoeren van risicoanalyses, het leren leggen van relaties tussen oorzaak en gevolg, het verbeteren van beslissingsprocessen m.b.t. preventie en welzijn, het berekenen van directe en indirecte kosten/besparingen en tot slot het
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
37
Meer Profit door Meer Non-Profit
berekenen
van
globale
Promotie 0820
kosten-
en
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
batenanalyse
van
een
preventie-
en
welzijninterventie. Zo wil ze de werknemers overtuigen van financiële voordelen van investeringen in preventie en welzijn. De praktijk heeft overigens uitgewezen dat er een positieve relatie kon aangetoond worden met de gedane investeringen: “3 to 33 times”. Men zou op de duur alleen nog maar in veiligheid investeren . De
methode
werd
inmiddels
verwerkt
in
een
softwarepakket,
wat
de
toegankelijkheid en bruikbaarheid nog vergroot. Vooraleer de aanvang te maken met deze “Tool Kit” dient de gebruiker inzicht te hebben/verwerven in het werkproces waarover hij een kosten- en batenanalyse wil maken. Men onderscheidt zes stappen in het proces:
•
definiëring van de omvang van het probleem in overeenstemming met oorzaak en gevolg
•
risico-inschatting
•
omschrijven van de preventieve maatregelen die genomen moeten worden
•
aanduiden van het verband tussen de preventieve maatregelen en de positieve effecten – op een grafische manier (Balloon Model van Johansen en Johrén in 1993)
•
evalueren van de preventiekost (zowel aan de bron, als op individueel vlak en op medisch vlak) en zijn effecten
•
kosten– en batenanalyse
Doordat er een waarde toegekend wordt aan het risico en het effect van de preventiemaatregelen kan men risico’s en maatregelen ranken. Op basis van geobjectiveerde inschattingen, kunnen vervolgens prioriteiten gesteld worden aan de preventiemaatregelen. Voor iedere stap werden er tabellen opgesteld die de gebruiker
doorheen
het
proces
gidsen.
De
positieve
gevolgen
van
de
preventiemaatregelen kunnen hetzij in tabel, hetzij grafisch (Balloon Model) voorgesteld worden. De auteur van het artikel, dhr. Rafael Amador Rodezno, besluit als volgt:
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
38
Meer Profit door Meer Non-Profit
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
“When teaching about or using this Tool Kit, it has been observed that users have a tendency to overestimate the costs of the interventions (or prevention) and underestimate the cost caused by the effects. In step 6, it was explained that the cost-benefit ratio was calculated by putting the cost of the intervention as the numerator
and
the
cost
of
the
interventions
as
the
denominator,
which
arithmetically produces an underestimation of the cost-benefit ratio. This is an important issue to have, because normally the real return of the investment will be higher than calculated. This underestimation problem is taken away when using the software program, because one can review and improve the figures when calculating the numbers that will be used in the calculation of the cost-benefit ratio.” Dit model gaat erg grondig te werk, vraagt weliswaar een goede training m.b.t. het maken van risicoanalyses. Het voordeel hiervan is dat de gebruiker een breed inzicht verwerft in de negatieve effecten van het gebrek aan preventiemaatregelen en de omkeerbaarheid ervan door het stellen van preventiemaatregelen. Sterk punt van deze methode is dat zij de hiërarchische lijn nauw betrekt bij het maken van keuzes
i.v.m.
veiligheid
en
welzijn
van
de
werknemers
waarvoor
zij
verantwoordelijk zijn.
6.2.3. Participation for understanding: An interactive method, Ernst A.P. Koningsveld Uitgangspunt bij de ontwikkeling van deze methode was de vaststelling dat er vele modellen zijn die de effectiviteit van veiligheids- en gezondheidsmaatregelen evalueren, maar dat deze modellen vaak complex zijn en input vragen vanuit vele departementen. Het participatief model wil vooral gebruiksvriendelijk zijn. Eerder dan een methodiek of model aan te bieden, wil de auteur ons aanwijzingen geven bij het verrichten van onderzoek naar de effectiviteit van een reeds uitgevoerde of vooropgestelde verbeteringsmaatregel. Effectiviteitsstudies i.v.m. kosten, kunnen verschillende doelen hebben: •
mensen overtuigen dat investeringen in gezondheid en veiligheid nuttig zijn
•
een investeringsvoorstel evalueren of de beslissing nadien evalueren
•
benchmarken met andere ondernemingen
•
tijdig een trend volgen
•
producten en systemen verkopen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
39
Meer Profit door Meer Non-Profit
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
De Nederlandse methodiek (eerder te zien als een auditeringstechniek) werd ontwikkeld op basis van 10 jaar expertise en richtte zich vooral op doelstellingen 1, 2 en in beperkte mate op doelstelling 5. Het grootste deel van het werk bestond uit research.
Verder
werden
10
cases
onderzocht
waarbij
de
nadruk
lag
op
kosteneffectiviteit. De eigenaar van de verbeteringen kon zowel een medewerker als een leidinggevende zijn. Zij werden uitgenodigd voor een interview (door een team van veiligheids- en gezondheidsdeskundigen). Scope van het interview: Wat behoort tot de specifieke case? Wat deed u kiezen voor een universal design oplossing? Welke investeringen in tijd en geld heeft u gedaan en welke verdere inspanningen werden geleverd? Welke effecten kunnen waargenomen worden n.a.v. de investeringen en inspanningen? Kunnen deze uitgedrukt worden in termen van geld? En indien niet in kwantitatieve of kwalitatieve data? De interviews werden afgenomen door vijf groepen van experts. Zij hadden geen voorafgaandelijk(e) inzicht of kennis over de cases. Wel kregen ze een lijst met potentiële categorieën voor kosten, inspanningen, opbrengsten en effecten. Enkele algemene berekeningswijzen kunnen gedefinieerd worden, maar de praktijk wijst uit dat ieder geval afzonderlijk moet aangepast worden. Sommige cases houden veel productiviteitsaspecten in, anderen leggen meer de nadruk op absenteïsme of ongevallen. Een algemeen model bleek onhaalbaar te zijn. Daar de methodiek vooral bestaat uit een participatieve interviewtechniek dient de interviewexpert over ruime consulting skills te beschikken, zodat alle relevante aspecten aan het oppervlak gebracht worden. De expert kan hierbij ook helpen de relevante data aan te duiden voor de kosteneffectiviteitstudie. Na dit interview maakt de expert een voorlopige versie van de participatieve analyse. Deze wordt opnieuw participatief bediscussieerd, zodat zij nadien een breed draagvlak krijgt. Afhankelijk van het doel van de kosten- en batenanalyse kan er een geschikte methode gekozen worden (“quick scan or a more thorough assessment of factors”). Doorgaans, wanneer er inschattingen gemaakt dienen te worden, is het aanbevolen deze te maken in nauwe samenwerking met de verantwoordelijke managers. Zij hebben immers gemakkelijk toegang tot de gegevens en zijn vertrouwd met indicatoren. Hierdoor moet de consultant de gegevens niet zelf hardmaken. Gezien het management heeft deelgenomen aan het valideren van de gegevens, is de uitkomst ervan traceerbaar en aanneembaar.
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
40
Meer Profit door Meer Non-Profit
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Deze methode laat nog wel één en ander in het vage, niet i.v.m. haar doelstellingen dan wel m.b.t. de te hanteren technieken. Het is geen pasklare methode zoals de voorgaande methoden die we in dit hoofdstuk bespraken. Dat maakt één en ander moeilijk, doch ook boeiend. Een andere bemerking is dat de rol van de expert/consultant zwaar doorweegt. Je zal maar opgescheept zitten met een lichtgewicht… Beter lijkt ons dat de expert iemand is van binnen het bedrijf die vertrouwd is met auditeringstechnieken. Hoeft het gezegd dat de preventieadviseur geregeld betrokken moet worden bij het maken van afwegingen allerhande m.b.t. veiligheids- en welzijnsinvesteringen? 6.2.4. The potential method, an economic evaluation tool, Monica Bergström Deze methode is gebaseerd op een model dat ontwikkeld werd door Maurice Oxenburgh (zie ook p. 35). Het beoogt te illustreren hoe veranderde werkomstandigheden van invloed kunnen zijn op de output van de onderneming. De potential methodiek is een instrument voor economische analyse dat gebruikt kan worden als er verschillende veranderingen zijn in de werkomstandigheden. De methode houdt rekening met maar liefst 300 variabelen, doch het behoeft maar 12 van deze variabelen te kennen om een economische analyse te bekomen i.v.m. de invloed uitgaande van de veranderende werkomstandigheden.
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
41
Meer Profit door Meer Non-Profit
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Het model gaat uit van de veronderstelling dat de feitelijke waarde van een werkuur berekend kan worden door de totale jaarloonkost te delen door het totaal aantal efficiënte werkuren op jaarbasis. De totale economische winst van een welzijns- en veiligheidsmaatregel is dan het product van het initieel aantal productieve uren met de vermindering van de gemiddelde loonkost per productief werkuur na de verbetering (fig. 4). De auteur verwijst in deze eveneens naar het conceptuele denkwerk van De Greef en Van den Broek (2004, Making the case for workplace health promotion, analyses of the effects on WHP). Problemen die Monica Bergström ziet bij de evaluatie van effecten van een preventiemaatregel: “One of the problems is that it is very difficult to establish the cause-effect relation. Often several measures and programs are initiated at the same time (not only health and safety actions but also other human resources actions), which makes it difficult to link a specific outcome to a specific measure.” (Het is zeer moeilijk om een direct oorzakelijk verband aan te tonen tussen een bepaalde maatregel en een effect wanneer verscheidene acties en verbeteringsprogramma’s gelijktijdig lopen. Bijvoorbeeld maatregelen op het vlak van preventie en welzijn en maatregelen genomen op het niveau van de personeelsdienst.) “The problem with evaluating the economic return of health and safety actions, in wider context workplace health promotion programs, is that small changes in the analytical procedure, the choice of variables, and the timeframe of the analysis are some of the factors that can markedly change the results of economic evaluations. The choice of technique often reflects value judgements and one could argue that when developing cost-benefit models it is best to take into account the relevant values of decision makers and stakeholders (Dudgill & Springett, 2001).” (Bij het analyseren van gegevens dient men rekening te houden dat resultaten sterk onderhevig kunnen zijn aan kleine veranderingen in de analysemethode, keuze van variabelen, enz. Daarom is het aan te raden gebruik te maken van relevante data die ook door managers en aandeelhouders aanvaard zijn/gebruikt worden.) “The measurement of effect is often based on “before-and-after” design, comparing the situation before the intervention with the situation after. Although this kind of analysis can offer evidence on the effectiveness, several dangers can be identified that threaten the internal validity (Robson, Schannon, Goldenhaar & Hale, 2001).
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
42
Meer Profit door Meer Non-Profit
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
These dangers are: history, instrumentation/reporting, regression to the mean, testing, placebo, Hawthorne, maturation).” (Het bepalen van een effect wordt veelal gebaseerd op een voor en na situatie. Ook al kan deze methodiek bewijs leveren voor de effectiviteit van een bepaalde maatregel, er kunnen bepaalde gevaren geïdentificeerd worden zoals: Hawthorne effect, placebo,…) “Absenteeism
figures
have
widely
been
used
as
surrogate
for
measuring
productivity. The use of absenteeism data is logical because this data is widely available and closely linked with costs. Lowe (2003) states that absenteeism data cannot always be considered as valid data.” (Verzuimcijfers zijn zeer regelmatig benut als vervanginstrument om productiviteit te meten. Maar volgens Lowe kunnen verzuimcijfers niet altijd als juist aanzien worden.) “Listing problems on evaluating workplace health ad safety programs may lead to the conclusion that setting up evaluation designs is unnecessary and not worth the effort. However, evaluation is an important element of the process. It brings the information necessary to monitor and measure the program performance in order to adjust program elements or introduce new elements.” (Het oplijsten van problemen bij het evalueren van welzijns- en preventieprogramma’s zou kunnen leiden tot de conclusie dat het opzetten van evaluatiemethodieken onnodig is en het de inspanning niet waard is. Evalueren is een belangrijk element in het proces dat noodzakelijke informatie bijeenbrengt om verdere bijsturingen mogelijk te maken.) Hoe eenvoudig de Potential method ook lijkt, ze veronderstelt wederom een gedegen kennis van alle parameters die van invloed kunnen zijn. Het siert de auteur van het artikel dat deze na beschrijving van de Potential method, waarschuwt voor problemen bij de evaluatie van de baten van preventie- en welzijnsmaatregelen. 6.2.5. Net-cost model for workplace interventions, Supriya Lahiri, Judith Gold, Charles Levenstein Dit model (fig. 5) is een instrument voor gegevensverzameling en analyse op bedrijfsniveau. Alle kosten zijn kosten op jaarbasis en worden berekend op het niveau van een individuele organisatie. Interventiekosten in dit model hebben betrekking op materiaal- en loonkosten m.b.t. de interventie alsook de vermeden
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
43
Meer Profit door Meer Non-Profit
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
kosten omwille van verloren werktijd, medische zorgen en verbeteringen op het vlak van productiviteit.
Het model is gebaseerd op verschillende studies waarbij we opnieuw de naam Oxenburgh terugvinden. Het model is in essentie een boekhoudkundige tool. Een vragenlijst werd opgesteld teneinde alle relevante data bij elkaar te brengen. De data hebben betrekking op de periode voor en na de interventie. De auteurs waren geïnteresseerd in de bijkomende kosten als gevolg van een interventie. Het verschil in kostprijs tussen een ergonomische stoel en een gewone stoel werd bv. weerhouden als de materiaalkost in een case die klachten en preventiemaatregelen m.b.t. lage rugpijnen in kaart wilde brengen. Daar de methode zich op kosten op jaarbasis baseert, wordt rekening gehouden met afschrijvingskosten in functie van levensduur en restwaarde van de investering. Gezien de grote onzekerheid over de accuraatheid van de gegevens gebruikt bij de berekening van netto kost van de interventies, werden er sensitiviteitsanalyses uitgevoerd op de resultaten. Twee cruciale parameters werden hierbij weerhouden: intrestpercentage om de lange termijn opportuniteitskost op het geïnvesteerde kapitaal te berekenen en een coëfficiënt die de toegenomen productiviteit uitdrukt (vooral ten gevolge van geavanceerde technologische aspecten). Vooral de variabele m.b.t. productiviteit heeft een grote invloed op het resultaat. Verder toont de studie aan dat de opbrengsten en besparingen als gevolg van investeringen m.b.t. preventie en welzijn robuust zijn. Markant feit in deze is dat de auteurs meerdere studies konden
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
44
Meer Profit door Meer Non-Profit
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
terugvinden waarbij de terugverdientijd van een investering korter was dan een jaar. Een terugverdientijd die korter is dan één jaar zou volgens dit model resulteren in een negatieve nettokost… Het nettokostmodel en zijn varianten lijkt ons, mede naar aanleiding van de werken die we raadpleegden, een vaak gebruikt model te zijn. De vergelijking met een klassieke investeringsberekening is voor de hand liggend. Zoals bij iedere investeringsafweging
is
het
raadzaam
aandacht
te
hebben
voor
het
voorzorgprincipe. Te optimistische scenario’s i.v.m. snelle terugverdienperiodes kunnen de geloofwaardigheid van de voorgestelde maatregel ondermijnen. 6.2.6. Understanding the return on health, safety and environmental investments, Joanne B. Linhard Deze methode is bekend onder de afkorting ROHSEI (Return On Health, Safety and Environmental Investments). Het valt meteen op dat milieu naast veiligheid en welzijn wordt geplaatst. Vanuit SHE(Q) of (Q)ESH invalshoek niet onlogisch. Investeringen in milieu worden dikwijls in hetzelfde verdomhoekje als veiligheid en welzijn geplaatst. Het hoekje waar je wel eens hoort: “Zo weinig mogelijk en enkel als het echt moet (als het pv al niet geschreven is), u weet wel.” De ROHSEI-methode wilde een antwoord bieden op het gebrek aan financiële voeling met SHE-gerelateerde investeringen alsook de beperkte kennis die veelal bij de actoren van het SHE-beleid aanwezig was. De methode is midden jaren 90 opgezet door een 15-tal bedrijven die klant waren bij ORC. ORC is het bedrijf dat op basis van de aangereikte gegevens van deze klanten een softwarepakket ontwierp. De vragen die het ROHSEI-model wil beantwoorden:
•
Welke welzijns-, veiligheids- en/of milieu investeringen moeten we doen?
•
Wanneer moeten we één specifieke investering doen?
•
Welke welzijns-, veiligheids- en/of milieu investeringen creëren de grootste waarde voor de onderneming?
•
Hoe vergelijken we een operationele investering met een SHE investering?
•
Hoe weten we dat we de juiste dingen doen op de juiste wijze?
•
Aan welke projecten zullen we onze human resources verbinden?
•
Hoe
kunnen
we
de
zakelijke
waarde
van
onze
investeringsbeslissingen
aantonen?
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
45
Meer Profit door Meer Non-Profit
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Aansluitend hierbij volgend stukje tekst uit het artikel van J.B. Linhard: “The metrics understood by today’s HS&E professionals (e.g. lost workday injury and illness rates, property loss, worker’s compensation costs, fines and citations, number of people trained, exposure assessments, near misses, behavioral observations, and audit findings) are often not well understood by those responsible for approving or planning company business expenditures. Conversely, traditionally HS&E professionals were not trained to use the metrics most often used by business financial and operations personnel (e.g., earnings, earnings per share, return on investment, payback period, internal rate of return, return on shareholder equity, production rates, salary progression, inventory turnover, etc.).” “ROHSEI facilitates a team approach to understanding and translating these seemingly unrelated sets of metrics and toward promoting investment decisions that
reflect
a
more
complete
understanding
of
the
impacts
both
on
an
organization’s health, safety and environmental goals as well as on its business and financial goals.” De methode behelst vier stappen: STAP 1: Begrijp de opportuniteit of uitdaging. STAP 2: Identificeer en verken alternatieve oplossingen. STAP 3: Verzamel gegevens en analyseer ze. STAP 4: Maak een aanbeveling. In stap 1 moeten we begrijpen waar de focus van het project ligt. Wat willen we of moeten we bereiken? Willen we een kost verlagen, een risico reduceren, …? In stap 2 wordt brainstorming als techniek aanbevolen of toch zeker met meerdere personen nadenken om meer alternatieven te vinden. Stap 3 wordt toevertrouwd aan het analyseteam. Hierbij dient men oog te hebben voor indirecte en directe effecten. De software helpt hierbij door middel van vragenlijsten e.d. zo weinig mogelijk zaken over het hoofd te zien. Stap 4 omvat de opmaak van een slotbalans voor de geanalyseerde oplossingen. In functie van de vooropgestelde doelen wordt bepaald welke oplossing het best beantwoordt aan deze doelen.
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
46
Meer Profit door Meer Non-Profit
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
De auteur waarschuwt nog: “Furthermore, an explicit discussion about how the company and business unit manage environmental, health and safety risk should take place to ensure that investment decisions do not arbitrarily assume a risk neutral position.” De methode is duidelijk opgebouwd en moedigt afdelingsoverschrijdend denken aan. Hierbij probeert ze tegemoet te komen aan de verschillende invalshoeken binnen een bedrijf. Veel zal afhangen van de gebruiksvriendelijkheid van het softwarepakket en de mate waarin dit aansluit op de bedrijfsstructuur en niet in het minst de grootboekrekeningstructuur e.d. 6.2.7. Payback, Net Present Value, Internal Rate of Return In een projectwerk van Kris Claesen, Rudi Daniëls, Dirk Vanbrabant, Christel Van Loock en Johan Verboven worden drie analysetechnieken weerhouden m.b.t. kosten-batenanalyse
n.a.v.
een
veiligheidsinvestering
aan
drie
industriële
wasmachines bij Helvoet Pharma Belgium. Deze technieken werden soms ook geïntegreerd in de voorgaande methoden. Ter verduidelijking en uitdieping van dit hoofdstuk houden we eraan ze hieronder nog kort aan te stippen. U zal misschien de indruk krijgen dat dit puur financiële technieken zijn, wat overigens een juiste vaststelling is. Weet dan dat u van deze technieken gebruik zal kunnen maken om de decision makers in uw organisatie te motiveren voor het vrijmaken van financiële middelen. De meerwaarde van de preventieadviseur bij het gebruik van deze technieken? Hij/zij moet aantonen welke concrete elementen aan de basis van de economische return liggen. In de studie die we hier vermelden, gaan de auteurs ervan uit dat de veiligheidsinvestering aan de industriële wasmachine gepaard zal gaan met tijdswinst, waardoor de wasmachines beter benut kunnen worden. Gezien er op het ogenblik van de studie in het bedrijf een onderhandeling liep over werktijdverkorting, was dit een relevant gegeven. De auteurs zijn ervan uitgegaan dat deze investering de kosten door arbeidsongevallen zou doen dalen. 6.2.7.1. Payback De payback geeft de duur weer voor de investering terugverdiend is. Deze wordt bekomen door het totale investeringsbedrag af te trekken van de som van de jaarlijks gegenereerde netto cashflow (netto cashflow zien als inkomsten/uitgaven met afschrijvingen na belasting) tot de som positief is. n Payback = ∑ jaarlijkse netto cash flow – totale investering > 0 n=1
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
47
Meer Profit door Meer Non-Profit
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Deze methode wordt gebruikt als een soort break-even analyse en geeft weer hoelang het duurt vooraleer een positieve opbrengst wordt bereikt. Als maatstaf gebruikt men 2 tot 4 jaar voor een goede investering. De vereiste paybackperiode kan echter bedrijfsafhankelijk zijn. De recentste tendensen vereisen een steeds kortere
paybackperiode. Doordat men
een
zeer korte
terugbetalingstermijn
verlangt, dwingt men zijn/haar medewerkers soms tot onrealistische targets. Dit gezegd zijnde herinneren we ons van meerdere studies dat de paybackperiodes van veiligheidsinvesteringen veelal van zeer korte duur zijn. Een bedrijf dat zich op de lange termijn richt, zal in deze een langere terugbetalingstermijn aanvaarden. 6.2.7.2. Net Present Value De net present value of de netto actuele waarde is de som van de geactualiseerde kasstromen (netto jaarlijkse cashflow) n NPV= ∑ Jaarlijkse netto cashflow n=0 (1+i)ⁿ n = afschrijvingsperiode i = actualisatiefactor of intrest (actualisatiefactor is inschatting van de marktrente en gewenste risicovergoeding) NPV > 0 wil zeggen dat de kasopbrengsten groter zijn dan het criterium NPV = 0 wil zeggen dat de kasopbrengsten gelijk zijn aan het criterium NPV < 0 wil zeggen dat de kasopbrengsten kleiner zijn dan het criterium Deze methode houdt rekening met de volgende factoren: tijdswaarde van het geld, volledige duur van de investering en nauwere relatie met de doelstelling van het eigen vermogen. In de praktijk wordt deze methode vooral gebruikt als vergelijking tussen verschillende projecten. 6.2.7.3. Internal Rate of Return De Internal Rate of Return (IRR) of de Interne Rendementsgraad is de actualiseringsfactor waarbij de NPV (Net Present Value) gelijk is aan nul. IRR = FOR ∑
n Jaarlijkse netto cashflow = 0 n=0 (1+i)ⁿ
n = afschrijvingsperiode i = actualisatiefactor of intrest (actualisatiefactor is inschatting van de marktrente en gewenste risicovergoeding)
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
48
Meer Profit door Meer Non-Profit
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Deze methode is een middel om de prioriteit tussen verschillende projecten te bepalen waardoor een optimalisatie van de investeringsportfolio mogelijk is. Geeft een rendement (fig. 6) en geen absoluut getal dat afhankelijk is van een investeringsbedrag.
6.2.8. Revenue required to cover losses, Benefit cost factor, Verantwoordingsfactor en Kostenverantwoordingsanalyse (paper Roger Frescura) 6.2.8.1. Revenue required to cover losses Indien men wil berekenen hoeveel omzet een onderneming moet maken om een verlies, bijvoorbeeld afkomstig van een arbeidsongeval, terug te verdienen, kan men gebruik maken van deze formule. Deze werkwijze kan een louterend effect hebben. Omzet = 100 x
Kosten van het incident Winstmarge
R. Frescura geeft er het volgende voorbeeld bij: “Een chemisch bedrijf dat 1000 werknemers tewerk stelt, heeft 17 ongevallen met werkverlet (2.500 €/ongeval) en 100 EHBO ongevallen (60 €/ongeval) per jaar. Dat resulteert in een kost van 48.500 op jaarbasis. Indien het bedrijf werkt met een winstmarge van 5 % dan dient er, alleen al om deze ongevallen te dekken, een omzet gemaakt te worden van 970.000 €.”
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
49
Meer Profit door Meer Non-Profit
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
6.2.8.2. Benefit Cost Factor Het effect van de voorgestelde veiligheidsmaatregel is bepaald door de verlaging van de risicofactor. Niet alle maatregelen sluiten elk risico volledig uit. Er blijft een restrisico en dit moet aanvaardbaar blijven. Hoe doelmatiger de maatregel, hoe lager het restrisico. Hoe lager de kost en het restrisico, des te meer de maatregel gerechtvaardigd is. Een grove schatting van de opbrengst van de verschillende voorgestelde risicoreducerende maatregelen kan men bepalen door voor de verschillende
voorgestelde
risicoreducerende
maatregelen
de
risico-index
te
berekenen. Omdat sommige risicoreducerende maatregelen zullen inwerken op de ernst, de blootstelling, de waarschijnlijkheid of een combinatie daarvan, zal dit resulteren in een verlaagde risico-index. Afhankelijk van de kostprijs van die risicoreducerende maatregelen kan men een Benefit Cost Factor berekenen met de onderstaande formule. BCFi = Risico V – Risico N,i . 100 % Kostprijs Maatregel i BCFi = de Benefit Cost Factor voor de i-de risicoreducerende maatregel (uitgedrukt in %/jaar) RisicoV = de Risico-index (uitgedrukt in €/jaar) voor de introductie van de risicoreducerende maatregel RisicoN,i = de Risico-index (uitgedrukt in €/jaar) na het implementeren van de risicoreducerende maatregel Kostprijs maatregel i = de kostprijs (uitgedrukt in €) voor het implementeren van de i-de risicoreducerende maatregel Deze
Benefit
Cost
Factor
vertelt,
procentueel
gezien,
hoeveel
de
risicoverminderingen van de voorgestelde risicoreducerende maatregelen opleveren per euro geïnvesteerd in de beschermingsmaatregelen. Het nadeel van deze factor is dat voor grote risico’s, die enkel verlaagd worden naar een aanvaardbaar niveau, deze kosten zeer hoog kunnen oplopen en daardoor de BCF snel daalt, waardoor men een valse indruk krijgt dat deze kosten niet goed werden geïnvesteerd. Kleinere
risico’s
die
door
eenvoudige
beschermingsmaatregelen
volledig
geëlimineerd worden krijgen dan weer een hoge BCF-waarde, hoewel zij dit in feite misschien niet verdienen.
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
50
Meer Profit door Meer Non-Profit
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
6.2.8.3. Verantwoordingsfactor Een objectievere maatstaf om een voorgestelde preventiemaatregel op zijn doelmatigheid
te
beoordelen,
is
te
bepalen
met
behulp
van
de
verantwoordingsfactor, m.a.w. een vorm van kosteneffectiviteit. De berekening van de verantwoordingsfactor is een praktisch criterium om de beschikbare middelen optimaal aan te wenden en wordt afgeleid uit de waarden van drie factoren, nl.: •
de risicowaarden
•
het effect van de beoogde maatregel of de risicoverlagingsfactor η
•
de kostprijs van de maatregel
De
verantwoordingsfactor
VF
geeft
de
verrechtvaardiging
weer
van
een
voorgestelde maatregel. De wiskundige maatregel kan uitgedrukt worden als: VF =
Risico_____ x 3 √Kostprijs Maatregel
met
η = Risico V – Risico N,i Risico V
η
zodat de verantwoordingsfactor VFi = Risico V – Risico N,i 3 √Kostprijs Maatregel •
VFi =de verantwoordingsfactor van de i-de risicoreducerende maatregel
•
Risico V= de risico-index (uitgedrukt €/jaar) voor de introductie van de risicoreducerende maatregelen
•
Risico N,i = de risico-index (uitgedrukt €/jaar) na het implementeren van de risicoreducerende maatregelen
•
Kostprijs Maatregel i = de kostprijs (uitgedrukt in €) voor het implementeren van de i-de risicoreducerende maatregel
De bovenstaande formule zegt dat de verantwoordingsfactor evenredig is met de vermindering
van
de
risico-index
na
het
implementeren
van
de
i-de
risicoreducerende maatregel. Indien de risico-index voor en na even groot zijn, dan is de verantwoordingsfactor 0. Indien na risicoreducerende maatregelen het restrisico nul wordt, dan zal de verantwoordingsfactor rechtevenredig zijn met de risico-index voor de introductie van
de
risicoreducerende
maatregelen,
wat
uiteindelijk
betekent
dat
de
verantwoordingsfactor rechtevenredig is met het risico voordat de maatregelen getroffen werden. De kostprijs van een risicoreducerende maatregel zal meestal in
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
51
Meer Profit door Meer Non-Profit
de
tegenovergestelde
Promotie 0820
zin
van
de
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
verrechtvaardiging
evolueren.
Men
heeft
aangetoond dat de kostendeler ongeveer evenredig is met de derde machtswortel van het totale bedrag (in euro) van de directe uitgaven vermeerderd met algemene indirecte kosten. Deze formule is dus niet veel coherenter dan de Benefit Cost Factor. Een gecorrigeerde versie (VF Henstra) vindt u bij het volgende punt. 6.2.8.4. Kostenverantwoordingsanalyse van de risicoreducerende maatregelen Een objectiever beoordelingscriterium om de voorgestelde preventiemaatregelen op hun doelmatigheid te beoordelen, is kwantitatief te bepalen met behulp van een kostenverantwoordingsanalyse, m.a.w. een verhouding van de verantwoordingsfactor van de risicoreducerende maatregel en een kostendeler gelijk aan het bedrag (in euro) van de directe uitgave vermeerderd met de indirecte kosten van de voorgestelde preventiemaatregel. Het probleem is dat het quotiënt heel klein is voor de hoge risico’s (tussen 0,0002 en 0,002) en dan weer groot is voor kleine risico’s (tussen 100 en 20.000). Daarom is in de formule een correctie ingevoerd door de risico-index te integreren. Een tweede maar eerder cosmetische correctie werd ingevoerd om een getal te verkrijgen dat wat eleganter oogt. KV – factor Henstra = 1,9. log [10 Risico V . __VF Henstra___ ] -8,6 Kostprijs Maatregel De factor Henstra VF Henstra = 0,025059. e
0,8294-Risico V
0,8294-Risico N
-e
. Kostprijs Maatregel
e-0,0787.Risico V
Men kan de kostenverantwoordingsfactor uitrekenen voor één investering, een groep van gelijkaardige investeringen, een afdeling, een heel bedrijf… Zo kan men gemiddelden berekenen. Indien het getal lager is dan 5 duidt dit op een twijfelachtige en lage doelmatigheid OF een veel te hoog kostenplaatje. Indien het getal tussen 7 en 8 ligt, dan duidt dit op doelmatige preventiemaatregelen en indien het getal groter is dan 9, dan is de doelmatigheid zeer hoog.
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
52
Meer Profit door Meer Non-Profit
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
6.2.9. Bijkomende analyses en bemerkingen: Sensitiviteitsanalyse, scenarioanalyse, waarschijnlijkheidsfactor, opportuniteitskosten, (informatie eveneens afkomstig uit de twee voornoemde studies) Bij het maken van de analyses moet men een aantal waarden inschatten. Wat is de evolutie in de toekomst van inflatie, intresten, productie, e.d.? Dit geeft enige onzekerheden en risico’s. Deze risico’s kunnen in verschillende categorieën ingedeeld
worden:
operationele
risico’s
welke
een
gevolg
zijn
van
elke
bedrijfseconomische activiteit, investeringsrisico’s, financiële risico’s en force majeur (ten gevolge van een ramp, politieke gebeurtenissen, ineenstorting van een markt, …). Om de gevolgen van deze risico’s beter te kunnen inschatten, kan men een aantal analysetechnieken toepassen. 6.2.9.1. Sensitiviteitsanalyse: bepaalt de gevolgen van de verandering van één welbepaalde parameter. 6.2.9.2. Scenarioanalyse: analyse van verschillende evenwaardige gevallen, waarbij meer dan één welbepaalde parameter wijzigt. 6.2.9.3. Toekennen van waarschijnlijkheidsfactor van de veranderlijken en de verschillende alternatieven. 6.2.9.4. Opportunity costs (opportuniteitskosten)
Met
betrekking
tot
opportuniteitskosten
in
de
paper
van
Roger
Frescura
weerhouden we het volgende: “Wie risico’s wil beheersen, moet zich rekenschap geven van de opportunity costs, die kosten en investeringen in bepaalde vormen van handelen en in maatregelen om het aan dat handelen verbonden risico’s te beheersen. Eenmaal ingezet, zijn deze middelen niet meer voor andere doeleinden inzetbaar. Opportuniteitskosten om een risico te beperken zijn dus die kosten en investeringen die je moet opgeven nadat een keuze gemaakt is welk, hoe en in welke mate het resultaat te bereiken. …De marginale opportuniteitskosten zijn die kosten en investeringen die moeten worden bijgemaakt om bijvoorbeeld dat risico dat reeds verlaagd werd nog verder te doen dalen.”
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
53
Meer Profit door Meer Non-Profit
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
6.3. Zacht economisch gemotiveerde technieken
Wie even genoeg heeft van de bovenstaande mathematische benaderingen, waarvoor alle begrip overigens, kan in het volgende deel op adem komen. Welzijn en veiligheid laten zich niet uitsluitend weergeven in formules en cijfers. Achter de cijfers schuilt altijd een werkelijkheid. Als preventieadviseurs interesseren we ons in de mens - of was u het al vergeten ? -, de mens als elementair deel van een organisatie. Zoals de mens zorgt voor het goed van de organisatie, zo zal de organisatie zorgen voor het goed van de mens. We willen onze medewerkers gezond weten en houden. Een gezonde medewerker in een gezonde organisatie, meer moet dat niet zijn. Waar we in het voorgaande deel hoofdzakelijk technieken hebben toegelicht die kosten en baten van het preventiebeleid in kaart brengen, willen we in dit hoofdstuk de link leggen met methoden die peilen naar arbeidsinhoudelijke factoren die van invloed zijn op het welzijn van de medewerkers. Uit de praktijk bleek dat wanneer men medewerkers enquêteerde m.b.t. welzijnsgerelateerde onderwerpen, dit belangrijke aanbevelingen opleverde voor de werking van de organisatie. Afhankelijk van de kwaliteiten en inzichten van de onderzoeker en de medewerking die hij/zij krijgt, is het zeer goed mogelijk dat men meer gegevens aan het oppervlak brengt dan aanvankelijk vermoed werd. Deze vaststelling zou even goed gemaakt kunnen worden in het kader van risicoanalysetechnieken allerhande. In de voorgaande
hoofdstukken
raakvlakken
zijn
tussen
konden
we
risicoanalyses
reeds
vaststellen
enerzijds
en
dat
er
meerdere
kosten-batentechnieken
anderzijds. Wanneer men bijvoorbeeld de effectiviteit van een maatregel in kaart brengt, kan men gebruik maken van een risicoanalysemethode die het risico voor en na een interventie cijfermatig kan uitdrukken. Dit cijfer kan dan aan een economisch kosten-batenmodel gekoppeld worden. Risicoanalysemethodieken en kosten-batentechnieken vullen elkaar aan en ondersteunen elkaar teneinde een globaler inzicht
te verwerven in de effecten van welzijns- en preventie-
maatregelen. In die zin hadden we aanvankelijk de intentie om bij de zacht economische methoden ook de WEBA (Welzijn bij Arbeid – Nederlands van oorsprong) en de WKOM-vragenlijst (gebaseerd op het vierkrachtenveldmodel van K. Lewin) te behandelen. Hoewel we hierover zeer interessante teksten konden lezen, hebben we deze technieken niet opgenomen om ons onderwerp beter af te bakenen.
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
54
Meer Profit door Meer Non-Profit
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
6.3.1. QALY en Leyden Welfare Method Een originele invalshoek op investeringsanalyses vonden we terug in een paper van Carl Gaignage met als titel “Investeringsanalyse als hulpmiddel bij de motivatie van preventiemaatregelen
in
de
Beschermde
Werkplaats
Antwerpen
vzw.”
We
vermoeden dat de omgeving, een omgeving met weinig financiële middelen, “inspirerend” is geweest voor voornoemde auteur. Als een harde economische return on investment moeilijk aan te tonen is, kunnen er dan andere vormen van returns aangetoond worden? Zachte vormen waar men zich in de zachte sector misschien intrinsiek voor openstelt? Uit de tekst van Carl Gaignage: “Bij de investeringsananalyse wordt wel eens gebruik gemaakt van QALY’s (Quality Adjusted Life Year) of de Leyden Welfare Method, als maatstaf voor de verwachte verbetering. Beide methoden vinden hun toepassing in de medische sfeer waar de kostprijs van een interventie wordt afgewogen tegen de te verwachten verbetering van de levenskwaliteit. De functieverbetering is in die sector duidelijker te quantificeren en te objectiveren. Bijkomend relateren zij voornamelijk naar één persoon
(de
patiënt)
en
diens
interactie
met
leefomgeving.”
6.3.1.1. QALY = Quality Adjusted Life Year De QALY is een uitkomstmaat van een economische analyse en wordt gedefinieerd als 1 jaar in goede gezondheid. Als door een interventie de levensverwachting wordt verlengd met 1 jaar in goede gezondheid, dan is de uitkomst 1 QALY. Als de interventie de levensduur niet verlengt, maar wel de kwaliteit van leven doet toenemen van bijvoorbeeld twee derde kwaliteit naar volledige kwaliteit gedurende drie jaar, dan is de uitkomst eveneens 1 QALY. De waarde van levenskwaliteit is bepaald aan de hand van de voorkeur van personen of van de maatschappij voor gezondheidstoestanden. Dit wordt gemeten met behulp van vragenlijsten waarop ieder persoonlijk aanduidt welke waarde hij/zij hecht aan een bepaalde gezondheidstoestand (bv. status na myocardinfarct) ten opzichte van de volledige gezondheid. Op basis van de gegevens van een grote groep respondenten zijn tabellen opgesteld die worden gebruikt voor het berekenen van QALYs.
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
55
Meer Profit door Meer Non-Profit
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
6.3.1.2. Leyden Welfare Method (LWM) De
gezondheidswinst
voor
bepaalde
ingrepen
in
QALY
gemeten
drukt
de
hoeveelheid extra gezonde jaren uit die door een ingreep werden gewonnen. Als alternatief geldt de Leyden Welfare function. Het verschil tussen QALY en LWM is dat je bij de LWM de waarde van gezondheid in geld kunt uitdrukken en bij QALYs niet. Hierdoor is een directe vergelijking tussen de waarde van gezondheidswinst en de kosten van een interventie (operatie, geneesmiddel of andere medische handeling) mogelijk. De zachte sector is een sector die sterk waardengedreven zou moeten zijn. In dit kader heeft Carl Gaignage het nog over keuzegedrag. “De Leyden Welfare Method peilt naar het keuzegedrag van de consument en de daaruit voorkomende (subjectieve beleven van) “welstand”. Hij brengt de relevante problemen gelieerd aan mensen en hun (keuze)gedrag in kaart. Een individu beschikt over beperkte bronnen en opportuniteiten en zal daarom tussen de verschillende alternatieven moeten kiezen voor dat alternatief dat hem de hoogste utiliteitswaarde oplevert.” “De notie utiliteitswaarde kan in verband gebracht worden met de waarde die aan een preventiemaatregel toegekend wordt. De conclusies van de onderzoekers kunnen zo meer inzicht bieden in het beslissingsproces. Binnen de Beschermde Werkplaats Antwerpen zal het handelen van de zaakvoerder bepaald worden door zijn individuele keuzes, of in het voorkomend geval het gebrek aan keuzes. Hij streeft naar maximalisatie van de investering. Anders dan bij een zuiver economisch
ingesteld
bedrijf
wordt
de
utiliteit
bepaald
in
functie
van
de
gehandicapte medewerkers.” “De Leyden Welfare Method wordt in essentie gebruikt voor het bepalen van het economisch welzijn. Het welzijn binnen de werkcontext is heel wat ruimer dan de zuiver economische aspecten.” Aldus maken we kennis met twee inspirerende invalshoeken. Hoewel deze methodieken hoofdzakelijk hun toepassing vinden in de zachte sector, moeten we ons de vraag durven stellen of ze, in sommige omstandigheden, bijvoorbeeld wanneer een puur bedrijfseconomische benadering geen uitkomst biedt, een alternatief kunnen zijn. Ook de maatregel die niet meteen geld oplevert, doch wel levenskwaliteitverhogend is, moet genomen kunnen worden en niet alleen omwille van wettelijke verplichtingen.
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
56
Meer Profit door Meer Non-Profit
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Een beetje sloganesk zouden we willen stellen: “Atypische bedrijven met atypische beleidskeuzes komen tot atypische winsten en vormen een atypisch baken voor de typische bedrijven.” Benieuwd naar de impact van dit eindwerk op de uiteindelijke beslissing van de beschutte werkplaats Antwerpen, hebben we contact gezocht met de toenmalige directeur. We waren enigszins ontgoocheld over de nuchterheid van diens antwoord.
Niettegenstaande
hij
een
prima
verhouding
had
met
zijn
preventieadviseur was hij in deze van oordeel dat dit nogal vergaand was als methodiek. Hij was verder van oordeel dat de medewerkers van de beschutte werkplaats het toch niet zo slecht hadden. Hij baseerde zich daarvoor ondermeer op het lage percentage personeelsverloop. Vergeleken met de sectorgemiddelden doet de beschutte werkplaats Antwerpen het heel goed, wat volgens de directeur aantoonde dat mensen zich goed behandeld weten. Een beschutte werkplaats is een sociaalvoelende werkomgeving met een vrij lage werkdruk. Gezien de hoge kosten die gepaard gaan met veiligheidsinvesteringen en de lage winstmarges van een beschutte werkplaats lijken de mogelijkheden beperkt.
6.4. Zijsprongetje Net zoals dit het geval was bij de WEBA- en WKOM-vragenlijsten (zie inleiding van dit hoofdstuk op p. 54) past in deze de opmerking dat borgingsystemen niet echt als economische technieken beschouwd kunnen worden. Maar in deze houden we eraan dit zijsprongetje te behouden. Dit eindwerk is uiteindelijk een warm betoog geworden
voor
het
voeren
van
een
ethisch
en
economisch
gemotiveerd
welzijnsbeleid. Al te vaak worden borgingsystemen verkeerd benaderd en benut. Indien borgingsystemen zoals ISO 9000, ISO 14000, SQAS (Safety and Quality Assessment system), VCA (VCA betekent Veiligheid, gezondheid en milieu Checklist Aannemers) e.a. worden aangewend voor daadwerkelijke realisatie van de basisdoelstellingen waarmee ze in het leven geroepen werden - in het bijzonder het ondersteunen van een hoogstaande bedrijfscultuur met ethische regels op het vlak van milieu, kwaliteit, veiligheid en welzijn - dan kunnen zij een aanzienlijke ondersteuning bieden, meer nog, partner zijn van het preventie- en welzijnsbeleid. Wanneer beide actoren, elk vanuit hun optiek, elkaar binnen een organisatie versterken i.p.v. tegenwerken, dan zullen ze elkaar permanent bevragen en op een hoger niveau tillen. Het SHEQ-beleid zal motor zijn van een onderneming met meer
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
57
Meer Profit door Meer Non-Profit
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
welvaart. Beperkt men zich tot de papieren realisatie van het borgingsysteem dan zal dit ervaren worden als een geldverslindende maatregel die alleen dient voor de intellectuele zelfbevrediging van enkele regelneven. Uit een paper van Guido Conderaerts met titel “Economische aspecten van het gevoerde veiligheidsbeleid – NV Kembo 1993-2000” onthouden we dat dit bedrijf, actief in de bouwsector, na de invoering van het VCA-certificaat, betere cijfers had op vlak van werkelijke ernstgraad en globale ernstgraad dan haar sectorgenoten. Guido Conderaerts: “…, dan betekent dit dat voor elke verloren arbeidsdag bij Kembo, er twee dagen verloren gaan in de sector.” Kembo doet het m.a.w. twee keer beter dan het gemiddelde van de sector wat het aantal verloren arbeidsdagen betreft. Daar de onderzoeker de verbetering van de resultaten inzake verloren arbeidsdagen toeschrijft aan de invoering van een VCAsysteem, is het ons inziens gepast om er in deze naar te verwijzen. In de voorgaande hoofdstukken zagen we al welke kosten een arbeidsongeval met zich meedraagt.
Met
dit
voorbeeld
wordt
duidelijk
dat
de
invoering
van
een
borgingsysteem resulteert in een concurrentieel voordeel voor dit bedrijf. Er zullen minder kosten ten gevolge van “onveiligheid” doorgerekend moeten worden aan de klant. In de marge van bovenstaande – we zouden anders te ver uitweiden – vermelden we dat bepaalde bedrijfsfilosofieën eveneens een versterkend effect kunnen hebben. In deze verwijzen we bijvoorbeeld naar Lean Management. You hate it or you love it… De believers van Lean gaan er prat op dat Lean de sleutel is tot duurzaam ondernemen en allesoverstijgend is. We willen in deze geen discussie aanwakkeren tussen adepten en afkerigen, wel kan erkend worden dat Lean bruikbare
inzichten
levert,
technieken
soms,
waarmee
het
preventie-
en
welzijnsbeleid versterkt kunnen worden. Denken we bijvoorbeeld aan TPM. TPM staat voor Total Productive Maintenance, een soort van preventief onderhoud dat reeds kan plaatsvinden tijdens de productie. Operatoren worden zo meer betrokken bij het onderhoud van hun installaties. Dit creëert niet alleen een toegevoegde waarde op het vlak van verbreding van de functies, maar ook een grotere betrokkenheid op vlak van preventie. Een goed onderhouden machine waar bijvoorbeeld olielekken sneller opgemerkt en aangepakt worden, zal ook een veiligere machine zijn, zal minder stilstandproblematiek veroorzaken, een betere kwaliteit voor de klant leveren én meer duurzame winst voor de onderneming.
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
58
Meer Profit door Meer Non-Profit
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
6.5. Overzichtstabel hard en zacht economische technieken om kosten en baten van het preventie- en welzijnsbeleid in kaart te brengen
BENAMING/Hoofdstuk
OMSCHRIJVING
BRUIKBAARHEID
VOORDELEN
NADELEN
Hard Economische Technieken 6.2.1. Productivity Assessment Tool
Methode om kosten en opbrengsten van werknemers voor en na een interventie te bepalen.
Gemiddeld
Objectief, Interessante parameter
Verglijden naar “fake” welzijnsmaat-regelen, kosten-effectiviteit versus daling arbeidsongevallen
6.2.2. Self Evaluation of the cost Benifit
Integrale methode die gebaseerd op RIEs en kosten-batenanalyse de gevolgen van een preventiemaatregel in kaart brengt.
Goed
Arbeidsintensief, geen snelle methode
6.2.3. Participation for understanding
Een participatieve interview- en/of auditeringstechniek waarmee gepeild worden naar de kosten en baten van een interventie
Gemiddeld
6.2.4. Potential Method
Methode die gebaseerd is op methodiek van de prod.assessment tool (Oxenburgh), winst = product oorspronkelijk aantal productieve uren met de gemiddelde uurloonkost na de interventie In essentie een boekhoudkundig tool dat met behulp van vragenlijst alle relevante data in kaart wil brengen
Gemiddeld
Vierstapsmodel: begrijp de opportuniteit identificeer en verken alternatieven inventariseer en analyseer maak een aanbeveling Geeft duur weer van de terugbetaling van een investering = financiële methode ter onderbouwing van de welzijnsargumenten
Goed
Betrekken van hiërarchische lijn, Zeer brede aanpak, Software pakket Pleidooi voor kritische analyse door gericht vragen stellen, Eenvoudig 12 variabelen in kaart brengen teneinde economische analyse te bekomen Eenvoudig bij afgebakende cases, Isoleert de netto kosten van een interventie Ook voor milieudoeleinde n, Software, Afdelingsoversc hrijdend
Goed (als financiële methode)
Financieel duidelijk voor decision makers, vrij eenvoudig
6.2.7.2. Net Present Value
Netto actuele waarde van de geactualiseerde kasstromen (houdt rekening met afschrijvingsperiode, marktrente) = financiële methode ter onderbouwing van de welzijnsargumenten
Goed (als financiële methode) e.d.
Nauwe relatie met eigen vermogen van de onderneming
Wat met almaar kortere payback termijnen? Gevaar voor eenzijdige conclusies. Nadruk op financieel aspect Gevaar voor eenzijdige conclusies Nadruk op financieel aspect
6.2.7.3. Internal Rate of Return
Is de actualiseringsfactor waarbij net present value = 0, zie ook 6.2.7.2, = financiële methode
Goed (als financiële methode)
6.2.8.1. Revenue required to cover losses
Methode om omzet te berekenen die een onderneming moet maken om een verlies afkomstig (bijv. van een arbeidsongeval) terug goed te maken
Goed
Bruikbaar voor rendement van verschillende projecten met elkaar te vergelijken Eenvoudig, Eye catcher
6.2.5. Net cost model
6.2.6. ROHSEI
6.2.7.1. Payback
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
Gemiddeld
Eerder een interviewen/of auditeringstechniek, Resultaat sterk afhankelijk van de expert Methode geeft aan dat er 300 mogelijke variabelen zijn.
Minimum één jaar overschouwen, bruikbaar om te evalueren, niet om voorafgaandelijk een advies te verlenen Software op maat van de boekhoudkundige structuur van het bedrijf?
Iets ingewikkelder, zeker hulp van financieel deskundige inschakelen, Gevaar voor eenzijdige conclusies Beperkt in gebruik
59
Meer Profit door Meer Non-Profit
BENAMING/Hoofdstuk
OMSCHRIJVING
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
BRUIKBAARHEID
VOORDELEN
NADELEN Kan soms een verkeerd beeld scheppen (dure maatregelen bijv. die grote risico’s slechts naar een aanvaardbaar niveau herleiden of goedkope minder noodzakelijke maatregelen met goede BCF) Zelfde kritiek als bij benefit cost factor
6.2.8.2. Benefit Cost Factor
Methode die focus legt op de kost van risico reducerende maatregelen
Gemiddeld
Nauw verbonden met verhaal van RIE/RA
6.2.8.3. Verantwoordingsfactor
Sluit aan bij voorgaande methode, kosteneffectiviteit berekenen aan de hand van risiscowaarden, effect en kostprijs van de maatregel Verfijnde verantwoordingsfactor die gebruik maakt van
Gemiddeld
Nauw verbonden met verhaal van RIE/RA
Goed
Geeft alleen indicatie over de doelmatigheid van een bepaalde investering, daarbij moet men weten dat RIE/RA steeds subjectief zijn (wat ook voor andere indicatoren het geval kan zijn…)
Bepaalt de gevolgen van de verandering van één welbepaalde parameter Analyse van verschillende evenwaardige gevallen waarbij meer dan één welbepaalde parameter wijzigt Toekennen van waarschijnlijkheidsfactor aan de variabelen en de verschillende alternatieven Kosten gemaakt voor een bepaald doeleinde (bijv. preventie) zijn niet meer bruikbaar voor iets anders
Aanvullend
Nauw verbonden met verhaal van RIE/RA, Geeft juistere verhouding tussen effectiviteit van dure en goedkopere maatregelen Nuttig als toetsing en aanvulling Nuttig als toetsing en aanvulling Nuttig als toetsing en aanvulling
Beperkt bruikbaar
Sensibiliserend
Bewust worden van het belang om degelijke afwegingen te maken bij het maken van investeringen
Beperkt bruikbaar
QALY staat voor Quality adjusted life year, uitkomstmaat van economische analyse 1 QALY = 1 jaar in goede gezondheid
Gemiddeld
Goede methode voor non-profit omgevingen
Beperkt bruikbaar Moeilijk hard te maken
Gemiddeld
Goede methode voor non-profit omgevingen
Beperkt bruikbaar
6.2.8.4. Kostenverantwoordingsanalyse van de risico reducerende maatregelen
6.2.9.1. Sensitiviteitsanalyse
6.2.9.2. Scenarioanalyse
6.2.9.3. Waarschijnlijkheidsfactor
6.2.9.4. Opportunity costs
Aanvullend
Aanvullend
Beperkt bruikbaar
Beperkt bruikbaar
Hypothetisch
Zacht Economische Technieken 6.3.1.1. QALY
6.3.1.2. LWM
Ontstaan in de medische sector LWM staat voor Leyden Welfare Method, deze methode is sterk gelijkend op de QALY methode en heeft het voordeel dat ze in geld uitgedrukt kan worden Ontstaan in de medische sector
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
60
Meer Profit door Meer Non-Profit
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
6.6. Besluit technieken om kosten en baten in kaart te brengen Uit het voorgaande hoofdstuk, dat in aantal pagina’s het zwaarste aandeel heeft gekregen in dit eindwerk, onthouden we de veelheid en verscheidenheid aan methoden om kosten en baten in kaart te brengen. Geen zinnig mens die er nu nog aan twijfelt dat een degelijk preventie- en welzijnsbeleid, ook financiële vruchten draagt. Nee toch? Hoe verscheiden het aantal methoden ook is, we kunnen ons preventiebeleid niet uitsluitend schragen op een financiële argumentering. Andere invalshoeken zoals deze van wetgevende aard of geënt op het dynamisch risicobeheersysteem mogen niet ten koste gaan van de financiële methoden. Zoals overigens in sommige methoden duidelijk naar voren kwam, staat het financiële plaatje nooit op zich alleen, doch is het onderdeel van een ruimere context. De vermelde methoden, en onder voorbehoud van volledigheid, zullen in functie van de gekozen investering, het te reduceren risico en/of de organisatie toegepast kunnen worden. Het is onmogelijk u als lezer aan het einde van dit hoofdstuk een flowchart aan te reiken waarmee u kan bepalen welke methode wanneer toegepast moet worden. Dit was ook niet de bedoeling van ons opzoekwerk overigens. We hopen enkel dat u wat meer vertrouwd bent geraakt met een aantal termen en inzichten zodat u in de toekomst zelf bewuste keuzes kan maken ter (financiële) motivering van uw preventiebeleid.
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
61
Meer Profit door Meer Non-Profit
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
7. Voorbeelden uit de praktijk In het voorgaande hoofdstuk stipten we meerdere voorbeelden aan naar aanleiding van de besproken kosten-batenanalyses. In de vele eindwerken die we met betrekking tot het gekozen thema konden vinden, waren we getuige van zeer uiteenlopende praktijkvoorbeelden waarin collega-preventieadviseurs investeringsanalyses benutten ter onderbouwing van hun preventiebeleidskeuzes. Zelf kunnen we getuigen van een veranderingsproject waaraan we participeerden en dat mede inspiratiebron was voor de keuze van het onderwerp van dit eindwerk. Een actueler praktijkgebonden voorbeeld realiseren, was gezien onze actuele arbeidssituatie niet mogelijk. 7.1. Behandelen van lasten Nogal wat papers, eindwerken en studies hadden betrekking op ergonomische aspecten van het te reduceren risico. “Uit de statistieken van de European Agency for Safety and Health blijkt dat 62 % van de werknemers in 27 Europese staten minstens een vierde van de tijd blootgesteld
worden
aan
repetitieve
hand-of
armbewegingen,
46
%
aan
vermoeiende of pijnlijke houdingen en 34,5 % aan het dragen of verplaatsen van zware lasten.” (bron: Eindwerk van Manja Borremans, UAMS, 2007/2008) Voor de preventieadviseur is dit bijgevolg een zeer relevant actieterrein, te meer daar rugletsels en andere aanverwante letsels soms weinig ernstig genomen worden. Ter voorkoming van rugletsels en andere bewegingsletsels (ten gevolge van repetitieve bewegingen bijvoorbeeld) kan een investering in een verbeterde werkpostinrichting overwogen worden. Doordat de werkpost aangepast werd in functie van het werk en de werkuitvoerder, beoogt men niet alleen het werk efficiënter te laten verlopen maar ook een daling van absenteïsme omwille van lage rugpijnen en letsels door repetitieve bewegingen. Daar de geraadpleegde eindwerken allen van Belgische studenten afkomstig waren (UAMS, Lucina) wordt veelal gekozen voor een combinatie van een RIE (Risico Inventarisatie en Evaluatie) of de opvolging van een relevante parameter (absenteïsme, frequentie/ernstgraad) met een aantal meer klassieke financiële
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
62
Meer Profit door Meer Non-Profit
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
methodieken zoals Net present Value, Internal Rate of Return en Payback (soms aangevuld door een sensitiviteitsanalyse). Met betrekking tot dit onderwerp weerhielden we studies bij vleesverwerkend bedrijf Viangros, brouwerij Interbrew, een productiebedrijf voor aanmaak van polypropyleen en cellulosefilms, een bouwbedrijf, … De mogelijkheden zijn legio. Nemen we één voorbeeld om wat dieper op in te gaan. Een bouwbedrijf stelde zich de vraag of de investering in een machine voor het plaatsen van trottoirbanden zich zou terugverdienen. Trottoirbanden wegen soms meer dan 100 kg en worden met behulp van een boordsteentang door twee werknemers geplaatst. Dit is fysiek erg belastend werk, wat resulteert in een hoog ziekteverzuim bij de betrokken arbeiders. In de studie die Guido Conderaerts maakte, berekende hij dat er per meter geplaatste boordsteen een bijkomende kost van € 0,34 was ten gevolge van ziekteverzuim (enkel de directe kost van het naakte loon!). Voor de kosten van arbeidsongevallen berekent hij dat de directe en indirecte kosten € 0,27 per lopende meter bedragen. Alles samen een bedrag van € 0,61 per lopende meter geplaatste boordsteen. Dit bedrag vertegenwoordigt maar liefst 10% van de verkoopsprijs van de plaatsingskost… We zijn niet vertrouwd met de winstmarges van de sector, dus wagen we ons niet aan het percentage dat deze kost vertegenwoordigt in de reële kost. Plaatsing met een machine zou deze verloren kosten overbodig maken en de efficiëntie van het plaatsen met 65% doen toenemen. U stelt samen met mij vast dat de rendementsverbetering in deze de doorslag zal geven. Maar dit gezegd zijnde, mogen we stellen dat dit een mooi voorbeeld is van hoe meer welzijn en winstgevendheid hand in hand kunnen gaan. 7.2. Veiligheidstechnische investeringen Hier namen we kennis van drie eindwerken. Eén hiervan vermeldden we reeds in het kader van een veiligheidsinvestering m.b.t. het veilig maken van drie industriële wasmachines bij Helvoet Pharma Belgium NV. Daar werden eveneens de drie meest weerkerende analysetechnieken toegepast (Payback, Net Present Value en Internal Rate of Return analyses). Zo kreeg uiteindelijk een investering die ook een rendementsverhogend effect had de voorkeur. Twee andere werken hadden betrekking op kostprijsanalyse van veiligheidsverlichtingssystemen (waarbij o.a. gebruik gemaakt wordt van methoden m.b.t. tijdswaarde van het geïnvesteerde geld en sensitiviteitsanalyses) enerzijds en reduceren van explosiegevaren bij een Glatt-granuleerinstallatie
anderzijds.
Bij
deze
laatste
worden
eveneens
de
technieken Payback Period, Net Present Value en Internal Rate of Return benut. De conclusies geven aan dat een veiligheidsinvestering loont omwille van uitsluiting
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
63
Meer Profit door Meer Non-Profit
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
van kosten ten gevolge van schade aan de installaties en arbeidsongevallen. Maar de
onderzoeker
E.
Goossens
stelt
in
zijn
besluit
ook
het
volgende:
“Naar de technische case toe kan gesteld worden dat de granulatie installatie op zich voldoende explosieveilig werd uitgevoerd door de fabrikant, maar dat de omringende bezigheden en uitrusting voor verbetering vatbaar zijn. Dat juist deze periferie door de eigen organisatie ontworpen en geïnstalleerd werd, bevestigt in feite de noodzaak van een meer gestructureerd en geïntegreerd veiligheidsbeleid.” 7.3. QALY, WFM en WEBA Aanbeland bij de zacht economische technieken en welzijnsgerichte methodieken die een positieve impact kunnen hebben op het resultaat van de organisatie, houden we er aan enkele praktijkvoorbeelden toe te lichten. Naar aanleiding van toepassing van de WEBA- methodiek (Welzijn Bij Arbeid) daalde in een welbepaalde plant het ziekteverzuim van 8,5% naar 3,5%. Ook was er een doorlooptijdreductie en kwaliteitsverbetering. Terecht kan in deze opgemerkt worden dat een benadering via een RIE tot dezelfde resultaten kan leiden. Een RIE kan aangevuld worden door een financiële methode en omgekeerd. Het is van belang dat een preventieadviseur zijn case zo goed mogelijk onderbouwt. In functie van
de
behandelde
problematiek
en
de
strategie
die
hij
kiest
om
de
beslissingsnemers te overtuigen, is het aan hem om uit te maken welke instrumenten hij benut. Dat de grens tussen een RIE en een andere methodiek dun kan worden, is een begrijpelijk gevolg. Als de veiligheid en het welzijn verhogen, liefst vanuit een authentieke overtuiging, wordt iedereen hier beter van. Het punt dat we m.b.t. de WEBA-methodiek willen maken is dat de WEBA-vragenlijst in vele gevallen veel meer positieve impact heeft gehad dan aanvankelijk verwacht. Waar het eerste doel van de WEBA-vragenlijst veelal was de situatie van één of meerdere werknemers te verbeteren (bv. door meer regelmogelijkheden te creëren), werd vaak vastgesteld dat niet alleen de situatie van de betrokken werknemers verbeterde, maar ook de organisatie van het werk, de communicatie en samenwerking tussen de afdelingen, de benutting van de grondstoffen en middelen enz. Bij Duracell richtte men zich op functieherontwerp, waardoor de onderhoudsafdeling afgeslankt kon worden en er meer onderhoud in de lijn werd geïntegreerd. Leidinggevenden kregen een meer coachende rol en er kwam een betere afstemming in de productie (eveneens naar aanleiding van de WEBA-vragenlijst).
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
64
Meer Profit door Meer Non-Profit
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
KLM kreeg dankzij WEBA meer gemotiveerd personeel, een hogere kwaliteit van de arbeid en een daling van het ziekteverzuim van 16% naar minder dan 10%. De Beschutte Werkplaats Antwerpen hanteerde de QALY (Quality Adjusted Life Year) en LWM (Leyden Welfare Method), aangevuld door Fine en Kinney en een sensitiviteitsanalyse om een beslissing te nemen met betrekking tot aanpassing van een verfspuitcabine. Vier oplossingen werden naast elkaar geplaatst. De duurste oplossing had een verbeteringsimpact op de werkomstandigheden van de hele afdeling wat zoveel QALYs opleverde (1 QALY uitgedrukt bij LWM als € 10.000 per persoon) dat deze oplossing de aanbeveling kreeg van de betrokken onderzoeker (Carl Gaignage). 7.4. Kosten- en batenanalyses op niveau van een organisatie of maatschappij Pour la petite histoire vermelden we graag dat we ook twee kosten-batenanalyses hebben gevonden die zich op ruimere schaal afspelen. Zo kregen we zicht op de kosten-batenanalyse
van
een
“niet-rokenbeleid”.
Het
is
een
lezenswaardig
projectwerk geworden dat om tal van redenen uitnodigt tot discussie. De complexiteit van een rookverslaving en de impact van de roker op zijn omgeving, vooral als die omgeving zich gesterkt weet door tal van moraliserende en andere boodschappen gericht aan de verfoeilijke roker, kunnen niet onderschat worden. Het zou ons te ver leiden hier op de laatste pagina’s nog op in te gaan. Als we maar hoffelijk blijven, weet u . Nog zo’n complexe en ingewikkelde kosten- en batenanalyse is van Nederlandse origine, nl. een studie m.b.t. kosten en baten van re-integratie, uitgevoerd door SEO Economische Onderzoek (een onderzoekscel die onafhankelijk toegepast onderzoek doet en verbonden is aan de Universiteit van Amsterdam). Deze studie bepaalt
de
kosten
en
baten
van
verschillende
vormen
van
verscheidene
(Nederlandse) re-integratiemaatregelen m.b.t. bijstandsontvangers, werklozen, volledig arbeidsongeschikte WAO’ers (wet op de arbeidsongeschiktheid, Nederland) en
verzuimende
werknemers.
Zo’n
onderzoek
op
metaniveau
kan
een
maatschappelijke impact hebben wanneer beleidsmakers hun beleidskeuzes bij zullen stellen n.a.v. de conclusies van deze en andere kosten- en batenanalyses.
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
65
Meer Profit door Meer Non-Profit
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
7.5. Eigen ervaring Zelf hadden we ooit het voorrecht één van de hoofdeigenaars te zijn van een veranderingsproject. Werkzaam in één van de nationale afdelingen van een internationale onderneming die hoofdzakelijk actief was m.b.t. transport van producten met gevaarlijke eigenschappen, ondergingen we einde 2006 een striemende (interne) veiligheidsaudit. De afdeling in Antwerpen piekte op dat ogenblik al gedurende vele jaren in de ongevallenstatistieken. Reden genoeg voor een bezoek van de business unit manager en de SHEQ-groepsmanager aan onze vestiging. Deze audit die door ons op dat ogenblik als uiterst onaangenaam (zelfs onrechtvaardig)
werd
ervaren,
werd
uiteindelijk
het
startschot
van
een
veranderingsproject zonder weerga. Niet alleen was de lokale directeur overtuigd van het feit dat er “iets” moest gebeuren, er werden ook nooit geziene budgetten vrijgemaakt voor dit project. Na een eerste intern beraad hebben we verscheidene externe partners aangesproken om ons te adviseren. De eerste fase van dit veranderingsproject bestond uit een doorgedreven observatie waarbij de hiërarchische lijn (inclusief de algemeen directeur) op de werkvloer aanwezig waren, geregeld bijgestaan door de safety en management coaches (Rudi Baert – www.lead.be en Tony Devolder van het PVI) die we onder de arm hadden genomen. Deze eerste fase van observatie was louterend. Meer dan ooit werden we ons bewust van de gevaren waaraan onze medewerkers blootgesteld werden (u noemt het, wij hadden het…). Positief aan deze fase was dat de medewerkers dit helemaal niet percipieerden als een controle op hun werk. Ze namen ons in vertrouwen en wezen ons op mogelijke gevaren, gebreken aan installaties enz. In een tweede fase hebben we de bevindingen van de observaties vertaald naar een aantal dringende veiligheidsmaatregelen/veiligheidsregels. Deze hebben we getoetst aan de mening van de operators, zodat er consensus ontstond over de prioritaire acties. De
derde
fase
omvatte
verscheidene
actievelden.
Niet
alleen
was
dit
de
incubatieperiode waarin de vijf hoofdveiligheidsregels getraind en aangeleerd werden, het was ook het ogenblik om organisatorische ingrepen te doen. Er werden nieuwe ploegbazen aangesteld waarbij het accent voor de keuze lag op attitude en niet zozeer op kennis. Attitude zou zo één van de hoofdbouwstenen worden van ons veranderingsproject.
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
66
Meer Profit door Meer Non-Profit
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
In de vierde fase kondigden we D-day af. Een duidelijk momentum waarop we van start gingen met de onberispelijke toepassing van wat we tijdens de voorgaande fases overeengekomen waren. Vanaf dit ogenblik was eveneens een zogenaamd “repressief luik” voorzien. Wie de regels niet respecteerde, zou dat geweten hebben. Het pleit voor de intrinsieke kwaliteit van het project dat dit luik omzeggens niet benut is geworden. Op de startdag was iedereen al in ruime mate overtuigd, niet in het minst door de vasthoudendheid van de aandacht van het hoger management. We kunnen nog veel toevoegen aan het concrete verloop van dit project en de fenomenen eigen aan een veranderingstraject, doch in deze willen we ons beperken tot een terugblik op de resultaten, resultaten die zich over de jaren die volgden zouden blijven bevestigen en uitbreiden. Om toch enige indicatie van een kostenbatenanalyse te geven, kunnen we volgende elementen aanreiken. Alle kosten verbonden aan het project werden op een afzonderlijk grootboekrekeningnummer geboekt. Of het nu ging om kosten voor de externe coaching, aankoop van veiligheidsmateriaal, aanpassingen aan installaties, opleidingskosten allerhande, … het werd onder één grootboekrekening samen gebracht. Het is duidelijk dat er in de aanvangsfase veel geld geïnvesteerd diende te worden (er diende dan ook een achterstand ingelopen te worden). Omwille van het feit dat het project zo breed ingebed werd in de organisatie, ontstonden op vele fronten terugverdieneffecten. We noemen er enkele: •
Daling van het personeelsverloop deed de uitgaven voor de lonen dalen (want minder toeslag voor lonen uitbetaald via interimkantoren).
•
zeer significante daling van het aantal time losing injuries, wat de continuïteit van het werk en het aantal tijdig uitgevoerde opdrachten ten goede kwam
•
Door een daling van het absenteïsme, was er een stijging van het aantal productieve uren (=betaalde uren waar arbeid tegenoverstaat) en konden we meer werk aan met minder personeel (geen afdankingen – meer werk door hetzelfde aantal mensen).
•
Betere opleiding van de mensen resulteerde in een daling van het aantal klachten en kosten ten gevolge van schadeclaims.
Het project deinde almaar uit en uiteindelijk hebben we er, als teken van erkentelijkheid van het internationale management, een SHEQ-prijs voor ontvangen (zie ook artikels op p. 68).
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
67
Meer Profit door Meer Non-Profit
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Het lelijke eendje was een mooie zwaan geworden. Het feit dat we aan een dergelijk project hebben meegewerkt, heeft ons leven een definitieve verandering doen ondergaan. Alles werd glashelder. Een helderheid die ons tot op de dag van vandaag vergezelt en heeft doen kiezen voor het thema van dit eindwerk.
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
68
Meer Profit door Meer Non-Profit
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
8. Besluit Wanneer we dit schrijven, komen we tot het besef dat een zware opdracht volbracht is. Dit eindwerk was een zoektocht naar iets wat we aanvoelden, wisten, maar niet altijd scherp konden omschrijven, een getuigenis van een inspirerende ervaring die dorstte naar meer kennis. Kennis hebben we alleszins opgedaan, niet alleen met betrekking tot het gekozen onderwerp, evenzeer op het vlak van het tot stand brengen van dit werk. Uiteindelijk zijn het de teksten van geestesgenoten, gelijkgezinden, geweest die ons bij de hand hebben genomen en tot schrijven gebracht hebben. Hoe zouden we er ooit aan begonnen zijn, zonder kennis van zaken? Geen visie zonder kennis. Uiteraard hadden we zelf al een idee ontwikkeld voor de aanvang van dit werk, een visie op basis van opgedane ervaringen én, niet in het minst, doorheen het afgelopen jaar dat we onze vorming tot preventieadviseur genoten aan het PVI. Onze ideeën toetsen aan die van anderen was één van de aangenaamste aspecten van dit eindwerk. Spelen met woorden, dat ook. Citeren wat we wilden citeren. Ook al hebben we dit eindwerk met de vaart van een (diesel)trein geschreven (en zonder kladje), iedere schrijfsessie begon met het herlezen van wat al geschreven was. Zo werd er bijgevijld, bijgeschaafd, geknipt, geplakt en aangescherpt waar nodig tot alles goed viel. Wanneer we terugblikken op de vooropgestelde doelstellingen kunnen we met een mengeling van fierheid en tevredenheid zeggen dat we deze doelstellingen behaald hebben. En meer dan dat. Herinneren we aan onze doelstellingen onder punt 2.2.1 (p. 4): “In dit eindwerk hebben we willen aantonen dat meer veiligheid en welzijn, een positieve impact kunnen hebben op de bedrijfswinst. Wat we al wisten/vermoedden vanuit
persoonlijke
ervaringen
m.b.t.
het
gekozen
onderwerp,
hebben
we
wetenschappelijk willen onderbouwen en staven. We willen immers de kritische lezer bereiken, waar mogelijk overtuigen. Is het zo dat meer veiligheid tot meer winst kan leiden? Zo ja, hoe kunnen we dat het best aantonen?
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
69
Meer Profit door Meer Non-Profit
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Kunnen we middelen aanreiken om investeringen in veiligheid en welzijn financieel te motiveren?” JA, meer veiligheid en welzijn kunnen tot meer winst leiden, winst die op vele manieren uitgedrukt kan worden en waarbij we zelf willen pleiten voor duurzame en op lange termijn gerichte bedrijfswinsten. Tal van methodieken en rekenmodellen kunnen deze winsten aantoonbaar maken. Meer
dan
dat
zijn
preventieadviseur
deze
zijn
methodieken
aanbevelingen,
ook
fundamenten
waarmee
investeringsaanvragen
e.d.
de kan
onderbouwen. Hierdoor wordt duidelijk dat investeringen in veiligheid en welzijn financieel kunnen gemotiveerd worden. M.a.w. veiligheid en welzijn kosten niet alleen geld, zij kunnen
net
zoals
winstgevendheid.
Dit
een
andere
maakt
dat
investering alle
beoordeeld
betrokkenen
bij
worden het
op
preventie-
hun en
welzijnsbeleid niet alleen mee verantwoordelijk kunnen gesteld worden voor de resultaten op veiligheidsgebied, zij zullen de door hen voorgestelde maatregelen ook op kosteneffectiviteit moeten beoordelen. Dit zal de kritiek op veiligheid en welzijn, als zouden het noodzakelijke, doch verlieslatende kasstromen zijn, doen afnemen. Meteen impliceert dit ook dat de opleidingen tot preventieadviseur de nodige aandacht moeten besteden aan het integreren van een aantal kostenbatentechnieken. Wat vindt u inmiddels zelf? Wat is uw mening na (iets meer dan) 60 pagina’s door onze mening gewandeld te hebben? Bent u soms geschrokken? Vond u een uitroepteken her en der misplaatst? Vond u onze tekst een onsamenhangend geheel van citaten? Hebben we u beroerd? Vond u onze mening zwart-wit? Weet dan dat de waarheid, zo ze al bestaat, grijs is. Preventie en welzijn zijn grijs, diepgrijs. Aan ons om er kleur aan te geven!
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
70
Meer Profit door Meer Non-Profit
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
9. Bibliografie [1]
ARBO,
Arbo(plus)convenant
PKGV-industrie
–
eindevaluatie,
Arboconvenantenreeks, Den Haag, november 2007 [2] ARBO, Regeling willekeurige afschrijving arbo-investeringen (FARBO-regeling)Arbolijst
1999,
Ministerie
van
Sociale
Zaken
en
werkgelegenheid,
Directie
Voorlichting, Bibliotheek en Documentatie, nummer B 238,’s Gravenhage, 1999 [3]
ARBO,
Risico-Inventarisatie
Arbeidsomstandigheden
en
–Evaluatie
en
Plan
van
Aanpak
voor horecabedrijven met minder dan 20 werknemers,
Arbodienst de Boer& Rieks, Houten, 2002 [4] BOGAERTS A., DENIVELLE B., FROONINCKX J., GENTIER E., MAHO H., VERBIST S., Kosten- baten analyse voor het manueel behandelen van lasten bij het vleesverwerkend bedrijf “VIANGROS” en brouwerij “INTERBREW” , Leuvens Universitair Centrum voor interdisciplinaire navorming in arbeidssituaties, Leuven, Academiejaar 2001- 2002 [5] BORREMANS M., Evaluatie van de werkomstandigheden en de belasting door het
manueel
hanteren
van
lasten
aan
werkposten
S1
en
P5
in
een
productieafdeling, Universiteit Antwerpen Management School, Postacademische Opleiding Bedrijfsergonomie, Antwerpen, Academiejaar 2007-2008 [6] BROERSEN T. , VROOLAND V., De manager en het verzuim,Van Goricum/ stichting management studies, Assen, 1993 [7] BUIKS M.A.J.M., CORSTANJE A.M., KERKE D.J.V.D., HELLEMONS H.A., VAN DER REE H.K., SESSINK B.M.,
Projectwerk 1 Kosten- Batenanalyse” inrichting nieuwe
laswerkplekken”, Leuvens Universitair Centrum voor interdisciplinaire navorming in arbeidssituaties, Leuven, Academiejaar 2002 [8] CARLIER F., Risico inventarisatie en evaluatie op een gietmachine, Provinciaal Veiligheidsinstituut
/
Universiteit
Antwerpen,
Postacademische
Opleiding
Veiligheidskunde Overgangscursus, Antwerpen, Academiejaar 1999- 2000
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
71
Meer Profit door Meer Non-Profit
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
[9] CLAESEN K., DANIELS R., VANBRABANT D., VAN LOOCK C., VERBOVEN J., Kosten- Baten- analyse Veiligheidsinvestering aan drie industriële wasmachines bij Helvoet Pharma Belgium nv , Leuvens Universitair Centrum voor interdisciplinaire navorming
in
arbeidssituaties
aanvullende
vorming
preventieadviseurs
arbeidsveiligheid Niveau 1 via overgangsniveau, Leuven, Academiejaar 2001-2002 [10] COLMAN A., NEYENS V., NULENS J., VAN DE MAELE F., VAN GESTEL K., Projectwerk
1
Kosten-
Batenanalyse
“
niet-
rokerbeleid”,
K.
U.
Leuven,
Postacademische vorming, Leuven, Academiejaar 2001 [11] CONDERAERTS G., Economische aspecten van het gevoerde veiligheidsbeleid – N.V. KEMBO 1993- 2000, Universiteit Antwerpen, Postacademische Opleiding Veiligheidskunde Overgangsniveau, Antwerpen, Academiejaar 2000- 2001 [12] CONDERAERTS G., Het plaatsen van betonnen trottoirbanden: manueel of machinaal? Opmaak van een kosten- baten analyse, Universiteit Antwerpen, Postacademische
Opleiding
Veiligheidskunde
Overgangsniveau,
Antwerpen,
Academiejaar 2000- 2001 [13] DE WILDE G., KUSTERS E., 119DE SEMINARIE, Arbeidsongeschiktheid …Oplosbaar fenomeen?, Provinciaal veiligheidscomité van
Limburg m.m.v. het
Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid en het Commissariaat-Generaal voor de Bevordering van de Arbeid , 8-9 en 10 mei 1989 [14] DESIRON H., Werken aan meer werkgoesting, Lanaken, 29-30 september en 1 oktober 2008 [15] FONDS VOOR ARBEIDSONGEVALLEN, Statistisch verslag 2007 volgens het paritair comité van het slachtoffer, www.fao.fgov.be, April 2009 [16] FRESCURA R., Praktische Risico-evaluatie voor de eerste lijnsupervisie en de hiërarchische
lijn,
Universiteit
Antwerpen,
Postacademische
Opleiding
Veiligheidskunde Niveau I, Antwerpen, Academiejaar 2001- 2002- 2003
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
72
Meer Profit door Meer Non-Profit
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
[17] GAIGNAGE C., Investeringsanalyse als hulpmiddel bij de motivatie van de implementatie
van
preventiemaatregelen
in
de
Beschermende
Werkplaats
Antwerpen v.z.w.,Universiteit Antwerpen Management School, Postacademische Opleiding Veiligheidskunde Overgangscursus, Antwerpen, Academiejaar 2005-2006 [18]
GOOSSENS
E.,
Onderzoek
naar
explosiegevaren
bij
een
GLATT-
granuleerinstallatie, K. U. Leuven Permanente Vorming, Leuven, Academiejaar 1993- 1994 [19] KOK L., HOLLANDERS D., HOP J. P., Kosten en baten van re-integratie, SEO, Amsterdam, 2006 [20] LEIDELMEIJER E. P., Accepteren bedrijven de RIE en de daarin vermelde resultaten?,
Provinciaal
Postacademische
Opleiding
Veiligheidsinstituut Veiligheidskunde
/
Universiteit
Overgangscursus,
Antwerpen, Antwerpen,
Academiejaar 1999- 2000 [21] OXENBURGH M., MARLOW P., AMADOR-RODEZNO R., KONINGSVELD E.A.P., BERGSTRÖM M., LAHIRI S., GOLD J., LEVENSTEIN C., LINHARD J.B., Journal of Safety research, Elsevier, vol 36(3), 2005, blz.207-267 [22] ROZEMOND P. , PEETERS M., VROOLAND V., Gezonde arbeid, gezonde organisatie,NIA, Amsterdam, 1996 [23] RUTTEN E., DE LANGE H., 81ste
STUDIEDAG
V.D.V.H.B., Waarom?
Arbeidsongevallen stijgen … Verzekeringspremies stijgen … Wat nu?, m.m.v. het Commissariaat-Generaal voor de Bevordering van de Arbeid Antwerpen, 23 november 1990 [24] SMET M., VAN DE KERCKHOVE J., DE GREEF M., HUYBRECHTS K., DE WILDE G., 37ste INTERPROVINCIAAL CONGRES WELZIJN OP HET WERK, Baten de kosten van preventie, 14 en 15 mei 1998 [25] TIMMERMANS Welzijnsbeleid,
F., DEBLONDE E., De
Universiteit
Antwerpen
hiërarchische lijn als partner in het
Management
School,
Postacademische
Opleiding Veiligheidskunde Overgangscursus, Antwerpen, Academiejaar 2005-2006
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
73
Meer Profit door Meer Non-Profit
[26]
VAN
BREMPT
GROENEWEG
J.,
K.,
Promotie 0820
DE
HUYS
WELZIJNSCONGRES,
GREEF
J.,
M.,
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
D’HERTEVELT
DEBLONDE
Welzijnsmanagement,
E.,
H.,
43ste
sleutel
IMBRECHTS
W.,
INTERPROVINCIAAL
ter
voorkoming
van
arbeidsongevallen - 27 en 28 mei 2004, Provinciaal comité Oost- vlaanderen voor de bevordering van de arbeid, Gent, 2004 [27] VAN CAUWENBERG L., Kostprijsanalyse van veiligheidssystemen, Universiteit Antwerpen
Management
School,
Postacademische
Opleiding
Veiligheidskunde
Niveau I, Antwerpen, Academiejaar 1999-2000-2001 [28] VAN DEN BERG H. , PRANGER R., Veiligheid tussen de oren – Goede praktijken voor het versterken van de veiligheid(scultuur) in bedrijven, onderzoek verricht in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid door IVA beleidsonderzoek en advies, Nederland, 2005 [29] VAN DER LINDE G., KIND J., ROOSJEN R., SCHOL E., DERRIKS E., ROODBOL H., Eindrapport: Veiligheid in Transparante Afweging, AVV en RIZA, Nederland, mei 2004 [30] VANACHTER O., Ons ontslagrecht deugt niet meer, Knack, vol.39(28), 2009, blz. 40-42 [31] VROOMEN R., Beleving en Beoordeling van de Arbeid, Universiteit Antwerpen, Postacademische
Opleiding
Veiligheidskunde
Overgangsniveau,
Antwerpen,
Academiejaar 2001- 2002 [32] WEZEMANN P., DEVILLERS E.L.C., Kosten-batenanalyse van verkeersmaatregelen. Een methodische verkenning, SWOV, Leidschendam, 2004 [33] ZEBRAZONE Securex, Absenteïsme in België 2005- Kosten, benchmarks, medische redenen en personeelstevredenheid, Zebrazone/ Securex, 2005 [34] ZEBRAZONE Securex, Absenteïsme in België 2006- Kosten, cijfers en medische redenen, Zebrazone/ Securex, 2006
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
74
Meer Profit door Meer Non-Profit
10.
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Bijlagen
Omwille van de inhoudelijke kwaliteit van sommige teksten die we lazen naar aanleiding van dit eindwerk hebben we twee van deze teksten weerhouden als bijlage. Om de omvang van dit eindwerk en onze ecologische voetafdruk wat te beperken, hebben we niet meer bijlagen opgenomen. Zo eindigt dit eindwerk, geheel in harmonie met wat vooraf ging, met een toegepaste kosten- en batenanalyse onzerzijds. De eerste bijlage die we kozen, is geschreven door Dhr. Prof. Dr. J. Van de Kerckhove en heeft als titel “Op weg naar een proactief preventiebeleid”. De tweede bijlage is een tekst van de hand van Dhr. Dr. Groeneweg en draagt de titel “Menselijk falen en organisaties”.
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
75
Meer Profit door Meer Non-Profit
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
76
Meer Profit door Meer Non-Profit
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
77
Meer Profit door Meer Non-Profit
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
78
Meer Profit door Meer Non-Profit
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
79
Meer Profit door Meer Non-Profit
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
80
Meer Profit door Meer Non-Profit
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
81
Meer Profit door Meer Non-Profit
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
82
Meer Profit door Meer Non-Profit
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
83
Meer Profit door Meer Non-Profit
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
84
Meer Profit door Meer Non-Profit
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
85
Meer Profit door Meer Non-Profit
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
86
Meer Profit door Meer Non-Profit
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
87
Meer Profit door Meer Non-Profit
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
88
Meer Profit door Meer Non-Profit
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
89
Meer Profit door Meer Non-Profit
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
90
Meer Profit door Meer Non-Profit
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
91
Meer Profit door Meer Non-Profit
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
92
Meer Profit door Meer Non-Profit
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
93
Meer Profit door Meer Non-Profit
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
94
Meer Profit door Meer Non-Profit
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
95
Meer Profit door Meer Non-Profit
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
96
Meer Profit door Meer Non-Profit
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
97
Meer Profit door Meer Non-Profit
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
98
Meer Profit door Meer Non-Profit
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
99
Meer Profit door Meer Non-Profit
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
100
Meer Profit door Meer Non-Profit
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
101
Meer Profit door Meer Non-Profit
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
102
Meer Profit door Meer Non-Profit
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
103
Meer Profit door Meer Non-Profit
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
104
Meer Profit door Meer Non-Profit
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
105
Meer Profit door Meer Non-Profit
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
106
Meer Profit door Meer Non-Profit
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
107
Meer Profit door Meer Non-Profit
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
108
Meer Profit door Meer Non-Profit
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
109
Meer Profit door Meer Non-Profit
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
110
Meer Profit door Meer Non-Profit
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
111
Meer Profit door Meer Non-Profit
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
112
Meer Profit door Meer Non-Profit
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
113
Meer Profit door Meer Non-Profit
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
114
Meer Profit door Meer Non-Profit
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
115
Meer Profit door Meer Non-Profit
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
116
Meer Profit door Meer Non-Profit
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
117
Meer Profit door Meer Non-Profit
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
118
Meer Profit door Meer Non-Profit
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen
Promotie 0820
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
119