Bhakti-rasamrita-sindhu: Een volledige wetenschappelijke handleiding voor het beoefenen van bhakti-yoga.
Inleiding: BRS 1.1.1 – 16 De inleiding van De Nektarzee van Zuivere Liefde bestaat uit drie topics: de mangalacaranam, een korte beschrijving van de inhoud van het boek en een gezagdragende definitie voor zuivere toegewijde dienst.
1. De mangalacaranam: de eerste zes verzen van Bhakti-rasamrita-sindhu Krishna dasa Kaviraja Gosvami (1496 -? CE) legt uit in het Caitanya Caritamrita dat een mangalacarana drie doeleinden nastreeft: het omschrijft de bedoeling, het biedt eerbetuigingen aan, en het vertrouwt gunsten toe. Veel verzen uit Bhakti-rasamrita-sindhu, die zijn niet vermeld in de De Nektarzee van Zuivere Liefde, kunnen teruggevonden worden in Srila Prabhupada’s vertaling van Caitanya Caritamrita. “Moge alle heil ons deel zijn” - een geijkte formule die voorafgaat aan vele Vaisnava (specifiek literaire) ondernemingen. Bij de aanvang van zijn commentaar vraagt Srila Prabhupada aan zijn leraar evenals aan vele voorgaande leraren om zijn inspanningen met welbehagen te aanvaarden. Srila Rupa Goswami vergelijkt grote toegewijden, die zich voortdurend beschermd weten door Krishna, met haaien. Zulke oceaanbewoners bekommeren zich niet om zogenaamde verlossingswegen die rivieren hen zouden kunnen bieden – zij verblijven liever voortdurend in de onmetelijke oceaan van liefdedienst aan de Heer, gelukkig, voldaan en veilig, zoals een kind zich almachtig veilig voelt zolang vader in de buurt vertoeft. Impersonalisten, die Krishna niet als de allerhoogste Persoonlijkheid Gods kunnen aanvaarden (Bg, 14.27), vergelijken zichzelf we eens met rivieren, die uiteindelijk één worden met de oceaan, zonder er evenwel rekening mee te houden dat er zich in die oceaan vele levende wezens bevinden. Haaien zwemmen diep in de oceaan en komen daarom ook niet terecht in vissersnetten – de symbolen voor geboorte en dood. Srila Rupa Goswami verzoekt tevens om bescherming van de Bhakti-rasamrita-sindhu tegen de argumenten van logici, die hij vergelijkt met vulkaanuitbarstingen te midden van de oceaan. Op dezelfde manier kunnen filosofische argumenten, die de waarde van toegewijde dienst pogen te ondermijnen, weinig schade berokkenen (NZL, xx). Hij begunstigt bovendien diegenen die dit werk bestuderen met de zegen dat ze zullen bevrijd worden van onpersoonlijke misvattingen. "(De gissingen van logici zijn niet in staat ons over Bhagavan te onderrichten) omdat Hij uitsluitend kan begrepen worden door de openbaring van de Vedische geschriften " (VS, 1.1.3). Anderen, zoals Heer Brahma, Narada Muni, en Heer Shiva, worden ook wel eens omschreven als Bhagavan, hoewel ze hieraan slechts gedeeltelijk kunnen voldoen. ‘In het begin van de schepping was er alleen de Allerhoogste Persoonlijkheid Narayana. Er was geen Brahma, geen Shiva, geen water, geen vuur, geen maan, geen sterrenhemel, geen zon’ (Maha Upanisad, 1). Deze Narayana, volgens Rupa Goswami, is een expansie van Krishna. Sri Krishna is honderd percent Bhagavan, Heer Narayana is voor vierennegentig percent Bhagavan. Heer Shiva voor vierentachtig percent, en zelfs de meest perfecte onder de overige levende wezens kan voor niet meer dan achtenzeventig percent de kwaliteiten van Bhagavan evenaren. Dit wordt allemaal nauwgezet geanalyseerd en beschreven in de Bhakti-rasamrita-sindhu. Akhila-rasamrta-murti — Krishna is de belichaming van alle rasas (Cc, 2.8.142)
i
Krishna, die Zich boven de (zintuiglijk waarneembare) materiële natuur bevindt, houdt alle gopi’s in Z’n ban. “Het beste is om op Hem te mediteren, Hem te dienen, Hem te vereren en hierin vreugde en behagen te scheppen” (Gopala-tapani Upanisad, 1.48). "Van alle personen is het vooral omwille van Srimati Radharani’s gezelschap dat Heer Madhava beroemd is, terwijl Zij vooral vermaard is omwille van Zijn nabijheid" (Rig-parisista)1.
1
radhaya madhavo devo madhavenaiva radhika/ vibhrajante janesu (Rg-parisista, een supplement bij de Rig Veda)
Srila Rupa Goswami vraagt Krishna - die zelfs Radharani, de verpersoonlijking van de goddelijke liefdesenergie, in zijn ban houdt - om hem te beschermen tegen belemmerende obstakels tijdens het schrijven (NZL, xvii). Krishna is het enige doelwit van zuivere toewijding. Als het gevolg van doelgerichte liefde voor Krishna ontwikkelt men liefde voor alles wat met Hem verband houdt. Dit besluit is evenmin te inclusief als te exclusief (WOD, 28).
2. Een korte beschrijving van de inhoud van het boek
Bhakti-rasamrita-sindhu De Nektarzee van Zuivere Liefde
Secundaire rasas 1. Humor
Oostelijke zijde
Zuidelijke zijde
Westelijke zijde
Vormen van toewijding
Overzicht van rasa
Primaire rasas
1.Algemene toegewijde dienst 2.Praktische toegewijde dienst 3.Extatische toegewijde dienst 4.Zuivere toegewijde dienst
Noordelijke zijde
2. Verbazing
1.Vibhava 2.Anubhava 3.Satvika-bhava 4.Vyabhicara-bhava
1.Neutraliteit 2.Dienaarschap 3.Vriendschap 4.Ouderlijk
3. Heldhaftigheid 4. Mededogen 5.Woede 6.Angst 7.Afgrijzen 8.Vermengde Rasa
5.Stayi-bhava
5.Amoureuze liefde
9.Onverenigbare Rasas
Srila Rupa Gosvami benadrukt dat wanneer men zich voortdurend Krishna kan herinneren, zonder Hem ooit te vergeten, men automatisch in staat is om aan alle regels en bepalingen van sadhana-bhakti te voldoen (BRS 1.2.8). Srila Prabhupada vertaalt bhakti - het hoofdonderwerp van de Bhakti-rasamrta-sindhu - als ‘toegewijde dienst’ (NZL, xi). Dienen vereist actieve interactie tussen dienen en gediend worden. Het verlangen te dienen of gediend te worden kan gewekt worden omwille van verschillende motieven, die kunnen samengevat worden als ‘werelds’ en ‘spiritueel’. Wereldse rasa (zinsbevrediging) leidt tot flakkerend, tijdelijk geluk, terwijl het welbehagen dat voortspruit uit toegewijde (gods)dienst (bhakti rasa) voortdurend is. Materieel geluk kent twee belangrijke beperkingen: het wisselt af met ellende; en het wordt op de duur eentonig en dus vervelend (bhoga-tyaga)2. Elk levend wezen wil voortdurend gelukkig zijn (amrita, dood-loos), en het hoogste geluk puurt men uit zuivere liefde. Daarom is bhakti – de uitwisseling van zuivere liefdevolle toewijding – de meest essentiële drijfveer en het diepste verlangen van elk levend wezen (NZL, xiii). Dit verlangen blijft echter onvervuld tot men er in slaagt alles en iedereen lief te hebben – wat kan door Krishna lief te hebben (krishnabhakti), vermits Hij de bron is van alles. Een atheïst kent Krishna enkel in de tegenwoordigheid van de dood.
3. Een gezagdragende definitie voor zuivere toegewijde dienst anyabhilasita-sunyam jnana-karmady-anavritam anukulyena krishnanu-silanan bhaktir uttama Handelen dat er voortdurend op gericht is Krishna te plezieren, zonder beïnvloed te worden door verlangens naar zinsbevrediging, lucratieve bijbedoelingen (karma) en het ontwikkelen van kennis die beoogt één te worden met het Absolute (jnana), wordt gekend als zuivere toegewijde dienst (BRS 1.1.11; Cc, 2.19.167). 2
Heen en weer geslingerd worden tussen genot en genotverzaking
Dit vers is het hoofdthema (paribhasa-sutra = “thesis-verklaring”) in Bhakti-rasamrta-sindhu. Het hele boek is in feite een uiteenzetting van dit vers. Srila Prabhupada’s uitleg van dit vers (BRS 1.1.11) is voornamelijk gebaseerd op de commentaar van Srila Jiva Goswami. Jiva Goswami verklaart dat een paribhasa-sutra de regel of het thema omvat waarnaar verwezen kan worden wanneer bepaalde vermeldingen in het boek ogenschijnlijk nergens mee in verband staan. Drie hoofdkenmerken (svarupa-laksana)3: Krishna is het doel van alle toewijding; zuivere toegewijde dienst is een actieve bezigheid; bedoeld om Krishna in gunstige zin terwille te zijn (NZL xix). Krishna is het doel van alle toewijding Hoewel Krishna de bron is van alles, gaat het niet op te zeggen dat al wat we dienen Krishna dus dient! Een correct begrip houdt in dat we ofwel Krishna direct dienen, ofwel alles wat of iedereen die in een directe relatie met Krishna verbonden is. We kunnen ons dus toewijden aan Krishna’s expansies, Zijn (zuivere) toegewijden, aan pelgrimsoorden, parafernalia of aan het luisteren naar Zijn spel en vermaak. Zuivere toegewijde dienst is een actieve bezigheid Van iemand houden betekent meer dan er enkel van dromen. Weten welke woorden, gedachten en daden er toe bijdragen Krishna te plezieren is geen willekeurige keuze. Rupa Goswami gebruikt het woord anusilanam om aan te duiden dat men hiertoe dient te handelen zoals (voorgeschreven werd door) leraren waarvan aanvaard wordt dat ze behoren tot de erfopvolging. Handelingen kunnen zowel fysiek zijn als mentaal (denken, voelen, willen). De prefix anu- (datgene wat volgt) duidt aan dat, zonder de voetsporen te treden van de erfopvolging, cultuur (silanam) niet verbonden kan worden met Krishna. Grote zielen verrichten voorbeeldige Krishna bewuste activiteiten onder invloed en bescherming van de inwendige energie. Als tussenenergie kan het levend wezen, door de genade van zulke zielen en van Krishna, vergeestelijkt worden (NZL, xx).
Anusilanam Toegewijde activiteiten Pravritti Positief Lichaam
Geest
Woorden
Nivritti Negatief Lichaam
Geest
Woorden
Negatieve agressieve of afgunstige gedachten en gevoelens vermijden is dus een voorbeeld van nivritti, terwijl praten over Krishna’s activiteiten binnen de pravritti-categorie mag gerekend worden. Bedoeld om Krishna in gunstige zin terwille te zijn (anukulyena). Rupa Goswami geeft het voorbeeld van een soldaat. Wanneer de koning het leger samenroept om ten strijde te trekken, wordt verwacht dat de soldaten zich melden met al wat erbij hoort: het uniform, hun wapens en alle andere attributen. In Krishna-bewustzijn kunnen we bovendien die wapens en noodzakelijkheden die in Zijn dienst gebezigd worden beschouwen als ‘eredienstwaardige’ objecten. Kamsa dacht, in zijn verlangen Krishna te doden, voortdurend aan Hem– doch niet in gunstige zin. Het was vast niet Kamsa’s bedoeling Krishna te plezieren, ook al deed hij dat uiteindelijk toch. Daar tegenover staat dat een activiteit, waarvan op het eerste zicht lijkt dat ze Krishna afschrikt, toch toegewijde dienst zijn. Het voorbeeld hiervan is Moeder Yasoda die Krishna strafte, omdat Ze het beste met Hem voorhad. 3
De Nayakosa definiëert svarupa-laksanam als: datgene wat de fundamentele natuur van een object of van een persoon beschrijft.
Twee bijkenmerken (tatastha-laksana): Toegewijde dienst is vrij van bijbedoelingen en wordt niet achtervolgd door baatzuchtige motieven of louter filosofische betrachtingen (NZL, xix). De secundaire kenmerken onderlijnen het onderscheid tussen toegewijde dienst in het algemeen en zuivere toegewijde dienst (uttama-bhakti): gewone toegewijde dientst beoogt Krishna’s voortdurende tevredenheid; zuivere toegewijde dienst is bovendien vrij van zelfzuchtige en eigendunkelijke bijbedoelingen. O beste onder de Bharata’s, vier soorten vrome mensen beginnen Me met devotie te dienen: degene die in nood verkeert, die naar rijkdom verlangt, die nieuwsgierig is en die op zoek is naar kennis van het Absolute (Bg 7.16). Initiatie door een bevoegd geestelijk leraar staat er borg voor dat zuiverheid en onzelfzuchtigheid gevrijwaard blijven en ons handelen als dusdanig overeenstemt met de bovenzinnelijke verlangens van Krishna. Zonder deze borgstelling komen we nooit echt te weten hoe we Krishna werkelijk kunnen plezieren, laat staan hoe overeenkomstig te handelen (Bg 4.34). Toegewijde dienst is vrij van bijbedoelingen (anyabhilasita-sunyam) Stellen dat zuivere toegewijde dienst vrij moet zijn van materiële verlangens zou te exclusief zijn, vermits auto’s, gebouwen en andere materiële goederen benut kunnen worden in Zijn dienst. Abhilasa betekent ‘verlangen’ en het achtervoegsel ‘–ta’ voegt er de waarde ‘–heid’ aan toe, zodat het begrip uiteindelijk bedoelt enkel materiële verlangens naar zinsbevrediging uit te sluiten. Zolang ze niet het hoofdmotief worden van ons handelen, zijn activiteiten zoals eten, drinken en onszelf onderhouden dus uiteraard geen obstakel in toegewijde dienst. Evenmin dient het zich herinneren en uitroepen van Krishna’s naam om hulp door iemand in nood niet beschouwd te worden als een belemmerende bijbedoeling. Wat we ook verlangen, de beste drijfveer tot handelen is om Krishna te plezieren. Toegewijde dienst is vrij van zelfzucht en eigendunk Het is niet dat we volledig alle filosofische speculatie (jnana) dienen te staken, doch wanneer filosofische belangen de overhand nemen over concentratie op bhakti, zullen ze iemands toegewijde ingesteldheid overwoekeren en diskwalificeren als zuivere toegewijde dienst. Het einddoel van alle overwegingen dient dus Krishna te zijn, in die zin dat Krishna alles is, de oorzaak van alle oorzaken, en dat men zich – daarom – best aan Hem overgeeft. Bereikt men de conclusie dat alles uiteindelijk op leegte of op het onpersoonlijke berust, dan is dat geen bhakti (NZL, xxii). Het horen en reciteren van de heilige naam en het luisteren naar beschrijvingen van de gedaanten, eigenschappen, attributen en het spel en vermaak van Heer Vishnu of ze zelf beschrijven, ze herinneren, de lotusvoeten van de Heer dienen, Hem nederig vereren met zestien verschillende attributen, gebeden tot Hem richten, Zijn dienaar worden, de Heer als beste vriend beschouwen, Hem dienen met lichaam, geest en woorden – dit wordt aanvaard als zuivere toegewijde dienst. Wie zich toewijdt door middel van deze negen methoden is geleerd, en heeft volmaakte kennis verworven (BhP 7.5.24). Op dezelfde manier kan men gewone maatschappelijke en religieuze verplichtingen nakomen, zolang dergelijke verplichtingen de toegewijde activiteiten zoals het reciteren van de heilige namen en het luisteren naar verhalen over Krishna maar niet overschaduwen. Wanneer rituelen uitgevoerd worden zonder dat men Krishna er beter door leert kennen, bewerkstelligen ze een eerder averechts effect (NZL, xxii)." Zolang ritualistische activiteiten uitgevoerd worden omwille van sociale verplichtingen zullen ze meestal niet tegenstrijdig zijn met toegewijde dienst, zoals wanneer Heer Caitanya een pinda-offering uitvoerde bij het overlijden van zijn vader. Een voorbeeld van een activiteit die moeilijker in overeenstemming te brengen
valt met toegewijde dienst is astrologie. Hoewel het een functioneel doel kan dienen, bestaat de kans dat de toegewijde geleidelijk meer vertrouwen zal stellen in de kracht van de lotsbestemming dan in de kracht van bhakti, wat een belemmering kan inhouden om zich aan Krishna over te geven. Zo zijn ook niet alle vormen van verzaking en yoga even bevorderlijk in het kwalificatie proces voor zuivere toegewijde dienst NZL, xxiii). i
VP = Visnu Purana; VS = Vedanta Sutra; BhP = Bhagavad Purana; Bg = Bhagavad-gita; BRS = Bhakti-rasamrita-sindhu; Cc = Caitanya Caritamrita; NZL = De Nektarzee van Zuivere Liefde; WOD = Waves of Devotion (Dhanurdhara Swami)