ik was verheugd toen men mij zeide: "laat ons naar gods huis gaan", en ik mijn voeten, 0 jeruz'lem, in uwe poort vond staan, en toen ik daar al 't volk des heren vereend tezamen trof om god te prijzen en te eren met blijde dank en lof. retrein: jeruzalem, eens komt de tijd, u word! door god ertoe bereid; dat gij uw koning mag onlvangen in heerlijkheid. het gaal door lijden en veel strijd, maar god zegt: maak uw tentplaals wijd! uw koning kent uw harlsverlangen, wees hem gewijd. ik bid de heer, die 't kan doen lichten, jeruz'lem vrede loe. . "bezet uw zelels ten gerichte; wij zijn de strijd reeds moe." 'k zeg om mijn broeders en mijn vrienden: "gods vrede zij in u", niet omdat wij gods gunst verdienden, maar heer, uw heil, daagt nu. jeruzalem heeft god verkoren en zich ler woon begeerd. zij wordt lichlstad rein herboren als gods zoon er regeert. men zegt van haar heerlijke dingen, gods heil werd daar volbracht; mijn gouden harp zal hem bezingen op wie mijn ziele wacht.