Uitwerking SO-1 HAVO-5
november 2008
Thorium 1 aantal protonen: 90; aantal elektronen: 90 – 4 = 86 2 Th-232 komt voor in de natuur; aantal neutronen in Th-232: 232 – 90 = 142 3 ThCl4 4 Th(SO4)2 → Th4+ + 2 SO425 Th(SO4)2 : SO42- = 1 : 2; 0,200 mol SO42- per L ^ 0,100 mol SO42- per 0,500 L ^ 0,0500 mol Th(SO4)2; M Th(SO4)2 = 424,12 g mol-1; 0,0500 mol Th(SO4)2 ^ 0,0500 x 424,12 = 21,2 g Th(SO4)2 6 Th4+ + 4 OH- → Th(OH)4 Cafeïne 7 Tussen C en beide O-atomen een dubbele binding; tussen C en C in het midden een dubbele binding; tussen C en N helemaal rechts onder een dubbele binding. 8 C8H10N4O2 9 Molecuulmassa cafeïne = 194,20 u 10 Cafeïne is moleculair / bestaat uit niet-metaalatomen, dus cafeïne zal de stroom niet geleiden. 11 m% N = (4 x 14,01 / 194,20) x 100 = 28,86% 12 Cafeïne lost op in water bij extraheren, dus de van der Waalsbindingen worden verbroken. Hydrazine 13 In de structuurformule (overeenkomend met de molecuulformule) de covalentie van stikstof goed, de covalentie van waterstof goed 14 2 NH3 + H2O2 → N2H4 + 2 H2O 15 Notie dat hydrazine NH-groepen bezit en water OH-groepen, waardoor ze H-bruggen met elkaar kunnen vormen en dus goed met elkaar kunnen mengen. 16 structuurformules van hydrazine en water goed en drie moleculen water en drie moleculen hydrazyne getekend H-bruggen juist (tussen water- en hydrazinemoleculen en tussen N en H en O en H) Ammoniumchloride 17 NH4Cl → NH4+ + Cl18 Bij 20 ºC lost op in 100 mL : 30 g ^ 30 X 10 = 300 g per L; ^ 300 / 53,49 = 5,6 mol per L. 19 Bij 80 ºC lost maximaal op: 65 g in 100 mL ^ 65 x 5 = 325 g in 500 mL met 300 g is de oplossing dus onverzadigd. 20 Notie dat bij 20 ºC maximaal (5 x 30 =) 150 g ammoniumchloride kan oplossen de rest van de 300 g zal op de bodem neerslaan (de oplosbaarheid is dus afgenomen bij afkoelen) 21 Ag+ + Cl- → AgCl 22 In de oplossing zit 150 g NH4Cl ^ 150 / 53,49 = 2,8 mol NH4Cl 2,8 mol NH4Cl ^ 2,8 mol Cl- ^ 2,8 mol Ag+; V = 2,8 / 1,0 = 2,8 L zilvernitraat is nodig Een evenwichtsreactie 23 2 NO + O2 2 NO2 24 K = [ NO2]2 / [NO]2 x [O2] 25 Er is 1,0 mol zuurstof over dus er reageert 1,0 mol zuurstof met 2,0 mol NO er blijft dus 5,0 – 2,0 = 3,0 mol NO over bij evenwicht Er ontstaat hierbij 2,0 mol NO2, dus 2,0 mol NO2 over bij evenwicht 26 [NO2] = 2,0 / 100 = 2,0.10-2 mol L-1 [NO] = 3.0 / 100 = 3,0.10-2 mol L-1 [O2] = 1,0 / 100 = 1,0.10-2 mol L-1 K = (2,0.10-2)2 / {(3,0.10-2)2 x (1,0.10-2)} = 44 27 Notie dat een katalysator beide reacties zal versnellen, waardoor het evenwicht sneller zal instellen, maar het heeft geen invloed op de hoeveelheid NO2 die bij de reactie ontstaat.
1