themanummer
mei 2009
grafisch ontwerpen voor communicatiestudenten!
eenmalige uitgave
grafimedia un
am n es
magazine
f
d
ta
l
compositie 4 vorm & ruimte 8 typografie 12 kleur 16
Ashwin, Maaike, Sjoerd en Xandra over
visuele communicatie blz.13
voorwoord
inhoud
Welkom en veel leesplezier gewenst met deze eenmalige uitgave van grafimedia magazine. Aan de hand van de ‘fundamentals’, de bouwstenen van een grafisch ontwerp, zullen wij je meenemen in de wereld van grafimedia. Waar moet een ontwerper allemaal aan denken? Hoe wordt een idee vormgegeven? Hoe realiseer je een ontwerp? We geven hier een overzicht van de begrippen en activiteiten die te maken hebben met het vak grafimedia. Wij als blz.13 willen onze medestudenten graag een handig naslagwerk aanbieden. Wie weet is er zelfs een creatieve geest die met behulp van onze tips zijn ontwerp al kan verbeteren! Met artikelen over typografie, vorm en ruimte, fotografie en kleurgebruik hopen wij in ieder geval ook ons doel te bereiken: een mooi cijfer voor deze opdracht en het tentamen dat over deze stof gaat. Dit was maar een klein tipje van de sluier, ik hoop dat je het een leuk en informatief blad vindt!
Creative design process 3 Compositie 4 Lay-out 6 Vorm & Ruimte 8 Typografie 12 Kleur 16 Outdoor communicatie 20 Fotografie 22 Illustraties 24 Drukken 26 Binden 27 Bijlage hulpmiddelen
Met vriendelijke groet, Sjoerd
(namens communicatiebureau
blz.13)
2
3
fundamentals
Compositie
De compositie is een sleutelbegrip voor het maken van een ontwerp. Composeren is het ordenen of rangschikken, volgens een bepaalde strategie, van beeldelementen als lijnen, letters, vormen en kleuren. De manier waarop je deze elementen binnen een ontwerp plaatst, heet compositie. Grafisch ontwerpers noemen dit ook wel vlakverdeling. Waar plaats ik wat op de pagina? Waar ligt het zwaartepunt? Hoe prikkel ik de kijker of vind ik harmonie, een evenwicht? De compositie is net zo belangrijk als de onderdelen waaruit deze is opgebouwd.
H
et woord compositie komt uit het Latijn, ‘compositio’ betekent samenstelling. Compositie binnen het grafisch ontwerpen is het schikken van elementen op een vaste ondergrond met het doel een indruk van een beeld, sfeer, gevoel of gedachte over te brengen. Abstracte vormen kunnen in een goede compositie net zoveel emotie overbrengen als figuratief werk. Het gaat erom een (on)balans te vinden in orde, stabiliteit en symmetrie enerzijds, en dynamiek, vrijheid en beweging anderzijds. Het is een creatief spanningsveld. De Franse schilder Henri Matisse noemde compositie de kunst om elementen zodanig in te delen dat op decoratieve wijze emoties kunnen worden geuit. Symmetrie Er zijn verschillende soorten composities te onderscheiden. Bij het bepalen van een geschikte compositie moet een ontwerper weten wat hij met zijn beeld wil oproepen bij de kijker.
-> Een symmetrische compositie kent een evenwichtige verdeling van beeldelementen. De samenstelling wordt gekenmerkt door een denkbeeldige verticale en horizontale as die de massa verdeelt. Deze compositie geeft een beeld dat in balans staat, geeft een rustige en stabiele indruk. Dit gegeven kan een ontwerper gebruiken voor het uitlokken van gevoelens als rust, harmonie en kalmte of helderheid. -> Een asymmetrische compositie kent een verdeling van elementen die nogal willekeurig lijkt. De compositie is vooral gevoelsmatig van aard en kan omschreven worden als een ordening van ongelijke elementen tot een geheel. Een asymmetrische indelen van de beeldelementen geeft het ontwerp meer dynamiek, scherpte en creëert voor de kijker een soort gevoel van geheimzinnigheid. Nog een aantal voorbeelden van composities: -> Wanneer er een centraal punt is waar alle andere elementen naartoe gericht lijken te zijn, spreek je van een centrale compositie.
4
Het verzamelpunt noem je het aandachtscentrum. -> Een geometrische compositie bestaat uit lijnen die meetkundig systeem vertonen. Het geheel heeft een meetkundig karakter. -> Bij een diagonale compositie is er een duidelijke tweedeling te herkennen door een diagonale beeldas. -> Wanneer de beeldelementen gerangschikt zijn volgens een driehoeksvorm, spreek je van een piramidale of driehoekscompositie. -> Een cirkel- of ovaalcompositie is een beeld waarin de elementen een cirkel of ovaal vormen. -> Een bewegingscompositie geeft de illusie van beweging. Vaak door diagonale lijnen, een manipulatie van het beeld. -> Wanneer de elementen geordend zijn rond een horizontale lijn en soms ook spiegeling geven, spreek je van een horizontale as compositie. -> Een overall compositie houdt in dat de elementen zonder rangorde in het beeld zijn geplaatst. De elementen zijn vrijwel gelijk, doen aan als een patroon en lijken vaak buiten het kader door te gaan.
Good composition is like a suspension bridge each line adds strength and takes none away. - Robert Henri -
Compositie E
r bestaan dus verschillende manieren om een boeiende compositie te ontwerpen. Je kunt ook tegenstellingen in je compositie brengen. Voorbeelden van tegenstellingen zijn veraf/ dichtbij, reusachtig/nietig, recht/ krom. Deze tegenstellingen kunnen bepaalde emoties en sferen oproepen. Contrasterende afmetingen roepen ook een bepaalde stemming op en trekken de aandacht van de kijker. Tegenwicht is een methode om rust te brengen in een compositie waarbij je de indruk krijgt dat een visueel element uit het blad valt. Je plaats tegenover het element een detail als tegenwicht. Een ander idee is om heel duidelijke woorden tegenover beeld te zetten. Beelden kunnen bepaalde slogans ondersteunen, versterken en verduidelijken. Of omgekeerd, slogans kunnen bepaalde beelden soms ondersteunen of verduidelijken (metaforen). Een typografisch beeld maken kan ook een bijzondere compositie opleveren. Hierbij worden letters als tekeningen en beelden geïnterpreteerd. Het is een puur grafische verwerking met soms leesbare teksten en boodschappen. Of soms is de letter niet meer leesbaar maar echt een illustratie geworden. Het gebruik van lijnen helpt de kijker om een visueel inzicht te krijgen. Voorgrond, midden en achtergrond kunnen worden verbonden. Diagonale lijnen neerzetten en het gebruik van aparte vormen is een methode om de aandacht van de kijker te trekken.
De Gulden Snede In de loop van de geschiedenis zijn er verschillende ideeën over compositie ontwikkeld. De Proportio Divina (goddelijke proportie), beter bekend als de Gulden Snede, is een opdeling van een lijn, oppervlak of cirkel in twee ongelijke delen, zo dat het kleinste deel zich verhoudt tot het grootste deel, als het grootste deel tot het geheel. De Gulden Snede zie je in vele composities terug en werd beschreven door de Romeinse bouwkundige Vetruvius. Tegenwoordig is deze opdeling ook bekend als de regel van drie: als je je beeld horizontaal en verticaal in drieën verdeelt krijg je vier snijpunten. Dat zijn de ’sterke’ punten van het beeld. Het plaatsen van een onderwerp op één van de snijpunten van de lijnen van de gulden snede, geeft spanning en aantrekkingskracht aan een compositie. De Gulden Snede kort men af met de Griekse letter Φ (spreek uit: ‘Fie’). De Griekse wijsgeer Euclides beschreef als eerste het getal Φ, maar men gebruikte de gulden snede waarschijnlijk al eerder. Over de werkelijke oorsprong van de wiskundige formule is niets bekend. De Gulden Snede wordt gebruikt als de ideale verhoudingsmaat bij ongeveer alles wat je kunt bedenken; mensen, dieren, planten en gebouwen. De verhouding die ongeveer gelijk is aan 0,382 : 0,618 = 0,618 : 1 = 1 : 1,618 = 1,618 : 2,618.
a
b
a+b a+b staat tot a als a staat tot b Wist je dat Nauw verwant aan de Gulden Snede is de reeks van Fibonacci. Dat is een verzameling van gehele getallen, waarvoor geldt, dat ieder getal in de reeks telkens de som is van de twee voorafgaande getallen. De reeks van Fibonacci begint met de waarden 0 en 1 en hieruit volgen dan vanzelf de overige getallen: 0 , 1 , 1 , 2 , 3 , 5 , 8 , 13 , 21 , 34 , 55 , 89 , 144 ..... Een bijzonder kenmerk van deze reeks is, dat naar mate getallen groter worden de opeenvolgende getallen zich meer en meer tot elkaar gaan verhouden volgens het principe van de Gulden Snede. In de natuur komt de reeks van Fibonacci, net als de Gulden Snede, vaak terug. Een ander interessant gegeven is, dat je élk getal uit de reeks van Fibonacci kunt schrijven als een som van twee dubbelproducten van getallen uit diezelfde reeks. Dit determinatie-principe komt uitgebreid aan de orde in wiskundige analyses. Maar in de natuur zie je dit ook weer terug. Bij een dennenappel en een ananas zie je bijvoorbeeld: wanneer je vanaf een bepaald punt het aantal schubben telt dan zie je dat ook dit steeds twee opeenvolgende getallen zijn uit de reeks van Fibonacci.
5
fundamentals
Lay-out
Lay-out
Lay-out? De term lay-out wordt gebruikt voor de opmaak van een (grafisch) ontwerp. Hiermee wordt bedoeld de wijze waarop al het materiaal dat de content vormt van een design, wordt georganiseerd. Het doel van een ontwerper is om de informatie logisch en coherent te presenteren terwijl belangrijke elementen juist ook opvallen. Het gebruik van een grid en bepaalde vast gekozen stijl-elementen helpen de informatie op een visueel aantrekkelijke manier te brengen.
Grid
-> Stappenplan
De kracht van een goed ontwerp schuilt voor een groot deel in een doordacht stramien en de creativiteit waarmee dit vervolgens wordt ingevuld.
Briefing Eerst krijgt de ontwerper een opdracht, of start met het beschrijven van het idee. Wat zal er te zien zijn op het ontwerp? Welke materialen zullen worden toegepast? Wat wordt de ‘look & feel’ van het design? Is er sprake van tekst, tekstblokken, koppen, foto’s, illustraties?
Een grid of stramien wordt gemaakt om een ontwerp of pagina structuur te geven. Het grid is in feite de paginaindeling: een stelsel van horizontale en verticale hulplijnen waarop alle items op een pagina kunnen aansluiten zodat een evenwichtige lay-out ontstaat. De lijnen bieden houvast en maken het mogelijk om tekst en afbeeldingen op samenhangende wijze in het ontwerp te plaatsen. De algemene structuur van de bladzijde wordt in verschillende blokken aangegeven. Het grid wordt opgebouwd uit de margelijnen, de kolomlijnen, eventuele hulplijnen en de basislijnen (horizontale hulplijnen voor de tekstregels van het document).
Ordening Daarna worden er overwegingen gemaakt op basis van praktische factoren. Welke formaten worden er toegepast? Welke kleuren zullen worden gebruikt, welke zijn beschikbaar? Wat moet er uit springen, welk element moet de meeste nadruk krijgen? Wat is de hiërarchie van het materiaal? Welke grootte, gewicht en vorm van tekst en afbeeldingen?
Verdeling van de lijnen Vaak laat men de breedte afhangen van de maximaal beschikbare ruimte. Wanneer de breedte is vastgesteld, kan deze worden verdeeld in een aantal kolommen. Vaak wordt gekozen voor een verdeling tussen de 4 en 8 kolommen. Tussen deze kolommen in worden weer smallere geplaatst. Deze bepalen de witruimte. De brede en smalle kolommen kunnen op elkaar worden afgestemd door bijvoorbeeld de smalle kolommen 10% of 20% van de brede te maken. Het mooiste resultaat wordt verkregen wanneer je begint en eindigt met een smalle (witruimte) kolom. De bredere kolommen die overblijven worden later gevuld met de content. De verticale verdeling kun je maken door dezelfde verdeling als in de breedte ook in de hoogte toe te passen. Boven en onder het grid kun je ervoor kiezen om dezelfde witruimte als aan de zijkanten te gebruiken. Het is echter een kwestie van smaak of je de witruimte boven en onder wel of niet gebruikt.
Het maken van het grid Vervolgens kan worden begonnen met het opmaken van het ontwerp. Wat wordt het ritme en de indeling van de pagina’s? Wat is de positie van terugkerende elementen? Hoe wordt de lay-out van kolommen, marges, tekstgebieden en illustraties vormgegeven? Het vullen van het grid In deze fase wordt de vlakverdeling gevuld met beelden en tekst. Welke elementen verschillen per pagina? Hebben alle elementen een positie gekregen in het grid? Probeer van content en achtergrond één geheel te maken. Denk ook aan het plaatsen van paginanummers!
6
Zetspiegel en bladspiegel
“Een ontwerp moet altijd een innerlijke logica hebben. Een ontwerp is een succes als het er voor een buitenstaander harmonieus uitziet; en zulke harmonie treedt op, wanneer alle grafische elementen eruitzien alsof ze daar noodzakelijk zo, en niet anders, moeten staan. Het werk moet eruitzien alsof het op geen enkele andere manier had kunnen bestaan - alsof het ontwerp onvermijdelijk was. En zelfs als de vorm niet ‘noodzakelijk’ is, als het in werkelijkheid het resultaat van een toevalstreffer is, moet het er nog steeds uitzien alsof het noodzakelijk was.” -Piet Schreuders- (Lay In - Lay Out, 1977)
De zetspiegel is het gedeelte van een pagina dat wordt bedrukt. Omdat een pagina nooit helemaal bedrukt kan worden, bevinden zich om de zetspiegel heen witte randen: de witmarges. Wanneer een deel van de zetspiegel wel tot de rand van het bedrukte blad doorloopt (vooral terug te zien bij beeldmateriaal) spreek je van een aflopende illustratie. De bladspiegel is het geheel van zetspiegel, marges en aflopend gedeelte. -> Tip Bij het bepalen van de marges en de zetspiegel moet je ermee rekening houden dat het rugwit afgestemd is op de bindwijze van de publicatie. De lezer moet natuurlijk zonder veel moeite alle tekst en illustraties kunnen zien. Wordt een te krappe marge gebruikt, dan verdwijnt de tekst in de rug. Daarnaast is er een ander belangrijk aspect dat samenhangt met de marges en zetspiegel: de regellengte. Deze moet goed passen bij het doel van de tekst. Is de zetspiegel bijvoorbeeld te breed en zijn de regels van een informatieve tekst te lang, dan is het vermoeiend de tekst te lezen.
Paginanummering De meeste publicaties zoals nieuwsbrieven, brochures en tijdschriften bestaan uit linker- en rechterpagina’s (de linkerpagina is de achterzijde en de rechterpagina de voorzijde). Voor de paginanummering geldt: een linkerpagina is even en een rechterpagina is oneven genummerd.
7
fundamentals
Vorm & Ruimte
Vorm & Ruimte Bij vormen denken we als eerste vaak aan de bekende eenvoudige meetkundige vormen als een rechthoek, het vierkant, de driehoek, een cirkel of ellips. Een ontwerper speelt met deze vormen en andere, en met lijnen, symmetrie en verhoudingen. Om zo in het ontwerp een visualisatie te creëren van bepaalde begrippen of een gevoel. Het is de kunst om vormen een pakkende plaats in een compositie te geven. Als ontwerper sta je voor heel veel mogelijkheden en word je uitgedaagd een weg te vinden naar iets nieuws en interessants, dat past bij de over te brengen boodschap en het doel van het ontwerp.
Positief en negatief We kunnen een vorm nooit losmaken van de ruimte waar het zich in bevindt en de eventuele andere vormen binnen een ruimte. De vorm is het positief, de omliggende ruimte of achtergrond is het negatief. Achtergrond is een zeer belangrijk element van het ontwerp en is niet zomaar bijkomstig. Negatieve vormen zijn net zo belangrijk als positieve, want ze dragen bij tot het totaalbeeld. Daarnaast heeft lege ruimte in een ontwerp ook altijd een doel. De positieve ruimte is dus het beeld dat eigenlijk op de voorgrond staat en de negatieve ruimte de achtergrond, dat noem je het beeldvlak. De negatieve ruimte ondersteunt het positieve beeld. Om de visuele spanning te vergroten kan de ontwerper spelen met de positieve en negatieve ruimte. Toepassen Groepjes vormen kunnen elkaar ondersteunen en zo met elkaar concurreren dat de oorspronkelijke negatieve ruimte door de positieve elementen vorm krijgt. Onze ogen kunnen dan niet meer onderscheiden wat de vorm of wat de achtergrond is. Dit kan in een ontwerp heel intrigerend werken.
Vormen in een ontwerp In het algemeen is vorm hoe iets zintuiglijk op een mens overkomt. Bijvoorbeeld de uiterlijke gedaante van een ontwerp of object. Kenmerken zijn structuur, vormsoort, vormaspecten en betekenis. De structuur van een vorm geeft aan hoe deze is samengesteld en wat de onderlinge verhoudingen zijn. Een vormsoort is een groep vormen met dezelfde kenmerken of vormaspecten. Verschillende vormensoorten zijn: ruimtelijke vormen, vlakke vormen, wiskundige vormen, basisvormen en organische vormen. Het vormaspect is het kenmerk van een vorm zoals ruimtelijk of vlak, eenvoudig of complex, geometrisch of organisch, gesloten of open.
Vormen kunnen ook zo worden gebruikt dat je er een ruimte mee omsluit waardoor er een beeld ontstaat dat als positief kan worden gezien, terwijl het op een andere plek in het ontwerp zijn gebruikelijke negatieve functie houdt. Door gebruik van kleur verandert de dynamiek van een ontwerp nog meer. Je kunt als ontwerper nog meer onderscheid aanbrengen met kleuren. Ruimte Ontwerpen zijn vaak gebonden aan twee dimensies (hoogte en breedte) maar een vel wit papier is een plat vlak tótdat je er iets op aanbrengt. Dan word het een toneel voor visuele prikkels. Maar hoe deelt een grafisch ontwerper de beschikbare ruimte in?
De vormen waaruit een ontwerp is opgebouwd hebben een betekenis. Met het toepassen van bepaalde vormen en vormaspecten verandert of benadrukt een ontwerper de betekenis.
vorm, m (-en), 1. uiterlijke gedaante, fatsoen; -2. de juiste gedaante, inkleding enz. die iets te hebben moet; -3 uiterlijk; -4 voorwerp waarin men iets giet om het een model te geven, gietvorm; lettergietersmatrijs; -(fig.) iets in een andere ~ gieten, anders inkleden: -(drukk.) zetsel, in een raam verenigd, dat zo gedrukt wordt. vormgever, m. (-s), hij die vorm geeft, in ‘t bijzonder iem. die zich bezighoudt met industriële vormgeving vormgeving, v., het brengen in of tot een bepaalde vorm; compositie: hij zoekt naar een eigen ~, het geven van een goede en aantrekkelijke vorm (en kleur) aan producten.
8
De lege ruimte kan om te beginnen dus een papier of een leeg werkgebied op de computer zijn. Er moet iets gemaakt worden wat misschien ook buiten een plaats gaat krijgen. Hoe gebruik je die ruimte daar? Ruimte is een breed begrip, maar als eerste zal een ontwerper met een creatief idee of gevoel de compositie en layout gaan bepalen: hoe de beeldelementen een plaats gaan krijgen.
Waarnemen Ook de manier waarop onze hersenen bepaalde dingen zien is iets wat meegenomen moet worden. Een aantal voorbeelden:
De kubus van Necker laat zien hoe het oog twee conclusie kan trekken. Kijk je van bovenaf naar een naar links gekeerde kubus? Kijk je van onderaf naar een naar rechts gekeerde kubus?
Doordat het zwarte vierkantje centraal ligt is de ruimte erom heen aan alle vier de kanten gelijk, dit kan omschreven worden als kalm, vredig passief of zelfs saai. Als je een lijn door het midden zou trekken zullen de halve vierkanten in volmaakte balans zijn met elkaar.
Omdat we van links naar rechts lezen, ervaren we het zo dat door plaatsing van een vakje links, de vakjes het grote vierkant in lijken te komen aan de linkerkant.
Relatieve grootte. Het lijkt of het grote vierkant dichterbij is. Dit effect schept een illusie van diepte of ruimtelijkheid.
Wanneer het vierkantje geplaatst wordt aan de rechterzijde ervaren we het als of de vakjes het beeld uit willen gaan.
Wist je dat Tekenen is voor een grafisch ontwerper van belang omdat het je leert het onderwerp als vorm, en kleuren als tonen te zien. Door het schetsen en tekenen krijg je inzicht in perspectieven en leer je steeds beter hoe je ruimtelijkheid en diepte kunt suggereren. Of bijvoorbeeld hoe je een bepaalde textuur ergens aan mee kunt geven. Ongeacht je aanleg voor tekenen is het een goed idee om veel te oefenen. Een scherpe blik kun je wel trainen. Want om tekenen goed onder de knie te krijgen moet je ook eerst goed leren kijken. Door het schetsen van ideeën en composities leer je vorm en ruimte steeds beter toe te passen. -> Tip Concentreer je bij het schetsen niet op het eindresultaat, maar op het proces van de weergave van vormen en ruimte.
De positie van de vierkantjes suggereert nu beweging omlaag. Bij de laatste drie voorbeelden is de uitlijning asymmetrisch en daardoor ontstaat er meer dynamiek en suggestie van beweging.
9
fundamentals
vervolg
Vorm & Ruimte
Aanzicht: de kant van een object waar je tegenaan kijkt. Ruimtelijke objecten hebben verschillende aanzichten zoals bovenaanzicht, zijaanzicht. Abstract: bij een volledig abstract beeld zijn er geen voorstellingsaspecten die (nog) doen denken aan de bestaande, zichtbare of herkenbare werkelijkheid. Abstraheren, mate van abstractie: het loslaten van de zichtbare werkelijkheid als inspiratiebron door ongebruikelijke toepassing van kleur, licht en vorm. Afsnijding: vormen worden door de rand van het papier als het ware afgesneden. De vorm loopt eigenlijk buiten de rand door. Een manier van ruimtesuggestie. Arcering: een lijnstructuur die bestaat uit evenwijdige lijntjes. Meervoudige of kruisarcering zijn meerdere lagen. Asymmetrisch: vormen die niet symmetrisch zijn, vaak ook organische vormen. Atmosferisch perspectief: vorm van ruimtesuggestie waarbij kleur, vorm of textuur in de diepte (naar de horizon toe) geleidelijk vervagen. Basisvorm, grondvorm:de meest eenvoudige vorm, zoals een vierkant of een cirkel. Begrenzing: de rand of het einde van een vorm. Vormen kunnen begrenst worden door bijvoorbeeld andere vormen of vlakken, kleuren en contouren. Centraal perspectief: evenwijdige lijnen komen samen in een verdwijnpunt op de horizon Constructief: werk dat bestaat uit geometrische en stereometrische vormen. Dit word samengevoegd tot een beeld dat zowel figuratief als abstract kan zijn. Deformeren, vervormen: verschuiving, verdraaiing, verkleining, waardoor herkenbare vormen zo worden veranderd dat ze duidelijk verschillen met het beeld van de realiteit. Doorsnede: een voorwerp wordt als het ware in plakjes gesneden zodat je de structuur kunt zien. Driedimensionaal: met drie maten. Lengte, breedte en diepte. Dynamisch: met de suggestie van beweging. Expressieve vormen: sommige vormen roepen gevoelens op. Scherpe en hoekige vormen geven een hardere uitstraling, terwijl ronde en golvende vormen vriendelijk kunnen overkomen.
->ABC
Figuratief: een figuratieve afbeelding vertoont duidelijke overeenkomsten met de werkelijkheid. Geometrische vormen: wiskundige vormen Gesloten - open: bij een gesloten vorm kun je de binnenkant van de vorm niet zien. Een open vorm is voor een gedeelte open. Gestileerde vorm, stilering: bij een gestileerde vorm zijn alleen de belangrijkste kenmerken van die vorm nog te zien. Deze is ontstaan door vereenvoudiging. Kader: de lijst, de omlijsting. Lange kant onder is een liggend kader. Korte kant onder is een staand kader. Kikvorsperspectief: gezien vanuit een laag standpunt (als van een kikker) Lineair: de vormgeving bestaat hoofdzakelijk uit lijnen. Lijnperspectief: ruimtesuggestie volgens een wiskundige methode door middel van lijnen die naar een of meer vluchtpunten lopen. Massief: een massieve vorm is van binnen en buiten van hetzelfde materiaal gemaakt en is niet hol. Negatieve vormen: dit is als het ware een sjabloon waarin de (positieve) vorm is uitgespaard. Organische vormen: zijn afgeleid van plantaardige, dierlijke of menselijke vormen. Overlapping: vorm van ruimte suggestie. Daarbij lijkt een deel van de voorstelling achter een ander deel verscholen te zijn. Perspectief: verzamelnaam voor verschillende vormen van ruimtesuggestie Plasticiteit: figuren of voorwerpen worden voorgesteld als ruimtelijke volumes, met plooien bijvoorbeeld. Regelmatige vormen zijn symmetrisch zoals in vierkanten en rechthoeken. Restvorm: de vorm die de belangrijkste vorm in de compositie omsluit. Ruimtelijk, driedimensionaal: een vorm is ruimtelijk als hij ook echt ruimte inneemt en je het object van verschillende kanten kunt bekijken. Vormen worden driedimensionaal genoemd omdat ze drie lengtes of dimensies hebben: lengte, breedte en hoogte.
10
Ruimtelijkheid is een vormaspect en heeft twee betekenissen: bij tweedimensionale vormen kan ruimtelijkheid gesuggereerd worden door middel van bijvoorbeeld plasticiteit, overlapping en perspectief. Bij driedimensionale vormen kan ruimtelijkheid worden bepaald door het formaat, uitstekende delen en de aard van het materiaal. Ruimteomschrijvend: deze vormen zijn open, doorzichtig of skeletachtig. De ruimte achter de vorm blijft zichtbaar. Samengestelde vorm: een vorm opgebouwd uit verschillende enkelvoudige vormen. Silhouet: een vlak beeld dat ontstaat door fel tegenlicht, alleen de eigen schaduw is zichtbaar. Statisch: zonder de suggestie van beweging. Standpunt: gezichtspunt. De plaats van waaruit iets is bekeken en in beeld gebracht. Stroomlijn: een gestroomlijnde vorm is glad en vloeiend en heeft geen uitstekende onderdelen. Suggestie: op een plat vlak zo tekenen of schilderen dat men de indruk krijgt dat de voorstelling echt aanwezig is. Symmetrisch: een symmetrische vorm is een vorm waarvan de 2 helften geheel gelijk zijn, gespiegeld. Vlak, tweedimensionaal: een vorm is vlak als er slechts twee maten zijn, lengte en breedte. Volume: alles wat ruimte inneemt. Ook de hoeveelheid ruimte die een holle vorm omvat. Een driedimensionale maat. Vormeenheid: het gebruik van gelijksoortige vormen binnen een beeld of object zorgt voor eenheid en samenhang. Vormversterkend: het karakter van een vorm wordt benadrukt. Vormdoorbrekend: bij vormdoorbrekende vormgeving gebruik je beeldende middelen om het karakter van een vorm aan te tasten. Vormcontrast: wanneer er twee vormen naast elkaar worden gebruikt ontstaat er een contrast als ze sterk tegen elkaar afsteken. Hierdoor kan het karakter van de vormen versterkt worden. Bijvoorbeeld organisch naast geometrisch, gesloten tegenover open, maar ook groot naast klein. Vogelvluchtperspectief: gezien vanuit het standpunt van een vogel. Vormrijm: dit is de herhaling van de vormkarakteristiek. Vrijstaand: driedimensionaal beeld dat 'los' in de ruimte staat.
inspiratie
column
door Ashwin
De kunstenaars van de 21 eeuw Ik houd ervan om door een stad te lopen waar ik nog nooit eerder ben geweest en om dan te kijken naar de vele oude gebouwen die sommige steden te bieden hebben. Prachtig om te zien hoe men vroeger de gevels, zuilen en zelfs schoorstenen van gebouwen verfraaide. Het interesseert me dat er achter elke versiering wel een verhaal zit. Zoals de waterspuwers, die simpelweg bedoeld zijn als waterafvoer, zodat het regenwater niet langs de gevels naar beneden loopt. Steden zitten vol met geschiedenis en geheimen. En de oude meesters aan wie we dit te danken hebben laten ons zien dat ze vandaag de dag nog actueel zijn. Ook maken nog steeds verschillende mensen van over de wereld elke dag kennis met oude bekenden zoals David en Lisa. Maar vergeet nu even Michelangelo en Leonardo da Vinci en richt je op de straat, want daar bevindt zich de kunst van tegenwoordig. Ik heb het over graffiti, en dan niet het prutswerk van vijftienjarige jongetjes langs de treinstations, maar de echte Urban Art. Graffiti wordt nog vaak gezien als vandalisme, maar wie daar niet met deze gedachte naar kijkt kan juist zien dat het een ware kunstuiting is. In elke stad zie je wel graffiti en omdat vele gemeenten de ‘vernielingen’ beu werden, zijn er inmiddels ook legale graffitiplekken. Als je hier bent is het net alsof je in een openlucht atelier rondloopt, door de vele verschillende werken die je er kunt zien. Het enige nadeel dat ik kan bedenken over het legaal maken van graffiti en het op plaatsen in steden centreren, is dat het onverwachte wat je kan overkomen als je door een stad loopt, verdwijnt. Het geeft een bepaald soort sfeer wanneer je op de gekste plekken deze kunstvorm tegenkomt. En je weet dan wat de kunstenaar heeft moeten doorstaan om daar zijn werk te zetten. Je ziet hem bijna ’s nachts over het hek klimmen, in het donker te werk gaan, zenuwachtig om zich heen kijkend of hij niet betrapt wordt en dan wegwezen om het de volgende dag te kunnen bekijken. Dit is kunst maken met gevoel en dat is wat mij inspireert.
fundamentals
I
typografie
typografie
Inleiding Binnen de grafische vormgeving staat typografie voor het visueel omgaan met tekst. Typografie gaat over het vormgeven van letters en van teksten en documenten. Het doel is om een boodschap met geschreven tekst over te brengen naar de doelgroep. Als ontwerper houd je rekening met het medium en doel van de teksten, omdat deze diverse eisen kunnen stellen aan leesbaarheid en opvallendheid van letters. Typografie kent dus zowel functionele als esthetische doeleinden. De sfeer die uiteindelijk door typografie wordt opgeroepen wordt niet alleen bepaald door het gekozen lettertype, maar ook bijvoorbeeld door de zetwijze, regelafstand, kapitaal of onderkast, interlinie en letterspatiëring. Een combinatie van smaak, kennis van letters en hun gebruik, afspraken en tradities bepaalt het resultaat.
Een lettertype of font is een lid van een lettertypefamilie in een bepaalde stijl. Bij het vormgeven van teksten wordt vaak gebruikt gemaakt van verschillende verschijningsvormen van letters uit een familie, Dit noem je letterbeelden. Letterbeeld van een lettertype:
Baskerville (Normaal) Baskerville (Cursief) Baskerville (SemiVet) Baskerville (Vet) Baskerville (SemiVet cursief) Baskerville (Vetcursief)
Het letterbeeld laat de variaties in gewicht van letters zien, binnen een lettertype. Gewicht van letters zegt iets over de dikte. Het standaardgewicht voor gewone tekst heet romein, en heeft benamingen als normal, regular, roman of book. Veel lettertypen kennen daarnaast een lichtere variant, aangeduid met thin of light (soms zelfs een ultralight), en een zwaardere die wordt aangeduid met medium, bold of black (soms ook extra bold of ultra bold). Voor sommige lettertypen zijn ook speciaal ontworpen smalle (condensed, compressed) of brede (extended, expanded of wide) varianten beschikbaar.
Een ander aspect dat een lettertype een kenmerkende uitstraling geeft is het contrast: het verschil tussen de dunne en dikke delen van letters uit een type. Wanneer een lettertype veel contrast heeft is er een vrij groot verschil tussen dunne en dikke delen, terwijl een ander lettertype weinig of geen contrast kan hebben. Lettertypen met een klassieke uitstraling hebben een ander contrast en ook meestal een schuine as, moderne lettertypen een verticale. Om de as te achterhalen trek je een denkbeeldige lijn door de dunne delen van de letter o.
Alle lettertypen zijn aan de hand van de belangrijkste kenmerken onder te verdelen in vier categorieën:
schreeflettertypen/serifs (zoals Times New Roman, serifs hebben een dwars uitstekend deel) schreefloze lettertypen/sans serifs (zoals Helvetica)
schriftlettertypen/scripts (letters als een handschrift aan elkaar zoals Brush Script MT) symboollettertypen/pi-lettertypen (symbolen als )
Er bestaat ook een indeling naar ontstaansgeschiedenis en vorm. Hier zijn zes hoofdgroepen te herkennen. - Romein- of Mediaevelsoorten (lettertypen met een klassiek karakter) - Bodoni-achtigen (deze hebben een horizontale schreef, zijn ook lettertypen met een klassiek karakter) - Egyptiënnesoorten (zijn letters met een rechthoekige schreef en een modern en robuust karakter) - Schreefloze soorten (zonder schreef, met een modern en zakelijk karakter) - Scripten (letters die min of meer een verbonden schrift opleveren, een klassiek en zacht karakter) - Fantasie-soorten (de overige soorten, veel variatie)
Kapitaal is de grafische term voor een hoofdletter. In het Engels is dit upper case, capital of cap (denk aan: Caps Lock, op een toetsenbord). Onderkast is de grafische term voor een kleine letter. Het Engelse synoniem hiervoor is lower case. Deze uitdrukkingen komen uit de tijd van het zetten met metalen letters uit een letterbak.
12
Bekende Nederlandse typografen Bram de Does Sem Hartz Wim Crouwel Jan van Krimpen Abe Kuipers Karel Martens Walter Nikkels Gerrit Noordzij Charles Nypels S.H. de Roos J.F. van Royen Helmut Salden Willem Sandberg
ligaturen:
fi fj
Naast de eerder genoemde onderdelen hebben lettertypes kenmerken die betrekking hebben op de hoogte en breedte van letters. Veel van deze maten worden gemeten ten opzichte van de basislijn, ook wel letterlijn genoemd, behalve het corps, dat de lettergrootte aangeeft. Het corps is de afstand tussen de stoklijn en de staartlijn. Dit is de lettergrootte. De maat wordt uitgedrukt in punten. De aanduiding in punten komt uit het twaalfdelige (Didot)puntenstelsel. Een punt is 0,376065 mm. Regellengtes en de zetbreedten worden uitgedrukt in cicero’s of augustijnen. Een cicero is gelijk aan twaalf punten. Dit puntenstelsel wordt al honderden jaren in de (typo)grafische wereld gebruikt. De Angelsaksische landen kennen daarentegen ook een eigen ‘punt’ en dat is de Picapunt. Ook dit is een twaalfdelig stelsel, want twaalf Picapunten zijn een pica, die ongeveer een zesde deel van een inch groot is.
ff
Een volledig font van een bepaalde letter bestaat uit: - onderkasten (a, b, c) - kapitalen (A, B, C) - kleinkapitalen (letters van de kapitaalvorm met het volume van een onderkastletter) - cijfers (1, 2, 3) (soms onderverdeeld in tabelcijfers die allemaal op de basislijn staan, en uithangende cijfers, waarvan delen onder de basislijn kunnen uitkomen, en daarnaast ook breukcijfers. - ligaturen (combinatieletters) - leestekens - letters met accenten (voor onderkastletters en kapitalen) - bijzondere tekens en symbolen soms ook aangevuld met - bijzondere schriftsoorten zoals Cyrillisch (Russisch) - bijzondere letters en accenten (bijv. uit het IJslands, Hongaars of Pools)
De breedte van een lettertype wordt uitgedrukt in het aantal tekens dat past in één pica. Leesbare lettertypen met een hoge cpp-waarde (characters per pica) worden zuinige of economische lettertypen genoemd. Deze lettertypen worden veel gebruikt voor woordenboeken, kranten en studieboeken.
x type x-hoogte
basislijn
corpsgrootte
interlinie
Maatwerk Typografie is maatwerk. Er zijn een aantal hoofdlijnen te herkennen, gebaseerd op onderzoeksgegevens en gebruikservaringen. Voor teksten die gedrukt worden op papier in de gangbare lettergrootten (tussen corps 6 en 16) voor brochures, nieuws-brieven, gidsen en boeken, wordt meestal gekozen voor een schreefletter. Voor koppen en tussenkoppen worden vaak schreefloze halfvette letters gebruikt. En een grote schreefloze letter is erg geschikt voor bewegwijzering in gebouwen. Teksten die op een beeldscherm verschijnen vragen om een lettertype dat niet te mager en licht overkomt op de dikwijls lichte achtergrond. Hier past een lettertype dat vetter en niet te wijdlopend is. In de typografie neemt de letter als drager van de boodschap, en vormgever van het beeldmerk/ logo of de huisstijl van organisaties, de hoofdrol.
De x-hoogte is de hoogte van de kleine letter x. De hoogte van de onderkast x van een lettertype is maatstaf voor de corpsgrootte. De x-hoogte is gekozen omdat deze letter zich gemakkelijk laat meten. Omdat niet alle lettertypen dezelfde x-hoogte hebben, lijkt het ene lettertype in hetzelfde corps soms groter dan het andere. Lettertypen met een kleine x-hoogte hebben relatief langere stokken en staarten. Officieel hoort de maat van een letter aangegeven te worden door middel van de letterbeeldhoogte in millimeters: de afstand van de bovenzijde van de stok tot aan de bovenzijde van de stok op de volgende regel. Als je aan de bovenkant en onderkant van de xhoogte een lijn doortrekt heb je de baselines. Je meet altijd vanaf de bovenkant of de onderkant baseline (basislijn) tussen twee regels tekst. De ruimte tussen de regels heet het wit. Veel typografische termen hebben een historische afkomst, zo ook leading ofwel interlinie. Dit betekent letterlijk het lood dat tussen twee regels tekst op de matrijs van letterkast moest worden gestoken om de regelafstand te bepalen. De maateenheid, de hoogte tussen twee basislijnen, is de corpsgrootte plus het wit. De meest ideale leading verhouding is 120% van de xhoogte, in boekdruk wordt 12pt met een 14pt leading gebruikt omdat dit het prettigst leest.
13
X
Y
z
fundamentals
F f A B e L g g g C
typografie
M q E G n Q t S
Arm / Arm een horizontaal of diagonaal aan de bovenkant uitstekende lijn die aan een kant vast zit
Ascender / Stok het boven de x-hoogte uitstekend gedeelte van een onderkastletter
Bar / Balk de horizontale lijn in letters
Bowl / Kom een gebogen gedeelte van een letter waarmee een ruimte in een letter wordt afgesloten, het omsloten gedeelte heet counter
Counter / Pons / Oog een volledig omringde ruimte in een letter
Stem / Stam een rechte verticale lijn basislijn, meest opvallende verticale streep
Ear / Oor een klein lijntje of haakje aan de onderkast letter g
Loop / Strik lage ronding van de onderkast letter g
Serif / Schreef een dwars uitstekend deel aan het uiteinde van een letter
Decender / Staart Het beneden de basislijn uitstekende gedeelte van een onderkastletter
Leg / Been een horizontaal of diagonaal aan de onderkant uitstekende lijn die aan een kant vast zit
Spur / Spoor Klein lijntje aan de onderkant van een kapitale G
Shoulder / Schouder het gebogen gedeelte
Tail de stok van een Q en in sommige lettertypen ook van een R
Terminal het afgeronde einde van een schreeftype letter zonder schreef
Spine / Rug De curve tussen de boven- en onderkant van de letter S
Link / Verbinding de lijn die de bovenkant en onderkant van de onderkast letter g verbindt
anatomie Stress het verbrede gedeelte in de ronding van een letter
14
H
et plaatsen van een grote beginletter trekt de blik van de lezer naar het beginpunt van een tekst. Zulke letters worden initialen genoemd.
Wist je dat Krunch, Zlonk, Klonk, Uggh, Zok, Bang, Whaam! en Ouch! zijn welbekende kreten en typografisch verbeeld in comics als Batman. Deze kreten hebben een naam: Onomatopee. De beroemdste onomatopee ooit is Whaam! van Roy Lichtenstein.
Spatiëring Op zoek naar visueel evenwicht in je ontwerp, moet je bij het plaatsen van koppen en teksten letten op de spatiëring. Als bijvoorbeeld in grotere kopteksten de spatiëring ongelijk is, is dat hinderlijk voor het oog. Naarmate de corpsgrootte toeneemt, wordt de ongelijkheid vaak groter en moet je aanpassingen doen. Vooral bij kapitalen, die door hun vorm nu eenmaal minder goed op elkaar aansluiten. Rechte letters hebben meer ruimte nodig dan ronde letters of letters met sterke diagonalen. Het visueel aanpassen van de witruimte tussen twee letters heet kerning (overhang). Het is bedoeld om een uniform gevoel in een woord te creëren. De meeste computerprogramma’s waarin tekst verwerkt wordt houden wel rekening met kerning bij bepaalde lettercombinaties. Belangrijk is er vooral op te letten bij kopteksten/headerteksten en bij het creëren van bijvoorbeeld logo’s. Een goede maatstaf voor de tussenruimte tussen woorden in kopteksten is de breedte van de onderkast ‘i’. Een grotere tussenruimte gaat vaak ten koste van de leesbaarheid.
Zetmethoden Het vervaardigen van zetwerk kan op een aantal manieren. Zetten heeft twee aspecten: de invoer en de uitvoer. De meest tijdrovende kant was altijd de invoer, maar tegenwoordig gaat die invoer vrijwel altijd door aanlevering van digitale bestanden in een gangbaar formaat. Tot de jaren 90 van de vorige eeuw ging het daarnaast ook veel met het toetsenbord. En tot de jaren 60 werd klein drukwerk ook nog echt met de hand gezet.
Deionderkastiiiisirichtlijn Tracking is algehele horizontale spatiëring van een stuk tekst. Kerning en tracking worden vaak door elkaar gehaald. Het verschil in begrippen zit erin of je het toespitst op een letter of op een stuk tekst toepast. Met tracking beïnvloed je dus de densiteit van een tekst in de breedte, hoe dicht de letters op elkaar staan. Meestal zal deze standaard aan het font blijven. Bij drukwerk wordt er wel eens mee gespeeld om een tekst lekker te laten lopen, om een tekstblokje goed te vullen bijvoorbeeld. Een tiende punt tracking kan dan al verschil uitmaken. Door aanspatiëren kun je meer wit tussen letters aanbrengen en afspatiëren is het tegenovergestelde.
Alhoewel bijna alle zetwerk nu dus wordt aangeleverd via e-mail, ftp of cd-rom, en het om kant en klare tekst gaat die geen fouten meer bevat, valt er toch nog wat te corrigeren. Afbrekingen moeten worden nagelopen, loopwijdtes gecontroleerd, de opbouw van kolommen kan soms net iets veranderen en moet worden gecontroleerd. Die correcties worden in de grafische wereld aangegeven met met bepaalde symbolen, de correctietekens. Om eenduidigheid te bereiken (en te voorkomen dat correcties moeten worden gecorrigeerd) zijn de correctietekens internationaal vastgelegd. In Nederland volgens de NEN norm. Elke tekst, ook als die dus gezet is vanaf een foutloos digitaal bestand, moet worden gecontroleerd. De uitvoer van een zetmachine gaat heel snel. Het zetten van de tekst van een krantenpagina vergt minder dan een minuut. Elektronisch zetten (digitaal of laser) gaat computergestuurd. Het fotografisch zetten wordt steeds minder gebruikt,. Dit gebeurde met een machine die een combinatie is tekstverwerker en fotobelichter, de letters staan dan negatief op filmschijven of stroken. Dit wordt nog wel veel toegepast in Azië.
tracking tracking tracking Wist je dat Er bestaan op dit moment zo’n 2500 beschikbare lettertypen. Daarbij zijn varianten als cursief, mager en vet nog niet meegeteld. Dagelijks worden er ook lettertypen ontworpen. Sommige zijn voor éénmalig gebruik, een tijdelijke toepassing. Andere nieuwe lettertypen worden blijvers. Dikwijls zijn heel oude klassieke letters een bron van inspiratie voor nieuwe lettertypen. Nederland neemt een vooraanstaande plaats in bij het ontwerpen van kwalitatief hoogstaande nieuwe lettertypen. De letters ‘Lexicon’ (speciaal ontworpen voor het woordenboek ‘Dikke van Dale’) en ‘Trinité zijn van ontwerper Bram de Does.
Klassieke methoden Bij machinaal zetten wordt vanuit een gietvorm (matrijs) van koper, losse letters of gehele regels in lood gegoten, een methode die ruim honderd jaar geleden werd ingevoerd. In Nederland wordt deze methode bijna niet meer gebruikt. Handzetten is het plaatsen van loden of houten letters in spiegelbeeld. Dit is de oudste methode en wordt eigenlijk alleen nog gebruikt door kunstenaars.
15
fundamentals
kleur
kleur
Een ontwerper beschikt over duizenden kleuren die op oneindig veel manieren kunnen worden gecombineerd. Kennis hebben van de indeling, benamingen en het gebruik van kleuren is belangrijk om ze goed te kunnen toepassen. Ook roepen bepaalde kleuren associaties op en hangt de manier waarop ze worden waargenomen mede af van het feit of ze op een scherm of drukwerk worden bekeken. Bij het ontwikkelen van een grafisch idee is de ontwerper bezig met de vraag op welke manier kleuren de gewenste sfeer en informatie kunnen overbrengen.
Licht Kleur is een frequentie van licht. In het zonlicht/daglicht zitten alle frequenties tegelijk en samen. Mensen zien kleur omdat de materialen om ons heen frequenties in zich opnemen: absorberen. De frequenties die niet worden opgenomen, worden gereflecteerd. Als licht wordt gesplitst in zijn onderdelen (bijvoorbeeld via een prisma of door de regen) zien we de oorspronkelijke frequenties overlopend in elkaar, de spectraalband (een regenboog). Als je deze 'strook' van lichtfrequenties, die we ervaren als kleuren, tot een cirkel maakt, ontstaat een kleurencirkel. Primair, secundair en tertiair In de kleurencirkel hiernaast zijn de klassieke primaire kleuren te herkennen: rood, geel en blauw. De secundaire kleuren zijn de kleuren die ontstaan door menging van primaire kleuren, dus het oranje uit geel en rood, het groen uit geel en blauw en het paars uit blauw en rood. Tot slot zijn in deze cirkel ook de tertiaire kleuren te herkennen; die ontstaan door menging van een primaire kleur met een secundaire kleur. Voor verwerking in de grafische industrie is dit alleen niet nauwkeurig en gedetailleerd genoeg. Mengen Wat voor een ontwerper belangrijk is om te weten, is dat het uiteindelijk niet gaat het om het mengen van kleuren, maar om het mengen van lichtfrequenties. In drukwerk gaat het kort uitgelegd om het aanbrengen van een stof (inkt) die de lichtfrequenties die we niet willen zien geheel absorbeert.
Subtractief kleuren mengen wil zeggen dat je als het ware steeds meer filters over elkaar legt, of verfsoorten mengt, waardoor het eindresultaat steeds donkerder wordt. Zo neem je steeds meer licht dat anders zou worden teruggekaatst weg van de spectrumreeks.
Op een beeldscherm gaat het weer juist om het tegenovergestelde: het gaat om het naar ons toezenden van lichtfrequenties die (samengesteld) door ons worden waargenomen als een bepaalde kleur. Kleuren mengen via licht, additief mengen, wil zeggen dat hoe meer lichtsoorten (kleuren) bijeenkomen, hoe lichter de eindkleur wordt. Dit verschil is essentieel en bepaalt ook waarom het moeilijk is om een nauwkeurig omschreven kleur (bijvoorbeeld uit een huisstijl) op papier en op een beeldscherm er exact hetzelfde uit te laten zien. Meerkleurendruk Er zijn twee manieren waarop kleuren worden bijeengebracht in drukwerk. De keuze hangt af van
16
de aard en oplage van het drukwerk, de drukmethode die daarbij past en de gewenste hoeveelheid verschillende kleuren die in het eindproduct te zien moeten zijn. Bij een meerkleurendruk wordt de inkt gemengd vóórdat er gedrukt wordt. De drukker maakt daarvoor gebruik van een aantal basiskleuren, die nauwkeurig zijn gedefinieerd. Over de hele wereld wordt daarvoor dezelfde 'receptuur' gebruikt: het PMS-systeem. Het Pantone Matching System is de standaard voor inkten op drukwerk. Hierbij is er geen duidelijk verband tussen de nummers en de daadwerkelijke kleur. Kleuren moeten in kleurenwaaiers worden opgezocht. Full-colourdruk In de tweede methode, bekend als de vierkleurendruk of fullcolourdruk, worden de kleuren van de inkt niet door de drukker gemengd, maar neemt het menselijk oog de kleuren waar als 'gemengd', terwijl ze dat eigenlijk niet zijn. In deze methode worden de vier proces- of systeemkleuren cyaan, magenta, geel en zwart 'naast' elkaar gedrukt. Er worden geen volle vlakken van een bepaalde kleur gemaakt, maar alle kleuren worden via een raster in kleine puntjes gedrukt: de rasterpunten. Voor elk van de systeemkleuren wordt op deze wijze gedrukt met een eigen drukvorm. Zo ontstaat voor het oog het kleurenbeeld dat overeenkomt met de werkelijkheid. De achterliggende theorie van deze subtractieve kleuropbouw is dat de samenvoeging van de basiskleuren leidt tot zwart.
CMYK De secundaire kleuren cyaan, magenta en geel ontstaan waar twee van de drie primaire kleuren elkaar overlappen. Groen plus blauw geeft cyaan, blauw plus rood geeft magenta en rood plus groen geeft geel (afgekort CMY, met de Y van yellow). Voor het beschrijven van kleuren van objecten die zelf geen licht geven maar die licht van andere bronnen weerkaatsen, wordt het CMYK-model gebruikt. Hoewel de subtractieve kleuren cyaan, magenta en geel samen uitmonden in zwart, ontstaat er in drukwerk een donkerbruine kleur. Daarom wordt zwart toegevoegd als vierde drukkleur, ook omdat voor zwarte tekst dan niet steeds de drie kleuren gemengd moeten worden. Met de K van Black/Key kwam het CMYK-model tot stand. De CMYK-code voor een kleur wordt weergegeven door het dekkingspercentage van de vier inkten die nodig is om die kleur te verkrijgen.
+
100%
+
100%
+
30%
In dit kleursysteem wordt de kleur uitgedrukt in totaal zes cijfers. De hoeveelheid van een kleur ligt tussen 00 (niets van die kleur) en het hexadecimale FF (alles van die kleur). De ondergrond is zwart. De eerste twee cijfers geven de hoeveelheid van de kleur rood aan, zo is FF0000 puur rood. Het derde en vierde cijfer samen geeft de hoeveelheid van de kleur groen aan; zo is 00FF00 puur groen. 0000FF is ten slotte zuiver blauw. De zuivere zwarte, grijze en witte kleuren worden aangegeven met 000000 voor zwart, 666666 is een grijs, en FFFFFF is wit. Met deze codering kunnen 16,7 miljoen kleuren gecodeerd worden.
=
0%
+
10%
RGB Het RGB-model wordt gebruikt voor het beschrijven van de basiskleuren van objecten die zelf licht produceren, zoals monitoren, lampen en videoapparatuur. Dit zijn niet de drie klassieke basiskleuren rood, geel en blauw, maar het zijn de secundaire kleuren rood (warmrood), blauw (volblauw) en groen. De volledige (additieve) samenvoeging van deze drie kleuren leidt niet tot zwart, maar tot wit. Bij dit deel van de kleurtoepassingen spreekt men over RGB-kleuren, afkomstig van rood/groen/blauw (of red/green/blue).
=
50%
Voor het maken van de films of drukplaten op basis van deze kleuren, moeten de rijen puntjes van het raster in de juiste hoeken worden geplaatst. Zwart staat in een hoek van 45 graden, magenta in 75 graden, cyaan in 105 graden en geel in 90. De vier drukkleuren overlappen elkaar en zo ontstaat het full-colourbeeld.
17
Gamut De kleuromvang, het gamut genoemd, is het bereik van een kleurmodel: het aantal kleuren dat kan worden weergegeven of afgedrukt. Elke situatie waarin een kleurmodel wordt toegepast (bijvoorbeeld RGB bij monitoren en CMYK bij full-colourdrukwerk), heeft technische beperkingen waardoor er in de praktijk kleurverlies optreedt omdat niet alle kleuren kunnen worden gereproduceerd. Het CMYK-model heeft de kleinste kleuromvang, het RGB-model heeft een grotere omvang. Praktisch betekent dit dat er op het scherm meer kleuren kunnen worden weergegeven dan in full-colourdrukwerk. Het betekent dus dat een schermweergave geen getrouw beeld geeft van hoe de afdruk op papier wordt.
Informatief design Kleur kan een ook waardevol instrument zijn op gebied van informatieve designconcepten. Psychologen hebben aangetoond dat mensen allereerst de kleur van een voorwerp zien en daarna valt hun aandacht op de vorm en details van het voorwerp. Kleur is dus effectief, omdat het de kijker als het ware ‘loodst’ door de gegeven informatie. Wanneer informatie gestructureerd moet worden overgebracht is het gebruik van kleur daarom een voor de hand liggende optie.
Kleurencombinaties In ieder ontwerp is het kiezen van de juiste kleur of kleurencombinaties een belangrijke factor. Daarbij houdt een ontwerper rekening met de gevoelswaarde van kleuren, de doelgroep, het gewenste effect en de kosten. Op basis van het kleurenwiel kunnen verschillende combinaties worden gevormd, zoals monochroom, analoog of complementair. Een monochrome kleurencombinatie is gebaseerd op één kleur met verschillende verzadiging of helderheid. De combinatie bestaat uit slechts één
HSV De waarneming en waardering van kleuren wordt niet alleen bepaald door de kleur zèlf, maar juist vrij sterk door een samenhang van drie aspecten, waarvan de kleur er zelf maar één is. De drie aspecten zijn: Hue of tint. Dit is de kleur die wij zien, de kleur van de kleur; bijvoorbeeld rood. Tint is de soortnaam van de kleur. Saturation of verzadiging. Dit geeft aan hoe zuiver een kleur is. Een zuivere kleur heeft zijn volste, sterkste en meest expressieve kleurkarakter. Hoe meer grijs, wit of zwart in de kleur aanwezig is hoe minder verzadigd deze is. Value of kleurwaarde/toon. Dit is de relatieve lichtheid of donkerte van een kleur. Het geeft aan in hoeverre een kleur opvallend licht kan reflecteren. Een kleur met toegevoegd wit wordt een tint genoemd, een kleur met toegevoegd zwart wordt een schaduw genoemd.
kleurtoon en daarvan een aantal nuances en wordt ook wel ton sur ton of toon in toon genoemd.
Een analoge kleurencombinatie is gebaseerd op aangrenzende kleuren in het kleurenwiel. Drie aangrenzende kleuren geven een goede combinatie want ze hebben een deel van de kleur gemeen.
HSV (Hue, Saturation, Value) is een model om kleuren te kunnen beschrijven, met name in verband met de kleurruimte RGB. Omdat de beschrijving in drie dimensies gebeurt, spreekt men van een kleurruimte. Ditzelfde model wordt ook wel aangeduid met HSB Hue, Saturation, Brightness)
Een complementaire kleurencombinatie is gebaseerd op tegenoverliggende kleuren in het kleurenwiel. Ze heten complementair omdat ze elkaar aanvullen: wat de een niet heeft aan kleur, heeft de ander. In het HSV-model wordt de kleur uitgezet op een cirkel, en wordt de plek aangeduid in graden: Hue loopt van 0 tot 360 (graden). Saturation wordt uitgedrukt in procenten, en loopt van 0% (flets, grijs) naar 100% (volle kleur). Value wordt ook uitgedrukt in procenten, en loopt van 0% (zwart) naar 100% (wit).
Een contrasterende kleurencombinatie is gebaseerd op kleuren die in het kleurenwiel ten minste drie kleuren van elkaar liggen.
Het HSV-model wordt vaak gebruikt bij grafisch ontwerpen op de computer. De ontwerper kiest eerst de 'volle kleur' (hue) uit de kleurcirkel, en kan daarna de andere twee nuances (saturation en value) aangeven. Een voordeel van HSV boven andere kleurruimtes als RGB of CMYK is dat HSV sterker overeenkomt met hoe mensen kleuren zien. RGB en CMYK gaan uit van basiskleuren (in licht of pigment) die gemengd worden. Het menselijk oog en de menselijke indruk is eerder gebaseerd op de drie HSV-dimensies.
18
Temperatuur Kleuren lijken warmer naarmate er minder geel en meer rood in zit. Blauw is koud, maar groen is door toevoeging van geel iets warmer.
Blauw is de kleur van de lucht, het water en helderheid. Blauw is hemels, schoon, koel, transparant en heeft een verband met vrede en afstand. De donkere kant van blauw is de kleur van depressie, kou en introversie. Violet staat voor helderziendheid, wijsheid, spiritualiteit en succes. De kleur heeft ook associaties met genezing, de waarheid en onafhankelijkheid. Maar in negatieve zin met geheimen, conflicten en labiliteit. Roze is de kleur van liefde, humor, vriendschap en trouw. Het wordt wel gezien als een wat kinderachtige kleur, of juist erg vrouwelijk. Paars staat voor rijkdom, gezag en verfijning. Het is een mysterieuze kleur. Bruin staat voor de natuur, stabiliteit en gerechtigheid. Het wordt ook wel gezien als ouderwets en donker. Wit is de kleur van licht, zuiverheid, netheid en leegte. Zwart staat ondergang, ellende, rouw en wraak. Maar ook voor mysterie, elegantie, duisternis, de nacht.
heet warm lauw koud
Contrast De manier waarop de kijker een kleur waarneemt wordt beïnvloed door veel factoren. Licht in het geschreven gedeelte van een ontwerp heeft een duidelijk effect op de leesbaarheid van zowel geprinte media als kleur op een beeldscherm. De leesbaarheid wordt beïnvloed door de toegepaste kleuren, achtergronden, grootte, vorm of beelden die worden gebruikt. Er is vooral sprake van een goed leesbare kleur als grond en kleur tegenstellingen van elkaar zijn. Bijvoorbeeld: paars of een andere donkere kleur op een witte achtergrond. Contrast is dus de sleutel tot het ontwikkelen van een leesbare kleur. Er is een verschil tussen opkomende en wijkende kleuren. Sommige kleuren, zoals rood en oranje, hebben de kracht om op te vallen terwijl andere kleuren als groen en blauw, terugdeinzen of wijken voor een andere kleur. Ook is er een verschil in gewicht. Blauwe en groene kleuren lijken lichter te wegen dan roodtinten die zwaar lijken.
Gevoelswaarde van kleuren Je kunt in een ontwerp bijvoorbeeld kiezen voor het gebruik van een basiskleur, een daarop afgestemde ondergeschikte kleur en een accentkleur. Verschillende bedrijven hebben lijsten samengesteld met kleurnamen die een gevoelswaarde uitdrukken, ook zijn over dit onderwerp verschillende boeken te vinden ter inspiratie. Een andere techniek voor het kiezen van kleuren voor een ontwerp is om die kleuren uit de illustraties te halen. Door het definiëren van tinten van deze basiskleur ontstaat een monochrome kleurencombinatie. Het kleurenpalet voor het ontwerp kun je daarna ook uitbreiden door complementaire of analoge kleuren toe te voegen. Rood wordt geassocieerd met vuur. Het heeft een intense, levendige en een agressief karakter. Rood komt op de kijker af. Positieve associaties zijn: liefde, passie, feest, geluk. Negatieve associaties zijn: duivel, twijfel, revolutie, gevaar, schuld. Oranje staat voor gezelligheid, overvloed, weelde en feest. Het is een vrij informele en modern ogende kleur. Geel wordt geassocieerd met de zon en daarom ook met licht. Het is de helderste kleur uit het spectrum. De kleur die we het eerst waarnemen. Geel wordt daarom ook gebruikt als waarschuwingskleur. Maar het is vooral de kleur van geluk: zon, goud en hoop. Groen wordt geassocieerd met de lente, jeugd en de omgeving. Het helpt mensen om zich te ontspannen, het is een kalmerende kleur. Groen is ook de kleur van zeeziekte/walging, gif, bederving en nijd.
19
communicatie
outdoor communicatie
outdoor communicatie Met outdoor communicatie wordt eigenlijk alle reclame bedoeld die buiten te vinden is. Vroeger werd reclame voor gevels, etalages of auto’s gedaan door een reclameschilder die met vaste hand de logo’s van winkelketens in een mooi handschrift aanbracht. Of er werden levensgrote doeken geschilderd van sterren zoals Marylin Monroe of John Wayne voor boven bioscopen. Het ambachtelijk schilderen bestaat nog steeds maar wordt niet meer vaak toegepast. Tegenwoordig worden er nog steeds reclame boodschappen getoond op gevels en posters, maar dan gemaakt met nieuwe technieken. Letters en afbeeldingen worden bijvoorbeeld gehaald uit plakplastic door machines die vectorillustraties kunnen lezen en uitsnijden.
Posters Een populaire manier van reclame maken is het ontwerpen van posters. Voordeel is dat veel mensen de posters in het straatbeeld te zien krijgen. Maar er zit ook een nadeel aan: papier, drukinkten en het weer zijn geen goede combinatie en als het regent zien de posters er al snel niet meer uit. Ook is het niet goed als maanden lang nog steeds afgebladderde posters rondhangen met jouw naam erop. Tegenwoordig hangen daarom veel posters achter glas en zijn ze verlicht zodat ze ook ’s avonds te zien zijn. Maar ook posters achter glas zijn aan slijtage onderhevig. Vooral rode tinten slijten onder invloed van UV-licht. Blauwe inkt heeft daar het minst last van. Om inkten toch zoveel mogelijk te beschermen tegen verkleuring wordt er een UV werende coating op de poster aangebracht. Posters, ook in Abri’s, hebben een kijkafstand van ongeveer vier tot tien meter. Veel posters zijn 84 bij 118 cm groot.
Billboards Maar de bekendste buitenreclames van nu zijn wel de billboards langs de kant van de snelwegen. Deze zijn meestal simpel en helder, omdat ze in een gevaarlijke omgeving staan. Automobilisten kunnen niet lang naar de reclame kijken, deze moet in feite in een seconde te zien zijn. Veel reclame wordt zo gemaakt dat het als het ware voor een twaalfjarige te begrijpen is. Dat komt omdat er meestal niet geconcentreerd genoeg naar reclameboodschappen gekeken wordt. De hersenen filteren wat het belangrijkste is, de boodschap moet eenduidig zijn om niet verkeerd te begrepen worden. De kijkafstand naar een billboard is groot, ongeveer 50 tot 100 meter. Daarom zijn de boards ook groot, rond de 600 x 1200 cm of meer. Borden Verkeersborden vallen ook onder outdoor communicatie. Deze moeten zo opgebouwd zijn dat ze zonder tekst, met uitzondering van plaatsnamen, te begrijpen zijn. Net zoals bij billboards moet het ook in een of twee seconden te lezen zijn, vandaar dat er afgesproken is om bepaalde kleuren voor bepaalde situaties te gebruiken. Blauw staat voor wegwijzing naar plaatsen, rood meestal voor verbod en geel wordt vaak gebruikt om een verandering aan te geven. In combinatie met verschillende vormen is de boodschap duidelijk. De kijkafstand bij verkeersborden is zo’ n vier tot tien meter. De borden zijn tussen de 60 en 110 cm groot.
Wrappen Het plakken van letters en reclame op auto’s heet wrappen. Dit is weer in de plaats gekomen van het arbeidsintensieve airbrushing. Wat hier ook op lijkt zijn de inkjet-stickervellen die veel gebruikt worden op bussen, treinen en trams. Deze vormen van reclame levert de vervoersmaatschappijen veel geld op. Het medium is ook erg effectief, het gaat namelijk door stad en land. Inmiddels zijn er ook niet-meedraaiende wieldoppen voor stadsbussen. De wielen van de bussen zitten meestal goed zichtbaar op ooghoogte voor autobestuurders.
20
Gevelbelettering Een bekende manier van reclame maken is de naam boven de deur van een winkel hangen. Het is een dure vorm, maar heel effectief en het gaat lang mee. Er zitten ook bezwaren aan, vooral tegen reclame in de vorm van lichtbakken. Hier wordt ook belasting over geheven in de vorm van precariorecht. Dit is belasting voor alles wat buiten de eigen gevel uitsteekt. Daarnaast is er ook nog de Hinderwet die van toepassing kan zijn als bijvoorbeeld de overbuurman last heeft van het knipperde licht dat van de gevel afkomt, of uitstekende letters. De kijkafstand van gevelbelettering is 10 tot 50 meter. Deze zijn rond de 400 x 600 cm groot. Belettering op hoge gebouwen heeft een kijkafstand van 50 tot 100 meter, dan zijn de letters vaak meer dan 300 cm hoog.
Neon Neon werd vroeger veel gebruikt en was zeker in de jaren vijftig en zestig erg populair voor bioscopen en barretjes. Neon zijn dunne TL-buis lampen, met de hand gebogen en gevormd. Erg kostbaar, omdat het een lamp glas is en erg breekbaar. Meestal wordt een naam uit een stuk gemaakt. Driehoeksborden Dit zijn posters die zijn gelijmd op hardboard. Ze worden per drie borden rond lantaarnpalen geplaatst. Ook voor het plaatsen van deze borden gelden gemeentelijke regels. Meestal worden de driehoeksborden gebruikt voor aankondigingen, zoals voor beurzen en open dagen. Vidiwalls Steeds vaker zie je vidiwalls: grote televisieschermen met diezelfde resolutie. De beeldpunten zijn vervangen door leds of groepen leds in rood, groen en blauw. Vidiwalls zijn ook bij daglicht goed zichtbaar. Wel zijn ze erg duur.
Vlaggen Vlaggen al tijdens de middeleeuwen gebruikt om de familiewapens aan te geven. In die tijd werden de afbeeldingen uit lappen stof geknipt en op de vlag genaaid, maar later is men ze gaan beschilderen en bedrukken. Dat gebeurde met een zeefdruk. Tegenwoordig kunnen vlaggen ook digitaal gedrukt worden, maar de inkt is minder duurzaam dan die van de zeefdruk versies. Vlaggen gaan niet lang mee, maar ongeveer vier maanden. Een vlag heeft het namelijk zwaar te verduren in de wind en kan zo hard klapperen dat het door de geluidsbarrière boven de 1000 km per uur) gaat.
Wetgeving Buitenreclame is de laatste decennia explosief toegenomen. Omdat het stadszicht en het landschap vaak storend werden beïnvloed, kwamen er veel klachten op outdoor communicatie en daarom zijn er verschillende wetten gekomen. Als de reclame-uitingen niet voldoen aan de eisen van de wet, kan de reclamevergunning geweigerd worden. De belasting hoogte is vastgesteld in de reclamebelasting- of precariorecht van de gemeente. Soms moet er geen belasting betaald worden, maar dan zit dit bedrag berekend in de aanvraag voor de vergunning, in dit geval moet de vergunning dan elk jaar opnieuw aangevraagd worden. Andere bepalingen van invloed zijn dat reclame niet aanstootgevend of misleidend mag zijn, niet te veel mag afleiden in het verkeer en voor sommige artikelen geldt een algeheel reclame verbod, bijvoorbeeld voor sigaretten.
21
fundamentals
Fotografie
column
door Xandra
Fotografie Fotografie vormt een belangrijk onderdeel van grafische vormgeving en presentatie. In het dagelijks leven worden foto’s gebruikt voor allerlei doeleinden. Als historisch bewijs of in advertenties. Maar ook om nieuwe inspirerende modecollecties te showen of om publiek een impressie te geven van een geplande expositie. Daarnaast maken mensen foto’s om gebeurtenissen en mooie momenten in hun leven vast te leggen. Een foto van een gezellige verjaardag, een bruiloft of een zonnige vakantie. Foto’s lijken over het algemeen betrouwbaarder dan andere afbeeldingen. Daarom gebruiken vormgevers ook graag foto’s om een boodschap over te brengen. Om effectief met beeldmateriaal om te gaan is het een must dat je in staat bent om creatieve en dynamische composities te maken. Als je leert hoe je een goede compositie maakt, komt het design van de foto namelijk beter tot zijn recht. Ook belangrijk is het beschikken over kennis hoe je foto’s en tekst kunt integreren. Elementen als diepte, lijnen en schaduwzijden bepalen het gewenste effect van de foto. Tevens is het noodzakelijk dat de typografie, kleur en kleine details goed combineren met de toegepaste compositie. Om beelden te bewerken en te verfraaien kun je daarnaast ook softwareprogramma’s zoals Adobe Photoshop gebruiken.
Een grafisch ontwerper moet foto’s kunnen beoordelen of opdracht kunnen geven voor een fotosessie. Daarom is het belangrijk inzicht te hebben in de werking van een camera en het creëren van fotografische beelden. Want foto’s die zich perfect laten combineren met de gebruikte kleuren, typografie en andere illustraties versterken een ontwerp. Door digitale technieken vervagen de grenzen tussen foto’s en illustraties. Montagetechnieken zorgen voor een vermenging van twee disciplines. Van een foto kan ook een goede illustratie worden gemaakt met een bewerkingsprogramma. De compositie is erg belangrijk. Op een foto hoeft niet alles te zien te zijn. Er mag iets aan de verbeelding van de kijker worden overgelaten. Een beeld mag wat informatie bieden, aan het denken zetten en de kijker even in verwarring brengen. Het uitkaderen van een beeld is het selecteren van een gedeelte van een foto. Dit kun je doen om het beeld sterker te maken of om een ongewenst gedeelte weg te werken. Lijnen in een foto brengen bijvoorbeeld beweging en activiteit in een ontwerp, en ongewone vormen trekken de aandacht. En hier is een ontwerper naar op zoek: een foto die de verbeelding prikkelt, met een goede compositie en toonbereik, van mooie kwaliteit. Een beeld of foto bestaat uit drie vlakken: het geografische vlak, het beeldvlak en het dieptevlak. Een fotograaf probeert telkens een element te nemen uit deze drie vlakken en door dit te combineren zijn de mooiste foto’s te maken. Bij het beeldvlak kiest de fotograaf het soort shot, wat hij wil laten zien op de foto. Een fotograaf is altijd op zoek naar accentuering, het benadrukken van het moment, de persoon of het drama. Een panoramashot (extreem long shot) is een groot totaal overzicht van de omgeving, vaak erg breed en uitgestrekt. Een extreem totaal shot (long shot) is een stapje terug van het panoramashot. Een totaalshot (medium-long shot) is een totaal shot van een voorwerp of mens. De persoon past helemaal in het frame. Een halftotaalshot (medium shot)is een half totaal shot van een voorwerp of mens. De persoon staat vanaf zijn middel in het frame. Half close-up shot (medium-close shot) wil zeggen dat meer is ingezoomd op een voorwerp. Je ziet alleen het voorwerp in het frame of net een vage achtergrond. Close-up is nog verder ingezoomd op een voorwerp. Je ziet nog wel wat het is. Detail shot (extreme close-up) wil zeggen dat er zo ver ingezoomd is dat er alleen een detail in het frame te zien is. -> Analoge camera’s zijn eigenlijk de traditionele fototoestellen. Er zit een filmrolletje in waarop de beelden worden vastgelegd. Bij het maken van een foto stelt de camera zelf de scherptediepte en belichting in. Een digitale camera is een camera waarbij de beeldvorming niet op film maar door middel van een lichtgevoelige sensor plaatsvindt. En je ziet vrijwel direct het resultaat. Een spiegelreflexcamera is een fotocamera die voorzien is van een zoekersysteem dat optimaal richten en instellen van de camera mogelijk maakt. Tussen de lens (objectief) en film (sensor) is een spiegel aangebracht onder een hoek van 45 graden.
Een andere manier om iets in beeld te brengen is volgens het dieptevlak. Hier werkt de fotograaf met perspectieven. De meest bekende zijn: vogelperspectief, neutraal perspectief, en kikkerperspectief.
Fotografie is het met behulp van licht en andere vormen van straling vervaardigen van afbeeldingen van voorwerpen en verschijnselen. Het woord is afgeleid van het Grieks en betekent letterlijk schrijven met licht. (φωτος phootos=licht, γραφειν grafein=schrijven)
Kikkerperspectief laat door middel van onderaanzichten de kijker opkijken naar hetgeen wat afgebeeld wordt waardoor het meer status krijgt. Het standpunt bevindt zich laag, zodat alles boven de horizon uitsteekt. Het omgekeerde hiervan is het vogelperspectief. Het standpunt bevindt zich hoog en je kijkt dus juist neer op een omgeving, voorwerp of persoon. Alles blijft ook onder de horizon lijn. Het neutrale perspectief richt zich op de horizon. Alles wat hoger ligt dan het standpunt van de camera steekt boven de horizon uit, alles wat er onder valt blijft onder de horizonlijn.
Het diafragma bepaalt naast de hoeveelheid binnengelaten licht ook de scherptediepte. Scherptediepte is een scherp afgebeelde zone of onderwerp in een foto, voorwerpen die dichterbij of verder weg liggen dan het voorwerp waarop scherp is gesteld, worden dan onscherp weergegeven. Bij een kleiner diafragma wordt de hoeveelheid doorgelaten licht kleiner en neemt de scherptediepte toe.
In het geografische vlak richt het perspectief zich op de horizon. Het gaat er hier met name om de actielijn of cameralijn aan te geven. Deze lijn geeft de richting van de actie aan, dit kan een beweging zijn maar ook een blik van een persoon of een gesprek.
Resolutie is in de computertechnologie en digitale beeldbewerking een term die wordt gebruikt om het aantal gebruikte pixels op bijvoorbeeld een beeldscherm te beschrijven. Hoe hoger dat aantal, hoe hoger de maximale resolutie van het scherm. De resolutie geeft aan hoeveel informatie er op het scherm getoond kan worden.
-> Tip Afbeeldingen kunnen worden gebruikt om de ogen van de kijker naar de belangrijkste onderdelen van een compositie te leiden. Wanneer je foto’s van mensen gebruikt, zorg er dan voor dat de beelden de blik van de kijker niet onbedoeld wegleiden van wat jij juist wilt dat ze zien. Let er daarom op dat de persoon op de foto ook kijkt naar het belangrijkste element.
Wanneer je een foto wilt maken waarbij slechts een beperkt deel scherp moet zijn, kies je voor een diafragma met een kleine scherptediepte, bijvoorbeeld 2.8 of 4. Wil je in het beeld zoveel mogelijk scherp krijgen, zowel in de voorgrond als in de achtergrond, dan kies je voor een kleiner diafragma (11 of 22). De scherptediepte wordt daardoor groter.
Begrippen Belichting is een van de belangrijkste aspecten van een goede foto. De belichtingstijd of sluitertijd is de tijdsduur die beschrijft hoelang een lichtgevoelig element wordt blootgesteld aan een bepaalde hoeveelheid licht. De sluiter bepaalt de tijd dat het licht binnenvalt en het diafragma (de lensopening) regelt de hoeveelheid licht. Bij een te lange belichtingstijd treedt overbelichting op en bij een te korte belichtingstijd wordt de film onderbelicht en blijft dan te transparant. Een verkeerde belichting is tijdens de ontwikkeling wel iets te corrigeren, maar daarbij verliest de foto aan resolutie en er wordt een duidelijke korrel zichtbaar. Bij digitale fotografie kan correctie gebeuren met behulp van software.
De resolutie wordt gegeven in pixels (breedte x hoogte). Een pixel is een 'punt' wat een kleur kan aannemen. Hoe hoger de resolutie, hoe meer punten, des te fijner het detail. De resolutie van de foto’s wordt uitgedrukt in megapixels. Welke resolutie een beeld/foto ook heeft, op je scherm heeft een verschillende resolutie geen effect. Monitoren zijn er in verschillende grootte (gegevens in inches("), 1 inch = 2,54 cm). Er zijn bijvoorbeeld 17", 19" en 21" monitoren. Het aantal beschikbare pixels wordt verdeeld over de afmeting van de monitor. Een pixel heeft dus een andere afmeting op monitoren met verschillende grootte. Zo heeft een pixel op een 15" monitor bij een resolutie van 800x600 een afmeting van 1/75 inch (3,3 mm), terwijl een pixel op een 17" monitor bij dezelfde resolutie een afmeting heeft van 1/64 inch (4,0 mm). Elke pixel in je beeld komt overeen met een pixel van je scherm. Resolutie is belangrijk als je een beeld wilt afdrukken.
De meeste camera's zijn uitgerust met een automatische lichtmeter die de juiste informatie doorgeeft aan de processor in je digitale camera. Deze processor geeft de instructies over het licht door aan de sluiter en het diafragma. Als je net dat ene speciale effect wil bereiken of wanneer de omstandigheden je ertoe dwingen kun je spelen met het licht. Dan is het wel noodzakelijk dat je een camera hebt waarbij de sluitersnelheid en/of het diafragma ook handmatig instelbaar zijn.
Het idee achter witbalans is dat je de kleuren in de foto corrigeert, rekening houdend met het licht waarin de foto werd genomen. Als bij het filmen of fotograferen de kleurgevoeligheid niet goed op de kleurtemperatuur van de lichtbron is afgestemd, zal dit tot onnatuurlijke kleuren leiden.
23
fundamentals
I
illustraties
bitmap/vector
llustraties zijn te verdelen in twee soorten: bitmap- en vectorillustraties. Bij een bitmapillustratie is het rechthoekige beeld opgebouwd uit pixels, beeldpunten. Van elk beeldpunt wordt de kleur vastgelegd. Zo’n patroon van pixels heet een raster. De afbeelding wordt bepaald door rijen en kolommen van individuele pixels, elk dus met de eigen kleur. Als de pixels voldoende klein zijn, kun je ze niet afzonderlijk waarnemen zodat de illusie van een vloeiend beeld ontstaat. Het nadeel van een dergelijke afbeelding is dat bij het vergroten van de afbeelding de afzonderlijke pixels zichtbaar zullen worden. De tegenhanger van een bitmap is de vectorafbeelding. Bij vectoren wordt de afbeelding bepaald door lijnen, zowel recht als gebogen. De illustratie bestaat uit strategische punten die worden verbonden door wiskundige lijnen en krommen, de Bézier-curven. Een enkele lijn is beschreven door zijn twee eindpunten en de informatie over de richting van de lijnen en krommen is opgeslagen in de verbindingspunten.
Wanneer de bitmap resolutie van een tekening dezelfde is als de schermresolutie, lijken de objecten in de tekening vloeiend.
Het verschil tussen deze twee soorten afbeeldingen wordt snel duidelijk wanneer een tekening vergroot wordt. Dezelfde tekening, maar links als bitmapafbeelding en rechts als vectorafbeelding.Omdat bij een vectorillustratie de lijnen en curven op een wiskundige manier worden beschreven, houden ze bij vergroting hun haarscherpe vloeiende vormen.
Het hoofd van de man in de bovenstaande tekeningen is vergroot met factor vijf. Nu kun je een verschil zien in kwaliteit van de bitmaptekening en de vectortekening. Je kunt hier ook zien dat de bitmapafbeelding anti-aliasing gebruikt, een methode om door het gebruik van grijstinten te proberen de tekening glad te maken. De kracht van een bitmapillustratie zit hem eigenlijk in de beperking van het menselijk oog. Zodra de pixels niet meer zichtbaar zijn omdat de bitmap groot genoeg is, neemt het oog de structuur van het bitmappatroon waar.
24
Illustraties
I
n theorie verdienen vectorillustraties de voorkeur boven bitmapillustraties. Praktisch gezien is het alleen onmogelijk om illustraties met sterk wisselende kleuren nauwkeurig te beschrijven met curven en vectoren. Vooral foto’s zijn daarom bijna zonder uitzondering bitmapillustraties. Ook programma’s voor het maken of bewerken van illustraties zijn ingedeeld in bitmaptekenprogramma’s en vectortekenprogramma’s. Adobe Photoshop is een professioneel bitmaptekenprogramma. Hoewel er ook vectormogelijkheden in zitten blijft het in essentie een programma voor het maken en bewerken van foto’s: bitmapillustraties. Adobe Illustrator is een vectortekenprogramma. Hiermee maken ontwerpers een illustratie door het tekenen, combineren en instellen van vectorvormen. De meeste beeldmerken en logo’s worden in illustrator ontworpen. Zo zijn ze zowel heel klein als heel groot te gebruiken. Adobe Illustrator wordt ook gebruikt voor ontwerpen waarin tekst en beeld zijn samengebracht, zoals advertenties en verpakkingen. Voor publicaties die bestaan uit meer pagina’s zoals brochures of boeken, is het beter een opmaakprogramma als Adobe Indesign te gebruiken.
V
oor illustraties bestaan er verschillende bestandsformaten. Het bestandsformaat bepaalt hoe de illustratie in technische zin naar een bestand wordt weggeschreven. Het bestandsformaat is eigenlijk de bouwtekening die omschrijft hoe de illustratie moet worden opgebouwd. Programma’s die de bouwtekening kunnen lezen, kunnen de illustratie op de juiste manier openen en weergeven. Welk bestandsformaat moet je nou gebruiken? Dat hangt onder meer af van de vraag wat je daarna met de illustratie wilt doen. Voor drukwerk geldt de vuistregel dat je TIFF gebruikt voor bitmapillustraties en EPS voor vectorillustraties. EPS is een van de weinige bestandsformaten die door de meeste dtpprogramma’s kan worden gelezen. Bij bestandsformaten die vaak worden gebruikt voor webillustraties zoals GIF, JPEG en PNG, speelt ook de aard van de illustratie een rol. Voor webfoto’s is JPEG geschikt, voor andere webillustraties vaak GIF.
25
Checklist voor het kiezen van een afbeelding: 1. Wat is de leeftijd/geslacht/achtergrond van de doelgroep? 2. Wat is de omloopsnelheid in de winkel? 3. Hoe precies/letterlijk/duidelijk moet de informatie in de afbeelding zijn? 4. Wat wordt de look&feel? 5. Kleuren? Formaat? 6. Waar op de pagina? 7. Wat is precies het thema van de afbeelding? 8. Ideeën verzamelen: wat is het tegengestelde? Zoek een nieuw standpunt. 9. Wat is het budget en tijdschema? 10. Foto of illustratie?
De term interpolatie slaat op de bewerking die bij afbeeldingen wordt gebruikt om pixels toe te voegen bij het vergroten van een afbeelding. Wanneer het aantal pixels wordt verhoogd, vult de interpolatie de gaten op door de waarden van de aangrenzende pixels te vergelijken. Foto's waarop dit proces is toegepast zijn hebben nooit dezelfde beeldkwaliteit als de originele foto.
-> Tip Let op! Wanneer je een bitmapillustratie in een vectorillustratie plaatst, kun je deze niet meer vergroten zonder de kwaliteit van de bitmap aan te tasten.
&
Drukken & Binden
Drukken
Er zijn vier klassieke druktechnieken. Het verschil zit in de manier waarop de inkt wordt aangebracht. De vier methoden zijn hoogdruk (of boekdruk), vlakdruk/offset, diepdruk en zeefdruk. Een vijfde, nieuwere drukmethode is het digitaal printen of afdrukken. Hieronder volgt een korte uitleg van de verschillende manieren om je ontwerp af te (laten) drukken.
Hoogdruk De oudste methode Hoe werkt het? Bij deze techniek heeft de drukvorm een verhoogd reliëf. De vorm is in spiegelbeeld, de afdruk ervan wordt leesbaar op het materiaal. Eerst werd voor de drukvorm hout gebruikt. Tegenwoordig wordt er nog wel ambachtelijk gewerkt met een loden vorm en loden letters. Maar de huidige materialen zijn kunststof, metaal en rubber. De techniek wordt toegepast voor drukwerken van kleine oplage zoals visitekaartjes, geboortekaartjes en enveloppen of formulieren. Ook zijn er toepassingen met hoogdruk voor het laten bedrukken van CD's, DVD's en relatiegeschenken.
Vlakdruk of offset Het meest voorkomend Hoe werkt het? Bij vlakdruk wordt gebruik gemaakt van de eigenschappen van vet en water die elkaar afstoten. Eerst wordt de drukplaat vochtig gemaakt waarbij de hele gladde delen van het te drukken beeld op de vorm, het water afstoten en de ruwere delen het water juist aantrekken. Daarna wordt de plaat geïnkt waarbij het water op de ruwere (niet drukkende delen) de vette inkt afstoot. Dan kan de afdruk tot stand gebracht worden. De drukvorm is bijna altijd gemaakt van aluminium. Tegenwoordig zijn er ook snelle meerkleurenpersen waarmee vierkleurendrukwerk in een enkele drukgang op papier kan worden gezet.
&
Diepdruk
Digitaal
Voor grote oplagen
Drukwerk personaliseren
Hoe werkt het? Bij diepdruk is het drukbeeld verdiept aangebracht. De inkt bevindt zich in zogenaamde napjes. Nadat de hele drukvormcilinder is voorzien van een inktlaag wordt deze met een dunne stalen liniaal (de rakel) afgestreken zodat alleen de inkt in de verdiepte napjes blijft zitten. Vervolgens wordt de afdruk tot stand gebracht. Diepdruk komt hoofdzakelijk voor in de tijdschriftenbranche (illustratiediepdruk) en in de verpakkingsmaterialen branche (verpakkingsdiepdruk) en wordt in beide sectoren vrijwel alleen gebruikt voor full colour-drukwerk in grote oplage.
Hoe werkt het? De drukvorm komt elektronisch tot stand. Daarbij wordt de drukvorm voor elke drukgang opnieuw rechtstreeks aangestuurd vanuit een computergeheugen. Digitaal drukken heeft veel weg van fotokopiëren, maar dan wel op een veel hoger niveau. Het beeld ontstaat ook niet door middel van 'toner', de poedervormige 'inkt', maar door een stof op oliebasis. Tijd en kosten voor het maken van de drukvorm vallen vrijwel weg, dus is deze techniek ook geschikt voor kleine oplagen. Ook kan elk te bedrukken vel gepersonaliseerd worden, zelfs met full colourafbeeldingen. Daarom wordt digitaal drukken veel toegepast voor direct mailing.
Zeefdruk Voor specifieke toepassingen Hoe werkt het? De drukvorm bij de zeefdruk bestaat uit een fijn nylon of polyester (vroeger: zijde) gaas, waarop een sjabloon is gehecht, dat gespannen is op een raam. De mazen in het gaas die niet door het sjabloon zijn afgedekt, laten de inkt door. Het te bedrukken materiaal wordt onder het raam gelegd en de inkt door middel van een rubberen rakel over het gaas gestreken. De inkt wordt door de open mazen van het gaas geperst, waardoor de afbeelding tot stand komt. Deze drukmethode komt ook geautomatiseerd voor, er zijn zeefdrukmachines voor het bedrukken van papier, hout, glas, blik, weefsels en kunststoffen. Pluspunt voor zeefdruk is dat de inktlaagdikte gestuurd kan worden waardoor deze techniek erg geschikt is voor buiten toepassingen.
Drukproeven Voordat de drukvormen van al het tekst- en beeldmateriaal worden gemaakt, is het vaak noodzakelijk de laatste controles uit te voeren. Dat wordt gedaan met behulp van 'proeven', vaak aangeduid als de 'drukproeven'. Er bestaan verschillende soorten: * strokenproeven waarmee het opgemaakte zetsel kan worden gecontroleerd; * kleurenproeven waarmee de goede weergave van de illustraties kan worden gecontroleerd; * opmaak- of vormproeven (een 'standproef') waarmee de goede plaatsing van alle tekst en illustraties kan worden gecontroleerd. * drukproeven die gemaakt worden door alle drukvormen te maken als voor de werkelijke opdracht en ook te drukken op het uiteindelijke papier (dus erg kostbaar!)
Wist je dat Ongeveer 10% van het drukwerk in Nederland wordt digitaal geproduceerd. Hoogdruk wordt nog gebruikt voor 5%, en diepdruk is goed voor 6% van het totale drukwerk. Zeefdruk heeft een aandeel van 2%.
26
Binden
&
In de grafische industrie worden alle handelingen na het drukken van tekst en illustratie beschouwd als afwerking. Sommige van deze handelingen worden door de drukker verricht, andere door een binder. Vrijwel altijd wordt het gedrukte materiaal gesneden en gevouwen.
Nieten is door middel van
Afwerken
Vouwen met een tweeslag-,
drieslag-, wikkel-, zigzag-, waaierof kruisslag vouw, of in combinatie met elkaar. Dit komt voor bij veruit het meeste drukwerk. Stansen is door middel van messen die in vrijwel elke willekeurige vorm vervaardigd kunnen worden, figuren uit karton, papier of kunststof snijden of uitsparen. Lasercutting is een manier om met behulp van laserstralen zeer snel ragfijne vormen uit papier weg te branden. Pregen is door middel van een harde hoogdrukvorm en een tegenvorm, een reliëf persen in papier of karton. Rillen is met soort (bot) mes een rechte lijn in het papier persen zodat op die plek het papier gemakkelijker gevouwen kan worden, zonder elders beschadigd te raken. Perforeren is met een soort kartelmes, rijen zeer kleine gaatjes in het papier aanbrengen, zodat langs die lijnen gemakkelijker bijvoorbeeld een antwoordkaart of bestelformulier is uit te scheuren. Boren is het elektrisch gaten in het papier of karton boren, zodat het bedrukte materiaal gemakkelijk in een ordner opgeborgen kan worden. Rondhoeken is door middel van ronde messen de hoeken van papier of karton afronden.
metaaldraad katernen of vellen bij elkaar houden. Holnieten is met een kort metalen buisje vellen papier of karton bijeen houden, bijvoorbeeld in gebruik bij stalenboeken en kleurenwaaiers. Numeroteren is het op drukwerken opbrengen van individuele nummers door middel van kleine drukvormen met automatisch verspringende cijferwerken. Voor bijvoorbeeld waardebonnen en loten. Gommeren is drukwerk voorzien van gom of lijm. Lakken is blanke lak of vernis aanbrengen op delen van drukwerk. Lamineren is drukwerk aan een of beide zijden voorzien van een transparante kunststoffolie.
Binden Brocheren is een omslag
hechten om het binnenblok van een boekwerk. Hechten is het in elkaar steken van vellen of katernen en dat deze in dezelfde beweging in de rug worden geniet met metaaldraad. Garenloos binden wil zeggen dat de ruggen van katernen van een boekblok eerst worden afgefreesd en vervolgens worden gelijmd, waarna een omslag om het geheel wordt geplakt. Naaien is het aan elkaar naaien van de katernen van een boekblok, eerst individueel en vervolgens aan elkaar met (kunststof)draad. Stempelen is een boekband, van karton, kunststof of linnen door middel van preegtechniek en/of foliedruk van titeltekst, vignetten of illustraties voorzien.
27
Papier
Gloss zorgt voor de glans van het papier. Silk heeft een zachtere glans. Silk creme het oppervlak is gelijk als van silk maar heeft een romige tint. Mat niet glanzend papier. M.C. papier (machine coated) Papier voorzien van een strijklaag. Natuurkarton is effen, wit karton uit zeer goed gebleekte celstof. Ongestreken papier papier zonder strijklaag. Opaciteit is de doorschijnendheid van papier, hoe hoger de opaciteit, hoe minder doorschijnend het is. Papierdiktes worden uitgedrukt in gram/m2 Standaard printerpapier varieert van 80 tot 100gr/m2, papier voor naamkaartjes rond de 240gr/m2 en papier voor wenskaarten 300gr/m2. Papier kan nog machinaal worden opgedikt om extra stevigheid aan het papier toe te kennen. Boven de 300gr/m2 wordt het karton genoemd. Karton wordt in diktes van mm. uitgedrukt.
Hulpmiddelen A4
Papierformaten De A-serie van de International Organisation for Standardisation (ISO) is een systeem voor papierformaten. In Duitsland, waar het in 1992 voor het eerst werd gebruikt, heet dit systeem nog DIN-A (Deutsche Industrie Norm). Elk formaat wordt verkregen door het halveren van het voorafgaande formaat. De seriegrootte heeft altijd betrekking op het afgesneden papier. Ongesneden papierformaten worden aangeduid met RA of SRA. Het systeem wordt over de hele wereld gebruikt, behalve in Canada en de VS.
A5 A2 A3
De B-serie wordt gebruikt als een formaat nodig is dat tussen twee opvolgende A-formaten in zit. Dit komt niet vaak voor. De Britse en Amerikaanse systemen hebben betrekking op ongesneden papiervellen en wijken ook in die zin af van het metrische A-systeem. Daarom moet je bij de opgave van papiermaten, zowel het A-nummer als het B-nummer vermelden samen met de afmeting in zowel millimeters als inches.
DIN A1
ISO A-serie A0 A1 A2 A3 A4 A5 A6 A7 A8 A9 A10
Inches 13.11 x 46.81 23.39 x 33.11 16.54 x 23.39 1.69 x 16.54 8.27 x 11.69 5.83 x 8.27 4.13 x 5.83 2.91 x 4.13 2.05 x 2.91 1.46 x 2.05 1.02 x 1.46
mm 841 x 1189 594 x 841 420 x 594 297 x 420 210 x 297 148 x 210 105 x 148 74 x 105 52 x 74 37 x 52 26 x 37
RA0 RA1 RA2
33.86 x 48.03 25.02 x 33.86 16.93 x 24.02
860 x 1220 610 x 860 430 x 610
SRA0 SRA1 SRA2
38.58 x 50.93 25.02 x 33.86 17.72 x 25.20
980 x 1280 610 x 860 450 x 640
ISO B-serie (ongesneden) Inches B0 39.37 x 55.67 B1 27.83 x 39.37 B2 19.68 x 27.83 B3 13.90 x 19.68 B4 9.84 x 13.90 B5 6.93 x 9.84 B6 4.92 x 6.93 B7 3.46 x 4.92 B8 2.44 x 3.46 B9 1.73 x 2.44 B10 1.22 x 1.73
mm 1000 x 1414 707 x 1000 500 x 707 353 x 500 250 x 353 176 x 250 125 x 176 88 x 125 62 x 88 44.62 31 x 44
De papierformule Voor de berekening van het aantal papiervellen dat gebruikt moet worden bij het drukken van een boek (zonder de omslagen): aantal te drukken boeken x aantal pagina’s per boek = aantal benodigde vellen aantal pagina’s van dubbelzijdig gedrukt papier
Om te berekenen hoeveel boeken er uit een bepaalde hoeveelheid papier te drukken zijn: aantal vellen x aantal pagina’s van dubbelzijdig bedrukt papier = aantal exemplaren aantal pagina’s per boek
28
COLOFON Grafimedia Magazine is een uitgave van blz.13 Productie blz.13 (Ashwin, Maaike, Sjoerd en Xandra) Eindredactie Maaike en Ashwin Vormgeving Maaike Beeldredactie Xandra Illustraties Maaike (1, 3, 9, 13, 14, 28) Controle Pauline Drukkerij, peptalk en muziek Cees met dank aan Karelien van IJsseldijk Huub Koch Frans en Ria Inspiratie en bronvermelding www.zichtbarezaken.web-log.nl www.graphicdesignmuseum.nl www.weheartit.com www.flickr.com www.behance.net Grafisch Design Museum Graphic Design School, David Dabner Het nieuwe productiehandboek voor de grafische industrie, David Bann Design en Lay-out: Grondbeginselen van de Grafische Vormgeving, David Dabner Professionele bedrijfscommunicatie, van Ommen, Kuppenveld en Frijlink Lay In - Lay Out, en ander oud zeer, Piet Schreuders Letterfontein, Geert Setola en Joep Pohlen Bronnenboek voor grafisch ontwerp, John Numan