Gebruik Van Cmap Techniek Bij Trainingsonderdeel

  • December 2019
  • PDF

This document was uploaded by user and they confirmed that they have the permission to share it. If you are author or own the copyright of this book, please report to us by using this DMCA report form. Report DMCA


Overview

Download & View Gebruik Van Cmap Techniek Bij Trainingsonderdeel as PDF for free.

More details

  • Words: 2,067
  • Pages: 6
Gebruik van Cmap techniek bij een trainingsonderdeel Jack van der Elsen Mei 2007 Bij een onderdeel van de scouting training voor beginnende leiders en leidsters, kunnen we gebruik maken van verschillende visuele technieken. Een visuele techniek is het gebruik van een Cmap [1]. Cmap staat voor Concept Map en is een tekening met begrippen in de vorm van zelfstandige naamwoorden in kaders en relaties in de vorm van pijlen tussen deze kaders, waarbij iedere pijl voorzien wordt van een werkwoord en een richting. Dit lijkt moeilijk, maar de tekening spreekt voor zich zodra je hem ziet. Voorbeelden van Cmaps staan verderop in dit artikel. Hoe kunnen we deze Cmaps nu inzetten bij ons trainingsonderdeel? Stel we hebben het onderwerp: verantwoordelijkheid van de scouting leider. Om te beginnen hebben we kapstok nodig om het onderwerp aan op te hangen en daarmee een of meer Cmaps te construeren. Onze kapstok wordt het voorlezen van onderstaand verhaal.

Eind goed al goed Grazige weiden met wilde bloemen bezaaid, een beek als vloeiend glas, die zoetjes over wit zand en rondgeslepen steentjes murmelde. En daarachter, aan de verre horizon, de Hermon met zijn spitse top, glinsterend van de sneeuw, tegen een hemel als glanzend blauw email. Er graasden schapen in dit bloemendal; goede bedaarde dieren met sneeuwige vachten, en overmoedige lammetjes die van dartelheid geen gevaar zagen, en zich al huppelend tot vlak aan de waterrand waagden. Een herder met een donkere baard, in een slepende gestreepte mantel, hield op een heuveltje de wacht, en mikte met het ondereind van zijn staf bij tijden behendig een steentje naar een al te ver weggezworven dier. Het was zo stil, en zo veilig; de beek murmelde en de bloemen geurden, op de knieën van de herder sliep het allerkleinste lam. Totdat de zon begon te dalen; straks zou het plotseling nacht zijn. De herder stond op, met het lam onder zijn mantel. Zijn vertrouwde stem begon de namen te roepen, helder en dringend. De wollige ruggen drongen zich tot een kudde aaneen. Achter de man met de staf en de vrolijk gestreepte mantel dribbelden de dieren gewillig door het bedauwde gras. De sterren stonden als zilver te blinken, als de schaapskooi eindelijk in zicht kwam. De bruine hand van de herder hield de piepende deur op een kier. De dieren wrongen zich naar binnen, een voor een, en hij telde – hardop, vlug en nauwkeurig. Achter de laatste werd de deur snel dichtgetrokken, de zware grendel stevig op zijn plaats geschoven. In het duister, nog ver weg achter de heuvels, rolde een doffe donder, nog eens en nog eens weerkaatst: een leeuw, die brulde van honger en buit had geroken. Zo ging het iedere avond, en iedere morgen. Honderd schapen werden een voor een naar buiten gelaten, honderd schapen drongen een voor een de halfopen deur binnen. Totdat eens, bij het vallen van de nacht, het ongeluk gebeurde. De herder wist zeker dat hij goed geteld had, maar bij negenennegentig had hij de deur moeten sluiten. Het honderdste ontbrak – en de nacht was gevallen, zo donker en zo gevaarlijk, met dat hongerige brullen in de verte. De herder kende zijn

schapen, stuk voor stuk. Hij had ze toch alle bij hun naam geroepen: waarom was dat ene niet gekomen? Was het te ver weggezworven? Had het een misstap gedaan, en lag het nu op de modderige bodem van een waterloze put? Was het hier of daar met de vacht in de dorens blijven hangen, en blaatte het daar nu in de stille nacht om hulp? Dat kon zo niet blijven, het gevaar was te groot. Met zijn blaten zou het de leeuw naar zich toe lokken. Als het gewond was, zou het kunnen sterven, voor de morgen aanbrak, of langzaam wegzakken in de modder. De herder was moe, en hij had honger. Maar het schaap was verloren, en niemand kon het helpen dan hijzelf. Hij schortte zijn lange mantel op door de gordel, en bond de riemen van zijn sandalen vaster. Tastend met zijn staf ging hij terug, de hele lange weg die de kudde gegaan was die dag. Hij struikelde over scherpe stenen en haalde zijn huid open aan stekelige dorens. Hij waadde door de koude beek en klom tegen de heuvels op met zijn moede voeten. En hij riep maar, aldoor riep hij maar, in de stilte van de nacht, de naam van dat een domme verdwaalde schaap. Dan stond hij stil om te luisteren, maar alleen de wind ritselde in het gras, en af en toe brulde de leeuw in de verte. Hij liep verder en bleef haken met zijn mantel in de braamstruiken. Een steen schoot onder zijn voet weg en hij struikelde. Hij klom opnieuw een heuvel op, hoger en steiler dan de andere, en bleef staan op de top, roepend naar alle kanten. Daar, in de diepte, klonk een o zo zwak geluid. Was het blaten, of enkel maar de wind? Hij riep nog eens dezelfde naam, vriendelijk, met de hand aan de mond… Het wás geblaat: ver beneden hem, onderaan de helling, riep zijn honderdste schaap om hulp. Nu kwam het gevaarlijkste werk van al. Voorzichtig begon de herder af te dalen, stap voor stap. Voor hij een voet neerzette tastte hij behoedzaam naar een steunpunt: een uitstekende rand, de wortel van een eenzame boom. Met de handen klemde hij zich vast aan elke richel in de rots, elke pol gras die hij op de tast bereiken kon. Af en toe raakte een steen los en rolde kletterend naar beneden. Dan wachtte hij, met de schrik in het hart: of het schaap ook geraakt was. Maar als hij dan weer riep, en het droevige blaten antwoord gaf, was hij gerust en daalde voorzichtig lager… Op de bodem van de kloof vonden zijn handen eindelijk de zachte vacht, en tastten langs het dier om te weten of het gewond was. Een poot gebroken in de val – dan zou hij het de hele weg terug moeten dragen. Maar zijn schouders waren breed, en zijn armen gespierd. Eens had hij gevochten met een beer, die tussen de kudde was gesprongen, en had hem het geroofde lam nog levend uit de bek gerukt. Hij tilde het schaap hoog op, en legde het als een vacht om zijn nek. Dan begon hij te klimmen tegen de helling op, stap voor stap, zo handig en zeker als een steengeit. En onderwijl praatte hij, zacht en geruststellend, tegen het gewonde dier op zijn schouders. Het moest maar heel rustig blijven liggen, heel rustig, en niet bang zijn. Er kon hem immers niets gebeuren. Ja, dat was de leeuw die daar brulde, ver weg, maar die zou het heus geen kwaad doen. De herder was hier, zijn eigen herder, die zou met de leeuw vechten, als het moest, dat wist het schaap toch wel…? En het schaap luisterde naar dat zachte vriendelijke praten en liet zich rustig dragen door de nacht. De hele lange weg tot aan de schaapskooi. Daar werd het zachtjes neergelegd in een hoek, op wat stro, en de herder streelde het nog even voor hij wegging. Morgen zou hij naar die gekneusde poot kijken, nu moest het dier eerst maar uitrusten van de angst en vermoeidheid. Hij was zelf ook moe, doodmoe; hij voelde het pas goed toen hij de deur weer op de grendel had gedaan, en nog even stilstond om te luisteren naar de geluiden van de nacht. Dat was hij zo gewend, goed luisteren en goed uitkijken; overal waar hij ging of stond. Ja, alles was veilig; en het schaap kon nu niets meer overkomen. Wat een geluk dat hij het zo gauw gevonden had. Hij kon wel zingen, zo blij was hij, en dat om een ongehoorzaam schaap dat weer terecht was. Niet om het geld, dat hij de boer zou hebben moeten vergoeden. Zo was hij niet; daar dacht hij niet eens aan. Nee, als hij was gaan zingen, terwijl hij naar huis liep, dan was

het enkel omdat het schaap nou veilig was. De leeuw kon er niet meer bijkomen, de modder kon het niet meer opzuigen. Van honger en dorst kon het niet meer sterven in de brandende zon. Het was terecht, de deur was op de grendel, en het behoefde nooit meer bang te zijn. (Bron: [2]) Na het voorlezen gaan we aan de slag om een Cmap afbeelding van dit verhaal te maken. Daarvoor lezen we het verhaal nog eens na en gaan de genoemde begrippen en relaties tussen deze begrippen in kaart brengen. Meestal zijn de begrippen zelfstandige naamwoorden en worden de relaties uitgedrukt in werkwoorden. Onderstaand Cmap is een van de vele mogelijke afbeeldingen van het verhaal:

Nu denk je misschien, wat heeft de verantwoordelijkheid van de scouting leider nu met deze Cmap te maken? Daarvoor moeten we een transformatie maken van het verhaal van de herder en zijn verloren schaap naar de scoutingwereld. Wat we bijvoorbeeld kunnen doen is alle begrippen en relaties tussen de begrippen die vermeld staan in bovenstaan Cmap transformeren naar een situatie bij scouting. Hier is er voor gekozen om de begrippen in de kaders te vervangen door

scouting equivalenten en de relaties tussen de begrippen zoveel mogelijk in tact te laten. Dat levert de volgende Cmap op:

Nu kunnen we alle zinnen op gaan schrijven die we gekregen hebben. Dit zijn de volgende 15 zinnen: Zinnen Het luchtbed ligt in de blokhut De blokhut heeft een deur De deur wordt gesloten met een sleutel De scout overnacht in een blokhut De scout heeft een naam De scout drinkt uit een mok De scout loopt in de natuur De scout eet uit de keukenvoorraad Groenten bevinden zich in de keukenvoorraad Aardappelen zijn in de keukenvoorraad De leider zorgt voor de scout De leider telt zijn scouts De leider draagt een uniform De leider loopt met een fluit De ? is vijand van de scout

Bij iedere zin kunnen we enkele regels tekst plaatsen die ingaan op de scouting aspecten van de relatie tussen de begrippen. Twee voorbeelden hiervan zijn de volgende zinnen plus uitleg: Het luchtbed ligt in de blokhut Als we met de BWEKS een weekend weg gaan, beschikken we meestal over een blokhut om te overnachten. Het is de verantwoordelijkheid van de leiding om de BWEKS van te voren een briefje mee te geven voor de ouders met daarin een bagagelijst. Die bagagelijst bevat natuurlijk ook slaapspullen. Aan te raden is een luchtbed en slaapzak. Een luchtbed ligt redelijk comfortabel en isoleert bovendien ten opzichte van de vaak koude ondergrond. De leider draagt een uniform Bij scoutingactiviteiten dragen zowel leiding als kinderen een uniform. Dit hoort bij Scouting Nederland. In de zomermaanden dragen we in plaats van de uniformblouse een wit T-shirt als het warm is. Dit T-shirt kunnen we laten bedrukken met de naam van groep, een speltakteken, een Franse lelie of een ander scouting embleem. Zo blijven de kinderen toch nog herkenbaar als groep en dus voor de leiding eenvoudig te overzien als we met hen op pad gaan. Er zijn nog meer voordelen van het uniform op te sommen. Dit zijn twee voorbeelden van hoe een zin uitgewerkt kan worden. Je kunt dit als trainer natuurlijk allemaal voorbereiden en dan over een of meer zinnen gaan discussiëren met de cursisten. Je kunt echter ook de zelfwerkzaamheid van de cursisten stimuleren door ze zelf de Cmap met scouting begrippen te laten maken uit de Cmap van het verhaal van de herder en zijn verdwaalde schaap. Een tweede opdracht voor elke subgroep cursisten kan zijn de uitleg bij

iedere zin te maken en te tonen aan de andere subgroepen. Om afwisseling te krijgen, kun je iedere subgroep een ander verhaal voorlezen en de bijbehorende Cmap te geven. Dit levert dan per subgroepje een andere scouting Cmap op, die dan vervolgens weer leidt tot uitleg van andere scouting aspekten. Je zult merken dat je veel scouting begrippen gaat raken door alle zinnen uit te werken in enkele regels uitleg zoals hierboven. Beginnende leiders en leidsters krijgen zo een goed beeld van de scoutingwereld. In plaats van dat ze er iedere week midden in staan, stappen ze even uit deze scouting wereld en kijken met een helikopter view naar de kennis over scouting van alle cursisten en trainers tezamen. Venlo, mei 2007.

Referenties: [1] Cmap tooling, http://cmap.ihmc.us [2] Roman: “Een lied in een vreemd land”, auteur Rie van Rossum, 1999, blz. 169-175.

Related Documents