Notitie behoefteraming bedrijventerreinen (op basis van stand van zaken per 1-01-2007)
CONCEPT
Gedeputeerde Staten van Fryslân 24 juni 2008
Notitie behoefteraming bedrijventerreinen (concept)
2
Notitie behoefteraming bedrijventerreinen (concept)
Inhoudsopgave 1. 2. 3. 3.1. 3.2. 3.3. 3.4. 3.5.
3.6.
4. 5. Bijlage 1:
Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4: Bijlage 5:
Inleiding.......................................................................................................... 5 Leeswijzer ......................................................................................................6 Veranderingen binnen het Friese bedrijfsleven en de ruimtebehoefte ............ 7 Analyse van vraag en aanbod ........................................................................ 9 Ontwikkeling van bedrijventerreinuitgifte......................................................... 9 Ruimtegebruik bedrijventerreinen ..................................................................10 De voorraad uitgeefbare bedrijventerreinen...................................................10 De te verwachten vraag tot eind 2020 (en daarna ?) .....................................12 Vraag en aanbod uitgesplitst naar economische kernzone ............................15 De A7-zone ...................................................................................................15 De Westergo-zone.........................................................................................17 Overig Fryslân ...............................................................................................19 Vraag en aanbod uitgesplitst naar gebieden..................................................19 Midden-Fryslân..............................................................................................20 Noordoost-Fryslân .........................................................................................21 Zuidoost-Fryslân............................................................................................23 Zuidwest-Fryslân ...........................................................................................24 Noordwest-Fryslân ........................................................................................26 Mogelijkheden ruimtewinst en efficiënt ruimtegebruik ....................................29 Samenvatting en conclusies ..........................................................................31 Samenvatting ................................................................................................31 Conclusies en aanbevelingen: .......................................................................33 Definities en verantwoording .........................................................................35 Definities bij het aanbod bedrijventerreinen ...................................................35 Schattingen ...................................................................................................35 Methodiek BLM..............................................................................................36 Regressieanalyse ..........................................................................................37 Toerekeningen...............................................................................................38 Segmentering ................................................................................................38 Lijst van hard planaanbod per 01-01-2007 ....................................................39 Lijst van zacht planaanbod per 01-01-2007 ...................................................43 Grafieken per gemeente................................................................................45 Kaarten..........................................................................................................55
3
Notitie behoefteraming bedrijventerreinen (concept)
4
Notitie behoefteraming bedrijventerreinen (concept)
1. Inleiding De concurrentie tussen de verschillende ruimtevragende functies en de toegenomen aandacht voor de kwaliteit van de ruimte, heeft ook de discussie over het ruimtegebruik van bedrijventerreinen en de kwaliteiten ervan geïntensiveerd. Steeds vaker wordt het pleit gehoord voor een terughoudend beleid ten aanzien van de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen. (Goedkope) nieuwe terreinen ontmoedigen niet alleen het (dure) herstructureren van oude terreinen, maar tasten tevens het landschap aan. Op landelijk niveau is eind 2007 door de ministers van VROM en EZ, in het kader van de aanpak voor “Mooi Nederland”, de “Agenda 2008-2009 herijking aanpak bedrijventerreinen” aan de Tweede Kamer aangeboden. Daarin kondigen de ministers aan om afspraken te willen maken met provincies en gemeenten over maatregelen die onnodig ruimtegebruik voor bedrijventerreinen tegengaan en die daarmee de kwaliteit van de ruimte verhogen. Ook in het Streekplan Fryslân 2007 is ruimtelijke kwaliteit de leidraad voor ontwikkelingsmogelijkheden voor de verschillende functies, waaronder de werkfunctie die gevestigd is op bedrijventerreinen. Dat uit zich onder meer in de passages waarin gemeenten verzocht worden om voor de vestiging van bedrijven eerst de locatiemogelijkheden binnen het bestaand bebouwd gebied te benutten, alvorens nieuwe uitleglocaties te ontwikkelen. Hieraan gekoppeld zijn ook uitspraken betreffende een goede beeldkwaliteit, de landschappelijke inpassing en het benutten van kansen voor profilering. En dit moet worden gezien in het licht van de algemene eis in het Streekplan 2007 dat nieuwe bestemmingsplannen een paragraaf ruimtelijke kwaliteit dienen te bevatten. Van groot belang voor de ruimtelijke kwaliteit van bedrijventerreinen is dat er ook in kwantitatieve zin sprake is van een goede balans; niet alleen dat vraag en aanbod op elkaar zijn afgestemd, maar met name ook dat het aanbod op de juiste locaties aanwezig is. Immers, het zijn niet alleen de hoeveelheid hectares sec die indruk maken op de beleving van de ruimtelijke kwaliteit (bedrijventerreinen beslaan ca. 1,3% van de landoppervlakte van Fryslân), maar in belangrijke mate ook de gebouwen die er op verrijzen. En in het landelijke gebied is die impact groter dan bij stedelijke centra. Een goede balans in kwantitatieve zin is ook van belang voor de financiële positie van gemeenten; het voorkomt onnodige grondreservering. Kwantitatief gezien is in het Streekplan 2007 op het niveau van de hele provincie al rekening gehouden met een mogelijke afnemende behoefte van nieuwe terreinen. Daarin wordt de tot nu toe gebruikelijke doortrekking van de historische trend van uitgifte als maximum aangeduid voor de toekomstige behoefteraming, waarmee impliciet een lager scenario voor realistischer wordt gehouden. In het koersdocument “Fryslân: iepen en eigen!” (2007) is aangekondigd dat er een onderzoek zal worden gedaan naar wat er nog in de pijplijn zit van bestemmingsplannen aan onder meer te ontwikkelen bedrijventerreinen. Dit mede met het oog op de te verwachten afnemende autonome bevolkingsgroei en op termijn wellicht zelfs krimp van de bevolking en de daarmee gepaard gaande afnemende beroepsbevolking. Op grond van de resultaten van dat onderzoek zal worden bepaald of nadere maatregelen noodzakelijk zijn. Deze notitie beoogt antwoord te geven op deze onderzoeksvraag. In deze notitie is een analyse gemaakt van de in het verleden gerealiseerde uitgifte van bedrijventerreinen en er wordt een schatting gegeven van de te verwachten toekomstige behoefte aan bedrijventerreinen. Dit is gebeurd op basis van de Bedrijfslocatiemonitor1 (2005) en de gegevens van IBIS2. Deze behoefteraming wordt daarna vergeleken met zowel de nog op voorraad zijnde bedrijventerreinen (de harde plannen) als met de ons bekende 1
2
Bedrijfslocatiemonitor (BLM), in 2005 nog uitgebracht door het Centraal Planbureau; nu is de BLM ondergebracht bij het Ruimtelijk Planbureau. Zie ook Methodiek BLM, blz 36. Jaarlijkse provinciale enquête naar bedrijventerreinontwikkelingen.
5
Notitie behoefteraming bedrijventerreinen (concept)
planvorming van bedrijventerreinontwikkeling (de zachte plannen). Gelet op de specifieke positie van de waddeneilanden, zijn deze in de onderhavige notitie buiten beschouwing gelaten. Daarnaast worden beschouwingen gegeven over mogelijke ruimtewinst als gevolg van herstructurering en over mogelijkheden van efficiënt ruimtegebruik. Enkele opmerkingen vooraf dienen hier wel te moeten worden gemaakt. Allereerst wordt opgemerkt dat ramingen van de toekomstige behoefte aan bedrijventerrein onvermijdelijk gebaseerd zijn op aannames. Vanwege de daaruit resulterende onzekerheden voor de uitkomsten, wordt in deze notitie gesproken van een bandbreedte waarbinnen de toekomstige vraag zich vermoedelijk zal ontwikkelen. Het taalgebruik is dan ook bewust gekozen om te benadrukken dat het met name gaat om mogelijke ontwikkelingen en het daaruit voortvloeiende eindbeeld. Een en ander betekent ook dat regelmatig monitoren noodzakelijk is, om feitelijke ontwikkelingen te kunnen volgen. Een tweede opmerking betreft het feit dat het hier, gelet op de gehanteerde methode en het gebruikte bronnenmateriaal, om een kwantitatieve benadering gaat van het reguliere bedrijvensegment. De ervaring leert dat ook andere functies ruimte innemen op bedrijventerreinen, zoals bijvoorbeeld detailhandel, leisure, en sportvoorzieningen. Bij de beoordeling van nieuwe initiatieven voor terreinen, zal hiermee rekening moeten worden gehouden. Tenslotte wordt gewezen op het feit dat gebruik is gemaakt van de IBIS-bestanden, waarin de situatie per 01-01-2007 is weergegeven (de IBIS-enquête 2008 was ten tijde van deze publicatie nog niet afgerond). Dat betekent dat ontwikkelingen die sindsdien hebben plaatsgevonden, niet zijn meegenomen. Leeswijzer Alvorens de resultaten te presenteren van de analyse (hoofdstuk 3), zal in het nu volgende hoofdstuk 2 kort worden ingegaan op de veranderingen bij (potentiële) gebruikers van bedrijventerreinen en te bezien in hoeverre die veranderingen van invloed kunnen zijn op de toekomstige ruimtevraag. In Hoofdstuk 4 worden enkele beschouwingen gegeven over mogelijkheden van ruimtewinst en efficiënt ruimtegebruik.
6
Notitie behoefteraming bedrijventerreinen (concept)
2. Veranderingen binnen het Friese bedrijfsleven en de ruimtebehoefte De wereld verandert. De toenemende mondialisering; de technologische vernieuwingen die zich in een voortdurend sneller tempo opvolgen; een groeiend milieubewustzijn; en het duidelijker zichtbaar worden van de eindigheid van de fossiele brandstoffen zijn slechts enkele voorbeelden ervan. De veranderingen zijn ook van invloed op het functioneren van het Friese bedrijfsleven. Ook dichter bij huis zijn veranderingsprocessen aan de gang die het Friese bedrijfsleven voor nieuwe uitdagingen stellen. Te denken valt onder meer aan de veranderende wetgeving, de vergrijzing en de zich aandienende vertraagde groei en wellicht later zelfs krimp van de bevolking. De veranderingen waarvoor het Friese bedrijfsleven staat, bepalen mede ook het veranderende economische beleid van de provincie. Dit economische beleid heeft tot doel het bevorderen van een duurzame economische ontwikkeling waarbij nadrukkelijk wordt ingezet op een transitie naar een op kennis en innovatie gebaseerde economie, met aantrekkelijke steden en een vitaal platteland. Het economische beleid richt zich nadrukkelijk op het stimuleren van economische kansen (pieken) in alle regio’s. Dit betekent meer selectief beleid en minder generiek. Het is onze inzet om programmatisch een aantal speerpunten met enorme groeipotenties voor de toekomst op te pakken. Het gaat om de volgende speerpunten. Water (technologie) (duurzame) Energie Toerisme Metaal (w.o. scheepsbouw) Groene Life sciences Zorgeconomie Ons economische beleid wordt deels in SNN verband uitgevoerd. In de noordelijke ‘Strategische Agenda’ die door de drie provincies als beleidskader is vastgesteld, staat aangegeven hoe Noord-Nederland een aantal van de hierboven veranderingen denkt tegemoet te treden. Het is in het kader van de onderhavige notitie van belang om te bezien of deze beoogde transitie ook gevolgen heeft voor het ruimtegebruik. Een aantal overwegingen is daarbij te noemen. Allereerst mag worden verondersteld dat een belangrijk deel van de traditionele productiesector zich zal handhaven. Met een toenemende input binnen deze sector van kennis en geavanceerde productiemiddelen, zal de arbeidsproductiviteit toenemen. Per saldo betekent dit dat er per ha bedrijventerrein minder mensen zullen werken, oftewel: het ruimtegebruik per werknemer neemt toe. Daarnaast zien we echter, ook binnen de traditionele sector, eveneens een tendens naar kleinere eenheden en ook naar meer kantorisering op de productielocaties. Dit heeft alles te maken met veranderingen in de samenstelling van het bedrijfsleven, o.a. als gevolg van vernieuwing van producten, productieprocessen en markten. Dit kan er toe leiden dat productie steeds meer gaat lijken op de verschijningsvorm van dienstverlenende sectoren. Ook de samenstelling van de werkgelegenheid verschuift daarmee. Dit gaat doorgaans gepaard met een gemiddeld geringer ruimtegebruik per werknemer. In de BLM wordt met deze ontwikkelingen rekening gehouden. Per saldo wordt er voor onder meer Fryslân van uitgegaan, dat de gemiddelde ruimtebehoefte per werknemer in de toekomst nog zal toenemen.
7
Notitie behoefteraming bedrijventerreinen (concept)
Een ander aspect van een meer op kennis en innovatie gericht economisch profiel van de economische structuur betreft de verschijningsvorm. Verwacht mag worden dat in de toekomst hogere kwaliteitseisen worden gesteld in de zin van een hoogwaardige locatie met goede uitstraling. Van belang hierbij is dat, indien specifieke ruimte voor deze doelgroep wordt gereserveerd, bij de uitgifte ook deze doelen qua profilering blijven gehandhaafd. Voorkomen dient immers te worden dat uitgifte plaatsvindt aan bedrijven die minder waarde hechten aan kwaliteit, met alle kans op downgrading van de werklocatie. In een wat ijle economie betekent dit dat samenwerking tussen gemeenten noodzakelijk is, om die kwaliteitseisen te handhaven. Concluderend kan worden gesteld dat nieuwe economische activiteiten niet zozeer nieuwe additionele hectares terrein vereisen dan die welke al in de BLM zijn geschat, maar mogelijk wel meer profilering kunnen vragen van de beschikbare en geplande bedrijvigheid.
8
Notitie behoefteraming bedrijventerreinen (concept)
3. Analyse van vraag en aanbod 3.1.
Ontwikkeling van bedrijventerreinuitgifte
De ontwikkeling van de bedrijventerreinuitgifte in Fryslân over de periode 1990-2006 verloopt redelijk parallel aan de economische conjunctuurbeweging (Figuur 1). Na een gestage toename van de jaarlijkse uitgifte tot aan de piekjaren 1999 en 2000, valt de uitgifte weer drastisch terug, om vanaf 2005 weer wat aan te trekken. Figuur 1:
Uitgifte van bedrijventerreinen in Fryslân, 1990-2006
180 152,8
160
128,6
140 120
ha
99,5
100 69,8
80 60
58,7
48,7
65,2
92,1
95,8
104,0 82,6
85,1 72,6
57,1
57,5
54,1 41,5
40 20 0 1990
1991
1992
1993
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
Bron: IBIS-enquête
Gemiddeld genomen is over de hele periode 1990-2006 ca. 80 ha per jaar uitgegeven. De laatste 10 jaar (1997-2006) was dat gemiddelde ca. 87 ha per jaar, met name veroorzaakt door de piek aan het eind van de vorige eeuw. De laatste 5 jaren bedroeg de gemiddelde uitgifte van bedrijventerreinen ca. 60 ha per jaar. Over de gehele meetperiode 1990-2006 is het aandeel van de uitgifte gemiddeld genomen het grootst in de twee economische kernzones, namelijk ruim 60 %; het aandeel van de twee zones over de laatste 10 jaren bedraagt 64% (Tabel 1). In relatie tot de nagenoeg gelijk gebleven spreiding van de bevolking over de economische kernzones en Overig Fryslân, betekent dit dat economische kernzones, en dan m.n. de Westergo-zone, relatief iets aan belang hebben toegenomen. Tabel 1.
Uitgifte bedrijventerrein in ha naar economische kernzones en kernenstructuur 1990-2006 1997-2006 Gemiddeld Gemiddeld Uitgifte Terrein aandeel Uitgifte Terrein aandeel totaal aandeel bevolking totaal aandeel bevolking
- A7-zone - Westergo-zone
536 282
40% 21%
29,1% 22,7%
344 210
40% 24%
29,2% 22,7%
Totaal zones Overig Fryslân
818 534
61% 39%
51,8% 48,2%
554 313
64% 36%
51,9% 48,1%
Stedelijk centrum Regionaal centrum Bedrijfsconcentratiekern * Overige kernen
689 385 75 203
51% 29% 6% 15%
34,7% 19,9% 3,1% 42,4%
477 230 47 113
55% 27% 5% 13%
34,5% 19,8% 3,1% 42,6%
Totaal Fryslân 1352 866 *) Bedrijfsconcentratiekernen worden in het Streekplan Fryslân 2007 als aparte categorie onderscheiden; voordien behoorden deze kernen tot de categorie “Overige kernen”. N.B.: als gevolg van afrondingen kunnen optellingen marginaal afwijken
9
Notitie behoefteraming bedrijventerreinen (concept)
Uit tabel 1 kan worden afgeleid dat hetzelfde gezegd kan worden van de stedelijke centra; hun aandeel is de laatste 10 jaren iets toegenomen ten koste van de overige kernen. De geconstateerde accentverschuivingen zijn echter niet zodanig, dat hier van een trend kan worden gesproken. Op grond van regressieanalyses van de feitelijke (aandelen in de) uitgiften zijn die trendlijnen niet aangetroffen. Dat is de reden waarom in het vervolg in deze notitie van de aanname wordt uitgegaan dat de verdeling van de uitgiften van bedrijventerreinen in de toekomst niet wezenlijk verandert, ten opzichte van de periode 19972006.3
3.2.
Ruimtegebruik bedrijventerreinen
Per 1 januari 2007 is er in Fryslân (excl. de Waddeneilanden) in totaal ongeveer 4400 ha grondoppervlakte bestemd als bedrijventerrein (Tabel 2). Hiervan is circa 3400 ha netto terrein, dus ook daadwerkelijk voor de vestiging van bedrijven bedoeld4. Het grootste deel hiervan is feitelijk al uitgegeven; er resteert nog een kleine 650 ha voor uitgifte (zie volgende paragraaf). Ongeveer 60% van het totale netto oppervlak van de bedrijventerreinen is geconcentreerd in de twee economische kernzones. Onderscheiden naar type kern, is nu 87% van het netto oppervlak aan bedrijventerrein gelegen in stedelijke en regionale centra en in bedrijfsconcentratiekernen, kernen dus waar het hebben van bedrijventerrein op voorraad beleidsmatig mogelijk is conform het Streekplan Fryslân 2007. Tabel 2.
Totale oppervlakte bedrijventerreinen in ha per 1 januari 2007 Bruto
Aandeel
Netto
Aandeel
Aandeel Bevolking op 1-1-2007
- A7-zone
1775
40%
1299
38%
29,6%
- Westergo-zone
1004
23%
771
23%
22,5%
Totaal zones Overig Fryslân
2779 1631
63% 37%
2070 1324
61% 39%
52,1% 47,9%
Stedelijk centrum Regionaal centrum Bedrijfsconcentratiekern Overige kernen
2446 1268 159 537
55% 29% 4% 12%
1796 1023 128 447
53% 30% 4% 13%
34,6% 19,8% 3,1% 42,5%
Totaal Fryslân 4410 3393 N.B.: als gevolg van afrondingen kunnen optellingen marginaal afwijken
3.3.
De voorraad uitgeefbare bedrijventerreinen
Van de 3400 ha netto oppervlakte aan bedrijventerrein in Fryslân is per 1 januari 2007 ongeveer 4/5 deel uitgegeven en resteert 642 ha als het harde aanbod van nog uitgeefbaar terrein. Hiervan is 52% (ca. 336 ha) terstond uitgeefbaar en 48% (306 ha) niet-terstond5. Het grootste deel daarvan is gelegen in de twee economische kernzones (Tabel 3). Ook uitgesplitst naar kernenstructuur, blijkt dat het merendeel van de voorraad uitgeefbaar terrein bij de stedelijke centra is gelegen. De regionale centra nemen bijna 30% voor hun rekening. 3 4
5
Zie Bijlage 1: Definities en verantwoording, Schattingen, blz. 35 en Regressieanalyse, blz. 37 Bruto oppervlak minus de oppervlakte van de openbare ruimte (openbare wegen, water en groen) is netto oppervlak. Zie Bijlage 1: Definities en verantwoording, blz. 35
10
Notitie behoefteraming bedrijventerreinen (concept)
Tezamen met de bedrijfsconcentratiekernen is het harde aanbod van uitgeefbaar terrein ook voor 92% daar aanwezig, waar dit conform ons ruimtelijk beleid ook planologisch mogelijk is. Tabel 3.
Totaal netto voorraad bedrijventerreinen (hard planaanbod), en planvorming (zacht planaanbod) in ha, per 1-1-2007 naar economische zone en naar kernenstructuur Hard Planaanbod Planvorming (zacht aanbod) ha % Concreet % Studie % Totaal %
- A7-zone
341
53%
21
16%
326
62%
347
- Westergo-zone
103
16%
8
6%
155
29%
163
25%
Totaal zones Overig Fryslân
444 197
69% 31%
29 104
22% 78%
481 49
91% 9%
510 152
77% 23%
Stedelijk centrum Regionaal centrum Bedrijfsconcentratiekern Overige kernen
387 184 16 54
60% 29% 3% 8%
15 76 17 26
11% 57% 12% 20%
389 108 6 27
73% 20% 1% 5%
404 184 23 53
61% 28% 3% 8%
Totaal Fryslân 642 133 530 N.B.: als gevolg van afrondingen kunnen optellingen marginaal afwijken
52%
662
De rest (8%) van de voorraad is gelegen bij kernen waar in principe geen voorraad terrein aanwezig had moeten zijn, omdat daar de opvang van bedrijven op bedrijventerreinen volgens ons ruimtelijk beleid alleen mogelijk is op basis van concrete vraag. Deze “afwijking” is echter grotendeels goed verklaarbaar. Zo zijn in het verleden onder een ander ruimtelijk regime terreinen op voorraad aangelegd (van de 54 ha is 25 ha als voorraad nat terrein gelegen bij Kootstertille Oost en West). Ook zijn er gevallen bekend waar de “concrete” vraag uiteindelijk minder bleek te zijn dan was voorzien. En daarnaast wordt een deel van de voorraad weliswaar op de peildatum als uitgeefbaar geteld, maar is er zicht op concrete uitgifte op korte termijn. Naast de aanwezige harde voorraad terreinen, is er ook sprake van zacht planaanbod. Dat is de planvorming voor nieuwe terreinen, die in verschillende stadia van uitwerking verkeren en waaraan nog van alles kan veranderen6. In deze notitie onderscheiden we planvorming die nog in de studiefase verkeert en planvorming die al meer concrete vormen gaat krijgen. Bij het eerste moet bijvoorbeeld gedacht worden aan planvorming die “slechts” genoemd wordt in structuurvisies, of waarvoor de locatie nog moet worden onderzocht. Bij de concrete planvorming zijn al werkzaamheden gestart die moeten leiden tot een bestemmingsplan. Maar nogmaals: in beide gevallen ligt er nog niets vast en moeten GS er nog hun oordeel over vellen. Bovenop het harde planaanbod (642 ha) is er in Fryslân voor ruim dezelfde hoeveelheid hectares aan zachte planaanbod (662 ha); hiervan is 20% (133 ha) als concrete planvorming aan te merken en 80% (530 ha) als planvorming in studie. Van het zachte planaanbod ligt ruim de helft in de A7-zone; samen met de Westergo-zone is ruim driekwart deel ervan gesitueerd in de beide economische kernzones. Wat opvalt, is de verdeling van de groep van de wat meer concretere planvorming; 104 ha (78%) hiervan is niet in de economische zones gepland. Nadere analyse leert dat het hierbij vooral gaat om planvorming in buiten de kernzones gelegen regionale centra en bedrijfsconcentratiekernen (in totaal 80 ha). Onderscheiden naar type kern, wordt 92% van het totale zachte planaanbod gepland bij stedelijke en regionale centra en bedrijfsconcentratiekernen. Bij de stedelijke centra gaat het dan nog in hoofdzaak om planvorming in studie. Bij de andere kerntypen heeft een naar verhouding groter aandeel van de planvorming inmiddels concretere vormen gekregen. Een groot deel hiervan (bijna 60% van die 133 ha aan concrete planvorming) is gepland in de regionale centra; hier betreft het voor een groot deel de concrete planvorming in Burgum en Wolvega. 6
Zie Bijlage 1: Definities en verantwoording, blz. 35
11
Notitie behoefteraming bedrijventerreinen (concept)
Tabel 3 laat ook zien dat, mocht al het zacht planaanbod worden gerealiseerd, dit amper consequenties zal hebben voor de uiteindelijke verdeling van het (dan gerealiseerde) harde aanbod van bedrijventerreinen over de kernenstructuur. De verdeling van het huidige harde aanbod over de kerntypen, dat redelijk goed spoort met de uitgangspunten van het streekplan, blijft in dat geval vrijwel ongewijzigd. Bezien moet echter worden of realisatie van al die plannen ook echt noodzakelijk is, gelet op de te verwachten toekomstige vraag. In de volgende hoofdstukken wordt dit nader onderzocht.
3.4.
De te verwachten vraag tot eind 2020 (en daarna ?)
Zou de prognose voor de toekomstige vraag naar bedrijventerreinen gebaseerd worden op extrapolatie van historische uitgiften, dan zou dat betekenen dat de uitgeefbare harde voorraad toereikend zou zijn voor de komende 7,5 tot 8 jaar, dus niet voldoende om in de streekplanperiode (2007-20167) aan de op deze wijze berekende vraag te voldoen. Voor de streekplanperiode zou dan bovenop de nu aanwezige 642 ha nog circa 160 tot 230 ha additioneel uitgeefbaar terrein nodig zijn8. Echter, in de huidige situatie moet bij deze manier van voorspellen de nodige vraagtekens worden geplaatst. Dat heeft te maken met een aantal ontwikkelingen, waarvan de te verwachten ontwikkeling van de bevolkingsgroei, en de daarvan af te leiden ontwikkeling van de beroepsbevolking en de werkgelegenheid, wel de belangrijkste factor is. Daarnaast is bijvoorbeeld ook de verandering van de economische structuur, waarbij de tertiaire en quartaire sector relatief aan belang winnen, van invloed op de ruimtebehoefte voor bedrijventerreinen9. Extrapolatie van historische uitgiftecijfers kunnen tegen deze achtergrond leiden tot te hoge ramingen10. Rekening houdend met deze ontwikkelingen, is het derhalve realistischer om niet meer uit te gaan van de historische uitgiftecijfers. In het hiernavolgende wordt daarom uitgegaan van de schattingen in de nieuwe BLM. In de BLM zijn de prognoses van de bevolkingsontwikkeling en de daarmee samenhangende werkgelegenheidsontwikkeling en de terreinquotiënten (aantal m2 terrein per persoon) de belangrijkste parameters voor de schatting van de toekomstige hectares bedrijventerrein11. In combinatie met de vier toekomstscenario’s12 van het Centraal Planbureau, wordt in de BLM onder andere voor Fryslân een viertal toekomstige ontwikkelingsrichtingen geschetst vanaf 2004 voor de ruimtebehoefte voor bedrijven en kantoren tot 2040. Voor de bedrijventerreinen is door ons een herberekening gemaakt voor de periode vanaf 2007 (Tabel 4, blz. 13). Uit de analyse van de BLM blijkt dat voor drie van de vier scenario’s geldt dat er na 2020 een afvlakking plaatsvindt van het benodigde aantal ha bedrijventerrein. In het RC-scenario is zelfs sprake van een netto onttrekking van bedrijventerrein. Alleen in het GE-scenario wordt een verdere substantiële groei van bedrijventerreinontwikkeling verwacht. In de scenario’s SE en TM is er na 2020 nog amper of geen sprake van netto toevoeging van bedrijventerrein. Wat overigens niet wil zeggen dat er dan geen nieuwe terreinen meer 7
8
9
10
11 12
Bij de notatie van periodes in deze notitie betekent het verbindingsstreepje “tot en met”. Voor de streekplanperiode wordt de juridische looptijd tot en met 2016 bedoeld. Berekening o.b.v. gemiddelde uitgifte over 1990-2006 respectievelijk 1997-2006; aantal jaren te rekenen vanaf 1-1-2007. Zie ook bijvoorbeeld de “Verkenning Ruimtelijke Opgaven 2020-2040”, een interne studie van het ministerie van VROM, juli 2007. Dit blijkt bijvoorbeeld ook uit de ramingen die destijds in Ruimte voor Werk zijn gemaakt voor de periode 2000 tot 2010. Daarin werd uitgegaan van ca. 91 ha uitgifte per jaar, terwijl de feitelijke waarnemingen van 2000-2006 niet verder reiken dan gemiddeld 73 ha per jaar. Zie , Methodiek BLM, blz. 36 De vier scenario’s zijn: Strong Europe (SE), Transatlantic Market (TM), Regional Communities (RC) en Global Economy (GE).
12
Notitie behoefteraming bedrijventerreinen (concept)
(hoeven te) worden ontwikkeld; maar die eventuele nieuwe terreinen beslaan hectares die elders worden achterlaten. Met andere woorden: ontwikkeling van nieuwe bedrijventerrein zal in die scenario’s vanaf 2020 gepaard gaan met een herstructureringsopgave elders. Tabel 4.
Schatting netto toename bedrijventerreinen in 4 scenario’s 1-1-2007 Toevoeging ha per periode Cumulatief Opp. ha 2007-2010 2011-2020 2021-2040 2007-2010 2007-2020 2007-2040 SE 3393 145 465 90 145 610 700 3393 TM 281 659 0 281 940 940 3393 RC 42 318 -240 42 360 120 3393 GE 343 747 380 343 1090 1470 BLM, bewerking Beleidsinformatie, Cartografie en Vormgeving
De vraag is welke scenario’s naar verwachting het meest reëel lijken voor de raming van de toekomstige vraag naar bedrijventerrein in Fryslân. Voor de beantwoording daarvan moet even gekeken worden naar het ontwerp van de scenario’s. Dat stoelt namelijk op twee basisonzekerheden die van doorslaggevende betekenis worden geacht voor andere maatschappelijke processen (zoals bijvoorbeeld de mate van werkgelegenheidsgroei). Die onzekerheden zijn: de mate van samenwerking tussen nationale staten en de mate waarin nationale overheden hun publieke verantwoordelijkheden vergroten of verkleinen. In Figuur 2 staan de vier scenario’s gepositioneerd. Figuur 2:
Positionering van de vier toekomstscenario’s
Op grond van deze scenario’s zijn o.a. voor de periode 2002-2020 ramingen gemaakt van de werkgelegenheidsgroei. In het GE-scenario is die verwachte werkgelegenheidsgroei het hoogst; in het RC-scenario is zelfs sprake van een negatieve groei. Op grond van de nu bekende cijfers (2002-2007), lijkt het er op dat van geen van beide uitersten wordt bereikt, maar dat de werkgelegenheidsontwikkeling zich daar ergens tussenin (TM- of SE-scenario) zal bewegen. Ook op rijksniveau wordt het GE-scenario inmiddels als te ambitieus beschouwd. In de Nota Ruimte werd met dit scenario nog wel rekening gehouden, maar recentelijk is dit inmiddels losgelaten. In de “Agenda 2008-2009 herijking aanpak bedrijventerreinen”13 wordt inmiddels uitgegaan van de BLM-uitkomsten van het TM-scenario.
13
Een gezamenlijk voorstel door de ministers van VROM en EZ, december 2007.
13
Notitie behoefteraming bedrijventerreinen (concept)
Het TM-scenario zit voor wat betreft de bevolkingsontwikkeling nog het dichtst in de buurt van de uitgangspunten van het streekplan, waarin voor de bevolkingsprognose gebruik is gemaakt van de provinciale trendprognose 2005. Recentelijk is echter de trendprognose 2007 uitgebracht, waarin de bevolkingsontwikkeling voor de langere termijn lager is geprognosticeerd. Op grond hiervan is het niet onaannemelijk dat ook de toekomstige vraag naar bedrijventerrein lager kan uitvallen14. Op basis van de voornoemde overwegingen lijkt daarom reëel om voor de te verwachten toekomstige vraag naar bedrijventerrein uit te gaan van een bandbreedte die wordt gemarkeerd door het SE-scenario als indicatieve ondergrens en het TM-scenario als indicatieve bovengrens. In deze notitie zal ingegaan worden op de ramingen volgens deze twee scenario’s en voor twee periodes, te weten: de streekplanperiode 2007-2016 en de periode 2007 tot eind 2020, het moment waarop er een omslag in de netto toevoegingen wordt voorspeld. Volgens de BLM zal er van 2007 tot eind 2020 behoefte zijn aan 610 tot 940 ha nieuwe bedrijventerreinen in Fryslân, afhankelijk van de twee scenario’s. Dat is gemiddeld 43,6 tot 67,1 ha per jaar. Voor de streekplanperiode zou dat betekenen dat de vraag zal variëren van circa 440 ha tot 670 ha. Figuur 3:
Verwachte vraag conform TM- en SE-scenario in relatie tot hard en zacht planaanbod in Fryslân, in ha
1400
1200
1000
530
+TM 800
329 133
SE Planvorm ing in studie Concrete Planvorm ing
600 235
Uitge e fbaar in 2007
400 642
610 436
200
0 Frys lân
Vraag tot e ind 2016
Vraag tot eind 2020
Figuur 3 geeft de raming weer van de vraag volgens deze scenario’s voor beide perioden afgezet tegenover het huidige harde aanbod en de twee onderscheiden fases van het zachte aanbod. 14
Als er uitgegaan wordt van de aanname dat een lagere bevolkingsgroei evenredig doorwerkt in de ontwikkeling van de beroepsbevolking, werkgelegenheid en ruimtebehoefte, dan zou op grond van de nieuwe trendprognose de vraag naar bedrijventerrein zich kunnen bewegen richting de BLMuitkomsten van het SE-scenario. De nieuwe provinciale trendprognose 2007 raamt een 30% lagere groei van de bevolking. Dit zou onder de aanname van evenredige doorwerking betekenen dat de toename van het aantal ha bedrijventerrein t.o.v. het TM-scenario ook ongeveer 30% lager uitvalt. Het gaat hier om de scenario-uitkomsten voor wat betreft de raming van bedrijventerreinen; niet om het scenario zelf. Daarin zitten namelijk veel meer parameters, die per scenario variëren. Opgemerkt wordt dat een lagere bevolkingsgroei niet automatisch een lagere economische groei hoeft te betekenen; arbeidsparticipatie en –productiviteit zijn in dezen medebepalend (zie ook “Krimp en ruimte”, RPB 2006).
14
Notitie behoefteraming bedrijventerreinen (concept)
Op grond van deze berekeningen moet worden geconstateerd dat de huidige harde voorraad in Fryslân ruim toereikend lijkt om gedurende de streekplanperiode aan de vraag volgens het SE-scenario te kunnen voldoen. In het TM-scenario is dat mogelijk net niet het geval; in dat scenario zou in de streekplanperiode wellicht nog een zeer beperkt deel van het zachte planaanbod in harde voorraad moeten worden omgezet. Ook voor de periode tot aan het te verwachten omslagpunt in 2020 lijkt de huidige harde voorraad in principe voldoende in het SE-scenario15. In het TM-scenario ziet het er naar uit dat tot eind 2020 nog wel nieuwe uitgeefbare voorraad moet worden toegevoegd, in de orde van grootte van 300 ha; daarna zal er in dit scenario per saldo geen toevoegingen van hectares bedrijventerreinen noodzakelijk zijn. Maar eveneens mag worden geconcludeerd dat, uitgaande van het hoogste uitgiftescenario op het niveau van heel Fryslân, tot eind 2020 waarschijnlijk nog niet de helft van het totaal aan nu bekende zachte plannen (in totaal 663 ha) tot ontwikkeling hoeft te worden gebracht.
3.5.
Vraag en aanbod uitgesplitst naar economische kernzone
De BLM prognoses gaan tot het niveau van de provincie. Op een nog lager schaalniveau kan alleen bij grove benadering een afgeleide prognose worden gedaan. Daartoe is voor de economische kernzones uitgegaan van hun respectievelijke aandeel in de gemiddelde jaarlijkse uitgifte over de afgelopen 10 jaar, en dit is vervolgens gerelateerd aan de te verwachten jaarlijkse uitgiften per jaar volgens de twee scenario’s. Hiermee wordt de te verwachten toekomstige gemiddelde uitgiften per jaar voor de zones geschat en deze schatting is weer afgezet tegen de aanwezige harde voorraad uitgeefbaar terrein en het zachte planaanbod in die zones. Hetzelfde is gebeurd voor de gemeenten hierbinnen. Opgemerkt wordt dat, indien uitgegaan zou zijn van een toename van dat aandeel van de zones, in plaats van de aanname van een gelijkblijvend aandeel van de zones in de uitgifte, dit een relatief gering effect heeft op de berekende vraag16. Daarnaast is hier nog een algemene opmerking op zijn plaats. Hieronder wordt per gebied en daarbinnen ook op lokaal niveau vraag en aanbod tegenover elkaar gezet. De onzekerheid van de BLM prognoses voor wat betreft de te verwachten vraag neemt op dit niveau toe. Het taalgebruik is daarop doelbewust aangepast. Voor een gedetailleerd overzicht van het harde en zachte planaanbod per gemeente, wordt verwezen naar respectievelijk bijlage 1 en bijlage 2. In bijlage 3 zijn de grafieken per gemeente opgenomen. De A7-zone In de A7-zone is het grootste areaal harde voorraad aan bedrijventerrein aanwezig; in totaal 341 ha. Daarnaast bestaan er in dit gebied ook de meeste voornemens voor nieuwe terreinen; in totaal gaat het om 347 ha aan zacht planaanbod. Gelet op de te verwachten vraag zou voor de streekplanperiode de nu aanwezige harde voorraad voldoende moeten zijn, ongeacht het scenario17. Voor de periode tot eind 2020 zou er alleen in het TM-scenario nog hard aanbod toegevoegd hoeven te worden, zij het beperkt tot enkele tientallen hectares. Zoals het er nu naar uitziet, zal de planvorming die nu nog in studie is amper tot uitvoering gebracht hoeven te worden.
15
In dit scenario zal er na 2020 nog wel een kleine 60 ha (te weten: 700 – 642) aan harde voorraad worden toegevoegd (zie tabel 4). 16 Zie Bijlage 1: Definities en verantwoording, Schattingen, blz. 35 17 Zelfs indien zou worden uitgegaan van een irrealistisch geachte hoge uitgifte op basis van historische extrapolatie, dan zou de voorraad in de A7-zone nog voldoende kunnen zijn voor de streekplanperiode (tussen 1997 en 2006 is 344 ha uitgegeven; zie ook tabel 1)
15
Notitie behoefteraming bedrijventerreinen (concept)
Driekwart van het harde uitgeefbare aanbod is nu geconcentreerd rond de kernen Heerenveen18 en Drachten19; hiervan nemen met name het IBF te Heerenveen en het Bedrijvenpark Azeven Noord bij Drachten tezamen een groot deel voor hun rekening. Figuur 4:
Verwachte vraag conform TM- en SE-scenario in relatie tot hard en zacht planaanbod in de A-7-zone, in ha
800
700
600 326 500
+TM SE
400
Planvorm ing in studie 21
Concre te Planvorm ing 131
300
Uitgeefbaar in 2007
93
200 341
242
100
173
0 A7-zone
Vraag tot eind 2016
Vraag tot e ind 2020
Rond Heerenveen is ook het grootste deel (165 ha) van het zachte planaanbod geconcentreerd. Het betreft hier o.m. de planvorming rond het klaverblad, maar ook de planvorming bij Heerenveen op het grondgebied van Skarsterlân. Overige zachte plannen zijn er bij de kernen Joure (55 ha), Sneek (ca. 60 ha) en Drachten (55 ha) en daarnaast nog enkele van beperktere omvang in Gorredijk, Ureterp en St. Nicolaasga. Zoals zichtbaar in de grafiek, bestaat het zachte planaanbod voornamelijk uit voornemens die nog in studie zijn. Voor 21 ha (waarvan ongeveer 15 ha in Sneek, 4 ha in Gorredijk en 2 ha in Ureterp) is de planvorming in een wat concretere fase beland. Uitgaande van gelijkblijvende aandelen in de totale uitgifte, lijkt het er op dat er voor de hele periode tot eind 2020 ook in het hoge scenario bij de kernen Heerenveen en Drachten nu al voldoende hard aanbod aanwezig is; kwantitatief gezien lijken de zachte plannen daar in principe niet verder tot ontwikkeling hoeven te worden gebracht. Mogelijk dat de 60 ha aan zachte plannen die beide gemeenten gezamenlijk hebben voor het specifieke segment gemengd-plus (terreinen voor zware c.q. natte bedrijvigheid), hierop een uitzondering kunnen zijn, maar dan lijkt, gelet op de relatief geringe vraag naar dit segment, een gefaseerde en een op elkaar afgestemde aanpak voor de hand te liggen. Exclusief de terreinen bij Heerenveen (die al meegerekend zijn bij die kern), is de harde voorraad in Skarsterlân geconcentreerd bij Joure (De Ekers en Woudfennen). Die voorraad lijkt te voldoen voor de streekplanperiode; daarna is mogelijk alleen in het TM-scenario behoefte aan enig extra hard aanbod. Voor Sneek ziet het er naar uit dat bovenop het nu aanwezige harde aanbod (Hemmen, fase 1 en 2) in beide scenario’s al in de streekplanperiode additioneel hard aanbod nodig zal zijn, zij het zeer beperkt in het laagste scenario. Voor de periode tot 2020 lijkt additioneel aanbod zeker gewenst.
18 19
Zie Bijlage 1: Definities en verantwoording, Toerekeningen, blz. 38 Zie Bijlage 1: Definities en verantwoording, Toerekeningen, blz. 38
16
Notitie behoefteraming bedrijventerreinen (concept)
Voor de gemeente Opsterland is het terrein A7-zuid al meegerekend bij Drachten. Daarnaast is er in Opsterland alleen in Gorredijk uitgeefbaar terrein aanwezig. Voor de streekplanperiode lijkt dat voldoende te zijn in het lage scenario. De nu bekende concrete planvorming in de gemeente zou in kwantitatieve zin redelijk goed kunnen sporen bij de vraag in het hoge scenario voor die periode. Tot eind 2020 en dan alleen in het TM-scenario, is er mogelijk beperkte behoefte aan meer hard aanbod. De Westergo-zone In de Westergo-zone lijkt het nu aanwezige harde aanbod voor de streekplanperiode in het lage scenario in kwantitatieve zin redelijk goed aan te sluiten op de verwachte vraag. In het hoge scenario zou al in de streekplanperiode additioneel hard aanbod noodzakelijk kunnen zijn. Voor de periode tot eind 2020 lijkt zonder meer toevoeging van hard aanbod nodig om in de berekende vraag te voorzien. Er lijkt daarvoor voldoende zachte planvorming in studie te zijn (Figuur 5). Echter, in de Westergo-zone moet rekening worden gehouden met het aanwezige zeehaventerrein; een werklocatie voor een heel specifieke doelgroep. Van het huidige harde aanbod van ruim 100 ha in de Westergo-zone, is ongeveer een kwart deel zeehaventerrein. Dat houdt in dat het huidige harde aanbod voor niet specifiek zeehavengebonden bedrijvigheid circa 75 ha bedraagt. Daarvan is 15 ha gelegen in Franeker (Kie), 14 ha in Harlingen (Oostpoort 1 en 2) en bijna 45 ha in Leeuwarden (m.n. Business Park en Newtonweg IV). Voor de komende streekplanperiode lijkt dat harde aanbod voor het nietzeehavengebonden segment mogelijk ontoereikend te zijn voor de te verwachten vraag in beide onderscheiden scenario’s (Figuur 6). Een deel van de zachte plannen zou dus in de streekplanperiode kunnen worden uitgewerkt tot hard aanbod. En dat geldt dus eveneens voor de periode tot aan eind 2020. Voor deze periode lijken in het TM-scenario nog onvoldoende zachte plannen in studie dan wel in voorbereiding te zijn. Figuur 5:
Verwachte vraag conform TM- en SE-scenario in relatie tot hard en zacht planaanbod in de Westergo-zone, in ha (inclusief zeehaven)
300
250
200 155
80
+TM SE
150
Planvorm ing in studie 57
100
Concre te Planvorm ing Uitgeefbaar in 2007
8 148
50
103
106
We ste rgo-zone
Vraag tot eind 2016
0 Vraag tot e ind 2020
17
Notitie behoefteraming bedrijventerreinen (concept)
Figuur 6:
Verwachte vraag conform TM- en SE-scenario in relatie tot hard en zacht planaanbod in de Westergo-zone, in ha (exclusief zeehaven)
250
200 72 +TM
150
SE
105
Planvorm ing in studie
52
Concre te Planvorm ing 100
Uitgeefbaar in 2007 8 134
50
96 77
0 We ste rgo-zone
Vraag tot eind 2016
Vraag tot eind 2020
Van de in totaal 163 ha aan zacht planaanbod, is 50 ha in studie als mogelijke uitbreiding van het zeehaventerrein. Het overige deel van het zachte aanbod is gepland in Leeuwarden (ca. 50 ha), Harlingen (25 ha), Franeker (25 ha) en in de gemeente Menaldumadeel (13 ha). Voor wat betreft het zeehaventerrein, zijn gelet op het specifieke segment dat hier wordt bediend, moeilijk voorspellingen te doen. Volgens een schatting op basis van de hier gehanteerde berekeningsmethodiek ziet het er naar uit dat het huidige aanbod (bijna 26 ha) nog toereikend is voor de streekplanperiode (voor beide scenario’s) en tot eind 2020 in het lage scenario. In het hoge scenario zou er tot eind 2020 van enig tekort sprake kunnen zijn20. Bezien we alleen het niet-zeehaven gebonden deel, en uitgaande van gelijkblijvende aandelen in de totale uitgifte, dan lijkt het er op dat Harlingen al in de streekplanperiode een deel van het zachte planaanbod in harde plannen zou moeten omzetten. In beperkte mate in het lage scenario; wat meer in het hoge scenario. In dit hoge scenario ziet het er naar uit dat vrijwel alle zachte plannen realiteit tot uitvoering moeten worden gebracht. In Franeker laat het zich aanzien dat het tot ontwikkeling brengen van de zachte plannen pas na 2016 nodig zal zijn en dan alleen in het TM-scenario. Leeuwarden lijkt meer hard aanbod in beide scenario’s nodig te hebben, zowel voor de streekplanperiode, als voor de periode tot eind 2020. En voor laatstgenoemde periode is, in het geval het hoge scenario werkelijkheid wordt, mogelijk onvoldoende zacht planaanbod in voorbereiding dan wel in studie. In Menaldumadeel is er 7ha aan concrete planvorming, waarvan 5 ha voor de bedrijfsconcentratiekern Dronrijp, hetgeen kwantitatief gezien zou sporen met de voor deze gemeente berekende vraag in het lage scenario voor de streekplanperiode en wellicht ook tot eind 2020. Alleen in het hoge scenario zou voor beide periodes nog beperkte behoefte aan extra hard aanbod kunnen zijn. Er is planvorming in studie (6 ha) dat daarin zou kunnen voorzien.
20
Het betreft hier een globale schatting o.b.v. het aandeel van de uitgifte van zeehaventerrein in de totale bedrijventerreinuitgifte in Harlingen over de laatste 5 jaar (dat aandeel bedroeg ca. 55%). N.B.: De BLM raamt voor de periode tot 2020 in geen van de scenario’s behoefte aan additioneel zeehaven terrein.
18
Notitie behoefteraming bedrijventerreinen (concept)
Overig Fryslân De vraag naar bedrijventerreinen buiten de twee economische kernzones zal in de streekplanperiode variëren van in totaal ca. 160 tot 240 ha, afhankelijk van het scenario. Er ligt bijna 200 ha uitgeefbaar terrein. Figuur 7:
Verwachte vraag conform TM- en SE-scenario in relatie tot hard en zacht planaanbod in Overig Fryslân, in ha
400
350 49 300 119 250
104
+TM SE
200
Planvorming in studie
85
Concrete Planvorming Uitgeefbaar in 2007
150
100
220
197 157
50
0 Overig Fryslân
Vraag tot eind 2016
Vraag tot eind 2020
Voor de periode tot eind 2020 lijkt er in ieder geval hard planaanbod bij te moeten komen. Figuur 7 toont aan dat daarvoor op het niveau van heel Overig Fryslân planvorming aanwezig is. Maar het is van belang om te bezien wáár die harde en zachte voorraad aanwezig is en wáár de geraamde vraag zich zal voordoen. In de volgende paragrafen zal hierop nader worden ingezoomd, bij de beschrijving van de 5 gebieden, zoals die in het Streekplan Fryslân 2007 worden onderscheiden.
3.6.
Vraag en aanbod uitgesplitst naar gebieden
Net zoals dat voor de economische kernzones is gebeurd, is ook voor de in het streekplan onderscheiden gebieden uitgegaan van hun respectievelijke aandeel in de gemiddelde jaarlijkse uitgifte over de afgelopen 10 jaar. Dit is vervolgens gerelateerd aan de te verwachten jaarlijkse uitgiften per jaar volgens de twee scenario’s. Hiermee wordt de te verwachten toekomstige gemiddelde uitgiften per jaar voor de zones en gebieden geschat en deze schatting is weer afgezet tegen de aanwezige harde voorraad uitgeefbaar terrein en het zachte planaanbod in die zones en gebieden. Hetzelfde is gebeurd voor de gemeenten binnen de betrokken gebieden21. Een algemene opmerking is hier op zijn plaats. Hieronder wordt per gebied en daarbinnen per gemeente vraag en aanbod tegenover elkaar gezet. De onzekerheid van de BLM prognoses voor wat betreft de te verwachten vraag nemen op dit niveau toe. Het taalgebruik is daarop doelbewust aangepast. Voor een gedetailleerd overzicht van het harde en zachte planaanbod per gemeente, wordt verwezen naar respectievelijk bijlage 1 en bijlage 2. In bijlage 3 zijn de grafieken van de individuele gemeenten opgenomen.
21
Zie Bijlage 1: Definities en verantwoording, Schattingen, blz. 35
19
Notitie behoefteraming bedrijventerreinen (concept)
Midden-Fryslân In Midden-Fryslân lijkt het huidige harde aanbod niet groot genoeg om tot aan het eind van de streekplanperiode aan de verwachte vraag te kunnen voldoen. In zowel het SE- als het TM-scenario moet er mogelijkerwijs hard aanbod bij (Figuur 8). Figuur 8:
Verwachte vraag conform TM- en SE-scenario in relatie tot hard en zacht planaanbod in Midden-Fryslân, in ha
250
200 76 150
56
+TM SE 54
Planvorming in studie Concrete Planvorming
100
57
Uitgeefbaar in 2007 141 101
50 72
0 Midden-Fryslân
Vraag tot eind 2016
Vraag tot eind 2020
De zachte plannen (totaal 113 ha) die in Midden-Fryslân in dat harde aanbod zouden moeten voorzien, bevinden zich voor circa de helft al in een concrete fase waarin gewerkt wordt richting een bestemmingsplan; de overige helft is nog in studie. Alleen is dat zachte aanbod niet overal daar aanwezig, waar de te verwachten vraag zich vermoedelijk zal voordoen. Leeuwarden Leeuwarden heeft op dit moment 44 ha hard aanbod (m.n. Newton IV en Business Park), waarvan de ongeveer 27 ha van Newton IV nog uitgeefbaar gemaakt moet worden. Voor de streekplanperiode lijkt dit in beide scenario’s niet toereikend. Het zachte planaanbod van Leeuwarden (Businesspark-5 en Zwettepark Noord) zou daarin voor die periode wel kunnen voorzien. Dat zou ook, indien het lage scenario werkelijkheid wordt, ook tot eind 2020 toereikend kunnen zijn. In het geval van het TM-scenario, zou voor de periode tot eind 2020 nog additioneel hard planaanbod nodig kunnen zijn. Hiervoor is echter nog geen planvorming in ontwikkeling of studie. Tytsjerksteradiel In Tytsjerksteradiel is er, naast het harde aanbod van 6 ha, in totaal voor 43 ha aan zachte plannen, die volgens de opgave van de gemeente in de fase van concrete planvoorbereiding zitten. Quatrebras (22 ha) vormt hiervan het merendeel, de overige plannen betreffen Burgum West (6 ha), Burgum Zuidwest (12 ha) en nog 3 ha in de Trynwâlden. De verdere uitwerking van de plannen vormen onderdeel van de gemaakte afspraken tussen de provincie en de gemeente over de gebiedsontwikkeling rond de Centrale As. Menaldumadeel In Menaldumadeel is 1 ha harde voorraad aanwezig en 7 ha als concrete planvorming in voorbereiding (5 ha in Dronrijp en 2 ha in Menaldum). Tezamen zou dit in het SE-scenario toereikend kunnen zijn in de streekplanperiode, maar mogelijk nog net niet voor de periode tot eind 2020. In het TM-scenario lijkt er voor beide periodes behoefte aan nog wat additioneel hard planaanbod. De ca. 6 ha aan additionele zachte plannen die voor Dronrijp
20
Notitie behoefteraming bedrijventerreinen (concept)
als bedrijfsconcentratiekern in studie zijn, zouden daarin kwantitatief gesproken kunnen voorzien. Littenseradiel en Leeuwarderadeel De gemeenten Littenseradiel en Leeuwarderadeel lijken voor de streekplanperiode mogelijk voldoende hard planaanbod (respectievelijk 4 ha en 7 ha) te hebben om in het SE-scenario aan de te verwachten vraag te voldoen. En misschien ook wel in het TM-scenario voor deze periode, omdat in dit scenario de berekende additionele vraag zich beperkt tot enkele hectares. En voor de periode tot eind 2020 zou ook alleen in het TM-scenario enkele hectares hard planaanbod toegevoegd hoeven te worden. Boarnsterhim In Boarnsterhim is het harde planaanbod (11 ha) vooral in Grou geconcentreerd. Als het zachte planaanbod (UTD-terrein te Akkrum) ook uitgeefbaar wordt, dan zou dit mogelijk voor de streekplanperiode in het SE-scenario voldoende kunnen zijn. In het TM-scenario mag rekening worden gehouden met additioneel hard planbod. En dat geldt ook voor de periode daarna, tot eind 2020. Noordoost-Fryslân Het harde planaanbod in Noordoost-Fryslân beslaat in totaal 54 ha (Figuur 9). Maar voor bijna de helft (25 ha) bestaat dit uit de natte terreinen bij Kootstertille en hiervan is weer ongeveer de helft niet-terstond uitgeefbaar. De gemeenten Achtkarspelen en Tytsjerksteradiel bestuderen op dit moment alternatieven van de bereikbaarheid van het aanpalende natte terrein bij Skûlenboarch; in dat licht is ook extra nat terrein (12 ha) ten westen van Kootstertille als planvorming in studie. Figuur 9:
Verwachte vraag conform TM- en SE-scenario in relatie tot hard en zacht planaanbod in Noordoost-Fryslân, in ha (inclusief nat terrein)
120
100 17
36
80 +TM SE
26 60
25
Planvorming in studie Concrete Planvorming Uitgeefbaar in 2007
40 66 54 20
47
0 Noordoost-Fryslân
Vraag tot eind 2016
Vraag tot eind 2020
Exclusief dit specifieke natte segment, beslaat de harde voorraad aan uitgeefbaar terrein in Noordoost-Fryslân dus een kleine 30 ha en omvatten de zachte plannen in totaal ruim 30 ha. En gelet op de te verwachten vraag in Noordoost-Fryslân, lijkt dit harde aanbod in beide scenario’s onvoldoende te zijn, voor zowel de streekplanperiode als daarna (Figuur 10). Van die 30 ha hard aanbod, is circa 11 ha gelegen in de gemeente Achtkarspelen (in de regionale centra Surhuisterveen en Buitenpost); de gemeenten Dongeradeel, Ferwerderadiel en Kollumerland hebben ieder zo’n 6 ha harde voorraad. In Dantumadeel is geen hard aanbod (meer) aanwezig.
21
Notitie behoefteraming bedrijventerreinen (concept)
Figuur 10: Verwachte vraag conform TM- en SE-scenario in relatie tot hard en zacht planaanbod in Noordoost-Fryslân, in ha (exclusief nat terrein) 100 90 80 30
70
+TM
60 5
40
SE 22
50
Planvorm ing in studie Concrete Planvorm ing
26
Uitgeefbaar in 2007
30
57 40
20 29 10 0 Noordoost-Fryslân
Vraag tot eind 2016
Vraag tot eind 2020
Achtkarspelen De harde voorraad in Achtkarspelen, exclusief het natte segment, lijkt voor beide periodes en voor beide scenario’s een tekort te vertonen, al is dat voor de streekplanperiode in het lage scenario erg krap. Voor wat betreft het natte segment, en onder de aanname van een gelijkblijvend aandeel in de totale uitgifte in Achtkarspelen, lijkt de voorraad nat terrein ruim voldoende tot eind 2020, maar bedacht moet worden dat ook een deel van het natte terrein moeilijk uitgeefbaar is22. Dantumadeel In Dantumadeel is voor de bedrijfsconcentratiekern Veenwouden 12 ha (uitbreiding De Zwette) en voor Zwaagwesteinde 3 ha concrete planvorming in voorbereiding. Dat zou meer dan voldoende kunnen zijn voor de vraag in de streekplanperiode; zelfs de berekende vraag tot eind 2020 in het hoogste scenario zou hiermee iets overschreden worden. Dongeradeel Uitgaande van een gelijkblijvend aandeel van Dongeradeel in de totale Friese uitgifte van bedrijventerreinen, ziet het er naar uit dat er bovenop het huidige harde aanbod van 6 ha (dat vrijwel geheel in Dokkum is gesitueerd) nog additioneel hard aanbod bij moeten komen voor de komende streekplanperiode in beide scenario’s. Er is binnen de gemeente wel sprake van planvorming, maar niet in de regiostad Dokkum. De 9 ha aan zachte plannen in de gemeente hebben alle betrekking op kleinere kernen buiten Dokkum. Op het niveau van de gemeente is het nog de vraag of dit in het SE-scenario voor de streekplanperiode voldoende is; in het TM-scenario en zeker ook voor de periode tot eind 2020 ziet het er naar uit dat de gemeente extra hard aanbod nodig zal hebben. Ferwerderadiel De harde voorraad in Ferwerderadiel bevindt zich in de bedrijfsconcentratiekern Marrum (ca. 2,5 ha) en Burdaard (bijna 3 ha) en zou, gelet op de berekende vraag voor de gemeente toereikend moeten zijn tot eind 2020 in beide onderscheiden scenario’s.
22
70% (25 ha) van de voorraad uitgeefbaar terrein in Achtkarspelen is nat terrein; dit segment maakte de afgelopen 10 jaar voor ca. 30% deel uit van de totale uitgifte in Achtkarspelen.
22
Notitie behoefteraming bedrijventerreinen (concept)
Kollumerland Voor Kollumerland zou het nu aanwezige hard aanbod voor de streekplanperiode voldoende kunnen zijn, ongeacht het scenario. Voor de periode daarna, tot eind 2020, lijkt slechts weinig additioneel hard aanbod nodig. De concrete planvorming die nu in voorbereiding is (4 ha in Kollum en 2,5 ha in Kollumerzwaag) is mogelijk enigszins ruim. Zuidoost-Fryslân Zuidoost-Fryslân zou met de nu aanwezige harde voorraad terreinen gedurende de streekplanperiode en tot eind 2020 de vraag kunnen bedienen. Dat geldt voor beide scenario’s van de te verwachten vraag (Figuur 11). Ruim 80% van het harde aanbod is te vinden bij de kernen Drachten (130 ha)23 en Heerenveen (147 ha)24. Het resterende deel bevindt zich in Ooststellingwerf (23 ha, waarvan ruim 16 ha in Oosterwolde en ruim 5 ha bij Donkerbroek), Opsterland (13 ha, in Gorredijk) en Weststellingwerf (26 ha, waarvan 25 ha in Wolvega en 1 ha bij Noordwolde). Figuur 11: Verwachte vraag conform TM- en SE-scenario in relatie tot hard en zacht planaanbod in Zuidoost-Fryslân, in ha 700
600
500
235 +TM
400
SE 29
Planvorming in studie Concrete Planvorming
300 113 200 338
Uitgeefbaar in 2007
81
210
100 150 0 Zuidoost-Fryslân
Vraag tot eind 2016
Vraag tot eind 2020
Heerenveen Heerenveen lijkt met de daar aanwezige harde uitgeefbare voorraad voldoende te hebben voor zowel de streekplanperiode als voor de periode daarna, tot eind 2020. Dat gaat op voor beide scenario’s. Omdat in beide scenario’s na 2020 er per saldo nauwelijks of geen netto toevoegingen meer worden voorzien, zou dat betekenen dat er vraagtekens moeten worden gezet bij de nu nog in studie verkerende planvorming (165 ha). Het betreft hier o.m. de planvorming rond het klaverblad, maar ook de planvorming bij Heerenveen op het grondgebied van Skarsterlân. Misschien zou de 35 ha aan zachte plannen voor het specifieke segment gemengd-plus (terreinen voor zware c.q. natte bedrijvigheid), hierop een uitzondering kunnen zijn, maar dan lijkt, gelet op de relatief geringe vraag naar dit segment, een gefaseerde en een met Smallingerland afgestemde aanpak voor de hand te liggen (zie ook hieronder bij Smallingerland).
23 24
Zie Bijlage 1: Definities en verantwoording, Toerekeningen, blz. 38 Zie Bijlage 1: Definities en verantwoording, Toerekeningen, blz. 38
23
Notitie behoefteraming bedrijventerreinen (concept)
Smallingerland Voor Smallingerland geldt voor wat betreft de harde voorraad hetzelfde als voor Heerenveen; die zou in principe voldoende moeten zijn tot eind 2020, ook in het geval van het hoogste scenario wordt uitgegaan. Kwantitatief gezien zouden de nu nog als zacht bekend staande planvorming (30 ha Noorderhogeweg en 25 ha De Haven Noord) derhalve niet nodig te zijn. In kwalitatieve zin zou voor wat betreft dit laatstgenoemde terrein, dat voor het specifieke segment gemengd-plus is bedoeld, misschien nog wel ruimte zijn, maar dan gefaseerd en afgestemd met verwante ontwikkelingen nabij Heerenveen. Ooststellingwerf De harde voorraad in Ooststellingwerf zou voldoende moeten zijn om in beide scenario’s in ieder geval gedurende de streekplanperiode aan de vraag te kunnen voldoen; mogelijk zelfs ook nog voor de periode tot eind 2020. Zachte planvorming is er nauwelijks, op een klein plan (2 ha) in Oosterwolde na. Opsterland In Opsterland is de harde voorraad (voor zover het niet gaat om de terreinen die bij de kern Drachten zijn gelegen) net zo groot als de berekende vraag in het SE-scenario voor de streekplanperiode. De zachte plannen, waarvoor al concrete werkzaamheden in gang zijn gezet, sluiten qua hoeveelheid aan bij het TM-scenario voor dezelfde periode. Maar voor de periode daarna lijkt in het hoogste scenario extra hard aanbod nodig te zijn, zij het in beperkte mate. Hiervoor zijn nu nog geen plannen in studie. Weststellingwerf In Weststellingwerf zou het harde aanbod (26 ha) in principe voldoende moeten zijn om de berekende vraag te kunnen bedienen, voor beide onderscheiden periodes en voor beide scenario’s. Van de zachte plannen (uitbreiding Schipsloot) verkeert 20 ha al in de fase van concrete planvorming en is in het kader van de aanleg van de rondweg al bestuurlijk gecommitteerd. Maar in principe zou dit volgens de berekeningen over de uiteindelijke behoefte heen kunnen rijken. Zuidwest-Fryslân In Zuidwest-Fryslân ligt 102 ha terstond en niet-terstond uitgeefbaar bedrijventerrein; dit is voor een groot deel geconcentreerd bij Sneek (20 ha), Joure (32 ha) en Lemmer (37 ha). De harde voorraad in Zuidwest-Fryslân zou in het SE-scenario voldoende kunnen zijn om aan de vraag in de streekplanperiode te voldoen. In het TM-scenario zou er, zo het zich laat aanzien, hard planaanbod bij moeten komen, net zoals dat het geval lijkt voor de vraag tot eind 2020 (Figuur 12). Sneek De harde voorraad in Sneek betreft met name De Hemmen (fase 1 en 2). Het lijkt er op dat deze voorraad niet toereikend zal zijn om in de streekplanperiode in beide scenario’s aan de vraag te kunnen voldoen. Voor de periode tot 2020 lijkt additioneel hard aanbod zeker gewenst; in het hoge scenario wordt dat voor die periode geraamd op ca. 30 ha. Dat zou kunnen betekenen dat ongeveer de helft van de ca. 60 ha aan zachte plannen –waarvan 15 ha als zachte concrete planvorming in voorbereiding is (’t Ges-2 en De Woudvaart) en 45 ha in studie (De Hemmen fase 3)– tot ontwikkeling hoeft te worden gebracht. Skarsterlân Het harde planaanbod in Skarsterlân, voor zover niet nabij Heerenveen gelegen, is geconcentreerd bij Joure (Woudfennen en De Ekers) en zou in principe voldoende kunnen zijn voor de streekplanperiode, in beide onderscheiden scenario’s. Voor de periode tot eind 2020 lijkt in het hoge scenario in deze gemeente nog wel additioneel hard aanbod te verwachten (ca 15 ha), echter wel beduidend lager dan de omvang van hetgeen nu aan zachte plannen in studie is (in totaal ruim 60 ha, waarvan het merendeel betrekking heeft op uitbreiding van de hiervoor genoemde terreinen en 8 ha voor de uitbreiding van Slotmolen te St. Nicolaasga).
24
Notitie behoefteraming bedrijventerreinen (concept) Figuur 12: Verwachte vraag conform TM- en SE-scenario in relatie tot hard en zacht planaanbod in Zuidwest-Fryslân, in ha 300
250
200 +TM
118
SE Planvorming in studie
150 58
Uitgeefbaar in 2007
19 100
50
Concrete Planvorming
41
107
102 76
0 Zuidwest-Fryslân
Vraag tot eind 2016
Vraag tot eind 2020
Lemsterland In Lemsterland is alleen in Lemmer hard aanbod aanwezig; 34 ha ervan betreft het terrein Lemsterhoek en is niet-terstond uitgeefbaar. En die situatie bestaat al geruime tijd. Het verklaart deels waarom er bij dit regionale centrum, gelegen langs een hoofdtransportas, naar verhouding weinig terrein uitgegeven is. Omdat het uitgifteaandeel in de hier gevolgde berekeningen bepalend is, zou de geschatte toekomstige vraag wel eens te laag kunnen zijn. Desondanks lijkt er toch, zeker ook in het licht van de 10 hectares extra aan zachte plannen (Lemsterpark, fase 2), sprake te zijn van een (ruime) overcapaciteit in Lemmer. Wymbritseradiel In Wymbritseradiel ligt de harde voorraad aan bedrijventerrein met name in de bedrijfsconcentratiekern Heeg (ruim 5 ha). Daarnaast bestaat er een zacht plan in studie voor Liuwe Daem in Gaastmeer (2 ha). De uitgifte van terreinen is in deze gemeente de laatste jaren naar verhouding omvangrijk geweest. Dit hangt samen met het feit dat er zich relatief veel op specifiek de watersport gerichte, ruimte vragende bedrijvigheid heeft gevestigd (m.n. in Heeg en Woudsend). Dat verklaart, gelet op de aannames die aan de berekeningen ten grondslag liggen, waarom binnen de onderscheiden scenario’s in deze gemeente naar verhouding veel vraag wordt voorzien. En waarvoor het harde aanbod tezamen met het zachte planaanbod ontoereikend lijken te zijn. Nijefurd In de gemeente Nijefurd is hard aanbod aanwezig dat zou kunnen voorzien in de vraag gedurende de streekplanperiode volgens het lage scenario. Met de planvorming die nu in een concrete fase verkeert (4 ha te Workum), zou ook de vraag naar terreinen in het TMscenario kunnen worden bediend. Het lijkt er op dat er eventueel in dat scenario voor de periode tot eind 2020 nog een zeer geringe hoeveelheid additioneel hard aanbod beschikbaar moet komen. Gaasterlân-Sleat In Gaasterlân-Sleat is het harde aanbod van 3 ha ongeveer gelijkmatig verdeeld over de kernen Balk en Bakhuizen. De gemeente geeft op nog geen planvorming in voorbereiding te hebben, terwijl gezien de te toekomstige vraag wel enige, zij het geringe, toevoegingen van hard aanbod verwacht kunnen worden.
25
Notitie behoefteraming bedrijventerreinen (concept)
Noordwest-Fryslân In Noordwest-Fryslân is in totaal 76 ha hard aanbod van bedrijventerrein aanwezig. Dit lijkt toereikend voor de vraag in het laagste scenario gedurende de streekplanperiode (Figuur 13). Echter, ongeveer eenderde deel van het harde aanbod is zeehaventerrein bij Harlingen. En zoals al is gezegd in de paragraaf over de Westergo-zone, lijkt dit aanbod aan zeehaventerrein voldoende voor de streekplanperiode; in de periode daarna zou in het hoge scenario van enig tekort sprake kunnen zijn25. Figuur 13: Verwachte vraag conform TM- en SE-scenario in relatie tot hard en zacht planaanbod in Noordwest-Fryslân, in ha (inclusief zeehaven) 200 180 160 140 104 +TM
120 46 100
SE Planvorm ing in s tudie Concre te Planvorm ing
80
3
33
Uitge efbaar in 2007
60 40
86
76 61
20 0 Noordw es t-Fryslân
Vraag tot e ind 2016
Vraag tot e ind 2020
Indien dit specifiek op één doelgroep gericht deel buiten beschouwing wordt gelaten, dan resteert er 50 ha voor bedrijven die niet-zeehaven gebonden zijn. Dit zou in principe voldoende kunnen zijn voor de vraag van dit segment in het SE-scenario voor de streekplanperiode. In het TM-scenario zou er in die periode extra hard aanbod moeten worden ontwikkeld (Figuur 14). De zachte plannen in dit gebied (107 ha) verkeren nagenoeg alle in de fase van studie. Hiervan heeft 50 ha betrekking op de eventuele uitbreiding van de zeehaven. Het resterende deel (57 ha) zou dus voor de streekplanperiode alleen in het TM-scenario deels te hoeven worden uitgewerkt tot hard aanbod. Voor de periode tot eind 2020 lijkt in beide scenario’s additioneel hard aanbod voor niet-zeehaven gebonden terrein gewenst. Exclusief de zeehaven, is de 50 ha uitgeefbaar terrein voornamelijk geconcentreerd in Bolsward (13 ha), Franeker (17 ha), Harlingen (15 ha) en in St. Annaparochie (4 ha). Van de 57 ha aan zacht planaanbod, is 54 nog in studie. Het gaat hier om zachte plannen in Franeker (Kie fase 2, 25 ha), Harlingen (Oostpoort III, 25 ha) en in Wûnseradiel (4 ha). Het Bildt heeft voornemens om een terrein in Minnertsga met 3 ha uit te breiden. Bolsward Voor Bolsward zou het harde planaanbod voor de streekplanperiode in het lage scenario voldoende moeten zijn; mogelijk moet in het TM-scenario beperkt hard planaanbod worden toegevoegd. Voor de wat langere termijn (tot eind 2020) lijkt extra hard aanbod in beide scenario’s nodig te zijn; we praten dan in het hoogste scenario over een orde van grootte van nog geen 10 ha. 25
Zie ook de voetnoot 20 op pagina 15
26
Notitie behoefteraming bedrijventerreinen (concept)
Figuur 14: Verwachte vraag conform TM- en SE-scenario in relatie tot hard en zacht planaanbod in Noordwest-Fryslân, in ha (exclusief zeehaven) 120
100 38 80
54 +TM SE
27 60
Planvorm ing in s tudie Concre te Planvorm ing
3
Uitge efbaar in 2007 40 71 50
50
Noordw es t-Fryslân
Vraag tot e ind 2016
20
0 Vraag tot e ind 2020
Franekeradeel Franekeradeel lijkt voor de streekplanperiode in beide scenario’s voldoende te hebben. Voor de periode tot eind 2020 zal mogelijk alleen in het TM-scenario zacht aanbod in hard planaanbod moeten worden omgezet. Het gaat hier echter om geringe aantallen hectares. De zachte plannen voor uitbreiding van Kie (25 ha) lijken daarom in kwantitatieve zin wat ruim bemeten. Dat zou wat minder het geval kunnen zijn indien hiermee (een deel van) de vraag uit aangrenzende gemeenten zou kunnen worden bediend. Harlingen Het ziet er naar uit dat Harlingen voor bedrijven die niet-zeehaven gebonden zijn te weinig hard aanbod in huis heeft. Dat geldt voor beide onderscheiden periodes in beide scenario’s. De 25 ha aan planvorming (excl. de uitbreiding van de zeehaven) die nu nog in studie is, zou in de streekplanperiode voor een deel geconcretiseerd moeten worden in hard aanbod. Dit gaat ook op voor de periode tot eind 2020 in het lage scenario; in het hoge scenario lijkt vermoedelijk al het zachte aanbod hard gemaakt te moeten worden. Het Bildt In Het Bildt lijkt het harde aanbod niet voldoende, gelet op de ramingen van de vraag voor de streekplanperiode, dan wel voor de periode tot eind 2020. Het lijkt er op dat er, naast het huidige (zachte) uitbreidingsplan, tot eind 2020 nog wat extra hard aanbod nodig zal zijn; in het hoogste scenario zal dat in de orde van grootte liggen van ongeveer 10 ha. Wûnseradiel Ook voor Wûnseradiel kan de conclusie worden getrokken dat de ramingen van de vraag hoger liggen dan het (amper) aanwezige harde aanbod. Vermoedelijk kan realisering van de zachte planvorming (3 ha in Makkum en 1 ha in Witmarsum) voor voldoende hard aanbod zorgen voor de streekplanperiode in het lage scenario. In het TM-scenario lijkt in beperkte mate additioneel aanbod nodig te zijn. Dit geldt ook voor de periode daarna in beide scenario’s. Maar ook dan gaat het om geringe aantallen.
27
Notitie behoefteraming bedrijventerreinen (concept)
28
Notitie behoefteraming bedrijventerreinen (concept)
4. Mogelijkheden ruimtewinst en efficiënt ruimtegebruik Er wordt nogal eens gesuggereerd dat herstructurering op bestaande bedrijventerreinen een belangrijk instrument is om ruimtewinst te boeken, zodat daarmee de noodzaak van nieuwe terreinen zal doen afnemen. Uit het verleden is ons gebleken dat dit in de praktijk tot nu toe nogal tegenvalt. De verschillende revitalisering- en herstructureringsprojecten die in Fryslân in het recente verleden zijn uitgevoerd, leren ons dat de ruimtewinst amper boven de 5% uitkomt (een uitzondering daargelaten). Recentelijk is door het Ruimtelijk Planbureau een schatting gegeven van 6-11%, indien naast herstructurering ook van intensivering sprake is26. In de aanloop van deze notitie is op grond van een vergelijk van de IBIS-gegevens en luchtfoto’s van de grotere bedrijventerreinen eenzelfde indruk achtergebleven. Daaruit bleek namelijk dat er relatief zeer weinig speling zit tussen enerzijds hetgeen gemeenten hebben opgegeven als ‘uitgeefbaar terrein’ en anderzijds wat op de luchtfoto’s als lege plekken werden weergegeven. In één van de gevallen waar de grootste speling werd gemeten, is ter plekke geïnventariseerd (Hemrik). Dan blijkt die speling ongeveer 8 ha te bedragen, oftewel 5%. Omdat het best mogelijk is dat een deel van die 8 ha al is gereserveerd voor toekomstige uitbreiding, moet die gemeten 5% als maximum worden betiteld. Lijkt op dit moment ruimtewinst door herstructurering nog enigszins marginaal, in het licht van de toekomstige krimp zal herstructurering echter wel een belangrijke betekenis krijgen. Immers, volgens de berekeningen van de BLM in de twee onderscheiden scenario’s, zijn na 2020 geen netto toevoegingen meer noodzakelijk. Dat betekent dat, indien nieuwe bedrijfslocaties worden ingenomen, er oude locaties zullen worden achtergelaten. De ontwikkeling van nieuwe bedrijventerrein zal vanaf 2020 dus gepaard gaan met een herstructureringsopgave elders. Dit roept dan onder meer de vraag op welke functies in de achtergelaten (en te herstructureren) locaties een plaats moeten krijgen (en bij krimp zal het steeds moeilijker worden om die functies te vinden). De vraag doet zich dan ook voor hoe een en ander gefinancierd moet worden. Tot nu toe kunnen uitleglocaties voor werken (en wonen) geld opleveren, waaruit ook andere doelen gefinancierd kunnen worden (infrastructuur, groen en blauw in de omgeving). Of dit bij krimp ook kan, is nog de vraag (kan de intrinsieke economische groei dit alleen opvangen?). In het kader van deze notitie worden daarop geen antwoorden gegeven. Wel is duidelijk dat bij de planning voor nieuwe bedrijventerreinen niet zonder meer de lijn uit het verleden kan worden doorgetrokken. Ter vermijding van dreigende overcapaciteit en grotere aantallen (dure) herstructureringslocaties, is herbezinning op zijn plaats. In dit kader zijn recent afspraken op hoofdlijnen gemaakt tussen het kabinet en de koepelorganisaties VNG en IPO, naar aanleiding van de rijksbeleidsintenties die zijn verwoord in de “Agenda 2008–2009 herijking aanpak bedrijventerreinen”, met als doel om duurzaam en efficiënt om te gaan met de beschikbare ruimte. Centraal in die afspraken staan: een betere en realistischer behoefteplanning, meer regionale afstemming van het bedrijventerreinenbeleid, en het hanteren van de SER-ladder. Voor wat betreft de behoefteraming, werkt het RPB inmiddels aan een verdere optimalisatie van de BLM27. Daarnaast wil het rijk per provincie behoefteramingen opstellen, waarbij het TM-scenario uitgangspunt zal zijn voor het totaal, en deze ramingen zullen na 4 à 5 jaar opnieuw bepaald worden. Voor wat de regionale afstemming ligt de verantwoordelijkheid bij de provincies en gemeenten; zij worden geacht deze rol op zich te nemen met gebruikmaking van de instrumenten van de Wro en grondexploitatiewet.
26
27
Naar een optimaler ruimtegebruik door bedrijventerreinen, een verkenning van enkele beleidsopties, Ruimtelijk Planbureau, 2007. Zie Bijlage 1: Definities en verantwoording, Methodiek BLM, blz. 36
29
Notitie behoefteraming bedrijventerreinen (concept)
Naar de SER-ladder wordt al impliciet verwezen in het Streekplan Fryslân 2007, dat aangeeft dat er eerst ruimte voor bedrijven dient te worden gezocht op reeds bestaande terreinen alvorens tot nieuwe uitleglocaties te besluiten. Concluderend kan worden gesteld dat het zoeken naar beleidsmogelijkheden voor een kwantitatief en kwalitatief doelmatig en duurzaam ruimtegebruik voor bedrijven hoog op de politieke agenda staat. Het Streekplan Fryslân 2007 geeft hier al een (ruimtelijk) kader voor, o.a. ook in de zin van de hiervoor al genoemde SER-ladder. Maar zoals al is aangegeven, zal dit mogelijk niet voldoende zijn om voldoende kwantitatieve ruimtewinst te boeken. Aan de andere kant zorgt de SER-ladder er wel voor dat de zorg om de kwalitatieve aspecten aandacht blijft houden. Fysieke ruimtewinst en kwalitatieve winst (in de zin van meer functiemenging) kan misschien ook worden gevonden door andere locaties binnen het bestaand bebouwd gebied door middel van functieverandering geschikt te maken voor de vraag naar bedrijfsruimte. Voor effecten op de wat langere termijn zal ook het tegengaan van veroudering van bedrijventerreinen winst opleveren, in de zin van minder vraag naar nieuwe uitleglocaties. Het merendeel van de vraag naar bedrijventerreinen komt namelijk vanuit de lokale en/of regionale markt; en een deel daarvan vloeit voort uit de onvrede met de kwaliteit van de huidige locatie. Inzet van parkmanagement bijvoorbeeld, is een instrument dat kan helpen om dat verouderingsproces tegen te gaan, zodat de vraag naar nieuwe locaties afneemt. In deze zin helpt ook herstructurering; niet zozeer vanwege de ruimtewinst ter plekke, als wel door de afnemende vraag naar nieuwe locaties. Zonder twijfel zal kwantitatieve en kwalitatieve winst geboekt kunnen worden door meer regionale samenwerking. Kan uit figuur 2 (blz. 14) al worden afgeleid dat, indien alle planvorming ook tot realisatie wordt gebracht, er een behoorlijk overschot zou kunnen gaan ontstaan. Datzelfde lijkt ook te gebeuren, ongeacht het scenario, indien alleen de gemeenten die nù een tekort lijken te hebben, dit zouden wegwerken door hun zachte plannen (deels) om te zetten in hard planaanbod. Dat zou dan namelijk betekenen dat tot eind 2020 het nu berekende overschot in het lage scenario zou gaan oplopen tot bijna 200 ha; in het hoge scenario zou het nu berekende tekort van bijna 300 ha omslaan in een overschot van zo’n 60 ha. Het is daarom niet verbazend dat het rijk bij de provincies en gemeenten aandringt om meer regionale samenwerking ten behoeve van een doelmatig en efficiënt ruimtegebruik.
30
Notitie behoefteraming bedrijventerreinen (concept)
5. Samenvatting en conclusies Samenvatting Gemiddeld genomen is over de hele meetperiode van IBIS (1990-2006) ca. 80 ha per jaar uitgegeven. Na een piek aan het eind van de vorige eeuw, is de laatste 5 jaren de gemiddelde uitgifte van bedrijventerreinen teruggekomen op het niveau van ca. 60 ha per jaar. Het grootste deel van de uitgifte over de periode 1990-2006 (61%) vond plaats in de twee economische kernzones en eveneens blijkt dat de stedelijke centra 51% van de uitgifte voor hun rekening hebben genomen. De laatste 10 jaar zijn die percentages iets toegenomen, maar niet zodanig dat van een duidelijke trend naar meer bundeling en concentratie sprake is. Van de op 1 januari 2007 gemeten harde voorraad uitgeefbaar bedrijventerrein, is bijna 70% gelegen in de twee economische kernzones. Verdeeld over de kerntypologie uit het streekplan, is 60% van de uitgeefbare voorraad gelegen bij de stedelijke centra, 29% bij de regionale centra, 3% bij de bedrijfsconcentratiekernen en 8% bij de overige plattelandskernen. Een verdeling die redelijk goed spoort met de uitgangspunten van het streekplan. Als alle zachte voornemens voor nieuwe terreinen zouden worden gerealiseerd, dan zou dat op de uiteindelijke verdeling naar kerntypen geen invloed hebben; wel zou het aandeel van de kernzones toenemen (naar 77%). Maar gebleken is dat niet al die zachte plannen tot ontwikkeling hoeven te worden gebracht. Op basis van de Bedrijfslocatiemonitor (BLM) wordt geschat dat de toekomstige bedrijventerreinenuitgifte in Fryslân zich ergens zal bewegen tussen gemiddeld 44 en 67 ha per jaar. Dit zal naar verwachting tot eind 2020 het geval zijn. Daarna worden per saldo nog amper netto toevoegingen van bedrijventerreinen meer verwacht. Voor Fryslân betekent dit dat gedurende de streekplanperiode (2007-2016) de vraag naar additioneel hard aanbod zo’n 440 à 670 ha zal bedragen. Tot aan het omslagpunt van 2020 zal dat circa 610 à 940 ha zijn. Gelet op de huidige harde voorraad (ca. 640 ha), zou er in de streekplanperiode vrijwel geen netto toevoegingen meer nodig zijn. Tot eind 2020 zal naar schatting maximaal 300 ha nieuwe uitgeefbare voorraad benodigd zijn. Van het totaal aan nu bekende zachte plannen (in totaal 633 ha), zal dus waarschijnlijk nog niet de helft uiteindelijk tot ontwikkeling hoeven te worden gebracht. Het totaal overziende, betekenen de cijfers dat er op dit moment, gelet op de toekomstige vraag, weliswaar geen overaanbod aan bedrijventerreinen aanwezig is, maar dat anderzijds wel terughoudend moet worden omgegaan met het verder uitwerken van de nu bekende zachte planvorming tot hard aanbod, teneinde geen overschot te laten ontstaan. Per economische zone en per in het streekplan onderscheiden gebied zijn er wel verschillen. − In de A7-zone lijkt er sprake te zijn van een ruime voorraad uitgeefbaar terrein; in ieder geval voor de streekplanperiode en, op enkele tientallen hectares na, vermoedelijk ook tot eind 2020 in het hoogste uitgiftescenario. Met name bij de kernen Heerenveen en Drachten zouden er conform de berekeningen geen zachte plannen meer tot ontwikkeling hoeven te worden gebracht. Misschien met uitzondering van (een deel van) de specifiek op zware c.q. natte bedrijvigheid gerichte plannen. Bij de overige kernen ligt dat anders. Bij Joure en Gorredijk zou in het hoge scenario na de streekplanperiode mogelijk wel additioneel hard aanbod nodig zijn; bij Sneek is al in de streekplanperiode iets meer hard aanbod gewenst. − In de Westergo-zone bepaalt het zeehaventerrein voor ca. een kwart het aanbod van terreinen. Exclusief dit terrein, geven de berekeningen een beeld van een vraag die het harde aanbod in de streekplanperiode overtreft in beide onderscheiden scenario’s. Dat betreft dan vooral Leeuwarden en in mindere mate Harlingen. Voor Franeker zal
31
Notitie behoefteraming bedrijventerreinen (concept)
−
−
−
−
−
−
32
vermoedelijk pas na 2016 de vraag naar extra aanbod zich voordoen, maar alleen in het hoge scenario. In Midden-Fryslân is er onvoldoende harde voorraad voor de streekplanperiode en voor de periode tot eind 2020. Met name in Leeuwarden lijkt additioneel hard aanbod te moeten worden toegevoegd, om in de verwachte vraag in de streekplanperiode en in de periode daarna te kunnen voorzien. In geringere mate gaat dit mogelijk ook op voor de gemeente Boarnsterhim. Leeuwarderadeel en Littenseradiel lijken alleen in het hoge scenario voor de periode tot eind 2020 extra harde voorraad nodig te hebben, zij het in zeer beperkte mate. In Menaldumadeel en Tytsjerksteradiel lijkt nu onvoldoende harde voorraad aanwezig te zijn. Realisatie van de zachte plannen in die gemeenten lijkt in het geval van Menaldumadeel tot een redelijke balans te leiden tussen vraag en aanbod. In Tytsjerksteradiel vormen de verdere uitwerking van de plannen onderdeel van de gemaakte afspraken tussen de provincie en de gemeente over de gebiedsontwikkeling rond de Centrale As. In Noordoost-Fryslân bestaat het harde aanbod voor ca. de helft uit nat terrein bij Kootstertille. Deze voorraad lijkt voor dit segment voor langere tijd voldoende, maar het is maar de vraag of een deel van het terrein feitelijk uitgeefbaar is. Additioneel 12 ha nat terrein bij Skûlenboarch/Kootstertille-west is op dit moment in studie. Voor het niet watergebonden segment, lijkt voor de streekplanperiode onvoldoende hard aanbod aanwezig en ook voor de periode daarna. Met name in Dongeradeel en in Dantumadeel ziet het er naar uit dat in beide scenario’s extra aanbod nodig is. In Achtkarspelen is dat in ieder geval in het hoge scenario nodig. De zachte plannen in Dongeradeel hebben alle betrekking op de kleine kernen en niet op de regiostad Dokkum. Het beeld voor Zuidoost-Fryslân geeft weer dat er voor de streekplanperiode voldoende hard aanbod aanwezig zou zijn, en mogelijk ook voor de periode tot eind 2020. Dat komt vooral door de harde voorraad in Heerenveen en Drachten en in wat minder mate in Wolvega en Oosterwolde. Alleen in Opsterland zou mogelijk, afhankelijk van de beschouwde periode en het scenario, hard aanbod moeten worden toegevoegd, zij het in beperkte mate. Vrijwel alle zachte plannen in het gebied verkeren nog in de studiefase en zouden volgens de berekeningen niet tot uitvoer hoeven te komen; mogelijk met uitzondering van (een deel van) de specifiek op zware c.q. natte bedrijvigheid gerichte plannen. In Zuidwest-Fryslân lijkt alleen in het lage uitgiftescenario voor de streekplanperiode voldoende hard aanbod aanwezig; in het TM-scenario en voor de periode tot 2020 zou er mogelijk additioneel hard aanbod moeten worden toegevoegd. Er bestaan voldoende zachte plannen daarvoor, met name in de gemeenten Skarsterlân en Sneek. Maar zoals het er nu naar uit ziet, lijkt van die geplande hectares in dit gebied maar ongeveer de helft te hoeven worden uitgewerkt in hard planaanbod. Het harde aanbod in Noordwest-Fryslân voor het niet-zeehaven gebonden segment, is vermoedelijk alleen toereikend voor de streekplanperiode en dan alleen in het lage scenario. In het hoge scenario lijkt er in de streekplanperiode behoefte aan meer aanbod te zijn, behalve misschien in Franekeradeel. Tot eind 2020 ziet het er voor alle gemeenten naar uit dat, indien het hoge scenario werkelijkheid wordt, er additioneel hard aanbod nodig zal zijn. Vanwege het specifieke karakter van het zeehaventerrein, zijn hierover moeilijk voorspellingen te doen. Onder de in deze notitie gedane aanname dat het aandeel in de totale uitgifte gelijk blijft, lijkt het zeehaventerrein voldoende van omvang om in het lage scenario in de vraag tot eind 2020 te voorzien, terwijl in het hoge scenario mogelijk van enig tekort sprake zou kunnen zijn.
Notitie behoefteraming bedrijventerreinen (concept)
Conclusies en aanbevelingen: • Op het niveau van heel Fryslân is geen overcapaciteit aan hard aanbod aanwezig. Er wordt ruim voldoende extra capaciteit gepland, maar die ligt niet altijd op de juiste plaats. Regionaal zijn er behoorlijke verschillen. Gelet op de te verwachten vraag in de streekplanperiode en de vraag tot eind 2020, hoeven de nu bekende zachte plannen echter niet, of slechts voor een deel verder te worden uitgewerkt tot hard aanbod, afhankelijk van het beleidsmatig te kiezen uitgiftescenario. Dit pleit voor een voorzichtig beleid aangaande het verder tot ontwikkeling brengen van zachte plannen naar nieuw hard aanbod. Beleidsmatig kan het hoge TM-scenario als behoefteraming worden aangehouden, maar bij de planning en ontwikkeling van bedrijventerreinen zal een fasering worden gevraagd, zodat op basis van feitelijke ontwikkelingen tijdig kan worden bijgestuurd. Daar waar dit betekent dat er moet worden bijgepland, biedt de nieuwe Wro, die moet leiden tot kortere planprocedures, ook de gelegenheid dit tijdig te realiseren. De bedoeling is primair om mogelijke overcapaciteit, en de daarmee gepaard gaande kwalitatieve en financiële consequenties, te voorkomen. Het eerstkomende evaluatiemoment (2010) moet duidelijk maken of deze in te zetten lijn bijgesteld moet worden. • Tussen de economische kernzones en de gebieden en daarbinnen op lokaal niveau zijn er verschillen. Naast situaties waarin nu al in het hoogste uitgiftescenario sprake lijkt van een voldoende ruim hard aanbod voor de streekplanperiode en de periode daarna, zijn er andere waar al in het laagste scenario in de streekplanperiode een tekort lijkt te ontstaan. Dit pleit voor maatwerk, maar ook voor meer regionale samenwerking. Want in die regionale en lokale verschillen schuilt mogelijk ook het risico van overcapaciteit. Indien iedere gemeente op lokaal niveau het berekende tekort zou “oplossen”, kan dat behoorlijke consequenties hebben voor het totaal aan bedrijventerreinen; niet alleen voor heel Fryslân, maar ook voor de onderscheiden zones en regio’s. Bij de afweging of lokale ontwikkelingen ook feitelijk moeten plaatsvinden, is het dus van belang om een en ander in breder regionaal verband te plaatsen. Meer regionale afstemming van de bedrijventerreinplanning ligt dus voor de hand; in eerste instantie zou hierbij kunnen worden aangesloten bij bestaande samenwerkingsverbanden tussen gemeenten. Bij de (beoordeling van de) planning voor nieuwe locaties zou aan die afstemming expliciet aandacht kunnen worden gegeven. Meer regionale afstemming heeft overigens nog een bijkomend voordeel; het biedt kansen voor meer profilering waardoor ook beter kan worden ingespeeld op kwaliteitseisen van specifieke markten. • De berekeningen zijn, onvermijdelijk, gebaseerd op aannames. De BLM en de CPBscenario’s zijn modellen waarin van vooronderstellingen wordt uitgegaan. Voorspellingen houden altijd onzekerheden in. Op basis van monitoren van ontwikkelingen kan worden bewaakt of de in deze notitie neergelegde verwachtingen reëel zijn. Naast voortzetting van het jaarlijks monitoren van de ontwikkelingen via de IBIS-enquête, wordt daarom tevens bepleit om met regelmaat (eens in de 2 à 3 jaar) een behoeftemeting te doen, met als eerste moment de tussentijdse evaluatie van het streekplan in 2010. Dit sluit aan bij het rijksbeleid dat ook met regelmaat de met de provincies te maken afspraken in het kader van Mooi Nederland wil evalueren.
33
Notitie behoefteraming bedrijventerreinen (concept)
34
Notitie behoefteraming bedrijventerreinen (concept)
Bijlage 1: Definities en verantwoording Definities bij het aanbod bedrijventerreinen Het aanbod bedrijventerreinen is uitgesplitst in: 1) hard planaanbod: en dit bestaat weer uit: - terstond uitgeefbaar - niet terstond uitgeefbaar 2) zacht planaanbod (planvorming): te verdelen in: - concrete planvorming - planvorming in studie met de hierbij behorende definities: • Terstond uitgeefbaar; de term zegt het al; het terrein is direct voor een potentiële gebruiker beschikbaar. • Niet-terstond uitgeefbaar: de brede definitie van IBIS is hier toegespitst op terreinen waarvoor een bestemmingsplan geldend is, dan wel waarvoor een verklaring van geen bezwaar is afgegeven (art. 19.1 of 19.2 WRO). M.a.w.: het gaat om terreinen waarvoor GS wel goedkeuring hebben gegeven (dan wel zullen gaan geven) voor de bestemming bedrijventerrein, maar die niet direct voor uitgifte beschikbaar zijn. Bijvoorbeeld omdat de grond nog bouwrijp moet worden gemaakt of zelfs nog worden aangekocht, dan wel omdat de ontsluiting nog moet worden geregeld. Er wordt van uitgegaan dat deze terreinen voor eind 2020 in gebruik kunnen zijn genomen. "Terstond" en "Niet-terstond" vormen samen het harde planaanbod. • Planvorming omvat alle voornemens voor nieuwe bedrijventerreinen, maar die nog niet hebben geleid tot het harde aanbod; GS moeten hierover nog een oordeel vellen. Planvorming omvat verschillende stadia van uitwerking; het betreffen opties die nog allerlei aanpassingen kunnen ondergaan. Wij maken onderscheid in twee stadia: • Concrete planvorming: het gaat hier om voornemens waarvoor door de gemeente al concrete werkzaamheden in gang zijn gezet om te komen tot een bestemmingsplan. • Planvorming in studie: voornemens die wel worden benoemd, maar waarvoor nog geen concrete werkzaamheden zijn gestart (om te komen tot een bestemmingsplan). Beide vormen van planvorming zijn te beschouwen als het zachte planaanbod. Schattingen Voor de ramingen van de vraag naar bedrijventerreinen op de schaal van Fryslân is gebruik gemaakt van de Bedrijfslocatiemonitor (BLM)28. Voor de schattingen op een lager schaalniveau, is met behulp van regressieanalyses gezocht naar betrouwbare trends in de jaarlijkse uitgiften in de onderscheiden zones en gebieden. Op grond hiervan zouden uitspraken mogelijk zijn geweest van toenemende, dan wel afnemende aandelen in de totale uitgifte. Op grond hiervan zouden dan meer betrouwbare voorspellingen voor de toekomst kunnen worden gedaan. De analyses leverden geen betrouwbaar resultaat op; trends bleken niet duidelijk zichtbaar29. Daarom is er voor gekozen om voor de economische kernzones en voor de in het streekplan onderscheiden gebieden uit te gaan van hun respectievelijke aandeel in de gemiddelde jaarlijkse uitgifte over de afgelopen 10 jaar, en dit is vervolgens gerelateerd aan de te verwachten jaarlijkse uitgiften per jaar volgens de twee scenario’s in de BLM. Datzelfde is gebeurd voor de gemeenten binnen die gebieden. De keuze voor de periode van 1997-2006 is ingegeven door de aanname dat het locatiebeleid uit het Streekplan-1994 in die periode geïmplementeerd is; een locatiebeleid dat ook met het nieuwe streekplan wordt voortgezet. 28 29
Voor een korte weergave van de methodiek, zie hierna. Voor de grafische weergave van de regressieanalyse voor de twee economische kernzones, zie hierna.
35
Notitie behoefteraming bedrijventerreinen (concept)
Opgemerkt wordt wel dat op deze methode wel het nodige valt af te dingen. Allereerst levert de BLM zelf ook maar een raming, met de nodige onzekerheidsmarges. Een vertaling naar een lager schaalniveau dan de hele provincie maakt de onzekerheid nog groter. Vandaar dat aan de exacte waarden op dit schaalniveau minder betekenis moet worden toegekend; het gaat vooral om de signalering van mogelijke ontwikkelingen en het beeld dat daaruit voortvloeit. Aan de andere kant moet echter ook worden geconstateerd, dat de vraag naar bedrijventerrein in belangrijke mate een lokale en regionale vraag betreft; 80 – 90% wordt uitgegeven aan reeds in de regio gevestigde bedrijven30. Dat betekent dat er evenmin grote verschuivingen te verwachten zijn in de relatieve aandelen van gebieden (en kernen) in het totaal van de uitgifte in Fryslân. Overigens heeft de aanname van gelijkblijvende aandelen relatief geringe consequenties. Stel bijvoorbeeld dat het aandeel van de economische zones zou toenemen van nu 64% naar pakweg 70% (dit zou al een grote verschuiving betekenen), dan zou dat in het hoogste scenario per saldo gaan om een verschuiving van de vraag naar de beide zones tezamen van ca. 40 ha tot eind 2016 en een kleine 60 ha tot eind 2020. Methodiek BLM Kort samengevat komt de werkwijze van de BLM op het volgende neer: − BLM raamt productiegroei per sector en dit wordt vertaald naar werkgelegenheidsgroei per sector; − Per sector wordt via terreinquotiënten (aantal m2 per arbeidsplaats, welke variëren per landsdeel) de werkgelegenheid omgezet naar ruimtebehoefte; − De sectorstructuur is verschillend per provincie, waardoor per provincie de toekomstige ruimtebehoefte varieert; − M.a.w. voor Fryslân wordt per sector gekeken naar de werkgelegenheidsgroei en de ontwikkeling van de ruimtebehoefte per werknemer in die sector. Geaggregeerd over alle sectoren ontstaat daaruit de toekomstige ruimtebehoefte. In schema ziet het er als volgt uit:
Op de BLM valt wel het e.e.a. af te dingen, waarbij vooral de relatie werkgelegenheid en terreinbehoefte ter discussie staat, vanwege de hoge standaarddeviatie in de terreinquotiënten. Daarnaast is er ook verschillende kritiek op de uitkomsten, variërend van: 30
Zie ook bijvoorbeeld “Hoe gaan we om met ruimtelijke kwaliteit op bedrijventerreinen”, een studie van ETIN adviseurs en VNO-NCW Noord, september 2007
36
Notitie behoefteraming bedrijventerreinen (concept)
a) enerzijds de te lage schatting van terreinen omdat: − de BLM onvoldoende rekening houdt met alternatieve gebruik van bedrijventerreinen door andere functies, zoals: detailhandel, leisure, kerken, kantoren, medische diensten, e.d.; of − de BLM niet expliciet rekening houdt met de prijs (impliciet zou de ruimtecoëfficiënt een prijselement kunnen bevatten). Een lage prijs neigt gemakkelijker tot meer ruimtegebruik dan een hoge prijs per m2 ; tot b) anderzijds de te hoge schatting van terreinen omdat: − de BLM onvoldoende rekening houdt met de trend naar minder blauwe boorden en steeds meer witte boorden, met als gevolg een lager ruimtegebruik dan geraamd; of − de BLM onvoldoende rekening houdt met te verwachten toename van de terreinquotiënten door het beleid gericht op intensiever en zuinig ruimtegebruik; de BLM is immers beleidsarm. Recentelijk heeft het ministerie van VROM het RPB gevraagd om te komen met een verbeterde versie te komen van de BLM, t.b.v. een nauwkeurigere behoefteraming. Het model is naar verwachting gereed in 2010. Regressieanalyse Bij de berekening van de te verwachten vraag in de onderscheiden gebieden en gemeenten, wordt uitgegaan van een gelijkblijvend aandeel in de totale uitgifte. Alvorens dit uitgangspunt als basis te nemen, is onderzocht of er een trend zou kunnen worden waargenomen in een zich wijzigend aandeel van bijvoorbeeld de economische zones of bepaalde gebieden in de totale uitgifte. Daartoe zijn regressieanalyses uitgevoerd op de respectievelijke aandelen van gebieden en zones in de totale uitgifte over de afgelopen jaren. Als voorbeeld zijn hieronder de resultaten weergegeven voor de twee economische zones. Duidelijk is dat, op grond van de lage waarden van de regressiecoëfficiënt, er geen betrouwbare trend aan te duiden valt. M.a.w.: het aandeel in de uitgifte in beide zones kan dan wel relatief groot zijn, maar er is geen betrouwbare uitspraak te doen dat dit aandeel toeof afneemt. Regressieanalyse trend 45,0% 40,0% 35,0% 30,0% 25,0% 20,0%
2
R = 0,3671
15,0% 10,0% 5,0% 0,0% 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006
Westergo-zone
Polynoom (Westergo-zone)
37
Notitie behoefteraming bedrijventerreinen (concept)
Regressieanalyse trend 60,0% 50,0% 40,0% 30,0% 2
R = 0,1316 20,0% 10,0% 0,0% 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006
A7
Polynoom (A7)
Toerekeningen Bij de berekeningen zijn alle bedrijventerreinen die zijn gelegen nabij een kern, ook al behoren ze toe aan een andere gemeente, toegerekend naar die kern. Dat is gebeurd bij Heerenveen (waaraan ook een aantal terreinen op het grondgebied van Skarsterlân zijn toegerekend) en Drachten (terrein in ZW-kwadrant op grondgebied van Opsterland). Segmentering De BLM differentieert niet naar segmenten van bedrijventerrein, behalve voor het specifieke segment zeehaventerrein. De ramingen voor Fryslân in de BLM zijn voor wat betreft dit segment echter verwaarloosbaar t.o.v. de totale berekende behoefte. Daarom is bij de ramingen van de toekomstige vraag en de uitsplitsing ervan naar zones en gebieden geen onderscheid gemaakt naar soorten bedrijventerreinen. Het wel of niet uitzonderen van de hectares zeehaventerrein heeft overigens vooral consequenties voor wat betreft het aanbod van terreinen (d.w.z. in de Westergo-zone, Noordwest-Fryslân en uiteraard voor Harlingen), maar het heeft een relatief geringere invloed op de berekende toekomstige vraag volgens de twee scenario’s (behalve dan voor Harlingen zelf). Dat komt doordat enerzijds het aandeel van het zeehaventerrein in de totale uitgifte op het niveau van de zone of het gebied beperkt is, en anderzijds door de wijze van berekening (weglaten van de zeehaven doet het aandeel van Harlingen in de uitgifte afnemen, waardoor de aandelen van andere gemeenten toenemen). E.e.a. speelt ook bij het natte terrein te Kootstertille (Achtkarspelen). Het is voor een specifieke doelgroep ingericht terrein. En al dan niet uitzonderen heeft vooral consequenties voor het aanbod in Noordoost-Fryslân (en hier in veel minder mate voor de vraag) en voor de verhouding van vraag en aanbod in de gemeente zelf. In de tekst wordt zo nodig specifiek met het aspect zeehaventerrein rekening gehouden en de gepresenteerde figuren zijn daarop aangepast. Ook met het natte terrein te Kootstertille is, voor zover relevant, rekening gehouden. In bijlage 3 zijn voor Achtkarspelen en Harlingen twee relevante grafieken opgenomen.
38
Notitie behoefteraming bedrijventerreinen (concept)
Bijlage 2: Lijst van hard planaanbod per 01-01-2007 GEMEENTE
NAAM
Achtkarspelen Achtkarspelen Achtkarspelen Achtkarspelen Achtkarspelen Achtkarspelen Ameland Ameland Boarnsterhim Boarnsterhim Boarnsterhim Bolsward Bolsward Dongeradeel Dongeradeel Dongeradeel Dongeradeel Ferwerderadiel Ferwerderadiel Ferwerderadiel Franekeradeel Franekeradeel Franekeradeel Gaasterlân-Sleat Gaasterlân-Sleat Gaasterlân-Sleat Harlingen Harlingen Harlingen Harlingen Heerenveen
Kootstertille Oost Kootstertille West De Lauwers De Swadde II Lauwerskwartier Bedrijvenlocatie Mûnewyk Bedriventerrein Nes Achterdijken Frisia 1 Frisia 2 Spikerboor-Zuid Zichtlokatie A7 De Marne II Betterwird Grandyk Hogedijken III Wonen & Werken Rondweg Noord Nieuweweg Marrum Bedrijfsterrein Burdaard Hegebeintumerdyk Sexbierum Kie (fase 1) 't Spoardykje Bedrijventerrein Nijemirdum Eigenhaard, uitbreiding 2 De Burde, uitbreiding 2 Koningsbuurt Oostpoort Oostpoort II Uitbreiding Industriehaven De Kavels
PLAATS van ligging Kootstertille Kootstertille Surhuisterveen Buitenpost Surhuisterveen Buitenpost Nes Nes Grou Grou Akkrum Bolsward Bolsward Dokkum Holwerd Dokkum Dokkum Marrum Burdaard Ferwert Sexbierum Franeker Tzummarum Nijemirdum Balk Bakhuizen Harlingen Harlingen Harlingen Harlingen Heerenveen
TYPE TERREIN Gemengd plus Gemengd plus Gemengd Gemengd Gemengd Gemengd Gemengd Gemengd Gemengd Gemengd Gemengd Hoogwaardig Gemengd/Hoogwaardig Gemengd plus Gemengd Gemengd Gemengd Gemengd Gemengd Gemengd Gemengd Gemengd Gemengd plus Gemengd Gemengd Gemengd Gemengd Gemengd Gemengd Zeehaven Gemengd
Bruto 43,0 42,0 25,0 10,6 22,8 3,0 6,6 1,8 11,0 14,7 4,0 4,0 19,0 54,5 9,0 18,3 4,2 6,0 3,0 1,2 1,0 21,0 2,1 4,5 3,1 1,5 90,0 35,0 24,0 70,0 78,0
Netto 38,9 37,0 22,7 6,0 15,5 1,9 5,1 1,5 7,6 9,4 3,5 4,0 12,9 49,5 7,0 13,3 2,0 6,0 2,7 1,1 0,9 18,3 2,1 3,2 2,6 1,4 64,0 26,5 21,0 50,0 57,1
Uitgegeven Uitgeefbaar totaal terstond niet-terstond 28,0 11,0 6,0 5,0 23,3 13,7 5,7 8,0 21,7 1,1 1,1 0,0 2,7 3,4 3,4 0,0 10,2 5,3 5,3 0,0 0,3 1,6 1,6 0,0 3,7 1,4 1,4 0,0 0,1 1,4 1,4 0,0 7,5 0,1 0,1 0,0 0,0 9,4 0,0 9,4 2,5 1,0 1,0 0,0 3,6 0,5 0,5 0,0 0,0 12,9 12,9 0,0 49,1 0,4 0,4 0,0 6,5 0,5 0,5 0,0 9,0 4,3 4,3 0,0 0,8 1,2 1,2 0,0 3,6 2,4 2,4 0,0 0,0 2,7 2,7 0,0 0,5 0,6 0,0 0,6 0,5 0,5 0,5 0,0 3,4 14,9 14,9 0,0 0,8 1,3 1,3 0,0 3,0 0,2 0,2 0,0 1,4 1,2 1,2 0,0 0,1 1,3 1,3 0,0 62,9 1,1 0,0 1,1 22,5 4,0 4,0 0,0 11,0 10,0 10,0 0,0 24,3 25,7 25,7 0,0 51,0 6,1 6,1 0,0
39
Notitie behoefteraming bedrijventerreinen (concept)
GEMEENTE
NAAM
Heerenveen Heerenveen Het Bildt Het Bildt Kollumerland c.a. Kollumerland c.a. Kollumerland c.a. Leeuwarden Leeuwarden Leeuwarden Leeuwarden Leeuwarden Leeuwarden Leeuwarderadeel Lemsterland Lemsterland Littenseradiel Littenseradiel Littenseradiel Littenseradiel Menaldumadeel Menaldumadeel Nijefurd Nijefurd Nijefurd Nijefurd Ooststellingwerf Ooststellingwerf Ooststellingwerf Ooststellingwerf Opsterland Opsterland Opsterland
Kanaal Oost Intern. Bedrijvenpark Friesland De Wissel Nij Toerenburg II Kollum 1965 Munnekezijl Jumaheerd Hemrik Newtonpark I Ouddeelstraat e.o. Newtonpark II Business Park Newtonpark IV Middelsee II Lemsterhoek Lemsterpark Kleasterdyk Walpeterwei Froonackerdijk-Wieuwerd Froonackerdijk-Winsum Marssum Menaldum Noord, fase 1 Stavoren Indijk Spoardyk De Poel Venekoten Venekoten II Leeksterweg 2e fase Donkerbroek (nabij N 381) Overtoom Azeven-Zuid Overtoom uitbreiding
40
PLAATS van ligging Heerenveen Heerenveen Sint Annaparochie Sint Annaparochie Kollum Munnekezijl Kollum Leeuwarden Leeuwarden Leeuwarden Leeuwarden Leeuwarden Leeuwarden Stiens Lemmer Lemmer Winsum Wommels Wieuwerd Winsum Marssum Menaldum Stavoren Hindeloopen Workum Koudum Oosterwolde Oosterwolde Haulerwijk Donkerbroek Gorredijk Drachten Gorredijk
TYPE TERREIN Gemengd Gemengd Gemengd Gemengd Gemengd Gemengd Gemengd Gemengd Gemengd plus Gemengd Gemengd Hoogwaardig Gemengd Gemengd Gemengd Gemengd Gemengd Gemengd Gemengd Gemengd Gemengd Gemengd Gemengd Gemengd Gemengd Gemengd Gemengd Gemengd Gemengd Gemengd Gemengd
Bruto 87,0 170,0 27,7 4,0 16,0 2,2 13,0 182,5 22,2 3,0 18,3 33,1 43,3 6,8 63,0 13,1 11,9 10,3 5,9 12,9 1,8 2,5 10,0 1,0 3,8 3,5 61,1 17,6 6,6 1,0 82,0 65,0 20,0
Netto 57,2 150,0 20,6 2,9 15,0 2,2 7,5 156,0 19,5 2,5 15,8 28,2 26,5 3,9 55,0 8,5 11,9 8,3 5,7 11,0 1,2 2,0 9,2 1,0 2,3 2,7 61,1 17,6 6,6 1,0 70,0 43,0 14,5
Uitgegeven Uitgeefbaar totaal terstond niet-terstond 56,2 1,0 1,0 0,0 22,6 127,5 61,5 66,0 18,5 2,1 2,1 0,0 0,6 2,3 2,3 0,0 13,9 1,2 1,2 0,0 0,0 2,2 0,0 2,2 5,3 2,2 2,2 0,0 152,0 4,0 4,0 0,0 19,0 0,5 0,5 0,0 2,3 0,2 0,2 0,0 14,8 1,0 1,0 0,0 16,2 12,0 12,0 0,0 0,0 26,5 0,0 26,5 0,2 3,7 3,7 0,0 21,0 34,0 0,0 34,0 5,9 2,6 2,6 0,0 10,6 1,3 1,3 0,0 7,3 0,9 0,9 0,0 4,5 1,2 1,2 0,0 7,3 3,7 1,2 2,5 1,0 0,2 0,2 0,0 1,0 1,0 1,0 0,0 9,0 0,2 0,2 0,0 0,1 0,9 0,9 0,0 0,5 1,8 1,8 0,0 0,0 2,7 2,7 0,0 60,5 0,6 0,6 0,0 2,0 15,6 4,0 11,6 1,2 5,3 5,3 0,0 0,0 1,0 1,0 0,0 68,9 1,1 1,1 0,0 31,5 11,5 11,5 0,0 2,5 12,0 12,0 0,0
Notitie behoefteraming bedrijventerreinen (concept)
GEMEENTE
NAAM
Skarsterlân Skarsterlân Skarsterlân Skarsterlân Smallingerland Smallingerland Smallingerland Smallingerland Smallingerland Sneek Sneek Terschelling Tytsjerksteradiel Tytsjerksteradiel Tytsjerksteradiel Tytsjerksteradiel Tytsjerksteradiel Tytsjerksteradiel Vlieland Weststellingwerf Weststellingwerf Weststellingwerf Weststellingwerf Weststellingwerf Weststellingwerf Wûnseradiel Wymbritseradiel Wymbritseradiel
De Ekers A7 Noord Haskerveen Woudfennen III De Haven Kantorenpark Azeven-Noordoost Burmaniapark Bedrijvenpark Azeven Noord Houkesloot De Hemmen-A7 (1+2) Nieuwe Dijk (1+2) Bedrijventerrein Jistrum Bedrijventerrein Zuid Bedrijvenpark Burgum West Uitbreiding Swarte Mar Reidroas Uitbreiding Aldtsjerk Uitbreiding Oosterseveld Industrieterrein Noordwolde Schipsloot West Noordwest II De Plantage Noord West III Om den Noort West Bedrijventerrein Arum De Welle II De Skou
Totaal
PLAATS van ligging Joure Heerenveen Heerenveen Joure Drachten Drachten Drachten Drachten Drachten Sneek Sneek West-Terschelling Jistrum Sumar Burgum Noardburgum Hurdegaryp Aldtsjerk Oost-Vlieland Noordwolde Wolvega Wolvega Wolvega Wolvega Wolvega Arum Woudsend Heeg
TYPE TERREIN Gemengd Gemengd Gemengd Hoogwaardig Gemengd plus Hoogwaardig Gemengd Gemengd Gemengd Gemengd Gemengd Gemengd Gemengd Gemengd Gemengd Gemengd Hoogwaardig Gemengd Gemengd Gemengd Gemengd Gemengd Gemengd Gemengd Gemengd Gemengd Gemengd Hoogwaardig
Bruto 35,0 12,0 40,0 24,0 300,0 25,0 10,0 12,0 250,0 58,0 96,0 9,0 3,0 55,0 10,0 2,2 1,0 1,8 1,5 8,0 35,0 6,8 30,0 4,5 3,0 3,0 12,4 27,8
Netto 28,0 10,0 33,5 13,9 236,0 19,4 8,8 8,0 110,0 47,8 65,0 8,0 2,3 45,8 7,0 1,2 0,8 1,8 1,0 6,2 28,7 5,6 21,0 3,4 2,2 1,7 8,1 21,8
4453,7 3431,4
Uitgegeven Uitgeefbaar totaal terstond niet-terstond 10,1 17,9 17,9 0,0 2,0 8,0 8,0 0,0 29,2 4,3 4,3 0,0 0,0 13,9 13,9 0,0 225,1 10,9 0,9 10,0 17,9 1,4 1,5 0,0 8,7 0,1 0,1 0,0 7,4 0,6 0,6 0,0 5,0 105,0 20,5 84,5 47,2 0,6 0,6 0,0 45,5 19,5 6,5 13,0 5,6 2,4 2,4 0,0 0,0 2,3 0,0 2,3 44,8 1,0 1,0 0,0 6,4 0,6 0,6 0,0 0,9 0,2 0,2 0,0 0,4 0,4 0,4 0,0 0,9 1,0 0,0 1,0 0,0 1,0 1,0 0,0 5,3 0,9 0,9 0,0 28,5 0,2 0,2 0,0 4,7 0,9 0,9 0,0 0,3 20,7 0,8 19,9 2,7 0,7 0,0 0,7 0,0 2,2 0,0 2,2 1,2 0,6 0,6 0,0 7,6 0,5 0,5 0,0 16,6 5,3 0,0 5,3 2783,7
647,7
342,1
305,7
41
Notitie behoefteraming bedrijventerreinen (concept)
42
Notitie behoefteraming bedrijventerreinen (concept)
Bijlage 3: Lijst van zacht planaanbod per 01-01-2007 GEMEENTE
NAAM
PLAATS
TYPE
OPPERVLAKTE FASE Bruto Netto planvorming Achtkarspelen Skûlenboarch/Westkern Kootstertille Gemengd plus 15 12 Studie Boarnsterhim Spikerboor, UTD-terrein Akkrum Gemengd 6 4,5 Concreet Boarnsterhim Garde Jagerswei Grou 2 1,5 Concreet Dantumadeel De Zwette - uitbreiding Veenwouden Gemengd 16 12 Concreet Dantumadeel Oostersingel fase 3 Zwaagwesteinde Gemengd 4 3 Concreet Dongeradeel Uitbreiding Tibsterwei Ee Gemengd 7,5 5 Studie Dongeradeel Bedrijventerrein Metslawier Metslawier Gemengd 2,5 2 Concreet Dongeradeel Bedrijventerrein Ternaard Ternaard Gemengd 2,5 2 Concreet Franekeradeel Kie (fase 2) Franeker 30 25 Studie Harlingen Binnendijks/Buitendijks Harlingen Zeehaven 70 50 Studie Harlingen Oostpoort III Harlingen Gemengd 35 25 Studie Heerenveen Klaverblad Noordoost I Heerenveen Gemengd 55 40 Studie Heerenveen Klaverblad Noordoost II Heerenveen Distributie 60 45 Studie Heerenveen Klaverblad Noordwest Heerenveen 30 25 Studie Heerenveen Leeuwarderstraatweg Heerenveen Gemengd 10 8 Studie Het Bildt Uitbreiding Boskdykje Minnertsga Gemengd 3,7 3 Concreet Kollumerland c.a. Bedrijventerrein Dwarsried Kollum 6,5 4 Concreet Kollumerland c.a. Harm Smidswei Fase 3 Kollumerzwaag 3 2,5 Concreet Leeuwarden Businesspark 5 Leeuwarden Hoogwaardig 12 9 Studie Leeuwarden Zwettepark Noord Leeuwarden 55 40 Studie Leeuwarden Werpsterdyk Wirdum Gemengd 2 1,5 Concreet Lemsterland Lemsterpark, fase 2 Lemmer 13 10 Studie Littenseradiel Skuorrehofwei Easterwierrum Gemengd 1 0,6 Studie Menaldumadeel Dronrijp West 3e fase (fase 2/3) Dronrijp Gemengd 8 6 Studie Menaldumadeel Dronrijp West 3e fase (fase 1) Dronrijp 6 4,5 Concreet Menaldumadeel Menaldum Noord, fase 2 Menaldum Gemengd 2,5 2 Concreet Nijefurd Burevaart Workum 5 4 Concreet Ooststellingwerf Nanningaweg fase 2 Oosterwolde Gemengd 2,5 2 Concreet Opsterland Bedrijventerrein Tolbaas Gorredijk 6,5 4,25 Concreet Opsterland De Gilden, fase 3 Ureterp 3 2,5 Concreet Skarsterlân A7 Zuid (Uitbreiding BPF) Heerenveen 16 12 Studie Skarsterlân Ten Noorden van De Wierde Heerenveen Gemengd plus 40 35 Studie Skarsterlân De Ekers 2 Joure Gemengd 50 40 Studie Skarsterlân Woudfennen IV Joure 20 15 Studie Skarsterlân Slotmolen Uitbreiding St. Nicolaasga 7 6 Studie Smallingerland De Haven Noord Drachten Gemengd plus 40 25 Studie Smallingerland Noorderhogeweg Drachten Gemengd 38 30 Studie Sneek Bedrijventerrein De Woudvaart Sneek 5 3,5 Concreet Sneek De Hemmen - A7 (3) Sneek 60 45 Studie Sneek 't Ges II Sneek Gemengd 21 11 Concreet Tytsjerksteradiel Burgum West - Uitbreiding Burgum 8 6 Concreet Tytsjerksteradiel Quatrebras Burgum 30 22 Concreet Tytsjerksteradiel Bedrijventerrein Trynwâlden Oentsjerk 5 3,1 Concreet Tytsjerksteradiel Burgum Zuidwest Sumar 15 12 Concreet Weststellingwerf Uitbreiding Schipsloot Fase 1/2 Wolvega 27,5 20 Concreet Weststellingwerf Uitbreiding Schipsloot Fase 3 Wolvega 20 15 Studie Wûnseradiel De Papiermolen Makkum Gemengd 5 3 Studie Wûnseradiel De Potstal uitbreiding Witmarsum Gemengd 1 1 Studie Wymbritseradiel Liuwe Daem Gaastmeer 2,5 2 Studie Totaal 886,2 662,45
43
Notitie behoefteraming bedrijventerreinen (concept)
44
Notitie behoefteraming bedrijventerreinen (concept)
Bijlage 4: Grafieken per gemeente 60
50
12 40 +TM
0
15
30
SE Planvorm ing in studie Concrete Planvorm ing
10
Uitgeefbaar in 2007
20 36 27 10
19
0 Achtkarspelen
Vraag tot eind 2016
Vraag tot eind 2020
(Inclusief nat terrein) 30
25
9 20 +TM SE 6
15
Planvorm ing in studie Concrete Planvorm ing Uitgeefbaar in 2007
0 10 17 5
11
12
0 Achtkarspelen
Vraag tot eind 2016
Vraag tot eind 2020
(Exclusief nat terrein) 40
35
30 12 25
+TM SE 9
20
Planvorm ing in studie Concrete Planvorm ing
0
Uitgeefbaar in 2007
15 6 22
10 16 5
11
0 Boarnsterhim
Vraag tot eind 2016
Vraag tot eind 2020
45
Notitie behoefteraming bedrijventerreinen (concept)
25
20 7 +TM
15
SE
0 5
Planvorm ing in studie Concrete Planvorm ing
10
Uitgeefbaar in 2007 14
13 5
10
0 Bolsw ard
Vraag tot eind 2016
Vraag tot eind 2020
16 0 14
12
10
4
+TM SE
8
Planvorm ing in studie
15
Concrete Planvorm ing
3
Uitgeefbaar in 2007
6
4
8 5
2
0
0 Dantum adeel
Vraag tot eind 2016
Vraag tot eind 2020
40
35 13
30
25
+TM SE
9 20
Planvorm ing in studie Concrete Planvorm ing Uitgeefbaar in 2007
15 5
24
10 4
17
5 6 0 Dongeradeel
46
Vraag tot eind 2016
Vraag tot eind 2020
Notitie behoefteraming bedrijventerreinen (concept)
6 0 5
4 +TM SE 3
Planvorm ing in studie
6 1
Concrete Planvorm ing Uitgeefbaar in 2007
2 1
1
2 1
0 Ferw erderadiel
Vraag tot eind 2016
Vraag tot eind 2020
45 40 35 30
25 +TM
25
SE Planvorm ing in studie
20
Concrete Planvorm ing 8 0
Uitgeefbaar in 2007
15 6 10 17
14 10
5 0 Franekeradeel
Vraag tot eind 2016
Vraag tot eind 2020
12
10
4
8
+TM SE 6
Planvorm ing in studie
3
Concrete Planvorm ing Uitgeefbaar in 2007 4 7 0 2
5
3 0 Gaasterlan/Sleat
Vraag tot eind 2016
Vraag tot eind 2020
47
Notitie behoefteraming bedrijventerreinen (concept)
140
120
100 +TM 80
75
SE Planvorm ing in studie Concrete Planvorm ing
60 22 40
0
20
41
Uitgeefbaar in 2007
16
42 30
0 Harlingen
Vraag tot eind 2016
Vraag tot eind 2020
(Inclusief zeehaven) 45 40 35 14 30 25
+TM
25
SE 10
Planvorm ing in studie
20
Concrete Planvorm ing Uitgeefbaar in 2007
15
0 25
10
18 15
5 0 Harlingen
Vraag tot eind 2016
Vraag tot eind 2020
(Exclusief zeehaven) 350
300
250 165 +TM 200
SE Planvorm ing in studie
150
Concrete Planvorm ing
0
Uitgeefbaar in 2007 44
100 147
32
50
82 59
0 Heerenveen
48
Vraag tot eind 2016
Vraag tot eind 2020
Notitie behoefteraming bedrijventerreinen (concept)
18 16 14
6
12 +TM 10
SE
4
Planvorm ing in studie 8
Concrete Planvorm ing
0 6 4 2
Uitgeefbaar in 2007
3
11 8
4
0 Het Bildt
Vraag tot eind 2016
Vraag tot eind 2020
14
12
0
10 7
+TM
8
SE 3
Planvorm ing in studie Concrete Planvorm ing
6
Uitgeefbaar in 2007 2 4 6 2
5 4
0 Kollum erland c.a.
Vraag tot eind 2016
Vraag tot eind 2020
140
120 45 100 +TM 80
SE
32 49
Planvorm ing in studie Concrete Planvorm ing
60
Uitgeefbaar in 2007 2
83
40 59 20
44
0 Leeuw arden
Vraag tot eind 2016
Vraag tot eind 2020
49
Notitie behoefteraming bedrijventerreinen (concept)
7
6
5
2 +TM
4
SE 0
Planvorm ing in studie
1
Concrete Planvorm ing
3
Uitgeefbaar in 2007 2
4
4 3
1
0 Leeuw arderadeel
Vraag tot eind 2016
Vraag tot eind 2020
50 45 40 35
10 0
+TM
30
SE 25
Planvorm ing in studie Concrete Planvorm ing
20
Uitgeefbaar in 2007
37 15 10 3 2
5
4
6
0 Lem sterland
Vraag tot eind 2016
Vraag tot eind 2020
14
12 5 10 +TM 8 1 0
SE
3
Planvorm ing in studie Concrete Planvorm ing
6
Uitgeefbaar in 2007 4
8 7 6
2
0 Littenseradiel
50
Vraag tot eind 2016
Vraag tot eind 2020
Notitie behoefteraming bedrijventerreinen (concept)
16
14
12
5 6
10
+TM SE 4
8
Planvorm ing in studie Concrete Planvorm ing Uitgeefbaar in 2007
6
4
9
7 7
2 1 0 Menaldum adeel
Vraag tot eind 2016
Vraag tot eind 2020
14
12
10
4
0
+TM 8
SE
4
Planvorm ing in studie
3
Concrete Planvorm ing
6
Uitgeefbaar in 2007 4
8 6
5
2
0 Nijefurd
Vraag tot eind 2016
Vraag tot eind 2020
30
25
0 2
20
8
+TM SE
15
Planvorm ing in studie 6
Concrete Planvorm ing Uitgeefbaar in 2007
23 10 15 11
5
0 Ooststellingw erf
Vraag tot eind 2016
Vraag tot eind 2020
51
Notitie behoefteraming bedrijventerreinen (concept)
30
25 10 20
0 +TM 7
SE
7
15
Planvorm ing in studie Concrete Planvorm ing Uitgeefbaar in 2007
10 18 13
13
5
0 Opsterland
Vraag tot eind 2016
Vraag tot eind 2020
100 90 80 70 60
61
+TM SE Planvorm ing in studie
50
Concrete Planvorm ing 40 30
16
Uitgeefbaar in 2007
0 11
20 32
29 21
10 0 Skarsterlân
Vraag tot eind 2016
Vraag tot eind 2020
200 180 160
55
140 0 +TM
120
SE 43
100
Planvorm ing in studie Concrete Planvorm ing
80
Uitgeefbaar in 2007
31 60
130
81
40 58 20 0 Sm allingerland
52
Vraag tot eind 2016
Vraag tot eind 2020
Notitie behoefteraming bedrijventerreinen (concept)
90 80 70 60
45
+TM
50
SE Planvorm ing in studie 17
40
Concrete Planvorm ing Uitgeefbaar in 2007
30
15
12
20 32 20
10
23
0 Sneek
Vraag tot eind 2016
Vraag tot eind 2020
60
50
0
40 +TM SE 30
Planvorm ing in studie 43
Concrete Planvorm ing Uitgeefbaar in 2007
20
8 6
10 15 11 6 0 Tytsjerksteradiel
Vraag tot eind 2016
Vraag tot eind 2020
70
60 15 50 +TM 40
SE 20
Planvorm ing in studie Concrete Planvorm ing
30
Uitgeefbaar in 2007 20
8 26
6
10 10
15
0 Weststellingw erf
Vraag tot eind 2016
Vraag tot eind 2020
53
Notitie behoefteraming bedrijventerreinen (concept)
9 8 7
3
6 +TM 5
SE
2
Planvorm ing in studie 4
Concrete Planvorm ing Uitgeefbaar in 2007
3
5
4 2
4
1 0
0 1 Wûnseradiel
Vraag tot eind 2016
Vraag tot eind 2020
45 40 35 13 30 +TM 25
SE 10
Planvorm ing in studie
20
Concrete Planvorm ing Uitgeefbaar in 2007
15 25 10 5
18 2 0 6
0 Wym britseradiel
54
Vraag tot eind 2016
Vraag tot eind 2020
Notitie behoefteraming bedrijventerreinen (concept)
Bijlage 5: Kaarten − Overzichtskaart Fryslân − Detailkaarten 5 gebieden
55