1955 0 - De Menselijke Psyche Studiekring @ - 751 Kb

  • Uploaded by: Robert
  • 0
  • 0
  • October 2019
  • PDF

This document was uploaded by user and they confirmed that they have the permission to share it. If you are author or own the copyright of this book, please report to us by using this DMCA report form. Report DMCA


Overview

Download & View 1955 0 - De Menselijke Psyche Studiekring @ - 751 Kb as PDF for free.

More details

  • Words: 79,909
  • Pages: 104
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 1 – 24 februari 1955

LES 1 - DE MENSELIJKE PSYCHE

24 Februari 1955 Goeden avond, vrienden, Aan het begin van deze cursus zal ik U eerst nog even vertellen, wat wij zullen trachten te doen. Het ligt niet in onze bedoeling, om in te gaan op de hoofdzakelijk wetenschappelijk vast gestelde feiten over de psyche. Wij zullen echter proberen U de delen der psyche voor te leggen, zoals die zich aan ons voordoet, samen met de conclusies door ons daaromtrent getrokken. De indeling van de avond zal als volgt zijn: het onderwerp met daarin de gelegenheid om vragen te stellen over het onderwerp. Hierna een pauze. Daarna een onderwerp naar Uw eigen keuze en het gebruikelijke slotwoord. Ik meen, dat dit zo Uw aller goedkeuring zal kunnen verwerven. Bij alle besprekingen verzoek ik U echter wel voortdurend U te blijven herinneren, dat wij niet onfeilbaar zijn. Dat de dingen, zoals wij die zien, waarschijnlijk in Uw wereld wel iets anders liggen. De eerste these, die wij zullen behandelen, betreft de hersenen, waar deze het deel der psyche is, dat bij U het meest bekend is. Over de werking ervan is op andere bijeenkomsten wel genoeg gesproken, zodat wij kunnen volstaan met kort vast te stellen, dat minuscule stroompjes cellen daarin zodanig beïnvloeden, dat zij voortaan beginnen te trillen onder een bepaalde frequentie, ontstaan door een waarneming, ofwel van een gedachte. Wij zien echter, dat een groot deel der hersenen niet gebruikt wordt. Wanneer wij het precies zouden willen uitrekenen, zouden wij waarschijnlijk tot de conclusie komen, dat ruim één derde ervan geen bekende functie heelt. In dit derde deel zou zélfs een ernstig operatief ingrijpen mogelijk zijn, zonder dat de gevolgen daarvan voor de patiënt merkbaar zouden worden. Toch kunnen wij niet aannemen, dat de natuur voor komende behoeften voorzorgen gaat treffen. In alle ontwikkelingen, evolutie, zoals men dat bij u gaarne noemt, kunt U zien, dat een aanpassing van lichamen plaats vindt, gericht op de bestaande levensomstandigheden en levensvoorwaarden. Op grond hiervan zou er dus vroeger voor de natuur een noodzaak geweest moeten zijn om de hersenwerking uit te breiden en daarin die speciale functies en centra te leggen, die nu dood zijn. Dan zou de huidige mens enigszins gedegenereerd moeten zijn. Waar echter de hersenen nu eenmaal in deze bepaalde verhoudingen groeien, is het aannemelijk, dat een zekere evenredigheid in de groei ook blijft bestaan. Ofschoon wij natuurlijk toch wel vaak zullen zien, dat het niet gebruikte deel van de hersenen enigszins wordt overwoekerd en terzijde gedrongen door het voortdurend actieve deel der hersenen. Hoe kunnen wij dit alles verklaren? Indien er vroeger nu eens een ras geweest ware, b.v. in het fantastische rijk Mu of in Atlantis, waarin de mens andere, voor Uw tijd, misschien buiten zintuiglijke vermogens had. Wanneer de omstandigheden hem er in de beginperiode van de mens er toe dwongen, is een dergelijke theorie helemaal niet zo dwaas. Dan zou die mens misschien daar alle instrumenten in de stof geschapen hebben, die nodig waren voor de realisatie en bewustwording, ook van de geest. Het is bekend dat vele verschijnselen van suggestibiliteit, maar ook van de z.g. occulte krachten: telekinetische vermogens, telepathie, gedachtelezen, waarbij dus het subject niet telepaat behoeft te zijn, het zien in de ruimte en tijd, de mogelijkheid tot snel uit het hoofd te rekenen, tot ongewoon snel en volledig memoreren van dingen, het z.g. Edeitisch geheugen, op één of andere wijze in de mens aanwezig moeten zijn. En wat gebeurt er nu vaak? Wanneer er een ongeluk plaats vindt, waarbij de frontale hersenlobben zwaar geschokt, of zelfs gewond worden, zien wij nog al eens één dezer gaven opeens optreden, in grotere of kleinere mate. Dat kan nogal eens verschillen. Over het algemeen worden echter deze herwonnen begaafdheid door de nuchtere mens terzijde geworpen. Hij zegt: "Ik ben nog wat abnormaal van de schok!” of "ik ben nog niet helemaal mijzelf", en onderdrukt de gave. Hier treedt dus de wil op als een factor, die samen met de invloed van de buitenwereld een dergelijke begaafdheid tot een minimum terug brengt. 1

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 1 – 24 februari 1955 De sensitiviteit blijft echter bestaan, maar slechts in zeer geringe mate en vaak door de bezitter gewantrouwd, geminacht etc.. Ik geloof niet, dat dat laatste noodzakelijk is. Integendeel. Het is mogelijk een groot aantal begaafdheden in het menselijke lichaam te wekken. Er bestaan enkele roes-veroorzakende giften, die in staat zijn om deze dode gaven tijdelijk te wekken. Een van de meest opvallende verschijnselen, die zich daar bij voordoen, is o.a. het beheersen van de tijd, zodat men een normaliter ondeelbaar ogenblik, toch nog weer in een duizendtal kleinere delen kan breken. Sommigen van Uw Jazz-pianisten, die marihuana gebruiken, overigens niet één van de beste giften hiervoor, maken juist van dit effect gebruik om een fantastische virtuositeit ten toon te stellen. Er zijn andere giften, hoofdzakelijk derivaten van hennep en opium, die in kleine dosis toe gediend, zodat geen verlamming optreedt, doch door de geringe hoeveelheid de hersenen activeren, helderziendheid en helderhorendheid tot stand brengen. Eigenschappen, let wel, die men normalerwijze alleen aan de geest toeschrijft. Eigenschappen, die echter klaarblijkelijk ook in het lichaam aanwezig zijn en in het lichaam door zuiver stoffelijke middelen gestimuleerd kunnen worden. Tot zover. Is er iemand, die opmerkingen wil maken? Die stimulering kan die ook door de geest gebeuren? Dat is een kwestie, die wij later zullen bespreken. (Uitstekend). Het gaat hier voorlopig om het zuiver stoffelijke aspect. Nu weten wij verder, dat in de hersenen bepaalde centra dienen voor de normale functies van het denken. Voor horen, zien, spreken, de herinnering, kortom, voor iedere functie vinden wij vaste groepen, die juist deze taak op zich nemen. Wat is er dan volgens ons inzicht gebeurd? Er heeft vroeger een mens geleefd, die veel intenser zijn eenheid van stof en geest beleefde, dan op het ogenblik het geval is. Deze mens heeft waarschijnlijk lang voor de Neanderthaler geleefd. Dit is overigens volgens de aardse stand der wetenschap niet bewijsbaar. Volgens de esoterische wetenschappen is dit echter wel het geval en werden hierover meerdere dingen geopenbaard. Die mens had een groot aantal capaciteiten, waarover andere wezens niet beschikten. Wij horen in de verhalen over Atlantis niet alleen over luchtvaart, maar ook over levitatie. Wij horen over ketens van gedachtelezers en telepaten, die een continent omspannen. Mensen, die telepathisch mededelingen doorgeven, zoals U een telefoon opneemt, of U een telegram opgeeft. Wij horen van mensen, die "om de hoek" kunnen kijken, dus naar alle zijden gelijktijdig waarnemen en hun ogen alleen gebruiken om zich tijdelijk te concentreren op een voorwerp, terwijl in een vlak van 360 graden toch een waarneming plaats vindt. Het lijkt U misschien fantastisch, maar U voelt het toch ook, wanneer iemand achter U staat, of naar u kijkt? Stelt U dit dan maar een beetje scherper ontwikkeld voor, met een scherper onderscheiden van het Wie? Wat? en Hoe?, dan bent U al een heel eind op dreef. Verder zijn er vroeger zeer ingewikkelde berekeningen gemaakt. Nemen wij nu alleen maar eens het rekenwerk, dat in de grote piramide verwerkt is. Het is dan toch wel naar de huidige standaard de vraag, of dit nu zo maar door enkele rekenmeesters tot stand kan worden gebracht, zonder verdere hulp middelen. Men denkt daar meestal niet over na omdat men tegenwoordig de beschikking heeft over rekenlinialen, rekenmachines etc., die de oplossing van dergelijke problemen in zeer korte tijd mogelijk maken. Maar het meten b.v. van de aardomtrek is niet zo eenvoudig, dat kost ook vandaag aan de dag nog heel wat moeite. Hoe zouden dan deze oude mensen, die zich lang niet zo snel konden verplaatsen, schijnbaar als de moderne wereld dit kan e.d., al deze dingen zo nauwkeurig gemeten hebben? Wat mij betreft, moogt U dan de piramide zelfs rustig aan Cheops toe schrijven. Er zijn nog veel andere tekenen, waaruit blijkt dat de mensheid in een vroegere periode ontzettend veel geweten moet hebben. Per slot van rekening zijn al die openbaringen en wijsheden van de ouden niet zomaar van zelf ontstaan. Die moeten uitgedacht en lange tijd bewaard zijn gebleven. Een oplossing vinden wij dan misschien in deze vraag: zou het niet mogelijk zijn, dat de oude mens een levende bibliotheek had, zoals de Romeinen nog een "levende courant" hadden? Een memo-techniker met een begaafdheid zo groot, dat hij in staat was om zijn leven lang de volledige inhoud van meerdere boeken in zich te bewaren, een lezing eenmaal aan kon horen en dan deze volledig weer kon geven etc.. Nogmaals. Wetenschappelijk zijn deze dingen niet bewijsbaar. Wel is voor ons uit onze wereld bewijsbaar, dat soortgelijke omstandigheden bestaan moeten hebben. Ik spreek dan nog niet over betrouwbare zegslieden, die dit alles bevestigen. Het eerste dus, wat wij vast stellen, wanneer wij spreken over de menselijke psyche, is de hersenen - het werktuig bij uitstek van de stof en van het bewustzijn in de stof 2

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 1 – 24 februari 1955 zijn op het ogenblik lang niet volledig in gebruik. Wij moeten dit goed in de gaten houden. Want de mens van heden is zich van zijn geest over het algemeen maar zeer weinig bewust. Zelfs het bewustzijn, dat er optreedt, is zo zeer verweven met stoffelijke waarnemingen en gedachte, dat de huidige mens er zeker niet toe komt om stof en geest als verschillende en gelijktijdig in tijd en ruimte optredende factoren te beschouwen. Toch is er een tijd geweest waarin dit inderdaad zo werd ervaren. We zullen dit nu echter even laten rusten en overgaan naar de geest. Want deze geest heeft een voortdurende wisselwerking met de hersenen en als zodanig heeft zij dus ook zeker vroeger een grote invloed op de vorming daarvan gehad. Zij zou dan ook in het heden een grote invloed kunnen hebben op het herwinnen van verloren gegane begaafdheden. De geest, zoals u allen zonder twijfel bekend, wordt door ons beschouwd als het bewustzijn van de levenskracht zelf, die wij zien als een gerichte oneindigheid. Een bewustzijn houdt in, een zich stellen tegenover de wereld en een zich zelf als persoonlijkheid binnen de wereld beschouwen. Zodra het persoonlijk aspect van de geest verloren gaat, kan zij niet meer handelend en actief optreden en heeft zij deze eigenschappen, die wij toch meestal wel voor het wezen van de geest bepalend achten, verloren. Elke geest is dus een persoonlijkheid. Een persoonlijkheid, die tegenover een wereld staat, staat ook in voortdurende relatie met die wereld en zal daardoor verschillende impulsen en prikkels ondergaan, Hieruit trek ik de volgende conclusie: de geest, levend in haar eigen wereld, is voortdurend geladen met verlangens en begeerten, evenals zij geladen kan worden met angsten, haat en afschuw. De geest trekt hieruit haar conclusies. En zoals zij weten, is juist de keuze, die zich aan ons bij het contact met de buitenwereld voordoet, de werkelijk richtende kracht voor de wil. Wij komen dus hierdoor tot een kennen en richten van de persoonlijkheid en noemen dit: de wil. Hierop enig commentaar? De wil is dan het product der levensomstandigheden. Maar door het bewustzijn geleid kan zij dienen om dit bewustzijn voortdurend te vergroten en de levensomstandigheden voor dat bewustzijn zodanig te scheppen, dat het bewustzijn zelve daarmee vrede kan hebben. Aangezien het gebaseerd is op het weten van het bewustzijn moet ook de wil de mogelijkheid hebben om binnen het bewustzijn een hergroepering van de mogelijkheden of faculteiten tot stand te brengen. Wanneer U het hierin met mij eens kunt zijn, is het volgende aannemelijk en duidelijk voor U. De geest die op aarde reïncarneerde had de behoefte een volledig voertuig te bezitten. Een volledig voertuig kan echter alleen een voertuig zijn, dat alle functies van de geest, zover deze in verband kan staan met de stof, zelfstandig en automatisch uit kan voeren, waardoor voor de geest de mogelijkheid bestond om levend in haar eigen sfeer en ervarend in haar eigen sfeer deel te hebben aan een stoffelijke, in vaste vorm geklede wereld, om daaruit haar conclusies te trekken en haar ervaringen op te doen. Wanneer dus de geest inderdaad hetgeen is geweest, dat de mens heeft gevormd, vloeit al het voorgaande daaruit voort. En in de primitieve taal van een noordervolk staat het toch zo in "Genesis" neer geschreven. De geest moet dan aan het lichaam alle eigenschappen toebedeeld hebben, die voor de geest noodzakelijk waren om in de stof te leven. Die eigenschappen, mijne vrienden, heeft de geest heden ten dage nog. Maar wanneer zij ze gebruiken wil, moet zij zich van het lichaam distantiëren. Zij moet buiten het lichaam treden om daar haar wijze van waarnemen en leven zelve, gescheiden van stoffelijk voertuig, dat hiervan geen vol bewustzijn kan hebben, en houden, door te voeren. Op het ogenblik is dus de geest in een zeer nadelige positie. Op de duur zou daar in misschien een verandering kunnen worden gebracht. Maar die verandering zou alleen tot stand kunnen komen door de wil, dus het richten van de begeerten op een bepaalde verwerving. En ten tweede een voortdurende oefening. Er zijn de laatste tijd pogingen gedaan, o.a. in de U.S.A. om latente eigenschappen te ontwikkelen. Ik wil U o.m. wijzen op de z.g. Scanners, waarmee het vermogen van de mens tijdens het lezen zeer sterk kan worden opgevoerd. En dan ook op de geluidsapparatuur, die op het ogenblik wordt gebruikt in enkele opleidingscentra voor piloten, waarbij men het geluid zelve in toon verhoogt en gelijktijdig de spreeksnelheid opvoert, zodat zeer grote a.h.w. in de tijdsduur van twee of drie normale woorden kunnen worden uitgesproken. Dit alles wekt in mij het vermoeden, dat het voor de mens mogelijk moet zijn om deze latente gaven en vermogens in zich weer te wekken. Ik geloof echter niet, dat dit voor iedere mens gelijkelijk mogelijk zal zijn. In de eerste plaats heeft de mens geen bewustzijn, dat hem nu in staat stelt die gaven reeds te overzien. In de tweede plaats ontbreekt het de mens vaak aan wilskracht om een training, die 3

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 1 – 24 februari 1955 lange tijd geen resultaten oplevert, vol te houden of te bevorderen. Zo heeft de geest nu een voertuig, dat onvolledig is en niet meer het vermogen heeft de geest als het juiste voertuig te dienen. Iets tegen deze conclusie in te brengen? Als de geest het lichaam heeft geschapen als een perfect voertuig, hoe komt het dan, dat de geest die eigenschappen er niet in heeft kunnen houden? Kort gezegd dit: Het lichaam kent in zichzelve een groot aantal begeerten en een groot aantal behoeften, die deel uitmaken van de persoonlijkheid. Zolang deze begeerten zonder meer een deel uitmaken van een natuurlijk leven, vormen zij geen enkele belemmering voor de mens. Zodra de mens echter kwam tot een bezit, dus een iets voor zichzelf behouden, moest deze mens zich gaan verdedigen tegen de anderen. Er ontstond toen de angst. Met de angst ontstonden toen de haat, de strijd en wat dies meer zij. Het is begrijpelijk, dat in deze periode een aantal van degenen, die werkelijk slécht wilden, de z.g. zwartmagiërs hun eigen gedachtestralingen zorgvuldig begonnen af te schermen tegen de waarneming van anderen. Vele anderen vonden het niet prettig voortdurend herinnerd te worden aan de twijfelachtige status, waarin zij verkeerden. Zij dachten: "Ik heb nu dit alles, wat heb ik eraan, wanneer ik mij nu voortdurend laat storen door de gedachte van de begeerten van anderen." Zij begonnen dus hun vermogens steeds minder te gebruiken. Toen kwam er strijd. Er is niets, waarin geestelijk zo onaangename invloeden naar boven komen, als juist in de strijd. Het vervlechten van haat, afschuw, pijn, wanhoop, brengt een patroon teweeg, dat psychisch de mens kan vernietigen. Het is dus te begrijpen, dat men aan de strijders in deze beginperiode een behandeling gaf, een soort van afscherming, waardoor zij althans tijdelijk doof waren ten opzichte van alle dingen, die geestelijk werden waargenomen. Men gaf hen echter profeten, zieners of priesters mee, die deze begaafdheden wel hadden. Dezen hielden zich verre van het strijdtoneel zelve en gaven alleen hun aanwijzingen. Deze toestand bracht met zich mee, dat een aantal personen, die in deze toestand nog hun volle begaafdheid met zich mee droegen, begonnen te proberen om de wereld zonder meer te regeren. Hun kracht lag echter in liet feit, dat wij deze begaafdheid zonder meer konden blijven gebruiken, terwijl de anderen daarin belemmerd waren. Dit was o.a. de reden, dat men in Atlantis ook het stoffelijk luchtverkeer heeft gekend. Wij zien dan uiteindelijk twee groepen, die tegenover elkaar staan. Wij noemen hen de wit- en de zwartmagiërs. Beiden hielden deze capaciteiten. Waar echter de zwartmagiër belemmerd wordt door zijn begeerten in zijn geestelijk beleven, hij is immers geconcentreerd óp en met zijn wil gericht náár de materie, zullen ook bij hen bepaalde contra ongebruikt blijven, verzwakken en uiteindelijk afsterven. En U weet, dat, wanneer het niet gebruiken van een bepaald deel van het lichaam langere tijd wordt volgehouden, het nageslacht na enige generaties dit al in voor minder ontwikkelde mate vertoont. Wat gebeurt er dan? De grootste beschaving, die de wereld heeft gehad, wordt kapot geslagen. Degenen, die het overleven, bestaan verder als intelligente dieren. Zij waren gewend aan een cultuur, een beschaving, waarin een groot aantal mechanische hulpmiddelen etc. hen ten dienste stond. Zonder dat, zijn zij niet meer in staat om zichzelf te handhaven als mens en vallen terug tot een dierlijke status. Daarmee is dan een groot deel van het geestelijk bewustzijn teniet gedaan in de strijd om stoffelijk te blijven bestaan. Hoe meer men zich verzet tegen het vrij zijn in de geest en daardoor verlangt een zich handhaven in de stof, hoe meer ook de aan de geest aangepaste capaciteiten teloor gaan. Toch blijven zij hier en daar nog bewaard en wij zien bij Sjamanen en Voodoo-priesters nog een aantal mensen, die deze gaven in zekere mate nog bezitten. Veel van de inwijdingsmysteriën van de latere tijd waren gericht op het ontwikkelen van deze gaven om hierdoor de geest weer een grotere bewustwording te geven. Ik hoop, dat U hiermee duidelijk is geworden, dat de geest door te zeer te leven in de stof en zich te veel tegen over de wereld te stellen, in plaats van te leven als deel daarvan, uiteindelijk deze gaven voor het nageslacht verloren deed gaan. Er groeide hierdoor een maatschappij, die het voor de mens, niet gemakkelijk maakte om deze capaciteiten naar buiten toe te dragen. Het machtsbegrip, dat zelfs vanaf de vroegste tijden heerst, leidt er toe, dat zelfs degenen, die die gaven hebben, de wichelaars, profeten, a.h.w. in een soort luxe gevangenis worden gehouden en alleen de vorst mogen dienen, die op dat moment regeert. Staan zij een ander bij, dan gaat dat op eigen verantwoording. Het risico is vaak de dood, hun ondergang. U zult begrijpen, dat op deze wijze een groot aantal van degenen, die nog iets van die capaciteiten bezaten, verloren zijn gegaan. Toch blijven er altijd nog mensen bestaan, die de volheid van 4

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 1 – 24 februari 1955 het leven kennen. De poging om deze volheid opnieuw te bereiken is o.a. een bestanddeel van het Yoga. Ik had U graag iets willen vragen over Uw nomenclatuur. U bent begonnen te spreken over de psyche en later over de geest. U heeft ook het woord vehiculum in de mond genomen. Nu wilde ik even een spraakverwarring, althans met mijzelf, voorkomen. Ik meen, dat de ziel het enig vehiculum is van de geest en het lichaam wederom het vehiculum voor beiden, dat dus de psyche, ofschoon fijnstoffelijk en dus voor ons niet waarneembaar, wij nog een zekere stoffelijkheid toekennen en de geest, die is principieel Wij hebben dit inderdaad omgekeerd, omdat men ons ook een geest noemt. Wanneer U ons en onze broeders geest noemt, zo bestaan wij toch in de fijnstoffelijke vorm en is het ons bewustzijn en uiterlijke persoonlijkheid, die U erkent, meer niet. Wij hebben daarom het woord "ziel" genomen voor de kernkracht, die niet stoffelijk geuit wordt en "geest" daarentegen voor de bewustzijnsvorm van de ziel, Ja maar, dat is net andersom. (Ja). Maar U zegt: zij noemen mij ook geest. Maar U heeft toch ook een vehiculum, dat de ziel is? De psyche. Volgens onze nomenclatuur is de ziel de Goddelijke kracht: zij is de kern van het wezen. Deze kern op zichzelf is kracht zonder meer en dus onstoffelijk. Zij draagt echter rond zich een kern van fijnstoffelijke materie, die zij verzameld heeft en waarin het bewustzijn wordt gevormd in vele lagen. Het totaal van deze lagen tot het stoffelijk lichaam toe, noemen wij dan gemakshalve de geest. Zo is o.i. dan dus de geest het vehiculum, het voertuig van de ziel. Daarbij komt dan, dat deze geest een lichaam heeft, dat gedeeltelijk voertuig is van deze geest. Dit is overigens ook de nomenclatuur, die door ons ook altijd werd gebruikt. Ja maar, die gaat toch eigenlijk wel tegen de Bijbelse in, want toen de mens uit aarde geformeerd werd, werd hem, de adem in de neusgaten geblazen: "En alzo werd de mens tot een levende ziel". Mag ik een opmerking maken? Bijbels gezien vind ik juist het gebruik van "geest" onjuist voor de kern der dingen. "De geest zweefde over de wateren”. De geest was dus een bewustzijn, want de geest nam de wateren waar. De mens daarentegen werd een deel van de Goddelijke kracht, een levende ziel, tot de Goddelijke adem, kracht, in hem was. De kern van het wezen is dus hier wel degelijk de Goddelijke adem en het bewustzijn is secondair. Adam is niet bewust, wanneer God hem de adem inblaast. Hij leeft. Dat is wel een verschil. Want "Hij gaat rond en geeft aan de dieren namen". Waaruit wij dus kunnen nagaan, dat hij zich een bewustzijn verwerft door de beschouwing der dingen en het kentekenen voor zichzelve. Ja maar, dat is een probleem, dat wij hier zo opvangen, dat wij zeggen: "Ja maar, dat is maar een gedeelte van de menselijke persoonlijkheid, want het bewustzijn is maar een klein gedeelte, maar het onbewuste is een veel groter deel”. Ik ga natuurlijk in Uw nomenclatuur met U mee. Maar ik moet het even voor mijzelf vaststellen, anders kom ik in verwarring. Ja, dat kan ik met U meevoelen. Maar U heeft daar zojuist een opmerking gemaakt: het grootse deel van mij is het onbewuste. Ik hoop dat wij aan het einde van deze cursus zo ver zullen zijn, dat U begrijpt, dat het onbewuste niet het afgescheiden deel van het bewustzijn is, maar alleen dat deel van het bewustzijn, dat de mens niet wenst, of niet ontwikkelt. Dat het dus een wilsdaad is, die het onbewuste en een deel van het onderbewuste uitschakelt, terwijl in de normale toestand, die op het ogenblik dus niet voor de mens bestaat, dit alles geheel deel uitmaakt van het realisatie- en denkvermogen. Het bewuste realisatie- en denkvermogen. Dat is in dit geval aanwezig op het ogenblik, dat het volledig contact van geest, en stof tot stand komt. Maar wij hebben nog wel meer van die noten te kraken. Ja, want het onbewuste en het onderbewuste zijn twee verschillende eigenschappen. Het is jammer genoeg, dat men meent een scheiding te moeten maken tussen het onbewuste en het onderbewuste. Dat is n.l. alleen maar aan te nemen, wanneer wij van een zuiver stoffelijk standpunt uitgaan. Dan hebben wij inderdaad het onderbewustzijn als dat deel van het herinneringsvermogen, dat niet aan de oppervlakte treedt en daarnaast het onbewuste, dat de verdere ervaring, zover niet gerealiseerd, in zich draagt. Maar deze beiden zijn ook één, want het z.g. onderbewustzijn is tevens gelijk aan het totaal kennen van het stoffelijke leven 5

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 1 – 24 februari 1955 door de geest. Het is een stoffelijke reflector. Juist daarom ben ik op deze wijze begonnen. Het ligt in de bedoeling U er in de loop van deze cursus op te wijzen, dat de mens een eenheid is, dat de graden die wij stellen, door ons betrekkelijk willekeurig zijn genomen. Evenzeer als de mens in zijn verdeling van het bewustzijn, onderbewustzijn, geest en ziel, die hij ook alle probeert van elkaar te scheiden, dit ook betrekkelijk willekeurig heeft gedaan. Het standpunt, vanwaar wij uitgaan, is dit: De menselijke psyche behelst uiteindelijk het totaal van zijn wezen. Ingesloten hierin vinden wij de kleinste lichamelijke functie en tevens de grootste geestelijke uiting. Al wat er als verschijnsel naar buiten treedt, wordt beheerst door het bewustzijn, het bewustzijn, dat het kenteken van deze psyche is. Een soort beginselverklaring. Eigenlijk gegeven als resultaat van Uw vragen. Eigenlijk had ik het liever wat langzamer aan gedaan, opdat wij niet te veel schokken tegelijk moeten verwerken. Maar kom, wij gaan verder. De hersenen. Hoe moeten wij deze zien? In lichamelijk verband kunnen wij ze zien als de coördinators van een bepaald aantal functies plus een opslagplaats voor een bepaald aantal prikkels. Zij zijn echter niet het enige deel, dat heersend optreedt. Wij kunnen zien, dat b.v. de zonnevlecht een aantal functies zelfstandig beheerst, waarbij de hersenen alleen als een magazijn voor kennis worden gebruikt, maar geen deel hebben aan de daadwerkelijke handeling. Er bestaan nog een aantal van dergelijke knooppunten en centra in het lichaam, die voor een deel van het lichaam eigenlijk het bewustzijn betekenen. Ik hoop, dat daar geen al te groot protest op naar voren komt. Het is n.l. iets, dat zich van onze kant af met grote zekerheid als zodanig laat herkennen. Hieruit zouden wij kunnen concluderen, dat, waar dit alles direct deel uitmaakt van het leven en van het beheersen van het leven, ook deze delen gerekend moeten worden bij de menselijke psyche. Ik kan nog wel veel verder gaan, maar dat doe ik voorlopig niet. Wij blijven bij de hersenen. De hersenen in hun coördinerende functie weven als het ware de rol van de verschillende weefsels tegen elkaar af, en ook de waarde daarvan. Zij proberen hieruit een totaal van handelingen tot stand te brengen en elke handeling is zeer complex. Zo gecompliceerd, dat een groot deel dezer handelingen automatisch is. Het eigenaardige hiervan is, dat deze normaler wijze automatisch uitgevoerde handelingen door U kunnen worden gecontroleerd. Het eenvoudigst kunt U dit zien bij de ademhaling. U kunt Uw ademhaling en daarmee ook de hartslag en verschillende andere functies, regelen naar Uw eigen welbehagen, wanneer men zich althans de moeite geeft, zichzelve dit ritme zolang op te leggen, tot het op de duur een gewoontepatroon is geworden, dat door de hersenen automatisch kan worden voortgezet. De hersenen vragen dus een zekere sjabloon, willen zij kunnen functioneren. Maar nu komt het vreemdste: op het moment, dat deze kunstmatige sjabloon is aangebracht en het lichaam daar op reageert, is het op elk gewenst ogenblik mogelijk deze sjabloon weg te nemen en terug te vallen op de oude wijze van ademhaling, of wel op elke tussen deze beiden liggende trap. Na de eerste bereiking zou dus de ademhaling geregeld kunnen worden naar Uw verlangen. Maar ook Uw bloedsomloop. Het zou ook mogelijk zijn voor de stofwisseling. Het is mogelijk om de groei van weefsels op deze manier te beheersen. Al deze functies kunnen door de hersenen, bewust geregeld en geregeerd worden. Zij zijn het, die de gegevens verstrekken aan het gehele lichaam. Zij kunnen indien nodig, zelfs de betrekkelijk zelfstandige functies in het lichaam zodanig beïnvloeden, dat deze op de gegeven impulsen toch reageren zullen, zij het dan ook, dat dit gebeurt op een eigen wijze, naar eigen inzicht a.h.w.. Het menselijk lichaam is dus in feite volledig te beheersen. In de praktijk wordt het echter slechts voor ongeveer 20% beheerst, 20% van hetgeen U lichamelijk doet is werkelijk beheerst. Ongeveer 45 %, wordt gedeeltelijk beheerst en berust op het automatisch reageren op een gegeven stimulans, waarbij dan de wil inderdaad de mogelijkheid heeft die stimulansen op verschillende manieren te richten. Het restant, 35%, is volledig onbewust in het lichaam. De hersenen zijn op het ogenblik voor de geest het grootste contactoppervlak, samen met de zonnevlecht. Het is begrijpelijk, dat de geest, waar het lichaam al zo weinig beheersing toont over zichzelf, te weinig de mogelijkheid tot bewust reageren benut, de geest nog een veel kleinere invloed zal hebben op het menselijk, bewustzijn. En vooral ook natuurlijk op de lichamelijke toestand van de mens. Dit is het begin, vanwaar wij verder uit kunnen gaan. Op het ogenblik dat de geest een grotere invloed heeft op 6

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 1 – 24 februari 1955 de hersenen, krijgt zij ook een grotere invloed op het zenuwstelsel. Op het moment, dat zij haar invloed op het zenuwstelsel doet gelden, kan zij een groot deel van de weefsels regeren. De geest, die dat bereikt is dus in staat om in het lichaam volledig datgene te uiten, wat zij zelve is. Wanneer dit gebeurt zullen ook de eigenschappen van de geest ongetwijfeld ook langzaam maar zeker lichamelijk geuit worden. Dan blijft alleen over als niet deel zijnde van de psyche, het feit van het stoffelijke bestaan. Al het andere kunnen wij aan haar toe kennen. Het lijkt mij verstandig om voor vandaag hiermede het onderwerp te sluiten. Wanneer U de consequenties van het gesprokene heeft overdacht, kunnen wij verder gaan en zien, wat wij dan tot stand kunnen brengen. Er komen ongetwijfeld heel wat vragen, en verschillende twistpunten uit voort. Daar ben ik wel van overtuigd. Het tweede punt, dat ik voor vandaag met U wilde aansnijden was, zo U weet, de geest zelve. Hoe moeten wij die zien? Ik heb reeds gezegd: wij zien haar als een bewustzijn en niet als de kern van het wezen, wat ik hierbij nog even uitdrukkelijk vastleg. Wanneer ik dus spreek van de geest, bedoel ik hiermee niet het totaal van het wezen, of de kern daarvan, maar het bewustzijn dat zich om de Goddelijke kracht bevindt. De geest is opgebouwd uit een groot aantal verschillende lagen. Elke laag behoort, zoals dat heet, tot een andere sfeer. De buitenste laag, die bewust leeft, is over het algemeen bepalend voor het totaal bewustzijn van de geest op dat moment. M.a.w. de geest leeft ook een onderbewust, en een onbewust bestaan in zich. Dat is noodzakelijk. Zou zij onmiddellijk tot haar kern door kunnen dringen, dan zou zeer zeker haar deel in het spel der uitingsmogelijkheden geheel anders zijn. Dan zou zij zeer zeker nooit kunnen komen tot het zelfstandig beschouwen van het Goddelijke, of zelfs maar tot een zelfstandig handelen. Resultaat: de geest heeft haar verschillende lagen van bewustzijn. Die lagen van bewustzijn moeten zijn opgebouwd uit ervaringen. Wanneer zij nu zien, dat een aantal van die lagen nog geen ervaring hebben, wordt het ons eens te meer duidelijk, dat een gang van de bewustwording van buiten naar binnen moet worden aangenomen. Het stofervaren beïnvloedt de buitenste laag van de geest. Dit is haar begeertelichaam. Dit begeertelichaam is dus opgebouwd uit stoffelijke waarnemingen en stoffelijke drijfveren. Echter worden hieruit op geestelijke basis conclusies getrokken, die stoffelijk niet getrokken worden. Er worden n.l. in het eigen wezen begeerteverhoudingen geschapen, waarin het "ik" veel meer zeggingschap heeft, dan bij de onbewuste stoffelijke mens mogelijk is. Hierdoor zal een groot deel van de ervaringen van dit lichaam, in zo verre als zij niet zelve tot de begeertematerie behoren, worden doorgegeven aan een daarachter liggend lichaam. Dit verzamelt dus deze indrukken, maar dan ontdaan van alles wat niet in deze sfeer thuis behoort. Van hier dringen weer, na selektie a.h.w. enkele indrukken verder door. Hoe meer wij dus aan de buitenkant van de geest blijven, hoe groter wij de vorm van haar voertuig zien willen, hoe groter haar bewustzijn. Maar gelijktijdig ook, hoe minder haar begrip van het eigen "ik". Het is dan ook begrijpelijk, dat er vaak een verschil van instelling voor zal komen tussen de verschillende sferen in één persoon. Hierdoor kan dus ook een strijdigheid in de geest ontstaan. Deze strijdigheid uit zich dan over het algemeen in een zeer groot vertoon van krachten en daarnaast een onnatuurlijke rigiditeit van vorm en van beleven. Hoe meer de geest gebonden is aan vorm, hoe meer zij vormscheppend werkt. Hoe meer zij dus ook uit zich krachten geeft om vormen te scheppen in haar eigen sfeer. Hoe minder zij de vorm, hoe meer zij het wezen der dingen uit, hoe hoger haar voertuigen, die zich bewust kunnen worden en hoe hoger ook het bewustzijn, dat zich daarin uit. Nu mogen wij ons niet voorstellen, dat deze voertuigen van de geest ten alle tijde blijven bestaan. Het gaat hen als een menselijk lichaam. Zij gaan op in de sfeer, waartoe zij behoren en kunnen ter gegevener tijd uit de daar aanwezige materie weer worden gevormd, indien dit wenselijk of noodzakelijk blijkt. Heeft er iemand over dit wezen van de geest iets te zeggen? De geest plus het lichaam worden samen gedreven door de kracht van de ziel. De ziel is dus de levende kracht. Wanneer wij dit zo zien, dan komt de eerste vraag: in hoeverre is de werking van de ziel actief merkbaar te maken in de stof? Ten tweede, in hoeverre zou het bewust ervaren van deze kracht in het lichaam het bewustzijn zelf beïnvloeden? Hoe zal men dus psychisch reageren op dit erkennen? En dit zullen dan de laatste punten zijn, die wij vandaag bespreken, vrienden. Wanneer ik mij bewust ben van eenheid met de dingen, op het ogenblik, dat deze gedachte van eenheid mij omgeeft en in mij doordringt, zal ik daardoor ook dichter komen tot de levens kern in mij zelve: de ziel. Hoe 7

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 1 – 24 februari 1955 sterker ik dit naar voren breng, hoe zuiverder ik dit geestelijk ervaar, hoe meer mijn ziel dus kenbaar in mij aanwezig en bewust voor mij werkzaam is. Ik ervaar dit als een kracht en vitaliteit, die in een zeer kort ogenblik tot mij komt. Die vijf minuten van slaap, die U weer verfrissen dan anders een slaap van twaalf uur. Het ogenblikje van ademen in de vrije natuur, dat U weer weken van kracht geeft om verder te gaan enz.. Is dat zuiver lichamelijk te verklaren? Neen. Die ademhaling, of dat moment rust betekenen voor Uw lichaam betrekkelijk weinig. Wij hebben hier te maken met een psychische werking. Hoe kan die psychische werking tot stand komen? Alleen wanneer het bewustzijn en de geest samen werken om dat lichaam in een bepaalde richting te beïnvloeden. Conclusie: bewustzijn van de zielekracht in de mens bevordert diens vermogen om op aarde te presteren, om geestelijk bewust te zijn. Het vergroot de eenheid, die bestaat tussen geestelijk en stoffelijk bewustzijn. Met dat laatste wordt dan het waakbewustzijn bedoeld. Dan: indien ik mij stoffelijk bewust ben van de ziel, zal ik mij ook geestelijk van deze kracht bewust moeten zijn. Op het ogenblik dus, dat deze door stof en geest gedeelde ervaring doordringt, zal zij ook doordringen tot de diepste kern van mijn bewustzijn. Zij brengt een tijdelijke harmonie tussen alle voertuigen van de geest. Al deze voertuigen samen met het daarmee harmonische lichaam, schakelen alle verval, vermoeidheid etc. uit. Het ontwinkelt op de duur capaciteiten, die nog niet tot nu toe aan het redelijk bewustzijn van de mens deel nemen. Het bewustzijn van de werking van de ziel in de mens bevordert de eenheid tussen stof en geest en moet als zodanig psychisch van het allergrootste belang geacht worden. Immers, de eenheid van wezen, die optreedt kan niet anders dan gunstig werken. Waar harmonie bestaat, zullen de normale belemmeringen van het bewustzijn, als blokken en remmingen, de vervormingen in het bewustzijn als fantasterijen en dagdromen, de ontvluchting van de werkelijkheid als door het vormen van een waan om het eigen "ik" wegvallen. Is dit tot stand gebracht, dan is ook een reëler voeling met de buitenwereld bereikbaar. Is dit laatste ook bereikt, dan kunnen wij spreken van een werkelijk gezonde mens in een gezonde wereld. Wij kunnen dus, naar ik meen, het eerste onderwerp niet beter sluiten dan met de conclusie, dat het noodzakelijk is om in de eerste plaats de Kracht van de ziel tot ons te doen doordringen. Wilt U daar nog iets over weten? Kun je niets doen om dat te bevorderen? Op zo'n vraag zat ik inderdaad al te wachten. Je kunt inderdaad iets doen om dat te bevorderen. Je moet jezelf op een moment weten te vergeten. Dat niet in de stoffelijke zin, dat begrijpt U wel. Men moet zoveel mogelijk proberen om de dingen te beleven en niet slechts te aanschouwen. U moet het leven niet ondergaan, maar voortdurend als een actieve kracht in Uw wezen trachten te voelen. Dit is punt één. Heeft U die tot stand weten te brengen, of althans redelijk getracht te bereiken, dan begint fase twee. U doet een beroep op Uw eigen wezen en U stelt zich een taak, die normalerwijze boven Uw prestaties ligt. Maar voorlopig zou ik die taak kiezen op mentaal gebied. Indien dat goed gaat, kan men het uiteindelijk ook fysiek en psychisch doen. Wanneer U dit doet zult u door steeds iets boven Uw eigen kunnen te grijpen. U zelf dwingen om alle krachten, die in Uw wezen zijn te realiseren. Heeft U dan uiteindelijk gefundeerd een gunstige mening over Uw zelve verworven dan kunt u aan de derde fase beginnen. N.l. U voor te stellen, dat in U een levende kracht, denkt U maar aan een vlam of zo iets, leeft, die U voortdurend doortintelt, die met het bloed door Uw aderen gaat. Ja, u geheel aan het gloeien brengt enz. enz.. Probeer dan U zelf in deze vlam voor een ogenblik te verliezen. Doe dit bij voorkeur daar, waar U contact met de natuur hebt, daar waar het voor U mogelijk is de schoonheid der dingen, de volheid der dingen, de eeuwigheid van het zijnde te realiseren. Tracht U er van bewust te worden, dat, wat in U leeft eeuwiger is dan een ster. Dat wat in U leeft groter is dan de afstand, die U naar de hemel opziende, met de blik kunt omvatten. Wanneer deze gedachte regelmatig heeft, dan komt deze zielekracht meer en meer in U tot uiting. Uw bewustzijn wordt leeg van woorden en gedachte. Het is niet meer een overpeinzen en nadenken, maar een toestand, waarin U verkeert. Een toestand overigens, die over het algemeen maar enkele seconden aanhoudt. Maar dat korte ogenblik is eigenlijk oneindig in tijd en in intensiteit. Geheel juist is dat niet, maar ik kan het U niet anders beschrijven. Dit is de weg. Zij heeft echter enkele valkuilen. De grootste is wel, dat je geneigd 8

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 1 – 24 februari 1955 bent om maar meteen wat te veel hooi op je vork te nemen. Je moet nooit iets onder handen nemen, waarvan je weet, dat je het niet kunt, maar iets, waar van je denkt, dat je het wel niet zult kunnen. Een andere weg, die echter moeilijker te begaan is, is een weg, waarbij, een volledige lichamelijke ontspanning moet worden bereikt en in deze ontspanning de mens door gedachteconcentratie onmiddellijk het beeld van de Eeuwige probeert op roepen. Een zeer moeilijke weg. Maar ook langs deze weg kan op de duur de eenheid bereikt worden, ook hier begint dat met enkele seconden. U zult op de duur merken, dat de toestand ten hoogste voor een kort ogenblijk beleefd kan worden, maar dat de gevolgen, die daar aan herinneren zeer lange tijd kunnen blijven. Een dergelijk beleven met een duur van ongeveer 10 seconden heeft ten gevolge een verhoging van weerstand, kracht en innerlijke vrede van ongeveer een week. U begrijpt dus dat er hier inderdaad vele mogelijkheden in schuilen. Er bestaat nog een derde weg. Maar daar kan ik U pas over inlichten, wanneer U op de hoogte bent met het wezen van de geest en de werkingen erop, vanuit de stof. Mag ik even mijn denkraam verifiëren? U gaat uit van een monistische wijsbegeerte. In het begin bracht U een psychisch monisme naar voren en op het laatst een pluralisme. In de totaliteitsgedachte zijn dit verschillende aspecten van één en hetzelfde. Heb ik U goed gevolgd? (Inderdaad). Dank U. Om mijn standpunt dus nog even te verhelderen: Alles is één geheel. De mensheid in zijn bewustzijnsafzondering van het Goddelijke is in alle sferen met alle voertuigen ten alle tijde één geheel. Dit geheel kan nooit ten gronde gaan. Wel kan het voorkomen, dat delen van het wezen tijdelijk worden uitgeschakeld uit vorm en bewustzijn om voor de mens, of de geest pas weer te herleven, wanneer zij noodzakelijk zijn. Ik geloof, dat de stelling hiermee dan duidelijk genoeg naar voren is gebracht. Er is een bewust weten, maar dan moet er ook een onbewust weten zijn. Zoals de mensen over weten spreken, ja. Weten is een functie van het bewustzijn. Het onbewuste treedt op, wanneer wij het bewustzijn in en het weten uitschakelen. Het bewustzijn kent dan weten noch onwetendheid meer, maar ervaart als totaal. Maar nu de mogelijkheid van bewustzijn gelijk is aan het totaal van de zijnsuiting, die voor het wezen maximaal mogelijk is, is hiermee de vervulling van het eigen wezen bereikt. De totaliteit van weten, die daaruit voortvloeit houdt inderdaad in, een niet weten van het buiten het "ik" liggende. Echter treedt dan een kennen van het Goddelijke op en daarmee een aantal wetten, die wij vanuit de stof of vanuit de geest helaas niet verder kunnen volgen. Hoe en wat er dan gebeurt is voor mij een raadsel. Nu ga ik een stap terug naar het stoffelijke. Er is een hersendenken met een geheugen. Er is ook een onbewust geheugen. Een onderbewust geheugen. Hoe kunnen wij dat erkennen, al die dingen, die weg gestopt zijn? Er is inderdaad maar een geheugen, maar de sterkte van indruk kan zodanig verschillen, dat een deel daarvan tot een bewustzijnsimpuls wordt, terwijl een ander deel daarvan op de achtergrond blijft. Alleen wanneer de buitenwereld geheel is buitengesloten kan die tweede vorm van bewustzijn op de voorgrond treden, maar het deel van één en hetzelfde vermogen. Ja. Wij kunnen zelfs zover gaan, dat wij mogen zeggen, dat die centra waar ik het over had in het begin, onbewust bij menigeen nog een beetje functioneren, zodat de mens onbewust, onderbewust meestal, een aantal factoren heeft te verwerken, die in de sfeer van het occulte liggen. Dat ogenblik van gevoel van innerlijke harmonie? Kun je dat ook ervaren zonder dat je er bewust naar toe geleid bent? Het is mogelijk dit onder verschillende omstandigheden te ondergaan, waarbij dan niet het directe aardse bewustzijn, maar wel alle delen van het wezen deel hebben daaraan. Het kan dus zijn, dat onbewuste, of zelfs onderbewuste impulsen U daartoe brengen of helpen om deze toestand zelf te scheppen. Men kan hierbij putten uit velerlei stoffelijke omstandigheden, zelfs uit het afwezig zijn van enigerlei activiteit. Met de middelen, die op aarde daarvoor op het ogenblik aanvaard worden is het niet mogelijk de duur van het beleven te verlengen. Nu meen ik hiermee het eerste deel te mogen besluiten. Maar voordat ik heen ga, zou ik U nog het volgende willen verzoeken: gun een beschouwing aan al hetgeen wij gesteld en 9

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 1 – 24 februari 1955 gestipuleerd hebben. Overdenkt U alles nog eens. Er zijn hier veel dingen gezegd, die aan de meeste ontgaan zijn, maar consequenties in zich bergen, die voor U mogelijkerwijze aanleiding zijn tot het vragen van een duidelijker uiteenzetting. Wij zullen echter de volgende maal de vragen beperken door niet de zuiver geestelijke problemen en die welke de ziel betreffen niet te stellen, maar te noteren tegen de tijd, dat wij daaraan toe zijn gekomen. De vragen hebben zich dus in hoofdzaak bezig te houden met de problemen van de stof, het stofbewustzijn en de relatie van deze beiden tot de geest. Ik dank U voor Uw aandacht, vrienden. Goeden avond. o-o-o-o-o Goeden avond, vrienden, Het is dan op het ogenblik aan U de keuze om een bepaald onderwerp te bepalen. Mogen wij het aan U overlaten? Ja, als U dat speciaal wilt, zullen wij dat voor deze eerste keer doen. Maar wij houden er wel eigenlijk van om in de studiekringen de aanwezigen zelf een beetje aan het woord te laten. Dan had ik wel iets willen vragen. Uw voorganger heeft het daarnet gehad over de hersenen. Zoudt U willen spreken over de psyche. Over het aangrijpingspunt van de psyche op de materie, ons lichaam. Dat is een vraag, die zeer nauw met de cursus gelieerd is, maar ik zal wel proberen om er wat van te maken. Kijkt U eens, in de eerste plaats moet U zich realiseren, dat het aangrijpingspunt, voor wat wij de geest noemen, is gelegen in het achterhoofd. Daar is dus het eigenlijke, het werkelijke contactpunten dat breidt zich dan uit tot ongeveer hier deze top. De geest zelve heeft het totaal van haar wezen a.h.w. langs de ruggengraat. Ik wil niet zeggen, helemaal in de ruggengraat, dat is niet helemaal waar, maar in en langs de ruggengraat. Daarnaast komt natuurlijk het zenuwstelsel zelve, dat dus het aangrijpingspunt is voor de geest ten opzichte van de stof, maar nu hebben wij ook nog het stoffelijk deel van de psyche. En dat grijpt nu eigenaardig genoeg niet aan op bet zenuwstelsel - men zou het wel denken maar dat speciaal werkt op een groot aantal interne klieren. En b.v. de afscheiding daarvan remt afscheiding daarvan etc.. Op deze wijze kan de stof dus het functionele evenwicht in het lichaam veranderen en daardoor de gehele stof aanpassen aan hetgeen - volgens de stoffelijke impulsen - op het moment nodig is. Wanneer dit wel eens een keertje verkeerd gaat, ja, dan ontstaan daaruit lichamelijke bezwaren. Een groot gedeelte van wat men dan ook zenuwkanalen gelieft te noemen, is niet alleen terug te voeren tot een zuiver psychische werking, maar zou wel degelijk in die verstoring van het interne evenwicht kunnen worden teruggevonden. Hier heeft U dan de beide hoofdaangrijpingspunten. Ik hoop, dat ik ze duidelijk genoeg naar voren heb gebracht. Heeft U nog commentaartjes? Geen commentaar. U zegt zo, in het achterhoofd, dat is zo hier en gaat dan zo naar boven toe, vermoedelijk een beetje te laag. Heeft het thalamus-centrum daar wat mee te maken? Het heeft er inderdaad iets mee te maken. Ja. Het ligt n.l. in één van de sterkste concentratiepunten van de geestelijke aangrijpingskracht. Dat is natuurlijk weer begrijpelijk, omdat hierdoor een volledig gevormde reactie voor de geest mogelijk wordt. Is het daardoor aan te bevelen, dat als je iemand daar psychisch behandelt, dus als je de wensvoorstellingen, of liever de bewustzijnsvoorstellingen, die je tracht in te drukken in je patiënt, dus daar bij als therapeut de voorstelling vast te houden van die thalamus, welke daar uiteindelijk dus gaat aangrijpen. Is dat wel aan te raden? Ja, U kunt zelfs iets verder gaan. U bevindt zich over het algemeen met een patiënt, als ik mij niet vergis, toch al in zo'n toestand, dat de patiënt zelve niet volledig op de hoogte is, van wat U eigenlijk doet en niet doet. Dus heeft U ook de gelegenheid om deze concentratie door te zetten met het lichaam zelve en dit kan dan gedaan worden - ik weet niet, in hoeverre Uw voorstellingsvermogen daartoe reikt - maar ten eerste door de handen te richten, als U dus zo zit te luisteren, nietwaar, en U begint Uw eigen betoog de indruk, die U wilt maken, dan legt U Uw handen zo in de richting van dat centrum en richt Uw ogen daarop. Hierdoor hoeft U 10

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 1 – 24 februari 1955 automatisch n.l. het totaal van Uw eigen invloeden en uitstraling geheel gericht op een zichtbaar en kenbaar punt, waarbij het voor U zeer makkelijk is om ongeveer de omgeving te raken. Raakt U ongeveer de omgeving, dan beïnvloedt U daarmede zeer sterk de geest, die nog sterker van het lichaam ontvankelijk is voor deze invloed. U krijgt dus een onmiddellijke reactie van de geest hierop plus een versterkte doorwerking naar dat gedeelte van de hersenen, dat normaler wijze niet tot het directe bewustzijn behoort. Dat zou dus voor de therapeut een voordeel kunnen betekenen, omdat daardoor een langere en sterkere werking kan worden verkregen. Aan de andere kant, wanneer U het doet, moet U wel zeer zeker zijn, dat wat U als U suggestie geeft, inderdaad in het bepaalde psychische patroon past. Zoudt U n.l. een daarvoor niet passende niet-harmonische suggestie leggen, dan zou het mogelijk zijn, dat er een innerlijke strijd wordt veroorzaakt, waardoor een groot aantal hernieuwde opstoppingen, vooral in het emotionele gedeelte ontstaan. Dat is altijd een twijfelachtige kwestie. Dus men moet dit wel pas toepassen, wanneer men werkelijk overtuigd is, dat men het beeld begint te benaderen. Niet voordien, dat zou ik niet aanraden, want U kunt op deze manier, onuitwisbaar zelfs, iets in de hersenen inleggen. Iets wat verder helemaal niet uitgesproken wordt desnoods, maar wat als tendens, begeleidt door woorden wordt uitgezonden in gedachte. Maar inderdaad, het is wel wenselijk in zo'n geval. Uw vraag is dan al weer beantwoord, geloof ik. (Ik dank U zeer). Is er ondertussen iemand anders nog tot het bewustzijn gekomen, dat hij ook nog een onderwerpje of een vraagje Ja, Uw voorganger heeft gezegd, dat je onder de invloed van de ziel moet weten te komen. Een methode daartoe was, om niet in aanschouwing verloren te gaan, naar meer beleving. Als je nu aanschouwelijk bent aangelegd, hoe kun je dat leven bevorderen? Misschien een beetje laag bij de grond, maar ik ben altijd practisch. Neen, dat is eigenlijk helemaal niet zo laag bij de grond. Maar het is toch wel zeer logisch op te lossen. Kijkt U eens. Stellen wij voor, wij hebben een slak en een renpaard naast elkaar. Zij hebben beiden hetzelfde doel. Dan kunnen wij tegen die slak zeggen: "Klim op het spatbord van die auto daar en blijf in beschouwing, totdat je bij je doel bent". Dat is volgens het wezen en de geaardheid van de slak de enige methode om er werkelijk te komen. Zouden wij dat tegen het paard zeggen, ach, dan ben ik bang, dat het renpaard en de auto beschadigd zouden worden. Die vergroting van activiteit dus, is speciaal bruikbaar voor diegene, die de behoefte hebben aan ervaring en bewustzijn, intensere - beleving in de wereld etc.. Daar is dat speciaal voor. Wij mogen nooit de vergissing begaan om één panacee voor alle kwalen voor te schrijven. Stelt U zich dat nu eens voor dat er een dokter komt en die zegt. "Ja, door een kleine dosis arsenicum heb ik werkelijk resultaten bereikt bij een hartpatiënt. Wat heeft U, meneer Jansen? Ach zo, heeft U last van voortdurende indigestie e.d.? Nu, mijn waarde heer, neemt U maar een dosis arsenicum. En U, juffrouw, last van reumatiek? Arsenicum.” Begrijpt U, wat in het ene geval nuttig kan zijn, in het andere geval zelfs erg schadelijk kan zijn, zelfs dodelijk kan zijn. En vandaar ook, dat op die methode het ogenblik door mijn voorganger waarschijnlijk niet zo erg diep is ingegaan. Per slot van rekening de methode, waarop je zelf het Goddelijke benadert, die is voor een zeer groot gedeelte afhankelijk van de instelling die je hebt. Er zijn vroeger mensen geweest, die inderdaad deze toestand van beleving en verkenning van de ziel bereikten op een methode, die ze op het ogenblik schandalig zouden noemen, n.l. sexuele beleving. Dat waren mensen, die, nu ja, daarin de grootste stimulans vonden en daardoor ook daarin een bewustwording konden bereiken op het moment, dat ze de belevenis gingen sublimeren. Maar er zijn ook mensen geweest, die hun leven in eenzaamheid en overpeinzing doorbrachten. En in deze overpeinzing het hebben gevonden. Er zijn scholen geweest, die het in beweging zochten en die een voortdurende ritmische beweging eigenlijk maakten tot hét middel, waarmee zij deze eenwording met het Goddelijke beleefden. Er zijn tempeldansers geweest. Er zijn er geweest, die speciaal daarvoor zich in het water neerzetten, of aan het water en het stromen van het water alleen met het gevoel waarnamen. U kunt ook deze oude toestand bereiken. U ziet dus, er zijn ontzettend veel methoden voor, maar de methode, die voor de één goed is, kan voor de ander erg gevaarlijk zijn. Wat U dus heeft gekregen aan praktische richtlijnen dat is iets, waar U wel mee kunt beginnen, waarmee Uw eigen geaardheid ongetwijfeld en innerlijke verlangens wel zullen bepalen, welke weg U uitgaat. Ik noem nu deze methoden zo, maar U zult begrijpen, U leeft in een maatschappij 11

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 1 – 24 februari 1955 etc.. U moet wel zorgen, dat U precies de weg kiest, die Uw omgeving, Uw opvoeding plus Uw eigen wezen past en die is wel te vinden. Maar die is pas te vinden, wanneer U werkelijk een zuiver inzicht krijgt, dus in de samenstelling van Uw eigen wezen. Daar komt o.a. bij te pas ook zelfanalyse. Een heel gevaarlijk iets zelfanalyse, daar moet je erg mee oppassen. Kan niet zo aan de eerste de beste worden voorgelegd, daar hoort verder bij een toepassing van bepaalde concentratiemethoden. Voor sommigen zus en voor anderen zo. Nietwaar, de één, die bidt het beste, wanneer hij met zijn knieën op de harde stenen ligt, nietwaar, maar de andere kan zo niet bidden, want dan denkt hij alleen maar aan de pijn, die hij in zijn knieën krijgt. Wanneer bidden het hoofddoel is, dan ligt het er wel degelijk aan, wie je eigenlijk bent. Wat voor houding je nodig hebt, om te bidden, nietwaar? En zo kunnen wij verder gaan. Maar gelooft U maar, U hebt een bepaald streven tot nadenken etc.. U heeft een bepaalde manier, waarop U de problemen van het leven benadert. En deze methode van benadering kunt U het beste ook hierop toepassen, voorlopig. Ongetwijfeld zult U later zien, dat wij met kleinigheden een hele wijziging tot stand kunnen brengen, zonder dat wij U enigszins in disharmonie brengen en daardoor makkelijker resultaten, maar ja....Als je een ladder op wilt klimmen en je wilt op de bovenste sport beginnen, dan breek je je nek. Maar rustig van onderen af klauteren. Dus laten wij zeggen, op het ogenblik inderdaad, de methode is gegeven. Houdt U zich daar voorlopig aan. En zegt U niet voor Uzelf: nu wil ik eens actief gaan worden. Wanneer U beschouwelijk bent aangelegd, zegt U dan voor Uzelf: dan wil ik deze beschouwelijkheid op zo'n manier concentreren in bepaalde ogenblikken, dat zij voor mij de mogelijkheid tot beleven medebrengen. Ik hoop, dat de raad het niet tegenvalt, maar het is de beste, die ik U geven kan. Nu vrienden. Mag ik nog wat vragen? (Zeker). Zoudt U eens een beschouwing willen geven over ons menselijk geheugen, dat is eigenlijk een merkwaardig ding, het geheugen, dat wij mensen hebben, dat geheugen. Ja, weet U, wat menselijk geheugen is in vergelijking? Een administratiekantoor waar driekwart van de bescheiden voortdurend zoek zijn. M.a.w. het menselijk geheugen lijdt aan een gebrek aan systematiek. Het systeem van denken dus, dat die mens gebruikt, is niet goed. Hij moet tot een ander systeem van denken weten te komen, nietwaar, wil hij wat bereiken. En nu is maar de vraag: wat is het systeem? Wat je gebruiken kunt? Bij iedereen is het geheugen weer enigszins anders. Maar over het algemeen helpen associaties het beste. Wilt U een methode hebben om het geheugen langzaam op orde te brengen, zo'n soort efficiency expert voor het geheugen? Het is eigenlijk heel eenvoudig, hoor. U begint met te zeggen: het is eigenlijk een kinderspelletje. Hier heb ik vier woorden. Ik kijk er vijftig seconden naar. Dan, vanavond, over een uur of zes, wanneer de hele dag weer voorbij is, dan zal ik die vier woorden opschrijven. Maar de volgende keer neemt U vier regels, ook vijftig seconden. Gaat U weer kijken. U leest het a.h.w. één keer in die vijftig seconden door. Weergeven. Gaat het niet, dan doen wij het nog eens. Nog eens. Totdat wij steeds vier andere regels nemend in staat zijn om de regels te onthouden. En dat zetten wij nog eens een paar keer voort, tot, laten wij zeggen, een bladzijde van zestig regels, dat niet te veel, hé. Het is heus geen groot blad, waar zestig regels op staan, geheel na een zeer korte beschouwing kunnen onthouden en kunnen weergeven. Ondanks alle tussenkomende gebeurtenissen. Wat hebben wij nu gedaan? Wij hebben ons geheugen gericht om bepaalde dingen zeer snel op te vatten. Wij hebben geleerd a.h.w. om deze te behouden in reserve en weer te geven, wanneer wij ze nodig hebben. Want het kan in de eerste tijd voorkomen, dat U dat geheugen wel inderdaad belast hebt met die bladzijde, maar het geheugen geeft dat ding niet terug, wanneer je wilt. Als je het hebben wilt, als je eraan zit te denken, komt het niet. Maar op den duur, door er voortdurend maar weer aan te wennen: en nu wil ik hebben en niet op een ander moment, dan gaat het geheugen zeggen: nu, daar krijgen wij dat gezeur en dat gepieker, laat ik het maar geven. En, als U op die manier te werk gaat, dan komt U uit de aard der zaak tot een methode van beschouwing en denken, waarbij U zich aanwent om a.h.w. fotografisch alles op te nemen en in staat bent om het desnoods uren later als beeld weer voor U te halen en uit te werken. Denkt U niet, dat het niet gedaan kan worden?

12

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 1 – 24 februari 1955 Het is een kwestie van training. Heeft U dat gedaan, dan heeft U Uw geheugen dus eigenlijk er aan gewend om alle met elkaar samenhangende feiten en gebeurtenissen op te slaan. Wat gebeurt er nu? Nu leest U vandaag een bladzijde van dat boek in vijftig seconden en morgen een bladzijde van dat boek in vijftig seconden. Die bladen liggen niet bij elkaar. U leest dan eens van voor, dan eens van achteren, laten wij zeggen, honderd bladzijden. Maar op die manier zal het een sluitend geheel zijn. Dan kan er een moment komen, dat U, beginnend, bij een willekeurige bladzijde U de totale samenhang van dat boek U herinnert op de juiste manier en de juiste wijze. Nu, dat is eigenlijk wel voldoende? Dat is die weg. Maar je zou het ook kunnen opbouwen door de ene associatie aan de andere te rijen. Ja natuurlijk, maar kijkt U eens. Als je iets gauw wilt doen, dan gebruik je gewapend beton, of een moker, naargelang wat je gauw wilt doen. U kunt natuurlijk met kiezelsteentjes aan elkaar gaan metselen. En nu is het associatiesysteem iets, waarmede je een aardig eind weg kunt komen, over het algemeen alleen maar, zo ver als de keten van associatie reikt. En die keten van associatie kan alleen worden opgebouwd uit bewuste gedachte en bij elke associatie een bewust verbinden der gedachte. Terwijl wij in het andere geval een automatisch vaststellen van associatie der verschillende dingen krijgt en U in staat bent om gehele scènes uit Uw eigen leven voor te dragen en weer te geven. Daarom heeft het dus een voordeel. Ik kan mij voorstellen, dat U voor de dagelijkse dingen, terwijl U met die andere training gaat beginnen, voorlopig de associatieve weg noemt. U gaat de dingen met elkaar verbinden en komt zo tot een gemakkelijker herinneren. Maar dat kan nooit volledig zijn. Dan hebben wij dus de administratie, waarbij de typiste, alles wat nodig is, in het laatje onder de hand heeft. Maar de rest lijkt nog wel een asbak. Enfin, ik heb er mijn mening over gezegd. Uw mening is ongetwijfeld Uw eigene. U heeft het nu over het geheugen en dat je iets kunt leren door het een keer te bekijken, of het een keer te lezen. Daar speelt het woord of klankbeeld daar ook niet een grote rol bij? Nu, de ervaring, die wij daarbij over het algemeen opdoen, is, dat de mens voor het plastische en het visuele in het begin der training van het geheugen gemakkelijker vatbaar is, dan voor auditief waarnemen. M.a.w. dat het gehoorde eerst na ettelijke herhalingen wordt vast gehouden, terwijl vaak al na eenmalig zien, goed wordt herinnerd. Bovendien geeft het beeld, vooral in het begin een veel grotere samenhang, dan woord of klank kunnen geven. U zult dus ongetwijfeld niet verlangen, dat men alles gaat vertalen om het als klankbeeld in de herinnering te bergen. Maar, heeft U het geheugen getraind voor het visuele, dan krijgt U automatisch het auditieve onthouden erbij. Wanneer de hoofdafdeling van een zaak efficiënt werkt, dan gaat de rest er vanzelf wel aan mee doen. Er kunnen dan maar heel weinig afdelingen zijn, waarin het een rommeltje kan blijven. Er zit echter nog iets anders aan vast: Stelt U zich eens voor, dat een mens een bijzonder scherp herinneringsvermogen heeft voor alles, wat hij of zij hoort. Dan is het altijd nog de vraag, of hij of zij genoeg hoort. Maar men ziet altijd wel genoeg. (ja). Ik ken uit mijn naaste omgeving een geval, waarbij het gehoor zeer slecht is. En daardoor is juist het vermogen om iets op schrift weer te geven, zeer klein geworden. Men heeft mij toen uitgelegd, dat door het gebrek aan het gehoor, het geheugen voor een woord niet zuiver ontwikkeld is. Dat woordgeheugen, dat kan ik nog wel met U eens zijn. Dat kan voorkomen. Maar het beeld is meer omvattend dan het woord. Wanneer U begint met het gewoon visueel herinneren en U komt dan tot woorden, dan zien wij de associatie van woord met beeld. Op de duur zou dit dan ook het auditief herinneringsvermogen kunnen genoemd worden. Een herkennen, van het beeld in het woord, ook al luidt het klankbeeld dan ook nog anders. Terwijl in een dergelijk geval de reactie op het gehoorde door de scherpere voorstelling scherper en beter omschreven zal zijn. Wanneer je dus niet horen kunt, lees dan maar, dan wordt je woordenschat ook groter. Wordt je woordenschat groter, dan wordt de mogelijkheid om voor jezelf iets uit te drukken iets groter. Is die mogelijkheid groter, dan kun je ook, wanneer je dat wilt, meer dingen voor jezelf duidelijker omschrijven. M.a.w. je kunt een groter aantal indrukken bewust weergeven. Dat is het probleem, waar U het over heeft. 13

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 1 – 24 februari 1955 Ik zou U nog graag iets willen vragen. Wanneer er iemand met moeilijkheden komt bij een advocaat, heeft die mens de neiging om zijn hart uit te storten en alles te vertellen over die moeilijkheden. Is het nu te voorkomen, dat de fantasie daarbij een grote rol gaat spelen? Ik bedoel van de zijde, die dat allemaal maar aan moet horen? Och, daar zou wel een methode voor zijn. Een methode, die sommige psychiaters er ook op na houden: laat ze in het begin maar een beetje kletsen en luister niet te veel. Formuleer dan, wanneer ze uitgepraat zijn, je vragen, liefst zo scherp mogelijk en je komt toch wel te weten, wat je wilt. Ja maar, is er geen methode om het tot een meer waarheidsgetrouw beeld te brengen? Kijkt U eens. Iemand, die bij een advocaat komt, is de verdrukte onschuld in persoon. Onverschillig, wat er werkelijk gebeurd is. Dus het feit alleen, dat de advocaat er is, prikkelt de fantasie en stelt het gehele beeld der waarden om. (Dus een zeker affect). Ja natuurlijk. Dat moet er toch eerst uit, voordat U aan de waarheid zelf kunt komen. Het lijkt mij echter heel moeilijk om ze daartoe te brengen. Het enige lijkt mij, tenminste voor sommige typen: trachten ze heel sterk te imponeren. Maar ik weet niet, of de advocaat in kwestie daar nu wel de man voor is. Maar wanneer U ze zo kunt overdonderen, dat Uw almacht en alwetendheid ze maakt tot kleine sidderende mensjes, die een God om hulp komen smeken, heeft U wel de kans, dat U alles ongeveer juist opgediend krijgt. Ofschoon U natuurlijk dan heel wat onderdrukt. Maar dan onderdrukt U ook misschien een deel van de waarheid, dat op de duur heel belangrijk zou kunnen zijn. Het ligt er naar aan, hoe je dat nemen wilt. Is er nu al iemand weet, wie ik ben? (Weet ik niet ........Henri ....etc.). Ik ben, wat men noemt, beschaafd vandaag. Dat moet je ook wel eens een keer zijn. Wij kunnen uiteindelijk niet altijd op klap humor leven, zo van: Lach, of ik sla je dood. Wilt U Uw identiteit aan ons geven? Dat is toch al gezegd. (In koor: Henri). Ja. Ik ben Henri, ook wel kortweg de "Bult" genoemd. Maar gezien het feit, dat ik de laatste tijd wat vooruit ben gegaan, heb ik getracht mij een gestalte aan te schaffen, die een beetje beter past bij het werk, dat ik wil doen. Als ik in mijn oude gedaante een esoterische wijsheid uit zou kraaien zou het zijn als een ernstig stukje van Buziau. De mensen zitten maar te wachten, totdat zij weer kunnen lachen. Gezien Uw reactie is deze vorm wel zeer geslaagd. Ik dank U voor de tip. (Kunt U ons zelf nog niet iets vertellen?). Ik ben bang, dat ik door mijn neiging tot spot het onderwerp bespottelijk zou maken. Zijn er geen vragen of problemen meer? Kunt U ons vertellen, waarom uit één gezin de kinderen, die toch dezelfde vader en moeder hebben, zo volkomen anders kunnen zijn? Ofschoon vader en moeder dat over het algemeen niet graag willen weten, omdat zij beide eigenschappen hebben, die zij in het gezinsverband niet uiten. Wanneer die dan in een van de kinderen met bijzondere nadruk naar buiten komen, zeggen zij: Die lijkt nu helemaal niet op mij. Laat ons als voorbeeld zeggen, dat Pa iemand is, die er eigenlijk meer van houdt om te zitten peinzen dan hard te werken, dan kan één van de kinderen een beetje dromerig zijn. Het fantaseert graag. Dan zegt Pa, die wel druk werken moet: dat kan toch niet van mij komen. En Ma zegt: ja maar, op mij lijkt zij toch ook niet. Moeder heeft allang geleerd om niet meer zo snibbig te zijn. Om niet meer altijd haantje de voorste te zijn. Heeft één van de kinderen die eigenschap, dan weet men ook niet, waar dat vandaan komt. Of Pa is een driftkop. Hij leert dat wel een beetje te beheersen. Als dat dan bij één van de kinderen onbeheerst naar buiten komt, zegt hij: tut tut, tut tut, waar zou dat nu toch wel vandaan komen? M.a.w. de eigenschappen, die de ouders in hun kinderen vinden, zijn meestal eigenschappen, die zijzelf hebben, maar die zij in zichzelf niet erkennen, of om één of andere reden niet willen erkennen, ofwel eigenschappen, die zij door één of andere oorzaak zelve nooit geuit hebben. Maar het kind zal over het algemeen dezelfde mogelijkheden in zich dragen als de ouders. Wel zien wij vaak dat eigenschappen, die twee of drie geslachten lang een zeer ondergeschikte rol hebben gespeeld in een bepaald kind, kan dan weer zeer sterk op de voorgrond komen. Maar dat zijn toch altijd dingen van hereditaire aard en origine. Daarnaast kennen wij natuurlijk de invloed van de geest. Nu kun je jezelf wel af gaan vragen: wat doet zo'n geest? Maar die geest moet werken met het voertuig, dat hij heeft. Die kan dus hoogstens een sterker nadruk op bepaalde eigenschappen leggen, maar zal toch nooit nieuwe eigenschappen erbij kunnen 14

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 1 – 24 februari 1955 scheppen, voordat de mens tot rijpheid is gekomen. Voor het kind geldt de werking van de geest dus bijna niet. Uw voorganger heeft zo-even gezegd, dat de geest het lichaam schept. Nu ik geloof niet, dat hij in die zin heeft gezegd, waarin U het op het ogenblik schijnt op te vatten. Ik denk wel, dat hij bedoeld zal hebben, dat de geest het lichaam geschapen heeft. Dat wil zeggen, dat het lichaam geschapen werd onder de drang van een geest, die een bepaalde uitingsmogelijkheid begeerde. Maar daardoor ontstond het ras "mens", Homo sapiens. Hoe komen zij daar eigenlijk aan sapiens? Ik zou zo nu en wel Homonucules willen noemen. Het lijkt wel, of de mens voor zijn geheugen een machine nodig heeft, voor zijn denken, voor zijn woorden, voor zijn zien, overal gebruikt hij kunstmiddelen tegenwoordig. Maar om terug te komen op Uw vraag, wanneer wij de kwestie nader gaan bekijken: schept de geest tegenwoordig een lichaam? Neen. Hij incarneert in een lichaam, dat onder de druk der geestelijke behoeften is gegroeid in een bepaalde wereld uit wat voor die wereld materie is. Incarnerende heeft die geest het voordeel, dat zij niet honderd of misschien wel honderdduizend jaren moet zoeken, voordat zij een lichaam ter beschikking heeft. Aan de andere kan moet een geest dan ook genoegen nemen met de minder gewenste eigenschappen die in dat lichaam liggen, krachtens de herediteit enz.. Wanneer u een huis gaat bouwen, dan kunt U het precies zo inricht zoals u zelf maar wilt. Trekt U in een huurhuis, dan is dat wel beschikbaar ....... Is dat tegenwoordig nog wel zo? Ik geloof te zien aan U, dat dit niet zo is. Maar laten wij dan maar aannemen, dat vroeger de huurhuizen dus gemakkelijk te krijgen zijn. Of later wij liever op een ander gebied zoeken. Kleding. U kunt een kostuum laten aanmeten. Maar dan moet U ook maar wachten tot de kleermaker er mee klaar is. Maar in drie minuten kun je nergens een confectiepak kopen en mee nemen. Dat maatwerk zal wel een paar dagen duren. Reken dat nu een tegen elkaar: drie minuten en een paar dagen. Dat is een heel verschil. Ik kan mij best indenken, dat een geest die wil gaan incarneren, niet zegt: Nu ga ik mij eerst een geschikt lichaam ontwikkelen. Hij zal eerder zeggen: Ik kies mij het voertuig dat mij het beste past en het beste aan mijn smaak en behoeften tegemoet komt en op dit ogenblik voor zij beschikbaar is. En zo komt het dan dat geest op het ogenblik zijn lichaam, niet meer schept. Indertijd heeft zij natuurlijk dat wel gedaan, maar op het ogenblik is de zaak een going-concern met massaproductie. Het resultaat is, dat een ieder wel zijn lichaam op de duur aan eigen wezen en verlangen een beetje kan gaan aanpassen, maar uiteindelijk toch gebonden blijft aan de manier, waarop het gebouwd is. Wanneer je heel hoog bent gestegen, heb je dat niet meer nodig. Wanneer je dan op aarde moet wezen, creëer je wel even een lichaam. Overzie je dan ook de mogelijkheden van je lot op dat moment? Of moet je het maar afwachten? Het woord "lot" zegt het zelf al: het leven is een loterij. Als je begint denk je allemaal wel dat je een hoofdprijs zult winnen. Maar de meeste hebben een niet. Je mag al blij zijn als je met een eigen geldje naar huis gaat. Het lot, dat stoffelijk is vastgelegd, kun je niet in zijn geheel overzien. Maar wel de hoofdtendensen. Je weet dus welke mogelijkheden tot winst en verliezen je hebt. Maar hoe dat nu later precies zal uitpakken, weet je niet. Wanneer je iets moet ondergaan, kun je dus niet zeggen? Ik heb het zelf gekozen. Natuurlijk kun je dat wel zeggen. Per slot van rekening, wanneer je uitgaat, wanneer het regent, dan heeft U niet het plan om doornat te worden en een verkoudheid op te lopen, maar als het gebeurt, is het toch wel Uw eigen schuld. Dan had U maar niet in die regen uit moeten gaan. U heeft dus a.h.w. die verkoudheid zelf gekozen. Het is Uw eigen schuld. Zo moet je het met je lot ook bekijken. Je ervaringen zijn inderdaad wel je eigen schuld. Maar je hebt misschien een toestand voor jezelf geschapen, waarin je noodzakelijkerwijze die dingen moet ondergaan, omdat je nu eenmaal met je eigen mogelijkheden niet in staat bent om aan die dingen te ontkomen. Om het in een slagzin te zeggen: Neem weinig tijd voor zelfverwijt. Ik geloof dat de enige, die dit regelmatig toepassen de ministers zijn. Die hebben zoveel tijd voor hun reizen nodig, dat er voor zelfverwijt eenvoudig geen tijd overblijft. Behalve Mendés France dan. Die heeft na veel zelfverwijt een bordje ingepakt en naar Pinaud een bordje gestuurd, waarop staat: "Melk is goed voor elk".

15

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 1 – 24 februari 1955 Wanneer ik U dan goed begrepen heb, is het dus ook vanuit de geest niet mogelijk om alle factoren te overzien'? Neen. Alle factoren kun je nooit overzien. Wanneer U aan het begin van een weg staat, kunt U natuurlijk de lucht in stijgen en een globaal beeld van de ligging daarvan krijgen. Maar U kunt niet van te voren vast stellen, dat, terwijl U neerdaalt en in Uw auto stapt, een auto met eieren omvalt, zodat U even later onverwachts rondplast in het roerei en uiteindelijk als omelet met geklutste auto te voorschijn schuift. Je overziet wel het beeld van de mogelijkheden, maar wat daar nu reëel van naar voren komt, kun je ook niet zeggen. Het zou trouwens niet eens leuk zijn. Stel je voor, dat je als een baby met wat geestelijk herinneringsvermogen begaafd, als eerste woord tegen je moeder zegt: Wanneer is het nu 29 Februari 1976?" Zegt moeder dan: "Waarom wil mijn schattebout dat weten?" en jij als antwoord geeft. “Dan ga ik trouwen met het meisje van de melkboer, dat over zes weken geboren wordt". U begrijpt zelf, dat zijn dingen, die gelukkig niet geheel vast te stellen zijn. U sprak daarnet over de verborgen gebreken van het lichaam. Kan de geest die dan niet zien? Wij kunnen toch alleen maar zien, wat er geuit is, mijn waarde vriend. Laat ons nu eens veronderstellen, dat U in U, wat natuurlijk niet zo behoeft te zijn, iets draagt van een toornende vader. Het kan wel eens zover komen, dat je bloed aan het koken slaat. Maar zoiets slijt op de duur. Dat gaat weg, dat is voorbij. Wanneer U dat nu heeft leren beheersen in de eerste vijfentwintig á dertig jaar van je leven, dan zegt elk kind, dat daarna geboren moet worden: "God, wat een leuke rustige vent is die aanstaande papa van mij. Laat ik maar eens kijken, wanneer er voor mij de gelegenheid is" Maar zij vergeten dan één ding, n.l., dat die aanleg voor uitbarstingen ook in het lichaam van het kind weer is. U heeft dat dan overwonnen. Misschien is de invloed wel iets verzwakt. Maar het kind zal haar toch opnieuw moeten overwinnen, want zij blijft aanwezig. Even een vraagje. U leeft nu als een geest. Interpreteert U tijd? Nu, dat heb ik een tijdje lang geprobeerd, ja. Om eerlijk te zijn, Uw tikkende tijd lijkt uit ons bewustzijn een beetje getikt. Dat is toch de enige objectieve tijdsbepaling, die ons ter beschikking staat? Pardon. U bedoelt de enige gemeenschappelijke interpretatiemogelijkheid, maar objectief is zij in geen geval. Laten wij dan daar niet verder op doorgaan, maar U leeft in een soort tijd, nietwaar? Hoe kunt U die interpreteren? Wij meten de tijd aan de mate van opgedane ervaring. Aan de ervaring meten wij de tijd, dat wij zijn. Maar door onze ervaring zijn wij wel in staat terug te keren tot de aarde en daar de tijdsopvattingen van de mensen ervarend, deze vergelijkend althans ten dele voor ons zelf toepasselijk te verklaren. Wij kunnen ons dus aan Uw gemeenschappelijke maat ons onderwerpen, maar nooit volledig. Wanneer wij dit doen, komen wij dus tot wat U zoudt kunnen noemen, een redelijke tijdsverhouding. Maar wanneer ik daarover ga praten, moeten wij eigenlijk gaan spreken over tijd-ruimtelijke verhoudingen. (Doet U dat dan s.v.p.). Ja maar, heeft U wel op de band gelet? (Een volgende keer dan?). Goed, dat is dan afgesproken. Herinnert U mij er maar aan. Dan krijgt U een glad betoog over tijd en ruime zonder enige bultigheid, dat beloof ik U. Maar nu wordt het tijd de laatste spreker aan het woord te laten. Goeden avond dus, het was mij een genoegen ook in deze gestalte met u kennis te mogen maken. o-o-o-o-o Goeden avond, vrienden. Wat wenst U vanavond als slotvorm? Dichterlijk, meditatie of verhalende vorm. (Meditatie). Heeft U de voorkeur voor een bepaald onderwerp? SCHADUWEN Waar een schaduw valt, moet licht zijn. De schaduw is immers het teken van het zijnde, in zich onstoffelijk: dat aangeeft, dat het zijnde door het licht getroffen wordt. Ons bestaan lijkt ons 16

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 1 – 24 februari 1955 soms ook vol schaduwen. Wij zien soms de vrees als een dodend dreigende schaduw over de wereld heen gaan. Dan denken wij, dat het de eeuwige duisternis is. Maar dat is niet waar. De schaduw is voor ons het duister, omdat wij niet weten, wat zij betekent. Elke schaduw is de keerzijde van een lichtende gestalte, die in een Goddelijk of geestelijk licht staande, voortschrijdt over de wereld. Er was eens een zuil, die voor de Israëlieten uittrok. Aan de ene zijde was deze zuil duisternis, aan de andere zijde was zij licht. Is dat niet de waarheid van alle zijn? Als Janus heeft al het zijnde twee gezichten: schaduw en licht. Is de schaduw diep, zo zijn wij geneigd om haar duisternis te noemen, maar zelfs dan nog geeft zij aan, dat het lichte bestaat. Wanneer de wereld voor ons zo vol schaduwen is, is het misschien goed om ons een ogenblik te wenden, want als de schaduw voor ons ligt, is het licht achter ons. Wanneer wij weten, dat het licht met ons mee trekt, voortdurend ons kracht gevend, dan zullen wij de schaduw niet vrezen. Wanneer de schaduwen ons tegemoet schijnen te vallen, dan moeten wij de moed hebben om boven de schaduwen uit te zien, zodat wij de gestalten kunnen ervaren, die de schaduw werpen. Wat een dreiging leek, is dan slechts de voorbode van de hemelse schoonheid en waarheid, die steeds naderbij komt. De schaduwen in je leven zijn allen werkelijke schaduwen en geen duister, wanneer je begrijpt, dat het licht er achter staat. En kan er iets in het al bestaan, dat niet uit lichtende kracht word opgebouwd? Wanneer wij dat weten en overdenken, dan kan voor ons het duister niets anders dan een schaduw, zoals zelfs de nacht de schaduw der aarde is, die een ogenblik als een kogel de ruimte inpiekend, de zon doet verdwijnen voor onze ogen. Zolang echter de schaduw van de nacht komt, weten wij, dat ergens ook het lichte nog is. Want zou de zon doven, de aarde zou geen leven meer kennen. Zolang wij leven in schaduw of licht, weten wij dat God met ons gaat. Met dit weten zullen wij ongetwijfeld alle schaduwen van leven en dood kunnen overwinnen, want zie, ik zal niet vrezen, al moet ik gaan door het dal der schaduw des doods. De schaduw zelve is het teken van de werkelijk schoppende kracht, die ons altijd nabij is. En worden de schaduwen ons te zwaar, laat ons opschouwen naar boven en wij zullen het licht zien. Dit was dan de korte meditatie voor deze avond, vrienden. Goeden avond..

17

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 2 – 24 maart 1955

LES 2 - DE MENSELIJKE PSYCHE

24 Maart 1955 Zoals U zich ongetwijfeld herinnert hebben wij de vorige maal besproken en getracht aannemelijk te maken het feit, dat een groot deel der z.g. occulte capaciteiten van de mens een stoffelijke oorzaak hebben. Wij hebben de feest daar slechts terloops bij besproken. Ook voor vandaag zou ik de geest nog enigszins op de achtergrond willen laten. Uiteindelijk is van de psyche, wanneer wij in de stof zijn, het belangrijkste en ook meest begrijpelijke deel, de materie, omdat wij vanuit de gedragingen in de materie dan langzamerhand kunnen gaan zien, wat een werking van de geest kan zijn en wat een uiting is van dat eigenaardige lichaam, dat soms met geest en al op hol slaat. De opvatting, die wij verdedigen hebben wij eerst besproken. Zo U weet, is dan ook de vorige maal opgemerkt, dat zij gericht is op de eenheid terwijl zij anderzijds een splitsing in twee delen als begripsnoodzaak aanvaardt. Wij kunnen n.l. voor de verklaringen, die binnen ons bereik liggen, niet buiten de tegenstelling. Wij moeten dus wel met een tweeheid werken. Wij zijn er echter in ons diepste wezen van overtuigd, dat ook deze tweeheid uiteindelijk een eenheid is, die echter voor ons als zodanig nog niet kenbaar is. De menselijke geest, levend in het menselijke lichaam, heeft, zoals wij reeds de vorige maal zeiden, contact met de hersenen. Wij hebben tevens aangestipt, dat soms dat contact ook op andere punten van het bewustzijn plaats vindt. Deze punten worden in de geheimleer ook wel als "Chakra's" aangeduid. Dit is echter niet geheel juist, want deze chakra's zijn geestelijke organen en de plaats, waarop zij volgens de traditie gelokaliseerd worden is niet geheel in overeenstemming met de contactpunten, die de geest met het lichaam verbinden en invloed van de geest op het lichaam mogelijk maken. Vandaag zou ik het probleem aan willen snijden van de z.g. geestesziekten. Afwijkingen dus, die sterk naar voren treden bij de abnormale gevallen, maar die wij toch in meerdere of mindere mate aantreffen bij practisch alle mensen. Wij moeten heel goed begrijpen, dat de hersenen weliswaar voor het voorstellingsleven en het bewustzijn volledig primair zijn, zover men in de stof verkeert. Maar dat anderzijds - en vergeet U dat niet - het lichaam toch door de geest wordt geregeerd. De wijze, waarop dit geschiedt, wil ik trachten aannemelijk te maken door het volgende te citeren. Ik haal hier een studiewerkje aan. De menselijke geest. Een kracht, die overigens niet omschrijfbaar is, maar alleen uitdrukbaar als begrip, werkt in haar eigen wereld en neemt in haar eigen wereld waar, ongeacht bewustzijn of niet, bewustzijn van het stoflichaam in de stoffelijke wereld. Wanneer deze geest ervaringen in haar eigen wereld opdoet, als reflex, het lichaam daarop reacties vertoont. Omgekeerd zal elke reactie van het lichaam ook door de geest mee worden ervaren, zoverre als zij binnen het bereik van het geestelijk bewustzijn valt. Het emotioneel gedeelte der ervaringen wordt het sterkst overdragen. Dit beïnvloedt geest en stof gelijkelijk. Dit is dan het aanloopje. Maar ik wil nog iets verder gaan. Stellen wij, dat de geest een aantal problemen te verwerken krijgt in haar eigen bewustzijnssfeer, waardoor zij in strijd komt met de stof, wat is dan het resultaat? Ongetwijfeld een vijandigheid tegenover de stof. Hoe komt dan deze vijandigheid tot uitdrukking? In de bewustzijnscentra. D.w.z. zij kan tot uiting komen op alle knooppunten, die het zenuwstelsel met de geest verbinden. Hoofdzakelijk echter in de hersenen. In de hersenen kan daardoor een verschuiving van de bewustwordingen in de wereld ontstaan en deze heeft dan een a-normale reactie op de omgeving tengevolge. Wanneer dit alles zou zijn, was het zo erg nog niet. Maar het gaat verder. Deze verschuiving van reactie en waarneming, van realisatie in de stoffelijke wereld brengt ook een verschuiving te weeg van de beïnvloeding van het gestel door het zenuwstelsel, dus ook van de interne secreties. Een practisch ondenkbaar kleine verschuiving brengt o.a. een verandering van activiteit voor de bijnier te weeg. De persoon in kwestie wordt dan slachtoffer van epilepsie. De schildklier werkt niet volledig normaal meer. Daardoor ontstaat door reactie op andere prikkelstoffen giftstoffen, die in het bloed een in de weefsels doordringen, deze zijn vaak 18

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 2 – 24 maart 1955 verantwoordelijk voor schizofrene verschijnselen. Een kortsluiting in de hersenen kan, zo wij weten, tot een manie, b.v. achtervolgingswaanzin leiden. Een waan, waarbij een enkel denkbeeld suprème staat boven al het andere en elke uiting van de buitenwereld in dit beeld mede wordt betrokken. Dit is echter niet alles, dit abnormaal reageren van de hersenen kan onmiddellijk invloed hebben op het lichaam zelve. Wij krijgen dan ook in dit lichaam een toestand van vergiftiging, waardoor de activiteit van de hersenen steeds sterker wordt bereikt. Uiteindelijk blijft dan slechts deze enige gedachte over. Het is dus wel belangrijk, dat wij, wanneer wij op aarde leven deze verschijnselen, die toch ook tot de menselijke psyche worden gerekend, vanuit een stoffelijk standpunt kunnen zien en benaderen. Er bestaan vele soortgelijke gevallen. Ik wil nu een geval nemen, waarbij schijnbaar met geen enkele afwijking van het redelijke gerekend kan worden. Ofschoon toch een bewustzijnsverschuiving plaats vind, gepaard gaande met verandering van de samenstelling in het bloed. Tuberculose. Bij T.B. zien wij in vele gevallen een beïnvloeding van het bloedbeeld met een gelijktijdige verandering van de zuurstofopname door het bloed. In de meeste gevallen geeft dit verschijnsel aanleiding tot een versterking der erotiek in de man. Verder gaande zou ik U er op kunnen wijzen, hoeveel zeer kleine factoren ziekten, die U misschien helemaal niet acht, tot aanmerkelijke verschuivingen in gevoels- en gedachteleven aanleiding kunnen zijn. Indien het wenselijk of noodzakelijk blijkt zullen we ongetwijfeld later nog verder op deze zaak in kunnen gaan. Ik verzoek U echter op het ogenblik dit slechts als een vaststelling mijnerzijds te beschouwen, welke U aan de hand van eigen ervaring of onderzoek al dan niet kunt verwerpen. Ziektebeelden hebben invloed op het bewustzijn. Het bewustzijn heeft invloed op ziektebeelden. In ieder geval, onverschillig hoe de beïnvloeding ligt, krijgen wij een verandering van emotioneel leven. Het emotionele leven echter beïnvloedt sterk de geest. De geest maakt dus wel degelijk de menselijke ziekten mee door. Wederom een punt, dat wij, als zijnde van belang, vast steilten. Nu gaan wij weer een ogenblik over de stof alleen denken. Wanneer ik in een stoffelijk lichaam een aantal wijzigingen weet aan te brengen wijzigingen van een geaardheid, waardoor een normaal functioneren van het lichaam wordt bevorderd, zullen wij ongetwijfeld niet slechts een gezond gedachteleven zien en een gezond lichamelijk bestaan, maar daarnaast ook een gezonde bewustzijnstoestand in de geest. Al deze dingen zijn onverbrekelijk met elkaar verbonden. Dit geldt natuurlijk niet alleen bij de exepties, maar bij alle, dus ook de normale gevallen. U weet ongetwijfeld, dat de meeste mensen een tic hebben. En daarmede bedoel ik zeker niet een tik van de molen, Ofschoon van de laatste soort er waarschijnlijk ook wel meer dan genoeg rond lopen. Aanwezigen uitgesloten. Tics bestaan uit gewoontegebaren. De één tekent, de ander tikt met zijn potlood tegen zijn tanden. De derde vouwt zijn handen op een bepaalde manier en verzinkt in een beschouwing, waarbij één of ander lichaamsdeel regelmatige bewegingen voltrekt. De arm b.v. of het been. Er zijn er zelfs die op sommige momenten met hun oren kwispelen. Dit laatste stamt uit de tijden, dat de mens uiterlijk nog meer aap was en innerlijk minder. Althans waar het mode e.d. betreft. Al deze tics verschillen van persoon tot persoon en zijn de uiterlijke aanduidingen van een kleine afwijking, die in de persoonlijkheid bestaat. Het is de uiting van een bepaalde fout in het denkpatroon, die door de beweging wordt geneutraliseerd. Nu zult U ongetwijfeld willen opmerken. "Ja, maar jullie doen dat toch ook. Jullie hebben toch ook allemaal je eigen gewoonten, bij het spreken, je eigen houdingen. Er zijn er verschillende bij, die altijd met hun handen zitten te wriemelen, aan hun boordje moeten zitten, snuiven of iets dergelijks. Inderdaad. Omdat dat bij de oude persoonlijkheid hoorde. Maar onze vriend, die zo graag snuif gebruikte, was in vele gevallen zo verward in zijn eigen denken, dat hij niet in staat was om geheel normaal te reageren. Dit herhaalt zich, wanneer hij probeert om wederom een gelijksoortige gedachtegang naar voren te brengen. Hierbij zal dan het gelijke verschijnsel onmiddellijk weer optreden. Tics e.d. zijn verschijnselen, die bij de studie van het abnormale zeker niet over het hoofd mogen worden gezien. Zij zijn niet alleen aanduidingen van stoffelijke aard, b.v. van emotionele toestanden, maar evenzeer aanduidingen van bepaalde geestelijke fouten. Wanneer men de stoffelijke mens en de stoffelijke delen van de menselijke psyche begint te begrijpen, dan zal men misschien wel niet in staat zijn om het wezen en bewustzijn van de geest te beschrijven. Maar wel zal men in staat zijn, althans enige van haar eigenschappen te begrijpen en te benaderen, zo kan men zich zelfs in de stof een voorstelling vormen van de meest voorkomende fouten, 19

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 2 – 24 maart 1955 die ook in het geestelijk leven worden gemaakt. Normaal het gemiddelde. De mens, die daar onder blijft, of bovenuit komt: is dus reeds in zekere zin a-normaal vanuit het stoffelijke standpunt. Voordat ik dus verder ga met te spreken over normaal en a-normaal, lijkt het mij goed eerst samen even te definiëren wat wij hiermede bedoelen. Normaal noem ik elke mens, waarin geest en stof harmonisch samenwerken om zo een gelijktijdige en voor beiden aanvaardbare bewustwording te bereiken. A-normaal noem ik elke mens, waarbij stoffelijk of geestelijk tendensen zo zeer de overhand gekregen hebben, dat de andere functies daar onder lijden. Kunt U daarmee akkoord gaan? Dan gaan wij allereerst nog even kijken onder het gemiddelde. Wat valt ons dan op? De mens wordt gedreven door verschillende krachten. De vrees, de hebzucht, sexualiteit, vormen meestal de hoofdfactoren. Indien U hier nog aanvullen wilt, kunt U dat rustig doen. Ik noemde slechts de voornaamste motieven in het ervaringsleven. Uitgaande van het standpunt, dat deze drijfveren in het stofbewustzijn overheersend zijn, dat de wijze waarop men daarop zal reageren in overeenstemming zal zijn met het totaalbewustzijn, zouden wij voor elk dier factoren een onderverdeling kunnen maken. B.v. overdreven, normaal, milder dan normaal en negatief. Of anders gezegd: positief, normaal, negatief-positief en negatief. In deze factoren zien wij dan de invloeden optreden, die in overwegende mate van invloed zijn op alles wat er op aarde gebeurt. Allereerst zullen wij de vrees even beschouwen. Wat vreest een mens? De mens vreest al hetgeen hij niet kent. Al wat eens doorstaan werd, kan geaccepteerd worden. Men zal het misschien niet prettig vinden, maar men kan het dan toch nog wel aanvaarden. Hetgeen echter, dat men niet kent, datgene wat men nog niet heeft doorgemaakt vreest men. Ook in de oorlog en in een Jappenkamp, zoals iemand daar denkt. Daar evengoed als elders. Want men vreest hetgeen men kent, niet, maar het onbekende, dat naar men vermoedt er achter schuil gaat. Wanneer er oorlog is, vreest men niet de vernietiging of de dood. Die dingen heeft men voldoende leren kennen. Men vreest de verminking en het moment, dat men pijn zal moeten ervaren. Van enige moraliteit is daarbij verder meestal geen sprake. Zo gaat het trouwens met de meeste dingen. Een normaal mens zal in staat zijn om zich een gevaar te realiseren, zonder het te vrezen. Hij is dan echter geen dwaas, die vertoont, wat de mensheid moed noemt. De moed, eigenlijk de positieve kant van de vrees, die men op aarde meestal als negatief ziet, betekent niet meer en niet minder dan een onbesef tegenover het gevaar. Nu kan er een mens bestaan, die met zichzelve zover is gekomen, dat hij die vrees van zich afwerpt. Wat kan dat betekenen? Een uitschakeling van alle complexen? Zeker. Echter ook een normaal geestelijk leven, want deze mens kan dan het leven aanvaarden en zal er deel aan nemen zonder te proberen de consequenties van zijn daden in het leven, in de maatschappij, waarin hij nu eenmaal leeft, te ontgaan. Gezonde emotie: dus en een gezond bewustzijn. Iemand, die negatief-positief is, zal over kunnen slaan tot de moed. Ofschoon het dan vaak de moed der wanhoop is, zoals dat dan heet. Anderzijds zal hij intens vrezen. Deze mens zal, doordat hij eerst vreest, om er dan uiteindelijk de dingen accepterend maar op los te stormen, in de ogen van de meeste mensen een normaler mens lijken, dan de harmonische mens, die dit niet kent, waar hij zich dreiging en gevaar altijd wel degelijk realiseert. De persoonlijkheid is niet stabiel meer. Dit onevenwichtig zijn betekent, dat de mens de vrees twee maal leert kennen: voor en na het ogenblik, dat de moed hem een ogenblik beheerste. Hij vreest dan niet alleen de omstandigheden maar ook zichzelve wanneer hij moedig voor een ogenblik zichzelf in de omstandigheden verliest, hieruit kunnen een aantal zielsconflicten zich vormen, die soms zó kwaadaardig kunnen zijn, dat shockverschijnselen zich voordoen. Er ontstaat plotseling een verweer tegen de wereld en de mens is net in staat haar verder te aanvaarden. Dit is niet ongeneselijk. Je kunt die mens nog wel weer helpen. Maar de vrees, die hij op een ogenblik moest doorstaan, was zo afgerond diep, dat hij de wereld of geheel verwerpt, of haar met onredelijke té grote bravoure tegemoet gaat treden. U zult begrijpen, dat dat voor de geest niet direct prettig is. Die geest wordt belemmerd in haar eigen uiting. Omdat het voortdurend twijfelen tussen wel en niet, tussen aanvaarden en vrezen voor haar betekent de onmogelijkheid om zuiver en rationeel haar eigen wezen tot uitdrukking te brengen. Zij wordt belemmerd in haar daden en de daden die zij dan uiteindelijk nog aan het lichaam op kan leggen worden zó onbeheerst uitgevoerd, dat zij in hun consequenties verder gaan dan de geest bedoelde. Ofwel zij bereikt het doel niet, dat de geest zich gesteld had. Een jammerlijk verschijnsel. En dan krijgen wij de negatieve mens. De mens, die werkelijk vreest. Eigenaardig genoeg is deze mens gelukkiger dan de moedige en gelukkiger ook dan de negatieve-positief, 20

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 2 – 24 maart 1955 want deze mens, die vreest zal zijn vrees een deel van het leven van zich afschuiven. Die mens aanvaardt het leven en de waarde van de maatschappij niet en schept voor zichzelf nieuwe waarden. Hij wordt heel vaak door de wereld als normaal gezien, maar zal dit nooit kunnen zijn. Ook niet volgens de zuiver wereldse opvatting. Want te allen tijde zal de vrees zijn daden regeren. Voor de geest is echter de consequentie dat zij - in dit geval - niet in staat is overal waar de angst als drijfveer naar voren komt, enigerlei werking op de stof uit te oefenen. Wanneer zij dit toch doet, ontstaat een conflict, dat leidt tot waanzin. U ziet, heel veel dingen, die zo schijnbaar normaal zijn, zijn als een alang-alangveld, waarin menige slang verborgen ligt. Een mens kan - negatief zijnde - zijn hele leven normaal leven. Hij kan zonder enige fout en zonder enige misstap van het menselijk standpunt verder gaan en nooit komen tot een uiting, die ook maar enigszins afwijkt, wat de mens als norm heeft gesteld. Toch heeft die mens een innerlijk leven, waarbij die vrees op de voorgrond komt. Geestelijk is de vrees één van de dingen, die voor de psyche het meest schadelijke is, terwijl zij ook in de complexen en hun gevolgen zelfs van lichamelijke aard voor de mens vaak fataal kan zijn. Wat is het wapen, dat de mensheid kiest tegen de vrees? Onverschilligheid. Maar wat is die onverschilligheid in wezen? Een zich doof-houden, een zich blind-houden voor de verschillende omstandigheden, waaraan hij toch weet, dat zij bestaan. De onverschilligheid is geen afweer voor de angst, de vrees. Zij is alleen een verschuiven van de problemen der angst uit het bewuste naar het onbewuste gebied. Zij blijft voortbestaan. Nog commentaar? Hetzelfde kunnen wij vertellen voor elk der verschillende andere factoren, die hier ook mee in het spel kunnen zijn. Begeerte b.v. Er bestaat bij velen een bezitslust, die positief is. D.w.z. men wenst een bezit, omdat het gebruik wenselijk is. Omdat het voor het leven op dit moment iets betekent, maar verlangt de dingen niet om zich zelve. Dit is echter een wensen, dat toegeeft, een begeren, dat toegeeft aan alle nukken van de persoonlijkheid en een dergelijk begeren is altijd gericht op de hoogst mogelijke luxe en de hoogst mogelijke bereiking etc.. Begeren kan zelfs van stoffelijke en z.g. geestelijke aard zijn. Dan kennen wij de normale mens. De normale mens, die, zoals U gemerkt heeft - ik stel onmiddellijk na het positieve - wenst wel degelijk te bezitten. Hij wenst te bezitten - hij begeert dus - om de eenvoudige reden, dat dit voor zijn: bestaan noodzakelijk is. Hij begeert al datgene wat voor hem niet noodzakelijk is, niet. Daardoor kan hij tegemoet komen aan alle redelijke eisen en wezen van de stof, zonder door te grote gehechtheid aan de materie anderzijds, zijn geest te ketenen binnen perken, die nauwer zijn, dan de perken, die voor de geest zelve open liggen. Alweer is het de positief-negatieve mens, die ons het meest lastig maakt. Hij begeert op het ene ogenblik ontzettend veel, het andere moment is hij geneigd om alles weg te werpen. Elke keer, wanneer hij iets wegwerpt, betreurt hij het: elke keer, wanneer hij iets verwerft, hij een zeker weer degout tegen zichzelf, omdat hij zoveel begeerde. Resultaat strijd in het eigen wezen vaak tot uiting komend in verschillende neurosen, zenuwoverspanning, lichamelijke kwelling etc.. Instabiliteit en in sommige gevallen hier bij de negatief-positieve mens, ook uitdrukkelijk waanzin. De mens kan de wisselingen, die in zijn eigen begeren bestaan, niet meer bijhouden of verwerken en begint irrationeel nu dit, dan dat te doen. Wanneer dit het geval is, zullen de erfgenamen zo iemand ongetwijfeld onder curatele laten stellen. Dan hebben wij ook het negatieve type. Wat zijn de verschijnselen bij deze negatieve mens? Hij wijst alle bezit af. Hij wenst zo weinig mogelijk te bezitten. Hij is in staat om zelfs het weinige, dat hij voor het leven nodig heeft, weg te schenken. Het lichaam komt hierdoor dan in slechte conditie. De wereld is geneigd deze asceten, want dit zijn zij meestal, als wijsgeren of als heiligen te vereren. Toch is er niets minder waar dan dit: het zijn geen wijzen, het zijn dwazen. Zij erkennen de rechten der materie niet en richten zich op een ander doel. Voor sommigen is dit geestelijke bewustwording, bereiking van bepaalde occulte effecten. Voor anderen misschien het dienen der wetenschap, het geven van onderricht etc.. Zij gaan hierbij echter zover, dat zij zich zelve hiervoor geheel verwaarlozen. Het resultaat is dan dat de optredende spanningen voortdurende waanvoorstellingen wekken, waarbij het lichaam om zijn rechten vraagt. Deze waanbeelden leiden dan tot een vorm van abnormaliteit, waarbij een gefantaseerd leven leiden, waarin wonderen gebeuren. Dit komt dan in de plaats van de realiteit. Een treurig iets. Zo'n mens kan niet rationeel reageren. Echter vinden wij niet, zoals bij de angstwaan een zich dekken achter een andere persoonlijkheid. De gespletenheid van de persoon komt hier niet zo sterk naar voren, daartegenover echter weer wel het manisch optreden. Gierigheid kan één van de vormen zijn, waarin de positieve vorm tot uiting komt. Zoals de vrijwillige asceet, 21

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 2 – 24 maart 1955 zwerver en bedelaar, die sterft, omdat hij voor zichzelf geen zorg over heeft, het negatieve beeld vormt. In beide gevallen is een zuiver geestelijke afwijking mede oorzakelijk. Onverschillig hoe zij ook leven, kunnen wij over deze mensen het volgende vaststellen: hun gedachteleven is absoluut niet in orde. Hierin bestaan waanvoorstellingen, die meestal de werkelijkheid domineren. Deze voorstellingen kunnen lelden tot gebrekkigheid, ziekelijkheid. Maar in de eerste plaats leiden zij tot een fantasiebestaan, dat wordt aangevuld met het reëel stoffelijke. Zijn dergelijke mensen voor de wereld niet goed bruikbaar, voor de geest is het nog een zwaardere slag, want een dergelijk lichaam is op de duur niet meer te hanteren. Ik zal zo vrij zijn om de andere voorbeelden niet te behandelen. Ik heb er nu twee gegeven. U kunt ongetwijfeld andere drijfveren in de mens erkennen en even op dezelfde wijze uitwerken. U komt dan vanzelf tot een beeld waarbij blijkt, dat het volkomen normale zelden voorkomt en practisch iedereen een verschuiving vertoont, hetzij positief, hetzij meer aan de negatieve kans. Verschuivingen naar het negatieve zijn over het algemeen overheersend, de negatief positieve soort van afwijking is degene, die wij het meeste zien. Een geest, die met een dergelijk lichaam werkt, ondergaat er de schade van. De schade, die zij ervaart door onvolledige uiting reflecteert zij in het lichaam, waarbij dan een niet normaal reageren van het lichaam vaak het gevolg is. Dat lichaam heeft trouwens nog meer van die eigenaardigheden. Dingen, waar een mens meestal niet eens op let. Uw bloed b.v.. Daar heeft U waarschijnlijk nog nooit over gedacht als een werkelijk bijzonder vocht. Toch is het een zeer bijzonder vocht. Het bloed als drager of drager, hoe U dat ook wenst, van een groot aantal stoffen, die voor Uw leven belangrijk zijn, is in staat onder bepaalde emotionele invloeden giften te produceren, die sterk vernietigend zijn. Wanneer het aangevallen wordt, zal het een tegengift produceren. Maar wanneer die aanval van buiten af gebeurt, d.w.z. door voor het weefsel vreemde wezens, dan zal het weefsel trachten de schade te beperken tot een minimum. Wanneer echter een aanval uit het wezen zelve voortspruit, ontstaat een vergiftigingsproces, dat niet onmiddellijk door strijd kan worden opgevangen. Het gehele weefsel werkt maar al te vaak mee. Dergelijke vergiftigingen treden sneller en meer omvattend op dan iets anders, ofschoon men dit waarschijnlijk van wetenschappelijke zal betwijfelen: reuma, ook z.g . zenuwreuma komt vaak op een dergelijke wijze tot stand. Omgekeerd kan het optreden van een bepaalde ziekte een evenwichtsverstoring in het lichaam betekenen. Er zijn ziekten, die, ook wanneer men er geheel van geneest, toch altijd een verandering in het wezen zelf veroorzaken. Eén daarvan is b.v. de malaria. Malaria betekent een verandering van karakter, uiteindelijk ook van denkwijze voor de lijder. Naarmate het meer en heviger optreedt is de wijziging sneller en scherper. Zijn deze voorbeelden voldoende of heeft U hierover iets te vragen of op te merken? Die veranderingen, die bij malaria optreden, zijn die voor- of nadelig? Of is dat ook afhankelijk van het individu? Ik zou zeggen, dat zij in het algemeen in het nadeel zijn en wel, omdat voor de malarialijder de zwakte na de aanval, wat overigens vaak gepaard gaat met een iets scherper worden van het denken, een scherpere realisatie van eigen persoon en denken met zich brengt. Hierdoor ontstaat een scherpere kritiek van het "ik". Dit betekent vaak een afstand doen van de vrede in de mens. Er moet dan vaak lang gezocht worden om een evenwichtsfactor te vinden, waardoor men weer een evenwicht kan vinden, zij het dan ook een evenwicht, dat verschilt van de vorige levenshouding. Is dat voldoende? Nu heb ik gesproken over de geest de vorige keer. Degenen, die daar niet bij waren kunnen dat nog even na zien. Dit, gepaard met het voorgaande zal U er toe brengen om die geest te zien als een leidende kracht in de dubbele zin des woords: Zij behoort inderdaad het leven van de stof te leiden, maar men heeft haar door een te materialistische levenswijze veel van haar onmiddellijke contact mogelijkheden in het stoffelijk bewustzijnsvlak ontnomen. Daarnaast heeft men en dat is voor haar al heel erg vervelend, tot slachtoffer gemakt van de menselijke onharmonische gedachtetoestanden. Iets, waaronder zij ten zeerste lijdt. Een geest, die in een vergiftigd lichaam leeft, kan over het algemeen, wanneer zij vrijkomt betrekkelijk snel haar normale status herwinnen. U moet niet denken, dat er krankzinnige geesten bestaan. Dat kan niet. Maar wat wel blijft bestaan, is een reeks van ervaringen, die, hoe irreëel misschien in het oog der aardebewoners, toch deel van het ervaringsleven en het bewustzijn der geest uitmaakt, Hierdoor krijgen wij dan ook een voorstellingsvermogen, dat sterk verschilt van het normale. Men kan niet zeggen, dat dit altijd voor geest een gunstige waarde betekent. In 22

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 2 – 24 maart 1955 sommige gevallen is die ervaring gewenst. In vele gevallen echter is zij iets verschrikkelijks. Indien men zelve deze afwijking van het normale heeft veroorzaakt dan voelt men het als een tekort, dat men niet de normale reacties kan vertonen op bepaalde verschijnselen in de geestenwereld, in onze sfeer. De geest lijdt en leeft met het lichaam. Wat is voor die geest het prettigst? In de eerste plaats, dat zij een lichaam heeft, dat tevreden is. Een lichaam dus, dat aan alle behoeften voldoende tegemoet kan komen om niet te klagen. Begeren zal een lichaam altijd, hoor. Een lichaam vraagt altijd meer, dan het nodig heeft omdat de mens niet heeft geleerd om de natuurlijke remmen te gebruiken. Voor het dier ligt de zaak enigszins anders: daar bestaat een balans, die alleen door een heftig begeren b.v. smaak- of reukprikkel kan worden verbroken, waardoor een evenwichtsverstoring dan optreedt. Bij de mens echter is die evenwichtsstoring permanent. Wanneer het lichaam heeft, wat het nodig, heeft, dan komen daar voor de geest echter nog bepaalde voorwaarden bij te pas: alles moet verkregen zijn op zo'n wijze, dat ook de geest die procedures kan aanvaarden. Dit laatste is wel zeer belangrijk. Iemand, die zijn brood verdient - en dat goed verdient - maar daarbij zondigt tegen zijn eigen opvattingen, zal, omdat hij de dingen slecht vindt, die hij doet, althans ze niet aannemelijk vind, geestelijk onder deze dingen lijden. Dit lijden van de geest werkt dan vaak weer uit op het lichaam. Menige kanker, menige aanval van T.B., zowel als ferunculoze, steenpuisten, negenogen enz. kan uiteindelijk ook worden teruggebracht tot een dergelijke oorzaak. Ook hier dus weer het abnormale van de geest, dat zich uit in een abnormale toestand van het lichaam. Het lijkt mij gewenst, dat wij zoveel mogelijk lekentermen blijven gebruiken. Ik zal dus niet technisch worden, maar toch proberen om een oplossing te geven voor deze problemen. Wanneer men ze zich tenminste kan realiseren. Dit laatste is wel heel voornaam. Zelfkennis is het moeilijkste, wat er bestaat. Maar het zal U ongetwijfeld opvallen, dat U een bepaalde begeerte heeft, of een bepaald verlangen, waartegen zich andere dingen in Uw bewustzijn of wezen verzetten. Wanneer dat gebeurt, dan moet U zoeken naar een mogelijkheid, waarbij beide partijen tevreden worden gesteld. Dat is heel erg lastig, want U wordt dus gevraagd om met een aards bewustzijn de kool en de geit te sparen. Dat valt niet altijd mee. Laat ons echter onthouden, dat je de kool en de geit wel kunt sparen, wanneer je de kool op een koolveld zet en de geit een eind verder in de weide. Dan kunnen zij elkaar niet benaderen. En voor Uzelve zijn beiden vaak toch ook weer een levensnoodzaak. Uw stoffelijk begeerteleven, Uw wezen, Uw reacties op alle dingen zijn wel degelijk noodzakelijk voor Uw bewustwording. Aan de andere kant zijn de morele normen die U kent, de intuïtief als goed of slecht aangevoelde waarden, zeer zeker van even groot belang. Men moet voor een probleem dus een benadering zoeken, waarbij men aan het één voldoet zonder het andere te schaden. Dat vraagt vaak menige overweging en ik geef onmiddellijk toe, dat dan de onmiddellijke voorkeur niet altijd mogelijk is. Ik stel mij voor een geheelonthouder, die ineens staat te watertanden, omdat hij opeens zin heeft in rumpudding en toch die pudding niet wil genieten, omdat zij drank bevat. Het zou ongetwijfeld gemakkelijk zijn om te zeggen: Er zit maar zo weinig in, kerel. Eet het nu maar: Maar juist zou het niet zijn. O, ik geef toe, dat er heel veel blauwe-knopers zijn, die zich daar geen zorgen over maken. Die zeggen: Pudding is pudding en drank is drank. Maar dat neemt niet weg, dat het probleem op zou kunnen treden. Nu bestaat natuurlijk voor deze mens de mogelijkheid om te gaan zeggen: ik neem een ander soort pudding. Het is ook mogelijk, dat hij zegt: Nu ja, laat ik het voor deze keer dan maar doen. De enige methode echter, die voor hem geheel aanvaardbaar zal zijn, is het gebruik maken van een essence, waarin zover ik weet, geen alcohol verwerkt is. Essence, die dan toch de illusie van rum in de pudding schept. Ik weet niet, of U…. kom, daar bestaat zo'n aardige uitdrukking voor de fijne nuance hiervan voelt. Die nuancering krijgen wij op praktisch elk gebied van het leven. Denkt U nu niet, dat ik deze antialcoholist een beetje karikaturaal heb geschetst. Misschien, dat het op dit gebied zo niet zo vaak voor komt. Maar op andere gebieden zien wij problemen, die in Uw ogen ongetwijfeld nog veel bespottelijker zijn. B.v. men is eerlijk tot op de halve cent. Dan komt het belastingbiljet. Een grote verleiding om te ontduiken. Men ontduikt dan ook meestal, maar niet altijd zonder een zeker schuldgevoel of een zekere onrust. Dan, mijne vrienden, moet er een middenweg gevonden worden. Juist voor die problemen moet U een oplossing vinden. Omdat het juist deze kleinigheden vaak zijn, die Uw evenwicht verstoren. Die komen overal elke dag voor. Al is het maar een mevrouw die wil vermageren en een koekje ziet, waartegen haar geweten "neen" zegt en haar mond "ja". Daar moet iets op gevonden worden. Nu kan ik begrijpen, dat zo'n mevrouw zegt: Nu ja,, dat ene 23

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 2 – 24 maart 1955 koekje. Ik neem het maar, en zich daaronder toch schuldig gevoelt. Ik kan mij ook voortellen, dat zij zegt: Neen, en dan hunkerogend, watertandend de schaal achterna staart, terwijl zij groot leedwezen gevoelt over elke kruimel, die ter aarde druppelt. Wat zou nu de juiste oplossing voor mevrouw zijn? Haar dieet zo veel mogelijk zo in te delen, dat zij althans iets met de anderen kan genieten en dus niet helemaal zonder zit, maar aan de andere kant de te hoge voedingszwaarden van het koekje, of het te hoge suikergehalte toch vermijdt. Dat is al een heel eenvoudige oplossing, zo U ziet, en U denkt: och, wat zouden al deze kleine dingen betekenen? Ik kan U verzekeren, dat veel geestelijk lijden, veel typische kwalen allen uit deze kleine bouwstenen zijn opgebouwd. U ziet een huis. Dat is uit stenen opgebouwd. U zegt: ik kan mij dat nog in stenen denken. Maar niet in de korrels zand of klei. Toch zijn het de kleine deeltjes van klei of zand, waaruit de stenen konden worden gebakken. De stenen, die U bakt in Uw leven, wanneer U zich niet realiseert: hoe zijn over het algemeen psychische misbaksels, die het leven van een mens misvormen. Dus in al die kleinigheden niet zonder meer de rechte lijn trekken. Zo van: nu doe ik dit en nu doe ik dat. Terwijl aan de andere kant er toch wat leedwezen over het besluit blijft. Probeer een weg te vinden, waarbij en het bewustzijn en ook het stoffelijk begeren althans enigszins tevreden worden gesteld. U moet zoveel mogelijk de omstandigheden zo leiden, dat U tevreden kunt zijn. Er is niets voornamer voor U. Voor Uw fysiek en psychisch welzijn bestaat er geen grotere gave dan de tevredenheid. Een mens, die tevreden is, zal niet altijd de vroegere kwalen onmiddellijk uit kunnen bannen. Maar hij zal althans geestelijk en in het gedachteleven een groot aantal van uw fouten kunnen herstellen, die er bestonden. Het gaat hier niet om de uiterlijke tevredenheid, maar om de innerlijke tevredenheid. Dus niet á la Couê, jezelf voorpraten: ik ben tevreden, ik ben tevreden, ik ben tevreden, ik ben tevreden. En nu hoop ik maar dat .... Dat is n.l. vaak de gebruikelijke methode. Ik heb op aarde heel wat mensen gezien, die steeds maar vertellen: ik heb het zo goed en ik ben zo dankbaar, dat ik het zo goed heb. Als je dan ging kijken, zat daar achter verborgen maar al te vaak een grote leegte en een grote ontevredenheid. Praat anderen en U zelf toch niets voor. Doe dat vooral niet. Maar probeer een middenweg te vinden, dan zult U zeker langzaam maar onophoudbaar het punt, dat wij normaal noemen, n.l. het harmonisch zijn, kunnen bereiken. Nu moet ik natuurlijk nog even overgaan naar de geestelijke factoren. Dat hoort er nu eenmaal ook bij. Wanneer de geest een harmonisch lichaam heeft, d.w.z. een lichaam, waarin zij zelve de vrede vindt, terwijl ook dit lichaam niet in onvrede verkeert, dan kan zij met dat lichaam wonderen doen. De vorige maal hebben wij o.a. aangestipt, hoe je daardoor zo oud zoudt kunnen worden als Methusalem. Wij hebben er over gesproken, hoe een gezonde geest in een gezond lichaam zal huizen. Ik wil dit vandaag wat meer geestelijk stellen. De geest leeft in een wereld, waar alle voorstellingsvermogen afhankelijk is van het eigen denken. In de geest kunt U zich alleen maar iets voorstellen, dat in uw eigen ervaringen ligt. Wanneer er buiten U iets bestaat bent U het, die er vorm aan geeft en die het erkennen moet. Dit kan alleen gebeuren krachtens Uw innerlijk wezen en bewustzijn. Ik hoop, dat dit bekende materie is, zodat ik daarover niet verder behoef uit te wijden. Laat ons nu eens aannemen, vrienden, dat Uw geest ontevreden is. Dan heeft zij een aantal voorstellingen, die niet mooi zijn. Ontevredenheid betekent n.l. het zien van tekorten. Het zien van tekorten betekent vaak pogen om andere vorm te geven aan de dingen en de wereld rond U. Een dergelijke geest ziet nooit de volle schoonheid van haar omgeving en zal aan vele op zich onschuldige dingen een demonisch karakter kunnen geven. Die geest maakt dat ook door, terwijl U nog leeft. Die geest zal dus door de ontevredenheid, die U in U zelve geschapen hebt, ook in haar geestelijk beleven ongezond zijn. Vooral op Uw nachtrust kan dit van zeer groot belang en invloed zin. Die geest leeft dan in een wereld waarin voortdurend verschrikkingen voor komen. De geest wordt bang voor het leven. Zij wordt zo bang, dat zij het zou willen verwerpen. Dat betekent niet alleen, dat haar werk om het lichaam in de juiste vorm in stand te houden steeds vermindert, maar ook dat zij in zich zelve langzaam maar zeker het duister gaat zoeken, in plaats van het licht. Wat zou de meest juiste uitdrukking zijn, die wij kunnen geven voor het demonische? Heeft U daar enige idee van? Dan zal ik het U zeggen: het demonische is de onvrede, die zich naar buiten uit, omdat zij haar innerlijk tot een hel heeft gemaakt. Zij is het niet aanvaarden der dingen, het verwerpen. Voor men het weet wordt zo'n geest soms tot een demon. Maar een demon, die geen slachtoffers vindt en zich toch op het leven wil wreken. Een demon, die tracht zichzelve te vernietigen en zich zelve eeuwig en onvernietigbaar, daardoor steeds weer moet pijnigen. Uw leven van het ogenblik bepaalt heus 24

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 2 – 24 maart 1955 niet, of je alleen maar in de hel of in de hemel komt. Het betekent, dat U nu al in de hemel of in de hel leeft. De werkingen van stof en geest betekenen voor de geest ook nu reeds helse kwelling en hemelse vreugden. U kunt daar lichamelijk slechts ten dele van genieten, want: leeft Uw geest ook in de hel, U heeft altijd weer de stoffelijke vlucht in de dingen en U kunt in de uiting in en het u wreken op de gereld rond U vaak dan nog menige verlichting bereiken. Omgekeerd: Wanneer U reeds een hemelse vreugde kent in Uw feestelijk besef en bestaan, dan is er altijd weer de onvolmaaktheid van de dingen rond U, die U van het al te volmaakte terug houdt. U blijft altijd een middending, zolang U leeft in de stof. Maar op het moment, dat die stof wegvalt, zit U in het uiterste, dat U Uzelf geschapen hebt. Dat kunt U zich ook wel realiseren? De geest, die in de stof door de hel gaat, terwijl zij nog een stoflichaam heeft, kan, wanneer zij zich realiseert waarom, dit veranderen en verbeteren. Vaak is een moment van bewustwording genoeg om de hele instelling te doen veranderen. Dat kan heel vlug gaan, omdat de geest niet de traagheidsverschijnselen kent, die aan de stof inherent zijn, terwijl zij veel minder lijdt onder gewoontevorming dan een lichaam. Maar wel is het nodig, dat U tot dat bewustzijn komt, terwijl U op aarde leeft. Het zou dus doelmatig zijn, wanneer U na, dit gehoord te hebben, wat naar onze ervaringen volledig juist is, probeert om voor U zelve te ontdekken, hoe U geestelijk eigenlijk leeft. Leeft U in de hel? Of leeft U in de hemel geestelijk? Is Uw wereld er één van verwrongen spookgestalten, of is Uw wereld er een van vrede. Een lichtende kracht? Probeer het maar eens na te gaan. Wanneer U merkt, dat het donkere demonische, de waan, de nachtmerrie U voortdurend beheersen, dan is er iets niet in orde. Wanneer er een andere mens is, waar dit het geval is, dan kunt U er zeker van zijn, dat het ook bij dié mens niet in orde is. En dan kunt U het probleem niet altijd benaderen op de meest technisch juiste wijze. U moet proberen te vinden, waar de fout schuilt, ook bij die andere en dan trachten het tekort aan te vullen, dat is vaak zo moeilijk. Heel moeilijk, om dat tekort aan te vullen. Op die wijze dan schept U voor Uzelf vrede en al hetgeen, wat U bij een ander geneest, lijkt U misschien vreemd, geneest U ook bij Uzelf. Wanneer U tracht die ander te genezen en die niet genezen kunt, dat is een last op Uzelf, houdt U daar rekening mee. De menselijke psyche is niet de afgesloten eenheid, waarin men haar graag ziet. Zij is één deel van één groot geheel, en naarmate dat contact met haar inniger wordt, zal zij de ervaringen en de problemen van dat geheel sterker delen. Mijne vrienden, ik zal niet lang meer voort blijven spreken hierover, maar ik zou U willen verzoeken, dringend willen verzoeken, dit goed te onthouden. U bent geen eenheid. Er zijn in de geest en zelfs in de stof duizenden voelers, die U voortdurend beroeren, die U voortdurend beïnvloeden, zoals gij ook tegelijktijdig anderen beïnvloedt. Gij kunt vrede genieten, wanneer gij vrede geeft, maar nooit door iets van anderen te nemen, want al hetgeen, wat gij buiten U uitwerpt, haar gedachte en daden, keert onvermijdelijk tot U terug. Het kan zijn, dat het in psychische invloeden, zijn gedachte en complexen tot U terug keert. Het kan ook stoffelijk, in materieel en daden, U aangedaan b.v., terugkeert, maar terugkeren doet het. En het is misschien nog beter, wanneer de reactie stoffelijk komt, dan wanneer zij in U komt. Wanneer iemand voor U een voortdurend verwijt gaat betekenen: omdat gij hem onrecht hebt gedaan, wanneer datgene, waarvoor u zoveel voor hebt opgeofferd, U nu niet meer waard is, omdat Uw innerlijk wezen zegt: ik heb schuld. Probeer eerst jezelve te regeren. Natuurlijk. Probeer voor alles voor jezelf een gemiddelde te vinden van handelen en van denken, waarbij je vrede kunt hebben. Maar vergeet niet, dat je dat aan de wereld moet geven, wil je werkelijk resultaat bereiken. Ik geloof, dat wij het daar mee wel kunnen doen voor vandaag, vrienden, wanneer U over hetgeen wij de vorige maal besproken hebben, of hetgeen heden besproken hebben, nog commentaar heeft kunt U dat de volgende keer voorleggen. U kunt thans eerst gaan pauzeren en daarna voortgaan met de tweede spreker. Goeden avond, vrienden. Na de pauze: Henri besluit zijn betoog met: En nu ik toch eens eventjes ouderwets losgebrand ben, zou ik eigenlijk met een dichterlijke uiting willen afsluiten. Hebben jullie er wat op tegen? (Neen). Nu goed. PSYCHE Wonderlijk labyrinth van vreemd gevlochten gangen, waarin de mensen gaan. 25

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 2 – 24 maart 1955 De moedigen, de bangen, de angstigen, de vrezenden, de studerenden, de lezenden, allen door elkaar. Ieder zoekt een uitweg, haast niemand speelt het klaar, want de vrezenden, die vrezen te veel, De lezenden, die lezen te veel, En ieder denkt te veel aan zijn eigen deel, te weinig aan het geheel. De menselijke psyche is deel van een werk, dat betekent de enige ware Kerk, Het Goddelijk Bestel, De Kosmos, het Al, en wie voor zichzelve erkennen zal deel te zijn van al wat is, die voelt niet meer het zwaar gemis. Van persoonlijke gewichtigheid. Van aandeel in de levensstrijd. Van rust, van vrede, rijkdom, lach. Die hoeft niet te vragen, of iets nu wel mag. Die hoeft niet te vrezen, dat iets gebeurt, want de Goddelijke Kracht is nog nooit gescheurd. De Geest Gods is nog nooit gestorven en van het Goddelijke werk is er nog nooit wat bedorven. De psyche, die deel is van het geheel en dat weet, is niet slechts wat geest en wat stof, maar meer: Zij is een deel van de Goddelijke Wet En voor heel de mensheid een leer. En wanneer zij dan eindelijk zichzelve vergeet, is zij door de psyche gered, Omdat zij leeft naar de kracht, die haar werkelijk regeert, De werkelijke Goddelijke Wet. Het is niet zó spits als jullie misschien verwacht hadden, maar ik meer wel de aandacht waard. Buitengewoon goed, hoor. En nu het Schone Woord, hé? Het is altijd weer jammer, hé, wanneer je eens een keer zo'n uitbarsting hebt, moet je direct het woord geven aan de concurrentie, maar ja ík ben van de Verdraagzamen en nu, Goeden avond. Goeden avond, wij zullen dan deze bijeenkomst gaan besluiten met het Schone woord. Aangezien mijn kleine vriend dichterlijk is geweest, wil ik deze vorm van te voren uitsluiten. Dan zou ik dus willen voorstellen om als laatste woord een kleine meditatie te spreken. Het onderwerp daarvan laat ik aan Uw eigen keuze over. Wat zal het zijn? Verwachting. (Het ideaal) Eén onderwerp is genoeg. Ofschoon. de verwachting gebaseerd is op een ideaal, laat in je zelve woont, of op een vrees, die woont evenzeer in jezelve. DE VERWACHTING Ik weet, dat een wonder zal gaan gebeuren. Waarom ik dat weet, weet ik niet. Maar ik voel in mijn hele wezen, dit kan niet verder voortbestaan. Er moet ergens iets zijn, er moet iets gebeuren, er moet een poort open gaan, waardoor ik het leven binnen kan treden. Ik ben vol verwachting, want zonder dat ik het weet, heb ik heden afgelezen, dat er iets komen zal, iets, wat ik misschien moet vrezen, wat ik toch zo gaarne, als werkelijkheid voor mij zou zien. Verwachting is uiteindelijk een vreemde mengeling van vrees en hoop. In jezelve is een beeld getekend en je weet, dat het beeld onjuist is. Een ideaal, zoals u dat ongetwijfeld zoudt noemen. Je voelt, dat er dingen zijn, die waar moeten worden, er moet iets zijn. En hoe je ook zoekt, in alle bewustzijn, in alle feiten, je kunt het niet vatten. O zeker, je hebt misschien voor wat er gaat gebeuren een naam. Maar achter die naam verbergt zich het spel van hoop en vrees. Een mens verwacht eigenlijk altijd iets. Een geest verwacht iets. Soms verwacht je de wonderlijkste dingen en er komt alleen maar een stilte. En in je teleurstelling begrijp je niet, 26

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 2 – 24 maart 1955 dat in die stilte juist hetgeen is, waarop je zolang hebt gewacht, datgene, waarnaar je hele wezen naar is uitgegaan. Want aan verwachting, is niet slechts vrees, maar ook een droom aan verbonden. Beeld van iets, dat komen gaat. Een schets, waarin jezelf met vage lijnen iets hebt aangeduid, dat zo dadelijk naar je idee in volle kleuren naar voren zal springen. Verwachting, die niet altijd zo uitkomt. Vaak zeg je: ik ben in mijn verwachting beschaamd. Ik heb iets meer gedacht te zien, ik had gedacht, dat het zo en zo zou zijn .... Maar het is niet zo. Een mens, die iets verwacht, een geest, die iets verwacht tekent altijd de beelden der toekomst met de kleuren van het heden. Vaag en nevelig en toch reeds bepaalde vooropgezette meningen. En daarom wordt de verwachting zo vaak beschaamd. Maar wat moeten wij dan verwachten? Wat is dan die stille verwachting in ons? Er moet een reden voor zijn. Die verwachting is zeker niet de zon, die morgen schijnt, of het leven, dat zo dadelijk zo vrolijk zal worden, of die avond van gezelligheid en dans, of die stilte van begeestering, van geestelijke waarheid, al die dingen. Neen. Het is de vorm, die wij eraan geven. Maar eigenlijk is al onze verwachting niets anders dan een zekerheid, dat wij intenser zullen leven en bestaan, dan nu mogelijk is, dat de wereld groter zou zijn, het leven schoner. En dat is iets, wat altijd gebeurt. De verwachting is niet iets, wat werkelijk beschaamd wordt. Maar wij zijn als kinderen ongeduldig, omdat onze zoete dromen ook maar meteen werkelijkheid moeten worden, anders dan duurt het te lang. Ja, maar dat, wat wij verwachten, dat komt. Achter alle beelden, die wij onszelf getekend hebben al onze verwachtingen, staat toch een werkelijkheid. Wij zijn geboren uit het Goddelijke Licht. Wij leven uit het Goddelijk Licht. Dan moet het toch eens zover komen, dat wij dat Licht zien. Dan zijn al onze verwachtingen vervuld en meer dan dat. Wij weten het en wij tekenen het onszelve voor in schone kleuren, wanneer wij luisteren naar ons gemoed. Alleen is er dan geen bede, maar een ongeduld: een ongeduld, totdat onze verwachtingen vervuld zullen worden. Tot eindelijk onze verwachting vervangen zal worden door een zekerheid en een bezit. Wanneer dat zijn zal, kan niemand U zeggen. Ik weet alleen maar, dat, of het lang duurt, of kort duurt, er in het Al geen verwachting werkelijk beschaamd wordt. Dat de waarde, die je achter de beelden zoekt groter en hoger is. Het einddoel, waar wij allen heen streven. Misschien is dit niet erg logisch voor U. Maar toch..... verwachten wij niet allen veel? Begrip en bewustzijn en waarheid? Licht en kracht en vermogen? Welnu, omdat wij het verwachten, moet het gebeuren. Misschien niet, zoals wij het nu zien. Maar schoner en beter, met een diepere, en grotere werkelijkheid. De verwachtingen van nu zijn gelijktijdig de schaduw, die onze voleinding reeds werpt in ons huidig bestaan. Ik dank U voor Uw aandacht. Goeden avond.

27

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 3 – 28 april 1955

LES 3 - DE MENSELIJKE PSYCHE

28 April 1955 Goeden avond, vrienden, Wij zullen vanavond de vrijheid nemen het programma iets te bekorten om geen al te grote oververmoeidheid te veroorzaken. Ik meen echter dat dit voor U geen schade betekenen zal. U heeft van de vorige malen behandelde materie kennis kunnen nemen: Heeft U hierover nog vragen te stellen? Ja. Ik heb gelezen in het begin, dat de invloed van het lichaam doorwerkt op de geest, dat karakter veranderingen etc. op deze wijze tot stand koren. Maar later wordt er verklaard, dat vele ziekten, zoals T.B. kunnen ontstaan, doordat er iets met de geest niet in orde is. Het eigenaardige bij U mensen is over het algemeen, dat U, ofwel het lichaam, of wel de geest als dominerende factor wilt zien. Waarom kunnen de mensen toch niet begrijpen, dat geest en stof twee gelijkwaardige factoren zijn, die elk voor zich een verschillende ontwikkeling hebben doorgemaakt, die samenkomende, tesamen de mens vormen en ten opzichte van elkaar: wat welzijn en bewustzijn betreft, een voortdurende invloed uitoefenen, zodat de geest het lichaam, maar ook het lichaam de geest beïnvloed. Dit is toch heel eenvoudig, nietwaar? Maar men zegt toch altijd: doordat er iets met de geest niet in orde is, wordt het lichaam ziek. Maar wij kunnen dat ook omdraaien: wanneer er iets met het lichaam niet in orde is, kan ook de geest daarvan ziek worden. Alleen één ding: de geest heeft een veel groter kernvermogen plus een veel groter eigen vitaliteit dan het lichaam. Wanneer de geest zich dus berust is van het lichaam, kan zij door haar invloed in het lichaam over het algemeen veel herstellen. Dit voordat een definitieve schade, ook voor de geest zelve, ontstaat. Overigens gebruikt U karakterwijziging in Uw voorbeeld. Mag ik U erop wijzen, dat het karakter voor een heel behoorlijk percentage bepaald gordt door zuiver stoffelijke eigenschappen en factoren? Dus het bewustzijn wordt niet bepaald voor de geest door het karakter? Neen, of zoudt U soms willen zeggen, dat het voor Uw persoonlijkheid een verschil uitmaakt, of U rijdt op een fiets, in een Ford, in een Buick, of in een Cadillac? Maakt dat verschil uit? (Neen). Neen, nietwaar? U blijft U zelve gelijk. Alleen naar buiten toe zal de verschijning en de prestatie een aanmerkelijk verschil uitmaken. De mensen geloven allemaal graag, dat het lichaam het voertuig van de geest is. Dan zijn het dus de eigenschappen van het voertuig, die het uiterlijk beeld plus de maximum prestatie bepalen. Maar het is de bestuurder, die door zijn handigheid wel of niet een goed gebruik maakt van hetgeen hem ter beschikking staat en wel of niet brokken maakt. In wezen dus heel eenvoudig, wanneer U het eens wat meer plastisch voor durft te stellen. Nog meer commentaar? Dan zou ik, voordat wij tot de eigenschappen van de geest overgaan, willen spreken over de DE INVLOED VAN DE ANGST OP DE MENSELIJKE PSYCHE. En over het zeer grote deel, dat de angst in de menselijke bewustwording heeft. Ik voel hier onmiddellijk iemand denken: O. ja, de psychologie van de angst. Zeker zullen wij ook bepaalde dier gegevens naar voren moeten brengen. Wij hebben gesproken over het begeren. Wij hebben gesproken over het schuldgevoel. Wij hebben het gehad over goed en kwaad en wij hebben getracht aan te tonen, dat al deze factoren mede bestemmend zijn voor het welzijn van de mens, voor zijn harmonisch bestaan en ook voor zijn geestelijk welzijn. Wij hebben echter een factor nog lang niet voldoende besproken: de angst. De angst, mijne vrienden, is iets, dat U veel meer beheerst dan U zichzelve op aarde ooit zult kunnen realiseren. Waar moeten wij de kern van de angst zoeken? Ik geloof dat wij dit het best aanduiden, wanneer wij zeggen: elke angst is de uiting van een begrip, dat eigen onvolkomenheid erkent. Wanneer men dus denkt - het behoeft niet eens waar te zijn - dat 28

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 3 – 28 april 1955 men het leven aan kan, dan zal de angst niet in verschijning treden. Welk resultaat belooft die afwezigheid der angst? Op het moment, dat zij niet meer bestaat, zal de mens geheel volgens zijn eigen inzichten, zijn eigen bewustzijn gaan handelen. Hij zal niet bevreesd zijn om kennis te nemen van nieuwe dingen. Hij zal niets verwerpen, maar over het algemeen al evenmin alles aanvaarden. De mens, die niet bang is voor de dood, die kan men niet kwellen met de dood. Hij zal zich door het verschijnsel "dood" als factor in de één of andere proef niet af laten schrikken. De mens, die niet bang is voor honger, omdat hij overtuigd is, dat hij wel altijd voldoende voedsel om te leven zal hebben, zal zeer zeker nooit gekweld worden door de zorgelijkheden, die veel mensen na de oorlog nog lange tijd hadden, als het bevragen van korstjes brood e.d.. De zorgvuldigheid met het voedsel was een resultaat van de angst voor het gebrek. De politiek, de sociale aspecten der samenleving, ja, zelfs een groot deel der godsdienstige gevoelens zijn op dezelfde drijfveren gebaseerd. Op de vrees, die de mens heeft voor zekere dingen in zijn leven, of bepaalde onbestemde waarden, waarvan hij aanneemt, dat zij wel eens zouden kunnen bestaan. Het blijkt ons echter, dat een groot gedeelte van de angsten, die in de mens leven, niet gebaseerd zijn op reële waarden. Zij spruiten uit het minderwaardigheidsbesef, dat in het eigen "ik" leeft. Daar hebben wij dan het punt, van waaruit wij dit betoog op moeten gaan bouwen. Het onvolwaardigheidsbesef, waar komt dat vandaan? Zeker, nu kunt U gaan praten over libido en andere invloeden. maar onvolwaardigheidsbesef betekent eigenlijk niets anders dan een te grote afhankelijkheid van de omgeving. Dit kan natuurlijk stoffelijk veroorzaakt worden, maar het kan ook geestelijk aanwezig zijn. Wij vinden dat onvolwaardigheidsgevoelens worden veroorzaakt door gebrek. Het gebrek schept gedachte. Deze geven weer aanleiding tot het ontstaan van de angst. De angst is aanleiding tot het stellen van irrationele handelingen. Deze geven geboorte aan schuldgevoelens. Deze betekenen een realisatie van eigen minderwaardigheid en daar begint dan het gehele proces weer op niet zichzelf versterkend ad infinitum. Dat is niet aanvaardbaar natuurlijk. Wanneer een mens dit in zichzelve doormaakt, dan is het redelijk om langs de suggestieve weg te trachten hier enige verbetering in teweeg te brengen. Maar waar komt die angst dan vandaan? Is dit minderwaardigheidsbesef zuiver gebaseerd op lichamelijke oorzerken? Of is het mogelijk, dat de geest hierbij een grote invloed heeft en als zodanig een lichamelijk niet bestembare factor van bevreesdheid en angst, bleuheid etc. in de lichamelijke bewustzijnsnormen invlecht en iedereen met de handen in het haar laat zitten? Ik meen, dat wij deze laatste vraag moeten bevestigen. Wij hebben reeds gesproken - zij het enigszins oppervlakkig - over het samenspel der waarden in de psyche. Daarbij hebben wij reeds genoemd, ofschoon de eigenschappen ervan niet werden besproken, de geest zelve. De geest bestaat uit een weten, dat van andere geaardheid is dan het stoffelijke, wanneer zo'n geest in een lichaam terecht komt, waarin deze geest zich niet thuis voelt, omdat geen der in de geest aanwezige begrippen in voldoende mate in het lichaam vertegenwoordigd zijn om daardoor een innerlijk contact te maken, dan zal de geest zich ongeveer gevoelen als een kind, dat in een volksmassa verloren is gegaan en angst heeft, omdat de ouders weg zijn. De angst van het onbegrip is resultaat van het niet harmonieus leven. Hebben wij dit begrepen, dan begrijpen wij ook, dat die geest zich nooit positief zal kunnen uiten of doen gelden. Zij wordt door het lichaam geleefd en door de reacties van het lichaam maar heeft hiermee geen vrede resultaat: een innerlijk verzet hiertegen, waardoor een geestelijke veroordeling van de stof ontstaat, zonder dat stoffelijk of geestelijk bewustzijn geheel in staat zijn om het probleem te overzien en zo op te gaan lossen. Deze oorzaak komt meer voor dan U denkt. Zeer veel van de psychologische problemen, die op de wereld voorkomen, kunt U als kern vinden in het geschil tussen geestelijk en stoffelijk leven, waarbij de geest de stoffelijke wegen niet aanvaardt en de stof de geestelijke normen verwerpt. Dan hebben wij verder te maken met het onderbewustzijn. Nu wil ik ten opzichte van de angst ook hier even op een eigenaardig verschijnsel wijzen. Er bestaat in de mens bewust meestal een sterkere herinnering voor het aangename. Onderbewust echter voor het onaangename. Dit is begrijpelijk. Al hetgeen voor de mens aangenaam is, is voor hem waardevol. Als resultaat zal hij deze schat koesteren en steeds bij zich trachten te houden. Dus ook het in zijn bewustzijn zo veel en lang mogelijk mede voeren. Al hetgeen hem onaangenaam is, zal hij trachten uit het bewustzijn weg te vagen. Hij kan de herinnering dan wel uit het directe bewustzijn verdringen, maar kan niet deze herinnering ook uit het onbewuste keven bannen. Hij heeft nu ook hieraan geen bewuste referentie mogelijkheid meer. Hij kan dit niet meer aanschouwen. Als resultaat kan de 29

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 3 – 28 april 1955 belangrijkheid van een op zich onaanzienlijke factor zo al beheersend morden, dat zij elke onaangenaamheid terug voert op hetzelfde principe. Dat wordt dan gevaarlijk. Dan krijgt U de levensangsten, die gebaseerd zijn op simpele dingen, als een vader, die het jongentje eens in zijn drift een klap gaf. Nu ben ik heus geen voorstander van een slagvrije opvoeding. Ik houd ook niet van opvoeders, die voortdurend een slag om de arm houden, maar ik meen, dat enige vrije armslag hen toch altijd moet worden toegelaten. Toch kan onder omstandigheden een klap, die op zich eigenlijk niets betekent, zeer grote schade aanrichten op de volgende manier: Het kind is zeer aan de ouders gehecht. Het kind doet alles om zijn eigen aanzien bij die ouders te verhogen. Een bekende kinderlijke eigenschap. De slag komt op een moment, dat hij niet verwacht werd en niet verdiend was. Zij wordt door de ouders verder als een normaal iets geaccepteerd. Op dit moment wordt die slag een soort ontzetting. De ouders met hun normaal verder gaan, brengt het kind er al heel snel toe om dan maar net te doen, alsof de slag niet gevallen is. Verdringing. Maar zelfs indien het kind voortaan zijn best doet, zal er de onbewuste onzekerheid zijn: Is het wel goed, wat ik doe en zou ik misschien niet onrechtvaardig een klap weer krijgen? Een zeer simpel geval. U zult wel begrijpen, dat wij dit alleen als een zeer vereenvoudigd voorbeeld hier kunnen gebruiken. Wanneer deze mens groter wordt, zal de gewoonte steeds weer te refereren aan dit onaangenaam gebeuren steeds toenemen in het onderbewustzijn. Bewust zal de mens zich niets eens meer kunnen herinneren waarschijnlijk, dat hij ooit die klap gehad heeft. Wil men dat terugvinden, dan moet er heel lang en heel erg voorzichtig worden gezocht. Nu komt deze mens in een wereld te staan, die hij onbewust wantrouwt. De wereld is niet zijn meerdere, zoals zijn ouders. Die wereld blijkt ook niet iets, waarvan je nog bescherming kunt verwachten, of waar je genegenheid voor hebt. De bedreiging van het onrecht echter blijft bestaan. Resultaat: een voortdurende achterdocht, een voortdurende wijfeling, waarbij kleine problemen tot obsessies worden en redelijk steeds weer verdrongen worden. Daarmede wordt het oorspronkelijk probleem steeds weer vergroot. Op de duur leeft in een dergelijke mens een angst voor het leven en de wereld, omdat de hele wereld die mens een poel van onrechtvaardigheid toe schijnt. Hij vreest zich zelve te vernederen, wanneer hij goed is. Hij vreest bovendien, dat die wereld zich op hem zal wreken, wanneer hij werkelijk slecht is. De achterdocht en de angst werken in de persoonlijkheid als een opeenhoping van problemen, die binnen de "ik"heid moeten worden verwerkt. Er worden slinkse wegen gezocht om datgene te verwerven, wat men meent op een andere wijze niet te kunnen verkrijgen. Komt de wereld en zegt: "Ik wil U helpen", dan wordt die hulp niet als oprecht gemeend aanvaard. Vertrouwen is er niet. Die wereld zou hiermede de enige reden, waarom men U wat beter en rechtvaardiger zou moeten behandelen, van U weg willen nemen. Zoudt U dat tolereren? Ik hoop niet, dat U mij kwalijk neemt, dat ik het volgende onderwerp ter sprake breng, maar ik meen juist zo de werking der angsten nog verder te kunnen accentueren: Er zijn vrouwen, die er zich van bewust zijn, dat zij tegenover hun echtgenoten te kort schieten. Zij zijn ervan overtuigd, dat, wanneer zij maar een paar kinderen zouden hebben, dezen voor de man wel een binding zouden zijn. Zij kunnen er zich echter niet toe brengen om de gunst van de man te blijven werven. U kunt ervan verzekerd zijn, dat een dergelijke vrouw een kwaal heeft, die zij nog zorgvuldiger vertroetelt, dan zij een kind zou doen. Die zij beschouwt als een soort van recht op de man, waardoor haar angst althans enigszins wordt weggenomen. Maar gelijktijdig komt daarbij de nieuwe angst, dat zij ontdekt zal worden. Diep in zichzelf weet zij heel goed, dat zij overdrijft of komedie speelt. De vrees vergroot zich. De koraal verergert. Wanneer er nu een geest leeft in een lichaam, dat om zuiver stoffelijke beweegredenen in een dergelijke angst leeft, wat zullen dan de consequenties zijn? Geen enkele realisatie of beleving in de wereld is op de juiste wijze geschiedt. Het is de geest niet mogelijk enigerlei juiste conclusie te trekken. Alle sentimenten werden gedreven door deze angst volkomen egocentrisch en gelijktijdig volkomen irreëel. Van realiteit is geen sprake. De gevoelens zijn allen kunstmatig. Het is of je iemand zaagsel geeft in plaats van brood. Hij kan er misschien wel van leven, maar heel moeilijk. Wat doet de angst verder? Zij geeft aanleiding tot het zoeken naar steun. Men zoekt een verzekering te sluiten tegen de angst, die men in zich gevoelt. Deze angst kan echter niet alleen gebaseerd zijn op het goede, want het goede zou niet. Alleen de angst weg nemen, maar tegelijk ook de verschijnselen, die, zo spiegelt de angst voor, het enig mogelijk verweer zijn angst tegen, onrecht en al wat dies meer zij. Een dergelijk geval zien wij b.v. als abnormale uitspattingen 30

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 3 – 28 april 1955 als duivelsaanbidding. Wij zien demonenverering, zwarte magie e.d. naar voren komen. Dit is verschrikkelijk én voor lichaam én voor geest, omdat in een dergelijke wereldwaan, elk gevoel voor de normale stoffelijke verhouding, die zo belangrijk is voor geest en stof samen, teloor gaan. De angst drijft de mens tot alle dingen, die hij niet doen wil. Is het anders te verklaren, dat - laten wij nu eens naar een dier toe gaan - één hond, die eigenlijk de vriendschap van de mens verlangt en diens tederheid, de mens bijt. Zet U dat nu eens in het groot. Dat een volk, dat innig verlangt naar vriendschap en vrede een ander volk aanvalt, omdat het bang is, dat het anders dát volk wel eens aan zou kunnen vallen. Past U dit toe op de gehele wereld, dan liggen al Uw sociale en politieke problemen voor U, tesamen met zeer veel van de eigenaardige geestelijke problemen, als religie en dergelijke. De basis van dit alles is angst, mijne vrienden. Bent U er wel zeker van dat Uw belangstelling voor deze dingen ook niet voor een deel te wijten is aan een verborgen angst? Al Uw irrationaliteit, als U onbegrip, al Uw fouten maken is het resultaat van de angst. U kunt misschien een enkele keer, een enkele keer zeg ik door die angst gedreven prestaties leveren, die ver Uw normaalheid te boven gaan. Inderdaad: Overprestatie tot 100%, misschien 200% door de invloed van de angst. Maar negen van de tien keer, dat die prestatie wordt geleverd, was het hele probleem onnodig en dus ook de prestatie. Er waren andere en betere wegen beschikbaar geweest, die lichamelijk én geestelijk veel minder zouden kosten. Daar heeft U mijn betoog tegen de angst. Nu wordt het de grote vraag, hoe kun je de angst voor jezelf uitroeien? Heb je reden om bang te zijn? Waar bent U bang voor? Voor de onverantwoordelijkheid van anderen? Dat denkt U nu, maar is het eigenlijk niet voor de consequenties, die het voor U persoonlijk zou hebben? Is dat niet hetgeen, wat U werkelijk vreest? U bent bang, zegt U, dat er weer zoveel mensen zullen moeten lijden. Bent U in werkelijkheid niet bang, omdat het U persoonlijk zou kunnen treffen? Kernpunt van de vraag. Nu gaan wij weer naar het stoffelijke terug. Kernpunt van de vraag is het gehele voorstellingsvermogen, dat in de stof mogelijk is. In de stof is alles gecentreerd op het "ik". En dat "ik" moet ten opzichte van de wereld, ten koste van alles behoed en zo mogelijk zelfs bevoordeeld worden. Verwonder het U, dat onder dergelijke omstandigheden, kostbare gaven, die elke mens heeft, teloor gaan? Verbaast het U dan, dat gedreven door deze verschrikkelijke egoïstische inslag de mens komt tot volkomen foutieve begrippen en daarmede volkomen foutieve gedachtegang? O zeker, de doorsneemens zal dit niet gaarne erkennen. Men zegt: Ik probeer toch altruïst te zijn. Misschien…. Maar ik meen, dat wij zelfs dán de beweegredenen tot het "ik" terug kunnen brengen. Waarom is het "ik" dan zo belangrijk in het hele voorstellingsleven en waarom is de totale drijfveer der angst gebaseerd op die "ik"heid? De stof heeft zijn eigenschappen. Eén ervan is: dat die stof vreest - zuiver stoffelijk dus - reageert op en zich verzet tegen al datgene, wat voor haar vernietiging zou kunnen betekenen. Zij wil zichzelve handhaven in de positie waar zij op het ogenblik in verkeert en waarin zij zich prettig gevoelt. De stof moet zichzelf wel handhaven. Er moet een drang zijn tot zelfhandhaving, want anders zou de mensheid ten onder gaan. Het is dus begrijpelijk, dat de stof voor haar behoud voortdurend het wereldbeeld in zichzelve moet centreren en de wereld moet zien als iets, wat draait om haar eigen wezen. Wanneer zij dit stoffelijk moet zien echter, mogen wij niet vergeten - dat zal aan sommigen Uwer wel bekend zijn - dat zij geestelijk precies de tegenover gestelde behoefte heeft. De geest ziet zichzelve als het brandpunt, waarin alle krachten der aarde samenkomen. Het is dus heel egocentrisch, maar niet zozeer egoïstisch. Het streeft niet naar zichzelve toe, maar het wil zichzelve in de gehele wereld uiten en deze uiting van de wereld in zichzelve verwerken, om daardoor tot eenheid met die wereld te komen. Het lichaam heeft een behoudende drang, de geest eigenlijk een zelfvernietigende. Zelfvernietigend in die zin, dat zij voortdurend geneigd is een deel van haar eigen wezen terzijde te stellen, indien daarvoor grotere waarden kunnen worden gewonnen uit de omgeving en deze als deel van het "ik" dan ook tevens kunnen worden opgenomen. Deze tegenstelling moet zich natuurlijk afspelen op bepaalde bewustzijnsvlakken, die bij de doorsneemens zeker net tot het bewuste behoren. In het eigenlijke onderbewustzijn zullen wij dit niet zo vaak vinden. Het eigenlijke onderbewustzijn behoort nog - herinnert U zich dat vooral - tot de lichamelijke functies. Het behoort tot de hersenen. Zeker, er spelen factoren in mee die door de rede en het bewustzijn niet erkend worden en niet behoren tot het onderbewustzijn zelve. Ofschoon men in de terminologie dit meestal er mede onder begrijpt. Het eigenlijke onderbewustzijn, het herinneringsvermogen, is stoffelijk. Het is zo stoffelijk, dat het door organische gebeurtenissen, herinneringen der vorige geslachten kan behouden, 31

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 3 – 28 april 1955 terwijl geestelijk geen enkel aandeel werd gnomen aan het totaal der handelingen, die toch met hun ervaringen vastliggen als een soort van "referentiealbum aan het leven mijner voorouders". Waar vinden wij dan dit contact? Ik heb U de vorige keer gesproken over de Chakra's en er op gewezen, hoe zij met bepaalde zenuwknooppunten voor de geest het werkelijk contact betekent voor het lichaam. Dat wil dus zeggen, dat de geest werkt in het zenuwstelsel, ook in het vegetatieve en hierdoor een voortdurende uiting tot stand weet te brengen, die in het lichaam merkbaar is. De gezamenlijke uitstraling nu, of beter gezegd vitaliteit dat is een heel vreemd woord, maar ik weet zo gauw geen beter, een vitaliteit, die door stof en geest via zenuwstelsel gezamenlijk wordt beïnvloed, vormt een lichaam, dat men in de termen der esoterie vaak het begeertelichaam noemt. Hierin spreekt het totaal van de stof, maar ook het totaal van de geest. En dit nu is het kernpunt waarin de onevenwichtigheden en angsten maar al te vaak zich werkelijk opbouwt. Hier speelt zich de werkelijke strijd af tussen twee behoeften. De behoefte aan voor alles het "ik" in zekerheid te stellen en te handhaven - bij "ik" dan ook natuurlijk begrepen de processen der voortplanting etc., vaak in de eigen omgeving en het stoffelijk "ik" opgenomen, soms zelfs in de eigen groep - daarnaast echter de behoefte om het Al te ervaren als deel van het wezens of beter gezegd, het wezen als deel van het Al. De geestelijke tendens. Deze tegenstelling kan ook wederom in angst tot uiting komen. Vaak angst voor jezelf. Dit is begrijpelijk. Het totaal van de mentale processen wordt in het begeertelichaam weerkaatst. De geest kan daar krachtens haar eigen weten en kennen, begrijpen, wat er gebeurt en volledig overzien, wat de consequenties zijn. Het lichaam gaat voort en zegt: dit is mijn zwerk. De geest zegt: Dit mag niet, want .... en geeft de reden. Innerlijke onzekerheid. De innerlijke onzekerheid zal zich stoffelijk uiten in de vraag: Heb ik dan wel gelijk? Zij uit zich eerder in de vraag: Kan ik het zo wel aan? En daar hebben wij dan wederom het minderwaardigheidscomplex, dat ten opzichte van een enkele daad of gebeurtenis, of ten opzichte van het hele complex van haar levensaard tot uiting komt en deze mens voortdurend drijft tot angst. Angst, die emotioneel is, emotioneel beheersend niet alleen de spieren en het lichaam beroert, maar zeer sterk het zenuwstelsel. Die, het zenuwstelsel betreffende, laten wij dat niet vergeten, in contact komt overal met de geest door het hele lichaam heen, in deze geest een weerzin wekt tegen het lichaam. Een weerzin, die weerkaatst wordt in het begeertelichaam natuurlijk en daardoor door de stof wordt ervaren. Een degout voor jezelf. Bestaat er eigenlijk een groot minderwaardigheidscomplex, een degout voor jezelf? Ja, vrienden, die angsten van de wereld zijn zeer beslissende factoren voor een groot gedeelte van de bewustwordingsprocessen. In de eerste plaats zijn deze angsten vaak bepalend voor de wijze, waarop de ervaringen in bewuste en onbewuste herinnering worden gerangschikt. Ten tweede zijn deze angsten vaak aansprakelijk voor de reactie, die, ofschoon onredelijk, het gehele stoffelijke "ik" blijft beheersen. In de derde plaats kan zij aanleiding zijn tot de conflicten, die ontstaan tussen geest en stof. Zij is de meest vernietigende factor en toch ook vaak een weer opbouwende, want het vreemde is dit: Wanneer de angst rijst als een erkennen van hét uiterlijke gevaar en een nuchter erkennen van eigen capaciteiten, om dat te dragen of niet te dragen, dan wordt die angst tot een ander iets. Diezelfde angst, die zo-even in het begeertelichaam vernietigend werkte op de geest en de geest ertoe bracht het lichaam zelfs te vernietigen, wanneer dit mogelijk ware, brengt nu de geest tot een maximum van bewustzijn. In de angst wordt de ander deel van het gezamenlijk zijn, erkent het gevaar in zijn wezen en reageert lichamelijk schijnbaar automatisch, dus zonder redelijk overleg en zonder zelfs, dat de ervaring daarvoor aanwezig is, soms op de meest juiste manier, alsof hij precies - of zij - precies zou weten, waar het gevaar vandaan kwam. Men noemt dat dan graag intuïtie. Men zegt: Ja, op dat moment werd ik beschermd, of, was ik intuïtief enz. enz: Neen, in dit geval ontstond onder een dreiging, die lichaam en geest gelijkelijk betrof, omdat zij niet een kwestie van één der beiden was, maar een kwestie van een in de wereld voor de geest niet aanvaardbare toestand, waardoor zij zich als deel van het "ik" moest erkennen in verzet tegen een bedreiging van het bestaan in de stof. Nu heb ik hier gekregen de enige waarde van de angst n.l.: het verschaffen van inzicht. De angst echter kan ons alleen inzicht verschaffen in het kwaad. Wanneer wij dus door de angst tot bewustzijn komen, dan is ons begrip van het goede een negatief begrip: het is niet-kwaad. 99 van de 100 der mensen kennen helaas dit begrip van goed. Goed is "niet-kwaad". Dit brengt veel verwarring met zich mee. Het brengt voor de geest veel 32

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 3 – 28 april 1955 verwarring met zich mee. Het legt vaak waarden vast in het begeertelichaam, die niet alleen ongewenst, maar zeer gevaarlijk kunnen zijn. Zijn wij het tot zover net elkaar eens? Of heeft iemand er iets over op te merken? Ik zou dan graag willen weten, is de houding van het lichaam een permanent iets, of is dat een stage, waarin de mensheid op het ogenblik verkeert? Ja, de houding van de mens is gegroeid uit zijn behoeften. D.w.z. dat de mens een tijdlang een viervoeter is geweest en waarschijnlijk zich op de duur tot een vierhandige zich zal gaan ontwikkelen. Dit laatste onder de voortdurende tendens tot mechaniseren, die aan de voeten meer en meer ook een werking toewijst, waarvoor de voet op zichzelve niet geschapen werd. En wanneer dit gebeurt, dan zal waarschijnlijk de lichaamshouding nog weer iets gaan veranderen. De evenwichtsorganen - laten wij dat niet vergeten - passen zich zeer snel aan de gewoontehouding van het lichaam aan en Uw referentie is er niet één van: zo moet ik gaan, maar Uw evenwichtsreferentie is alleen maar: zo ben ik gewoon te gaan: U erkent dus de normale toestand. Ik bedoel de instelling van de stof, laat ik het zo zeggen: Ik geloof dat, wanneer wij dit dus als kernpunt beschouwen, moeten zeggen, dat er zeer veel veranderingen plaats moeten hebben gevonden, wilde de viervoeter tot tweevoeter worden. En wil de tweehandige tot vierhandige worden. Klaarblijkelijk heeft dus het lichaam een voortdurende taak tot aanpassing. Wij zien echter gelijktijdig, dat in het lichaam, waarden langzaam maar zeker verdwijnen - denkt U maar aan de paranormale begaafdheid van een centra, waar ik in mijn eerste lezing over heb gesproken - dus denkt U daar eens goed bij na, dan zult U met mij eens zijn, dat, waar de verworpen begaafdheid langzaam maar zeker verdwijnt, gelijktijdig nieuwe begaafdheden betrekkelijk snel worden verworven en het lichaam een bewustwordingsgang in zichzelve doormaakte. Wij kunnen dit niet noemen een bewustwording in de algemeen gebruikelijke zin en vorm. Er moet echter een bewustzijn bestaan van de cellen. Wanneer er een bewustzijn van de cellen bestaat, dan meen ik, dat de ontwikkeling van het menselijk lichaam voortdurend heeft gewezen op grotere specialisatie. Steeds meer werd een cel slechts voor één doel geschikt en ondergaande geeft zij haar taak over aan een cel, die voor hetzelfde en alleen hetzelfde, doel is geschikt. Is zij gewijzigd dan geeft zij aan de daaropvolgende cel deze wijziging door en is een terugval tot het oorspronkelijk type over het algemeen alleen mogelijk, wanneer uit de cel der voortplanting wederom één geheel moet worden opgebouwd, Dit aannemende, mag ik zelfs verder gaan. Ik kan dan zeggen dat het bewustzijn der cellen tesamen het vorm bewustzijn van het lichaam uitmaakt. Dat niet het brein de vorm kan bepalen, maar dat in het geheel der in het lichaam aanwezige cellen doen, plus de wijze waarop zij zich uiten. Gezien de aanpassing van een groot deel der cellen aan de behoeften en de wijze, waarop deze cellen zeer conservatief zichzelf trachten te hardhaven: Mogen wij dus de conclusie trekken, dat het lichaam zelve denkend a.h.w. - maar op een geheel andere schaal dan u - voor voortdurende ontwikkeling van vorm kan zorgen. Die vorm blijft natuurlijk niet meer bij het uiterlijke bepaald. Gij zal ongeveer tegemoet komen aan innerlijke eisen. En wanneer zij tegemoet komt aan innerlijke eisen, dan hebben wij daarmee, meen ik, kunnen bewijzen, dat het lichaam zijn houding voortdurend verandert. Heb ik dit gesteld, dan durf ik te beweren - wanneer U het voorgaande aanneemt - het is dus een ontwikkelingsgang, dat elke mens gedurende zijn leven zijn lichamelijke houding meermalen verandert. D.w.z. dat het evenwicht, de karaktereigenschappen, zelfs de functie van het lichaam gedurende elk menselijk leven meermalen veranderen en dat daarmede de innerlijke, meer dan de uiterlijke vormen van de mens zo sterk wordt gewijzigd, dat zij voortdurend aangepast is aan de behoefte, die de mens als zodanig gevoelt, ofwel aan de conflicten, die in de mens woeden, zodat het niet als de behoefte gevoelde, tot behoefte werd door de innerlijke strijd, waarvan de afwijking het resultaat kan zijn. Kunt U het met mij eens zijn? Ja, maar ik had mijn vraag slecht gesteld. Ik had moeten zeggen: is het feit, dat het lichaam, de stof dus, zo egoïstisch is ingesteld, zal dat altijd zo blijven? Is dat ook aan een ontwikkeling onderhevig? Er zal eens toch een tijd moeten komen, dat het lichaam ook de stof, ingesteld is op het geheel en niet alleen op de instandhouding van zichzelf?

33

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 3 – 28 april 1955 Dan houdt het op stof te zijn. De eigenschap van de stof is juist haar dwang tot behoud. De eigenschap van de geest, die haar als geest kenmerkt, is de neiging tot uiting. Erkent tussen deze beiden alleen maar één perfect evenwicht, één perfecte harmonie werden gevonden. Maar ontstaat die tussen stof en geest, dan hebben wij iets, dat noch stof noch geest is, omdat het in zichzelf gesloten harmonisch geheel is, waarbij dus de uiting van de geest door de stof wordt opgevangen en wederom naar het innerlijk wordt teruggezonden, nietwaar? Dus geen uiting. Is het duidelijk of is het ingewikkeld? Maar separeert het zich dan van het geheel? Het separeert zich dan van het geheel. Het leeft in het geheel, maar kan buiten zich het geheel niet ervaren, maar alleen door zich. Dan komen wij tot dat deel, waar wij nog helemaal niet over hebben gesproken. Dan vinden wij dus de harmonie met de kosmos door de ziel, de kernkracht, die dit in stand houdt. Maar het wezen zelf, geest - stof, is voor zichzelf God gelijk, d.w.z. in zichzelf afgesloten, de buitenwereld niet meer beroerend en in zichzelve creërend. Duidelijk? (Ja). Nu, dan hebben wij een lastig probleem opgelost. Daar komen wij later nog wel eens een keer op terug. Mag ik nog eens vragen? Heb ik goed begrepen, dat paranormale verschijnselen overblijfselen zijn? Ja, dat heeft U goed begrepen. Maar ik heb toch ook wel eens gehoord dat zij op de duur toch weer terug komt bij de mens, Kan komen: Kijkt U eens, het is natuurlijk de behoefte van elke mens om te zeggen: wij maken evolutie door op alle gebied. En er zijn er maar weinig, die toegeven, dat zeer veel van de huidige verschijnselen bij de mensheid degeneratíevormen zijn, in plaats van ontwikkelingsvormen. Ook weer een angst. Een angst om toe te geven, dat je verandert en niet alleen in je voordeel. Een minderwaardigheidscomplexje. Net over gehad. Maar de eigenschappen, die een behoefte waren in het verleden - let U wel niet alleen een prettige gave of zoiets, of iets, dat toch wel heel erg mooi is, maar een levensbehoefte - zijn dat niet meer. Voor diegenen, die er de beschikking over hebben, zou ik willen verwijzen naar het verslag over Atlantis, de strijd van Atlantis. Zo kunt U zien hoe juist dáár dus de geestelijke immuniteit, het uitschakelen van telepathie en verdere paranormale verschijningsvormen, noodzakelijk werd voor de mensheid. Hier degenereerde dus wel degelijk een bestaande capaciteit. Maar dat neemt niet weg, dat, wanneer de behoefte ontstaan zou, deze vormen, die nog niet geheel zijn afgestorven in de mens, wederom tot leven worden gewekt. Maar dan zullen zij een andere vorm aannemen dan zij vroeger gehad hebben. Dan zullen zij moeten beantwoorden aan geheel nieuwe normen en eisen. Dus denkt U niet, dat het oude wéér terug komt. Datgene, wat er is, kan zich op een geheel andere wijze gaan uiten. En wanneer op het ogenblik de primitieve vormen door de behoefte tot leven werden gestekt door verlangen, dan mogen wij daarbij helemaal niet aannemen, dat wij nu wel weten, wat deze verschijnselen zijn. Dit is zo primitief en zó barbaars in vergelijking met wat vroeger geweest is, dat het op zijn minst genomen shockerend zou worden voor de eigenwaarde van mens en geest, aan te nemen, dat dit nu de hoogste uiting is. Integendeel: U bent teruggevallen tot een beginpunt practisch. En van hieruit is de vraag: Zult U wederom beginnen met een ontwikkeling, waarbij een evolutie van het in zichzelve gedegenereerde opnieuw plaats vindt, maar in een andere richting? Mogelijk zelfs een zeer gunstige ontwikkeling. Ofwel zullen deze eigenschappen geheel teloor gaan? De mens staat op het ogenblik n.l. op een punt, waanbij vooral voor de jongere kinderen, een vergrote activiteit van de hersenen, een verscherpen van het geheugen een noodzaak wordt. Alleen dan kunnen zij beantwoorden aan de eisen, die worden gesteld. De tijd van specialisme is weer voorbij. De specialist moet meer en meer weer allround werkman worden. Dit vraagt een vergroting van kennis, een vergroting van hersencapaciteit en vermogen. Wanneer de mens niet begint deze paranormale centra nu te gebruiken, dan zullen zij ongetwijfeld deel uit gaan maken van het normale bewustzijn en daarbij dus hun eigenschappen, die voor de mens soms zo begeerlijk lijken, verliezen.(Dank U wel). Tot Uw dienst. Mag ik nog een vraag stellen? (Zeker). Het is een bekend feit, dat door Uw zijde meermalen geponeerd is, dat in Uw sfeer geen geesteszieken zijn. Maar nu heeft U het 34

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 3 – 28 april 1955 daarnet gehad over het begeertelichaam. Bij onze overgang nemen wij ons begeertelichaam mee. Dit begeertelichaam is dat deel, waarin wij alles weg stoppen, wat wij ervaren tussen geest en stof. Nu vraag ik mij het volgende af: Wanneer wij in ons leven voortdurend een conflict kennen tussen ons stoffelijk “ik" en ons ziele "ik" en hierdoor een disharmonie ontstaat, dan wordt toch deze disharmonie verwerkt en weggestopt in ons onderbewustzijn. Hieruit mag ik dan wél de conclusie trekken, dat ons onderbewustzijn enigszins te vergelijken is met ons begeertelichaam. Neen. Definitief niet. Dan ligt hierin waarschijnlijk mijn denkfout en is het probleem waarschijnlijk opgelost. Het onderbewustzijn is, zoals ik ook vanavond naar voren heb gebracht, eigenlijk stoffelijk. Het behoort tot de hersenen. Het zal natuurlijk zijn invloed hebben op de zenuwkracht of vitaliteit, die, zoals ik uitdrukkelijk heb getracht te fourneren, uiteindelijk de vorm, de "Gestalt'', is, die wij het begeertelichaam noemen. Want of het hier gaat om een reële vorm, waag ik te betwijfelen. Ik geloof eerder, dat het hier een schijnvorm, een projectie is. In het begeertelichaam zitten dus de stoffelijke problemen en conflicten tussen stof en geest inderdaad vewerkt. Maar op het moment, dat de stof zichzelve niet meer verdedigen kan door haar voortdurende aanwezigheid, zal de geest in staat zijn om de problemen, die in het begeertelichaam zijn, te elimineren. De geestesziekte komt dus over het algemeen voort uit de strijd. Ik schakel even uit dus alle door ongevallen etc. veroorzaakte geestesziekten b.v. shock. Die houdt op te bestaan, zodra de realisatie plaats vindt, dat de stof als zodanig geen reden tot vrezen meer oplevert. Het conflict wordt dus opgelost door het wegvallen van één van de beide partners. Wanneer wij geestesziekte voorstellen als een strijd tussen het "ik" en de wereld, of tussen twee delen van het "tik", dan mogen wij aannemen, dit één van de beide partners sneuvelt in het gevecht, de strijd afgelopen is. Wanneer de strijd in het "ik" gaat tussen geest en stof en de stof valt weg is de geest overwinnaar. Misschien gewond, maar niet meer gebonden en dus ook niet meer ziek in de ware zin des woords. Wanneer het een conflict is tussen de wereld en het “ik'' en de waarden van de wereld vallen weg, dan valt het conflict weg. Blijft ook wederom de geest met haar ervaring, met haar wonden waarschijnlijk en misschien een enkele trofee over. En wat is het leven uiteindelijk anders dan dat? Het leven is een voortdurende strijd, waarbij - laat ons dat niet vergeten - de geest uiteindelijk zich steeds weer terugtrekt. Zo ook de stof: dus de stof hergroepeert zich. D.w.z. trekt zich veredeld en ervarener door de strijd terug in andere vormen, vaak meer primitief, om daarin haar eigen geaardheid te versterken, bepaald echter door de feiten, die zij in het stoffelijk lichaam heeft geleerd bij de mens, bij een dier zelfs. Gelijktijdig gaat de geest terug naar de eigen sfeer en trekt zich daar terug in de primitiviteit - ik noem dit ook primitief - van het zich uitend wezen, dat zijn eigen omgeving kan scheppen, waarbij dus elk conflict kan worden vermeden. Blijft ons over een soort van geesten, die wij geestesziek zouden kúnnen noemen, degenen, die in het duister zijn. Want deze weigeren bepaalde waarden in het kosmische te aanvaarden, omdat zij waarden in zichzelve op hoge prijs stellen. Maar indien wij dit leven in een bepaalde sfeer, waar dit bewustzijn als gemiddelde geldt niet meer als ziek beschouwen, maar alleen maar als een graad van bewustzijn, valt voor ons het idee geestesziek weg. Duidelijk geworden? Dit zijn dus graduale verschillen in de bewustzijnsgraad van de verschillende geesten. Voor de rest is er niets eigenlijk. U zoudt het op aarde n.l. ook zo uit kunnen drukken. Iedereen is gek, maar de één niet zo erg als de ander. Nu vrienden, hebben wij nog iets hierover te bespreken? Niet? Dan wil ik U juist i.v.m. het begeertelichaam om een knooppunt te maken naar de geest, waar wij zo dadelijk over zullen gaan spreken - ja, niet vanavond, de volgende keer - iets vertellen, dat behoort tot leerstof, dat U waarschijnlijk aan de hoge school niet voorgezet zal krijgen. Het berust op de oude wijsheid en waarheid op aarde en is door ons als goed en redelijk bevonden. Het wezen, dat zich mens noemt, is in werkelijkheid een veelheid van bewustzijnsvormen, die gezamenlijk een schijnbaar vaste gestalte hebben aangenomen. Op het moment, dat één dezer vormen wegvalt, of van houding verandert, wordt het totale evenwicht veranderd en verandert ook de mens. De mens komt tot uitdrukking door zijn bewustzijn. Het is zijn bewustzijn, dat het totaal van zijn mogelijkheden limiteert. Het is zijn bewustzijn, dat hem als geheel op alle momenten beheerst en maakt, tot wat hij is. U ziet, dat hier dus een zekere tijdsfilosofie is vastgelegd. Daar achteraan uit hetzelfde werk het volgende: Een mens is een 35

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 3 – 28 april 1955 volk. Een volk, waarin priesters, krijgslieden, kooplieden, werkers en slaven zijn. Boven allen regeert de Zoon van de Zon. Hiermede wordt dus de Goddelijke afkomst van hetgeen het lichaam bestuurt, aangeduid. Echter is de Zoon van de Zon gebonden door zijn hofhouding. En de hofhouding wordt op haar beurt gelimiteerd door de mogelijkheden, die het volk heeft in vrijheden, die zij het volk toestaan. Zo zijn zij allen geketend, ongeacht hun af komst en zij zijn slechts tesamen, maar kunnen voor zich niet datgene zijn, wat zij zijn in het geheel. Ik zou graag willen, dat U die beide dingetjes eventjes probeerde te doorgronden, omdat zij ook psychologisch van groot belang zijn. Ik geloof n.l., dat U de feitelijke juistheid van het geciteerde - ondanks de misschien eigenaardige terminologie - gaarne zult toegeven. Maar indien dit zo is: dan hoeven wij niet anders te doen, dan een onderzoek naar de opinie in te stellen bij alle delen van het volk, om te weten, wat de mogelijkheden zijn voor de heerser. M.a.w. wij kunnen voor de geest de mogelijkheden vinden. Wanneer wij zien, wat zijn hofhouding presteert en toelaat. M.a.w. het brein en de bewustzijnsvormen. Wij kunnen dan ook verder nagaan, wat het volk als zodanig toelaat: dus waar de lichamelijke fouten schuilen. Een goed vorst kan dan zeer veel van de gebreken verhelpen. Dat is ook één van de punten, waar wij terecht moeten komen. Juist vandaar, dat wij de volgende keer definitief over moeten stappen op de geest. Voor vanavond meen ik, dat het voldoende is. Wanneer U nog vragen heeft te stellen over deze of voorgaande bijeenkomsten van deze cursus, kunt U dat de volgende keer afdoen. Ik zou U er verder op attent willen maken, dat deze cursus waarschijnlijk beëindigd zal worden op een moment, dat zij overgaat in een daarop volgende cursus. Dit in verband met een verandering in het programma. Wij zullen gedurende de tijd, die ons ter beschikking staat trachten het geheel zoveel mogelijk voor U af te ronden. Wanneer Uw belangstelling verder reikt, dan hetgeen wij in de beslotenheid van de groep kunnen brengen, zou ik U willen zeggen: Maakt u dan deel uit van de nieuwe groep. Daar zullen ook ongetwijfeld goede resultaten bereikt kunnen worden. Wanneer U wensen heeft omtrent het ene, wat ik hier gezegd heb, of voorstellen heeft omtrent hetgeen, wat u in de toekomst, gaarne zoudt willen zien ontwikkeld door ons, gebracht wilt zien, dan zou ik het zeer op prijs stellen, wanneer U dit, hetzij op één dezer avonden aan ons, hetzij aan het Bestuur kenbaar zoudt willen maken, echter bij voorkeur vóór de datum 15 Juni, omdat wijzelve beloofd hebben het programma voor te leggen per 15 Juli aan het Bestuur en hierin gaarne ook Uw verlangens en behoeften zoveel mogelijk tegemoet zoudt willen komen. Dan geef ik hiermede het medium vrij en dank U voor Uw aandacht. Goedenavond. o-o-o-o-o Goeden avond, vrienden, Voor deze avond neem ik de spreekbeurt van onze vriend Henri waar. U kunt dan op het ogenblik een onderwerp of vragen stellen naar Uw eigen verkiezing. Welk onderwerp heeft op het ogenblik Uw bijzondere interesse? Op de eerste avond van de cursus over de tijdsinterpretatie in Uw wereld sprekend heeft U ons beloofd te vertellen, hoe U dit ziet. Nu zijn wij zeer benieuwd iets te horen over de interpretatie van tijd en ruimte, zoals die bestaan in Uw wereld. Ter vereenvoudiging eerst deze vraag: Heeft U enige voorstelling van de werkelijke geaardheid van ons wezen en zijn? Wij hebben daar wel enige voorstelling van. Goed, luistert U dan. Wij zijn, wat men noemt, geest. Nu kan een geest niet omschreven worden als een bijzonder ruimtelijk iets. De beste voorstelling, die ik U ervan kan geven in simpele vorm is een energetisch veld, dat willekeurig vergroot en verkleind kan worden, maar waarin het aantal krachtlijnen, dus de onderlinge verhoudingen daarvan gelijk blijven. Is die voorstelling voor U begrijpelijk? (Ja). Dan zult U begrijpen, dat een dergelijk krachtveld zich betrekkelijk ver uit kan zetten en op dat moment een zeer groot deel van de ruimte in beslag kan nemen. Dat kan zelfs meer zijn dan de ruimte, die Uw zon met haar activiteiten daarbij, in beslag neemt. Op zo'n moment is een dergelijke geest dus bijzonder groot. Zij ervaart alleen de meest massale dingen in het Al, het kleine ontgaat haar. Het tijdsbewustzijn is dan gekoppeld aan haar ruimtelijk bewustzijn en wat voor haar één seconde schijnt, kan voor U een miljoen jaren zijn. Want de gebeurtenissen in de kolossale wereld zullen uit de aard der 36

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 3 – 28 april 1955 zaak zeer langzaam verlopen en zullen slechts zeer geringe veranderingen, dus waarneming en ervaring, voor die geest betekenen. In haar existentie is dan de tijd geworden tot een ervaringsfactor, zoals dit voor ons allen werkelijk betekent. Wanneer diezelfde geest willekeurig, onwillekeurig, zich samen zou trekken, dan kan zij haar wezen in kleinheid terug brengen, waarbij de wereld der atomen voor haar kenbaar wordt. Zij neemt dan natuurlijk een zeer gering gedeelte van de ruimte in beslag, maar daarin spelen zich onnoemelijk veel dingen af: 1/10 van Uw seconde kan voor haar dan een miljoen jaren zijn. Nu is de ervaring, die wij opdoen echter de volgende: De bewustwording van de geest begint met een zeer grote uitbreiding. Zij is zeer groot en komt slechts zeer langzaam tot een zijnsrealisatie. Van daaruit concentreert zij haar wezen steeds meer en komt tot een steeds snellere ervaring, waarbij de tijd steeds voor haar vlugger gaat dan de Uwe en dringt uiteindelijk door in de wereld van de microkosmos. Van hieruit gaat zij met een nu gevormd persoonlijkheidsbewustzijn, "ik"bewustzijn, weer steeds grotere en complexere werelden opzoeken, waarbij haar eigen omvang zich uitbreidt. In onze wereld, in onze sfeer, laat ik het zo zeggen, is dit uur, dat ik ongeveer met U kan praten, neen, het is minder deze keer, maar laten wij zeggen, deze drie kwartier, die wij gezamenlijk kunnen praten, ongeveer gelijkwaardig aan één minuut van onze tijd. Maar dan een minuut van zeer grote krachtsinspanning, waardoor de gebeurtenissen in ons wereld niet buiten ons om gaan, wij staan niet buiten onze eigen wereld, daarvoor is de onderbreking van het zijn te kort, terwijl aan de andere kant door de krachtsinspanning de tijd ons veel langer schijnt te duren. Het is hier dus een relatieve tijdbepaling, die gepaard gaat met de ruimte, waarin wij ons wezen concentreren. Waar echter de wereld, waarin wij normaal leven, een ongeveer gemeenschappelijke standaard kent voor een bepaalde bewustzijnsgraad, is het begrijpelijk, dat wij toch wel komen tot een gemeenschappelijk tijdsbesef - zij het dan ook, dat dit niet is in te delen in jaren, maanden en minuten maar eerder omschreven kan worden als het in doorsnee ervaren van een bepaald aantal emoties. Heb ik hiermede het probleem duidelijk genoeg uiteen gezet? Ik dank U zeer, het was heel mooi. Zijn daar vragen over? Ben ik voor iemand onbegrijpelijk gebleven? Goed, dan zullen wij eerst eens kijken, of er nog verdere vragen of onderwerpen zijn. Niemand meer, die een bepaald onderwerp aan de orde wil stellen? Wij hebben nu gesproken over ruimte en tijd, zoals de geest die ervaart. Maar ik weet niet, of U zich interesseert voor onze slaap. (Ja). De Slaap van de Geest n.l. is iets verschillend natuurlijk van die der stof. Wij kunnen haar het beste als volgt omschrijven: Een terugval van het veld in zodanige afmetingen, om bij het vorige beeld aan te sluiten, dat geen ervaring meer kan worden opgedaan en geen emotie kan worden gemaakt, waar al hetgeen de geest nog zou kunnen beroeren, behoort tot de omgevormde delen der materie en geest. Hieruit is nu geen ervaring te verwachten. In zich draagt de geest het totaal van haar kennis. Zij is uitgeschakeld uit de wereld en beleeft binnen zichzelve haar eigen waarde tot ook deze verbleekt. Het bewustzijn slaapt, maar de kern der geest, die wij zo gaarne ziel noemen, omdat wij haar zien als een werkelijk deel van het Goddelijke, kan juist daardoor tijdelijk weer volledig deel hebben aan de kosmos. Want zij wordt niet meer gehinderd door een persoonlijkheidsbewustzijn, dat haar activiteit en werkingssfeer sterk beperkt. Deze slaaptoestand duurt uit de aard der zaak tot het moment, dat de geest met deze kracht a.h.w. verzadigd wordt. Zij heeft nu zoveel energie uit de kosmos opgenomen, dat deze zelfs - en dat is misschien wel een eigenaardig verschijnsel voor U, U kent het, meen ik, in de aardse slaap niet - maar een deel van de gedachte van waarde zijn veranderd. Gedachte, die voor de slaap een zeer primaire plaats innamen in het bewustzijn blijken tot secundaire potentiële waarden geworden te zijn. Andere ideeën, die lange tijd slapend zijn geweest, die op de achtergrond lagen, komen nu in het brandpunt van de belangstelling. Wanneer dit gebeurt, dan droomt de geest. Zij is nog steeds binnen zich zelve besloten en heeft aan de wereld van verschijning en verschijnsel geen enkel deel. Maar in haar speelt nu het spel der ervaringen, gebaseerd op deze opnieuw op de voorgrond tredende gedachte. Deze droom brengt uiteindelijk met zich mee een probleem. Het probleem is, vergelijkend een wekprikkel. De geest ontwaakt en begint haar wezen te ontplooien. Naarmate het probleem in haar bewustzijn blijft zij betrekkelijk beperkt en levend in het kleine, of gaat zij in haar ervaring zeer snel over tot het alleen 37

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 3 – 28 april 1955 waarnemen en werken van het grootste. De instelling verandert verder zodanig, dat ook haar trillingsgevoeligheid zeer sterk onderhevig is aan variaties. Zij heeft echter één zeer groot voordeel. Deze toestand is als Uw concentratie. Wanneer U denkt, bent U ook gedeeltelijk van Uw omgeving afgesloten. Dan kunt ge U tijdelijk in een …… ongeveer, zelfs als in een soort ander leven bevinden, U leest een goed boek, nietwaar? Zo is die geest dan dus moeilijk te bereiken voor degenen, die met haar een gelijk bewustzijn bezitten, maar al degenen in haar sfeer, waarin zij dit moment vertoeven, kunnen haar bereiken. Zo gaat zij langzaam maar zeker haar probleem dan voorleggen aan buitenstaanders. De overwegingen van dit probleem brengen dan over het algemeen een werkdrang teweeg. De werkzaamheden dragen een ietwat experimenteel karakter, zelfs wanneer het hier gaat om een helpen van geesten in legere sferen, het spreken tot groepen als de Uwe, etc.. Het is voor ons een werkzaamheid, die niet alleen op het doel buiten ons, maar tevens op een oplossing, waarop het probleem in ons is gericht. Is de arbeid volbracht, dan is de volgende fase meestal wederom een vergelijking van gedachte. Is in de sfeer geen verdere richtlijn te vinden en is het probleem niet opgelost, dan volgt concentratie, die op de duur overgaat in de slaap en vindt wederom een omzetting der innerlijke waarde plaats, waarop een volgende fase wederom begint. De slaap treedt echter bij de geest niet regelmatig op, zoals bij U, maar kan met zeer veel verschillende tussenpozen optreden. Deze slaap zoudt U voor velen onzer gelijk kunnen stellen met verandering van sfeer of een vergroting van bewustzijn. Waar nu gedurende deze periode alle tijdservaren plus alle ruimtelijke ervaren nul is, voegt de geest zelve, die periode, wanneer zij voor U ook miljoenen jaren is, niet aan de geest en haar geestelijke ervaren tijd en ruimte toe. Zij leeft a.h.w. tot zij inslaapt om de volgende seconde te ontwaken en verder te gaan. De tussenliggende periode is haar onbewust proces, waarvan zij wel de resultaten kent, maar de werking daarvan voor haar veelal verborgen blijft. Het leek mij aardig om ook dit eens toe te lichten, i.v.m. Uw cursus hier. Mag ik U dan vragen, komt die omzetting van ideeën in de slaap voort uit het gaan der ziel in de ruimte? Neen, vermoedelijk komt het voort uit het keren in jezelf, waarbij tijd en ruimte ophouden, want nu blijven dus alleen met je eigen waarden in een uitputtingstoestand blijft, een laatste idee overheersen. Ik kan niet met zekerheid beweren, dat het altijd een idee is, die bij het ontwaken wederom op de voorgrond treedt. Maar op grond van ervaringen, geloof ik wel te kunnen zeggen, dat de vorm van overpeinzing, die voor de uitputting, dus slaap, de werkelijke slaap zonder dromen, nog plaats vindt, bepalend blijkt voor de hervatting van het leven, bij het ontwaken. (Dank U.) Mag ik dan een vraag stellen? (Zeker.) Nu is de slaap in de sferen zou je kunnen beschouwen als een overgangspunt van het ene bewustzijn naar het andere bewustzijn. Ik kom nu nog even terug op het afstoten van het begeertelichaam. Men spreekt dan wel van de tweede dood. Die slaap zou je dus kunnen beschouwen als een toestand van dood en weer herboren worden. Is dat juist? Dat is wel volledig juist, ja. Wij spreken van slaap, omdat de persoonlijkheid ivoor zichzelve gedurende deze periode geen kenbare verandering ondergaat, zij het dan dat haar vitaliteit na deze periode enorm vergroot is. Maar er zijn inderdaad voor sommigen ogenblikken, dat zij het lichaam achterlaten, de ene mogelijkheid. Of sublimeren, de andere mogelijkheid. Wanneer zij dit achter moet laten en daardoor dus hun eigen bereik van bewustzijn en werking moeten bekrimpen om naar een hogere sfeer te gaan in plaats van hun gehele wezen om te zetten in voor deze nieuwe sfeer aanvaardbare en passende krachten zou men van dood kunnen spreken, in het tweede geval kunnen wij van dood alleen spreken, wanneer U Uw slaap ook dood noemt. Is dit voor U verhelderend genoeg? (Ja). Ervaren alleen bewuste geesten die slaap? Slapen alleen de verstandige mensen? Of slaapt ook de dwaas? Zoals bij U de slaap inherent is aan de normale zijnstoestand "mens” waar wel uitzonderingen op mogelijk zijn maar zelden voorkomen, zo geldt ook voor met gehele bereik der geest zover als ik dit ken, met enkele uitzonderingen, dat slaap bij elk hunner voorkomt. Zelfs zo vergaande, dat vooral in de duistere sferen een slaapperiode vaak aan een hernieuwde incarnatieperiode vooraf kan gaan. Is dit ook duidelijk? Zijn er nog vragen, vrienden? 38

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 3 – 28 april 1955 Hoe groot kunnen de tussenruimten zijn tussen twee slaapperioden? Dat is zeer moeilijk te zeggen met ons tijdsbewustzijn. Maar ik vermoed dat dat zal liggen tussen de vijf à zes biljoen jaren en een dag. M.a.w. de periode, die voor een normale planeet nodig is van vorming tot ondergang en de periode van 24 uur, die de mens kent als dag. Het is helemaal afhankelijk van de toestand, waarin het wezen zich bevindt en de activiteit die plaats vindt en de schaal en het gebied, waarop zij plaatsvindt. Wel kunnen wij zeggen, dat in verhouding tot de wereldgrootte, dus als U die ene dag hebt, dan leeft U in de microkosmos toch nog altijd wel een paar honderd tot een paar duizend jaar. De tijd en dus ook de slaap wordt bepaald. Nu levert de microkosmos complexer levensvormen op dan de macrokosmos. Daardoor is deze laatste dus minder vermoeiend en zal de dag dus voor iemand daarin langer duren. Slechts daar, waar het ervaren ten opzichte van het Uwe enorm versneld is, treedt de slaap met kortere tussenperioden op, wat - zoals gezegd -, dan vaak ongeveer 24 uur kan bedragen. Voor iemand, die alleen maar in de wereld der sterren leeft - dat is de hoogste vorm, die ik nog enigszins na kan gaan - is de duur ongeveer gelijk aan de periode tussen het ontstaan en de ondergang van een ster. Ik wil niet speculeren, hoeveel tijd dat neemt. Maar van de ene slaapperiode tot de andere omsluit deze tijd hun dag. Misschien dat er daar boven nog weer iemand bestaat, die alleen maar gaat slapen, wanneer het hele Al weer tesamen sterft. Wie weet: Het spijt mij, dat ik U geen nauwkeuriger gegevens kan verschaffen. Maar de relativiteit onzer werelden maakt dat mij te zeer moeilijk. Mag ik aannemen, dat hierover geen vragen te stellen zijn? Dan zult U mij hopelijk niet euvel duiden, wanneer ik in overeenstemming met de wens van de leiding het woord over ga geven aan de laatste spreker van deze avond. Ik hoop, dat mijn betogen voor U genoeg belangwekkend zijn geweest. Goedenavond. o-o-o-o-o Goeden avond, vrienden. Wij zullen dan gaan besluiten met een meditatie. Een meditatie waarvoor U dan zelve het onderwerp zult kunnen bepalen. SLAAP Wanneer je inslaapt is het een sterven in de ene wereld. De vage flitsen der herinnering bij het ontwaken zeggen je, dat je toen in een andere verder leefde. Welke wereld weet je niet. De slaap is een raadsel. In de slaap kan de geest soms uitgaan van de stof, zegt men U. Gij vraagt U af: Is het werkelijk mogelijk? Men zegt U: De slaap verwijdert de giften uit Uw lichaam en vervangt ze door frisse krachten en vitaliteit. Zou het waar zijn? Zou de functie van de slaap alleen gelegen zijn in het in stand houden van Uw wezen? Dan komen er twijfels in ons op. Twijfel die zegt: Maar wanneer dit het enige doel van de slaap is, dan is dat toch niet erg verstandig gekozen. Wij zien overal in de schepping een aanpassing aan de omstandigheden. Zeker. Maar gelijk ook een grote rationaliteit. De mens, zoals hij op aarde leeft, moet toch wel één van de meest rationele schepsels zijn, die werden voortgebracht. Tenminste, binnen de nauwe beperking van deze zon en haar werelden. Zou die mens dan werkelijk moeten slapen? Of zouden hier misschien meerdere functies vereend zijn? Laat ons niet vergeten, wat er hier zo-even is gezegd over de slaap van de geest. In de slaap wordt de ziel bevrijdt van haar ketenen. Het bewustzijn valt weg, nieuwe werelden openen zich en nieuwe krachten stromen binnen, die van groter belang zijn dan alleen maar een lichamelijke reiniging en een herstel van de veerkracht. Slaap is het sterven van de wereld rond ons. Het is nooit een sterven van ons "ik". Wanneer de ogen in sluimer gesloten gorden, vervaagt de wereld en zij bestaat voor U niet meer. Gij zijt weggevlucht uit haar bereik. Wat ervan U overblijft, geketend misschien nog aan die wereld, is toch niet zo ingesteld, dat het die wereld als al-belangrijk blijft beschouwen. Wanneer de ziel vlucht naar de zuivere krachten der kosmos om daar te ervaren en te leven zal zij heus wel meer doen dan alleen maar zoeken naar kracht. Want de kern van de kosmos waartoe zij behoort, hetgeen waarheen zij vliedt en waarin zij vliedt, is het Goddelijke zelf. Het is de hoogste trap, die voor de geest bereikbaar is. Het is de vervolmaking van haar wezen en zijn. Al haar slaap zal voor de geest althans niets anders zijn dan een voortdurend pogen om het Goddelijke te bereiken en het in zichzelve te versterken. Hoe dan de slaap van de mens? Gedurende de slaap van de mens sterft zijn 39

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 3 – 28 april 1955 wereld. De volheid van indrukken vervlakt en verflauwt. Het bewustzijn neemt niet meer waar. In het "ik" beginnen de krachten van het bewustzijn te strijden, te vechten. Zij maken uit de gedachte en de daden van de dag een nieuw en wonderlijk merk. Zij vlechten een trap van ideeën. De geest streeft moeizaam omhoog om door te dringen tot haar wereld van werkelijkheid en geestelijk bewustzijn. Ja, verder nog, om de vrede in de tuinen der sferen voor een ogenblik genietend onder te gaan, te werken, te zoeken en te streven. Men noemt de slaap wel eens de zuster van de dood. Maar sterven wij, wanneer wij slapen? Of leven wij dan eerst recht? Wij leven, wanneer wij slapen. Intenser en actiever dan wij ooit waakbewust kunnen doen, of wij nu stof of geest zijn. Verder dan anders mogelijk is, dringen wij door tot de kern van ons zijn. Wij kunnen de ketenen afwerpen, die het bewustzijn ons heeft aangelegd. De slaap is een liefdegave God's. Zij is een poze van verademing. Het ogenblik, waarop alles stil staat. Het ogenblik, waarin het leed vervaagt en de vreugde niet langer U bindt. De slaap is de weg naar de vrede. De eeuwige vrede. De vrede, die er altijd is. Die je voor jezelve bewust wilt gaan verwerven, maar waaruit je niet door het leven gebannen wilt zijn. Het is, of de poorten van Gods Huis telkenmale weer voor ons open staan, opdat ons wezen rust en de beslommering vergeet, die haar zo ver van de oorsprong verwijderde, wij terug kunnen keren en een ogenblik aanzitten aan de tafel in het Huis des Vaders. Opdat wij een ogenblik de broederschap kunnen genieten van de kosmos, die één is. God geeft de slaap zelfs aan de verdoemden. Aan hen, die in het duister, gekweld door hun eigen wezen, worstelen moeten om bewustzijn. Eeuwen en eeuwen, ja, misschien wel aeonen van jaren. Ook voor hen is er een respijt. Een poze van terugkeer. Omdat de Schepper geschapen heeft en niet rechtvaardig zou zijn, wanneer Hij slechts van zich zou sluiten al wat Hij heeft voortgebracht, zonder het wederom tot Zich te trekken. Wij slapen. God haalt adem en onze zielen vlieden heen tot Hem, zijn een ogenblik met Hem vereend om dan weer uit gestoten in de wereld verder te gaan, zoekend naar een bewustzijn, dat ons meer zal geven dan dat alleen. Het begrip van Zijn Werkelijkheid en Wezen. En hiermede, vrienden, sluit ik de bijeenkomst. Ik dank U voor Uw aandacht en wens U verder een gezegende avond en een gezegende huisgang, Goeden avond. o-o-o-o-o

40

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 4 – 26 mei 1955

LES 4 - DE MENSELIJKE PSYCHE

26 mei 1955 Goeden avond, vrienden. Ik zal vanavond onze de enige spreker zijn, aangezien wij er in geslaagd zijn een expert te vinden, die bereid is het op zichzelve zeer moeilijke "Probleem der Geest" met U te bespreken. Wij zullen deze avond n.l wijden - na ons de vorige maand te hebben bezig gehouden met de emotie: voornamelijk de angst - met de geest als zodanig. Men verwaarloost veel te veel in het beschouwen der menselijke psyche de geest en de problemen, die zij weer scheppen kan in haar eigen voertuig. Uiteindelijk draagt toch de geest een bewustzijn in zich. Een bewustzijn, dat weliswaar tot het waakbewustzijn van de mens doordringt, maar aan de andere kant toch een zeer grote invloed heeft op zijn handelingen en impulsen, via het onderbewuste. Als resultaat wordt het voor ons nu noodzakelijk om deze geest vanuit haar eigen sfeer en met de eigenschappen, die zij altijd behoudt - dus ook wanneer zij in de stof leeft -, eerst nader te definiëren en vast te stellen. Ik meen, dat ik kan volstaan met een redelijke definitie van het begrip: Geest. Als geest moeten wij zien het bewustzijn, dat wordt gedragen door de ziel. De ziel op zichzelve is onbewust. Het totaal van haar levens aanvaarden, haar ervaren en beleven is een deel van de geest, die een terugkeer naar de oorspronkelijke status van de geest hiermede beoogt. Nu zou ik U veel kunnen vertellen over de wijze, waarop deze geest, dit bewustzijn, in de ziel tot stand komt. ik zal dit echter uitstellen, omdat wij deze cursus binnen redelijke tijd moeten afronden. Zij het U voorlopig genoeg om aan te nemen, dat de geest uit alle fasen, die zij doormaakt, een herinnering meebrengt. Deze herinnering is in de eerste plaats emotioneel. Zij kan niet gelijk worden gesteld met de feitelijke herinnering, ook b.v. aan leerstof, zoals men die op aarde kent. Al haar ervaren is integendeel een projectie van haar eigen wegen in de buitenwereld. Vanaf de eerste fase, waarin de geest ontwaakt, het bewustzijn zich vormt, is het practisch onmogelijk voor de geest een scheiding te maken tussen de processen, die zich speciaal in haar afspelen en de processen, die door de buitenwereld in haar wezen worden geïnduceerd. Zij heeft verder de neiging, wanneer zij een sterke gedachte heeft, deze als een realiteit in de wereld buiten haar gespiegeld te zien. Zij leeft a.h.w. op een eiland, waarop alleen haar eigen wezen, haar eigen gedachte, haar eigen realisaties van belang zijn. Al is dit voor de stofmens niet geheel zo, voor de geest moeten wij nadrukkelijk vastleggen: haar ervaring is haar eigen reactie, haar eigen denken. Door het voortdurend wekken in de geest van impulsen door buiten haar "ik" optredende omstandigheden, vormt de schepping echter mede haar bewustzijn Zij realiseert zich dit zelve echter meestal niet. Alle omstandigheden waar en hoe dan ook voorkomende - worden door deze geest alleen geregistreerd zolang zij onmiddellijk invloed op het eigen wezen hebben. Haar eigen houding tegenover deze problemen, wanneer zij ze eenmaal buiten zich kan erkennen, is de emotie. De wijze, waarop zij reageert op de invloeden, die haar van buiten bereiken, wordt bepaald in hoeverre hiervan een sterke, of slechts zwakke indruk zal worden meegenomen. Nu gaat de geest door vele vormen. Ik meen, dat het niet tot mijn taak behoort hier te gaan spreken over reïncarnatie etc., waar deze stof elders door ons meer dan voldoende behandeld werd. De geest gaat dus door vele vormen heen. Zij bindt zich nu met deze, dan met gene vorm, waarbij zij zó sterk indrukken van die vorm ervaart, dat de vorm voor een ogenblik haar werkelijkheid, haar 'ik" wordt. Elke keer, wanneer de verbinding wordt verbroken door een verandering van het verschijnsel, waaraan zij gebonden is, kunnen wij zeggen, dat zij sterft. D.w.z. dus zeggen, dat het bewustzijn een nieuwe wijziging ondergaat. Zij onthoudt alle emotionele toestanden, verworven door het gebonden zijn met deze vormen. Al het andere gaat verloren. Sommige indrukken verdwijnen snel, anderen langzaam, maar zij gaan teloor. Wat echter emotioneel 41

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 4 – 26 mei 1955 sterk erkend werd en grote indruk op het wezen heeft gemaakt, is voor eeuwig in haar verankerd. Het kan wel worden uitgebreid, maar nooit worden bekort. Het kan wel worden aangevuld, maar nooit veranderd of uitgewist. Wanneer een geest dus gaat incarneren, brengt zij deze impulsen mee. Waar de beïnvloeding van geest en stof een wederzijdse is, zal de geest, zowel haar invloed in de stof tot uiting brengen, als wel de invloed van de stof op haar beurt ondergaan. Hier begint dan het grote probleem. Hoe moeten wij handelen, wanneer er een strijd bestaat tussen de bewustzijnsvorm "geest" en de bewustzijnsvorm "stof"? Juist voor dit probleem heb ik gemeend een o.i. zeer ter zake kundige uit te moeten nodigen, die U hierover in kan lichten. Wanneer hij uitgesproken is, zal ik nog met U verder gaan. Ik hoop op deze wijze dit onderwerp op deze avond te kunnen beëindigen. Wij komen ook hierna nog voor vele problemen in de menselijke psyche te staan. Wij moeten eerst echter dit probleem erkennen, zoals wij de vorige maal getracht hebben de conflicten tussen het "ik" en het leven te erkennen, voor wij verder kunnen gaan met een redelijke verklaring en ontleding van het geheel, dat dan wel geest, ziel, of ook psyche genoemd wordt. Dat laatste ligt er maar aan welke termen worden gebruikt. Ik vraag dus wel Uw aandacht voor deze spreker. o-o-o-o-o Goeden avond, vrienden. Het grote probleem, dat wij vinden in elke mens - U zult mijn niet correct spraakgebruik moeten excuseren, ik ben er niet aan gewoon toespraken door middel van een medium te houden -, wanneer wij een tegenstelling vinden tussen de stof en de geest in de mens, dan is dit in de eerste plaats een verschil van eigenschappen. De geest heeft haar bewustzijn, zoals de eerste spreker U ongetwijfeld reeds heeft medegedeeld, te danken aan het totaal der emoties, die zij heelt doorgemaakt. D.w.z. dat er voor haar bepaalde toestanden bestaan, waar zij zich zeer sterk tegen verzet, waar zij een grote afschuw van heeft. Haar onvolledige waardering van bepaalde stoffelijke normen en waarden brengt haar dan ook vaak in conflict met het lichaam en het bewustzijn, dat het lichaam zich gevormd heeft. Over het algemeen vinden wij als basis van het conflict tussen geest en stof op de eerste plaats bepaalde stoffelijke emoties. Wij kennen b.v. angsten, die in de mens tot uiting komen en leiden tot het afstand doen van alle verkeer met anderen. In uiting: een zoeken naar afzondering, beslotenheid en eenzaamheid met het eigen "ik''. Een afschuw voor beroering met anderen, vaak gerationaliseerd in het denken door de verklaring, dat hier besmetting uit voort kan komen. Hier kan ook ruimtevrees uit voortkomen. De oorzaak is over het algemeen wel stoffelijk te bepalen. Meestal geeft zij echter de volgende geestelijke achtergrond. De geest heeft in haar vorige bestaanstoestanden het contact met de buitenwereld als niet zeer begerenswaardig ervaren. Zij voelt in zich wel de noodzaak tot incarnatie, maar meent, dat zij zoveel mogelijk althans, haar eigen wereld moet handhaven. Gij heeft zich niet gerealiseerd, dat alle stoffelijk bestaan betekent: leven in een communiteit, een verbinding met medemensen en vele andere schepselen. Tegenover de stof, die geen gedachte uitstraalt, blijft zij over het algemeen betrekkelijk onverschillig. Maar al wat bepaalde stromingen met zich brengt, gevoelt zij een afschuw. Zij vreest in haar eigenwaarde gekwetst te worden. Zij vreest haar eigen onvolmaaktheid te moeten erkennen in de wereld, die zich stoffelijk voor haar gaat uiten. Wij mogen zeggen, dat het grote conflict voor de geest meestal de vrees is, dat haar emoties niet in staat zullen zijn om het werkelijke contact met andere gedachtewerelden te aanvaarden. Een dergelijke geest leeft in de sferen afgezonderd van anderen en heeft langere tijd waarschijnlijk ingekapseld in een waanwereld bestaan. Dus in wat U noemt: de meer duistere sferen. Een tweede conflict, dat tevens veel tot uiting komt, is de drang van de geest tot verrijking. De geest heeft zichzelve een emotie geschapen, een verlangen, dat haar gehele wezen beheerst en heeft alle krachten die in haar zijn, gericht op een bepaald punt. In de wereld buiten haar meent de geest nu zich perfect te kunnen uiten. Het lichaam biedt echter deze mogelijkheden niet. Hier is geen sprake van een normaal minderwaardigheidscomplex, dat wij bij velen langs stoffelijke weg zien ontstaan. Wel is er sprake van een voortdurende frustratie. Al wat het leven te bieden heeft, is te weinig. Een dergelijk iemand heeft twee mogelijkheden. In het eerste geval gaat zo'n iemand over lijken. Hij zal nooit gelukkig zijn en zich met zware schuld beladen gevoelen, terwijl hij zijn doel niet bereikt. In het tweede geval trekt ook zo'n iemand zich van de wereld terug en laat zich door de stromingen der massa drijven zonder verder doelbewust 42

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 4 – 26 mei 1955 eigen levensdoel na te streven. De geest en haar bewustzijn stellen de stof voor vele en grote conflicten. Ik zal trachten U een opsomming te geven van de stoffelijke eigenschappen en tendensen, die voor de geest bij incarnatie over het algemeen onaanvaardbaar zijn: sexe, voedselopname, stofwisseling en spijsvertering, contact met anderen op intiemere wijze, zelfs met de moeder. Geestelijk kan dit contact nog verdragen worden. Zodra dit echter stoffelijk wordt en er emoties komen van grote tevredenheid, die berust in anderen, voelt de geest zich tekort gedaan in haar zelfstandigheidsgevoelens. Zij meende immers te incarneren om iets redelijks, wat wij rijkelijk had overdacht tot stand te brengen. Zij wordt nu plotseling het slachtoffer - althans zo gevoelt zij dit - van een groot aantal buiten haar staande krachten en bewustzijnsvormen, die gaan beslissen, wat er met het stoffelijke voertuig zal gaan gebeuren: inplaats van hetgeen de geest voor zichzelve heeft uitgedacht. Dit wekt in haar een groot verzet. Het is voor de geest vaak heel moeilijk de kinderjaren te verwerken. Het is voor de geest vaak zelfs zeer moeilijk om de gebondenheid in de laatste maanden der prenatale perioden te verwerken. Zij kan zich gewoonweg niet één voelen met het voertuig, omdat dit voertuig niet aan haar eisen en verlangens kan beantwoorden. Heeft deze geest in haar emotioneel bestaan - en dus ook in haar bewustzijn - een aantal stoffelijke waarden, die op begeerten gebaseerd zijn, dan zal de frustratie van deze begeerten die in de jeugdjaren niet te vervullen zijn, haar vaak nog bitterder maken. Het resultaat is, dat de rebellie tegen de stof: die in ferociteit en gewelddadigheid vooral bij het iets ouder wordende kind vaak tot uiting komt soms ook de uiting is van dit geestelijke probleem. De werkelijke drang tot vernietiging, de drang om alles kapot te slaan of pijn te doen, om anderen lijden en onrust te veroorzaken vergist U zich niet - is als tendens in álle kinderen aanwezig. Het is zelfs een kenteken van het menselijke bestaan, gezien dan vanuit geestelijk standpunt. Vanaf het moment, dat die geest zich realiseert, dat haar voertuig voor vernietiging bruikbaar is, bestaat reeds voor haar de mogelijkheid om nu ook opbouwende werkzaamheden volgens haar eigen bewustzijn plaats te doen vinden. In dergelijke gevallen krijgen wij te maken met een sterke voorkeur voor bepaalde studies of hobby’s. Wij krijgen een redelijk indelen van de tijd. Kinderen, die binnen hun innerlijke mogelijkheden zeer verstandig zijn, die niet lijdzaam zijn, een sterke eigen wil hebben. Aan de andere kant echter zullen zij voor elke redelijk betoog vatbaar blijken. In deze gevallen heeft de geest, - nu zij uiteindelijk bevonden heeft, dat het voertuig bruikbaar is besloten, dit zo snel mogelijk klaar te maken voor de taak, die zij meent te gaan volvoeren. Wanneer echter de geest een verzet voelt tegen de moeite, die zij zich zal moeten gaan getroosten om het voertuig te ontwikkelen tot het voor haar doel bruikbaar is, zien wij haar vaak als de mens, die de gehele wereld als vijand beschouwt. Deze vijandschap zien wij als één van de gevaarlijkste eigenschappen van de geest naar voren komen, de geest is amorf. Zij voegt zich in elke vorm. Zij zal zich in het onderbewustzijn van de stof voegen naar de vorm van haar wereld. Volledig aangepast aan die wereld, tovert zij een schijnbeeld voor, waarachter zij haar werkelijke wezen verbergt. Zij weet dit door te doen dringen tot het stoffelijke wezen zelf, zodat de houding en handelingen van dit wezen niet meer in overeenstemming zijn met de innerlijke bestaande spanningen en emoties. Het resultaat: de mens, die door iedereen voor goed wordt versleten, maar die op bepaalde momenten uitbreekt of zelfs amok loopt, die op een gegeven ogenblik alle tot nu toe erkende waarden opzij gooit en van karakter schijnt te veranderen. Er zijn er velen onder de spiritisten en spiritualisten, die dit bezetenheid zouden willen noemen. Ik zou er de nadruk op willen leggen, dat dit in vele gevallen niets anders is dan het vallen van het masker. Het vallen van een masker, dat de geest voor haar eigen doeleinden lang genoeg heeft gehandhaafd. Wanneer wij echter in haar ware gestalte naar voren treedt, tracht zij maar al te vaak de gehele wereld te vernietigen of te schaden, ofwel naar haar eigen denkbeelden te dwingen. Laat ons niet vergeten, dat de geest in haar eigen wereld, doordat zij de lichte materie, die rond haar is, vorm kan geven met haar gedachte, de illusie heeft schepper te zijn. Hoe meer haar bewustzijn zich de laatste fasen in eenzaamheid en teruggetrokkenheid heeft ontwikkeld, hoe sterker de gedachte hieraan in haar leeft. Hoe meer deze gedachte in haar leeft, hoe meer zij ook zal trachten deze wereld, zowel als haar eigen voertuig te vormen naar haar eigen wezen, bewustzijn en gedachte: Ik meen dat ik hiermee reeds een redelijk beeld heb kunnen geven van het probleem, dat er bestaat tussen stof en geest. Tegenstellingen, die met elkaar samen moeten werken. Maar een geest die veelal, omdat zij sterk emotioneel is eerder dan rationeel, gedreven wordt tot het beheersen van de stof, of wel het volledig de heerschappij van de stof 43

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 4 – 26 mei 1955 erkennen. In beide gevallen kunnen wij zeggen, dat de geest - stof combinatie een mislukking is. Dan het probleem voor de geest, gezien haar stoffelijke ervaringen. Zij heeft een kennis van goed en kwaad, maar op een peil, dat U ongetwijfeld dierlijk zult vinden. Zij erkent als goed, wat voor haar goed is. Zij erkent als kwaad, datgene wat voor haar kwaad is. D.w.z. wat voor haar leed of schade betekent. Deze begrippen van goed en kwaad brengt zij wel degelijk mede in de stof. De stof echter legt haar andere waarderingen van goed en kwaad op, mede ook door haar leven in een gevormde omgeving en een maatschappij. De geest ervaart dit als een onrechtvaardige belemmering. In vele gevallen zal zij trachten de stoffelijke begeerten aan te moedigen, opdat de zo door haar gehate wetten der stof zullen worden doorbroken. Dit zondigen brengt een emotie van voldoening mee voor de geest, maar gelijktijdig ook een ervaren van de emotie onbehagelijkheid, die de stof zelve ervaart hierdoor. Zo kan langzaam maar zeker een ervaren van buiten het "ik" liggende waarden als bewustzijn in de geest worden opgebouwd. Ook dan nog is dit ervaren en bewustzijn echter nog geheel gebaseerd op haar eigen ervaring. Een kind, dat zich aan de kachel brandt is voortaan met die kachel heel erg voorzichtig. De ervaring van de geest is te danken aan het zich branden. Dus het resultaat van pijn, leed, onaangenaamheden, het ondergaan van onaangename emoties, duisternis als gevolg van bepaalde handelingen, die daardoor voor haar tot gevreesde waarden in het leven worden. Naarmate de geest het leven in de stof belangrijker wordt, zal zij ook trachten met de stof in betere harmonie samen te werken. Het ideale punt in de stof is het punt, waarin de geest volledig de stof haar stoffelijke rechten laat, maar de beheersing van het intellect voor zich opeist. De ongelukkigste combinatie zien wij, waar de geest tracht de stoffelijke begeerten te regeren. Zodra zij dit gaat doen, raakt zij n.l. verstrikt in de emoties, die voor de mens nu eenmaal met de normale vervulling, of niet-vervulling van een begeerte gepaard gaan: zij is sterk vatbaar voor emoties, zodat dan haar bewustzijn meer en meer gebaseerd wordt op de stoffelijke verlangens, begeerten en gedachte. Een dergelijke geest draagt bij de terugkeer in haar eigen wereld - wat U wel, eens het begeertelichaam noemt - maar wat wij beter kunnen noemen een complex van stoffelijke begeertewaarden, die zij ook in het geestelijk leven tracht te verwerkelijken, omdat zij ze ziet als een werkelijk deel van het "ik". De geest is dus zeer zeker niet de grote, onfeilbare geleider van het menselijk lichaam. Zij kan dit op de duur worden. Zij is het meestal niet. Nu een ogenblik voor de wijze, waarop zij zich uit in de stof. Zoals bekend zal zijn, uit zij haar wezen in het stoffelijke onderbewustzijn. Zij kan slechts in zeer zeldzame gevallen doordringen tot het waakbewustzijn en dit slechts onder de meest gunstige omstandigheden. Het onderbewustzijn is een complex van herinneringen, moeilijkheden en emoties, die, ofschoon van zuiver stoffelijk, niet behoren tot het onmiddellijk bewustzijn van de mens. De geest tracht hierin die delen te vinden, die het meeste met haar eigen wezen overeenstemmen. Zij gebruikt deze gedachte en reacties dan om met sterke stimulansen het lichaam aan te passen aan haar eigen verlangens en begeren. Verder maakt zij gebruik van de stoffelijke levenscentra, waarin zekere levensimpulsen bijzonder sterk naar voren komen. Gij uit zichzelve hierin, maar kan hierdoor slechts enkele veranderingen reëel tot stand brengen. Daarentegen kan zij op de duur zo vele begeerten scheppen of vernietigen. Zolang de geest het lichaam als vijand beschouwt, zal zij trachten alleen haar eigen waarden in de stof te doen uiten. Ik kan U dit niet dikwijls genoeg zeggen, omdat het het belangrijkste punt is in deze bespreking. Stof en geest zijn in het lichaam meestal vijanden: Vijanden, die steeds weer trachten elkaar te overwinnen. De strijd, die de geest voert om zichzelve superieur en suprème te uiten in de wereld, die zij tot de hare meent te maken brengt een voortdurende worsteling met zich, die geest zoveel als stof voortdurend krachten kost. Tevens betekent dit het niet bereiken van bepaalde bewustwordingsmogelijkheden, omdat de geest deze uitwist op het ogenblik, dat de indruk zou worden gevestigd. In een dergelijk geval zal het stoffelijk geheugen grote hiaten vertonen. Wij krijgen een volledig ongelijkmatige herinneringsvermogen. Wij krijgen een zodanig ziekelijk herinneringsvermogen, dat het de onevenwichtigheid ook op zuiver stoffelijk gebied sterk in de hand werkt. Een gewapende vrede tussen stof en geest is bij de meer bewusten meestal de meest juiste omschrijving van hun toestand. Hier worden de waarden 44

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 4 – 26 mei 1955 van de stof weliswaar de stof gelaten, maar de geest weigert elke aantasting van haar eigen emoties en wezen. Zolang deze toestand voort bestaat, zal geen vrijwording van het stoffelijke de noodzaak plaats kunnen vinden. De geest zal wel in staat zijn om op de duur te begrijpen, dat zij het lichaam toch werkelijk als partner en vriend moet beschouwen, waar anders de verdere uitbreiding van haar bewustzijn, waar zij toch naar verlangt, niet mogelijk zal zijn. De toestand van de bewusten - op aarde wel de "ingewijden" of de "meester:" genoemd - verenigt stof en geest in perfecte samenwerking. Hier wordt het geheel der stoffelijke behoeften gerealiseerd en door de geest tot een tijdelijk deel van eigen wezen gemaakt. In ruil echter voor de erkenning van het stoffelijk begeren en de stoffelijke behoeften legt de geest het bewustzijn alle waarden op, waardoor zij begeerten en behoeften zó weet te richten, dat zij voor de geest geen schade kunnen betekenen. Zij zullen integendeel dan vaak een bevestiging van in de geest levende waarden betekenen. Op deze wijze bevestigt de geest zichzelve in de stof en bereikt een bewustzijn, waarbij het totaal der stoffelijke waarden in haar begrepen en verwerkt kan worden. Op het moment, dat de stof geen nieuwe emoties meer heeft te bieden, zal zij zich terug trekken uit deze stofwereld en een andere uitingsmogelijkheid zoeken om daar verder bewust te worden. Ik meen, dat dit korte overzicht voor U voldoende is. Indien U zich echter geroepen voelt om nog vragen te stellen, zal ik deze beantwoorden voor ik de spreker zelve weer aan het woord laat. Heeft de geest, voor zij gaat reïncarneren, geen inzicht in de vijandigheid, die zij tegen de stof zal voelen, wanneer zij daartoe overgaat? De geest is gewend in alles wat haar omringt, slechts zichzelve gespiegeld te zien. Zij ziet zichzelve ook in de stof en realiseert zich te laat, dat in die stof ook andere waarden tot uiting komen, die zij niet erkend heeft. Het is de zelfprojectie, die hier tot misleiding voert. En in een volgende incarnatie? In een volgende incarnatie vindt evenzeer een zelfmisleiding plaats, omdat de omstandigheden, die stoffelijk optreden, nooit gelijk zijn. Naarmate echter perfecter kennis van de stof wordt verworven, zal - uit de aard der zaak - kleinere zelfmisleidingen plaats vinden, waar de emoties, die door de geest in de stof verlangt worden meer in hun stoffelijke vorm gekend en aanwezig zijn in het "ik'". Naarmate men perfecter leeft, zal men natuurlijk minder in de stof terugkeren. Dit gaat niet over wat U noemt perfect leven. Als heilige leven, of als misdadiger leven, maakt niet al te veel uit. Het gaat hier alleen om het in harmonie leven, zodat de geest het totaal der stoffelijke emoties kan verwerken, zonder krachten te verspillen aan het bestrijden van de stof, of het regelen van de stof. Is dat duidelijk? Mag ik vragen: Het moment, dat geest en stof van elkaar scheiden is dat een bewust of een onbewust moment? Voor de stof is het een onbewust proces, de geest is er zich van bewust. Dus de geest verlaat de wereld van de stof zo bewust, als hij indertijd in de stof geïncarneerd is? Inderdaad. Met één uitzondering: zomin als de geest bij incarnatie in staat is om de stoffelijke toestanden te overzien en te begrijpen, waar zij slechts zichzelve ziet in de wereld, is zij in staat zich beter een juist beeld te maken van de wereld van de geest, die zij nu meer gaat betreden. Haar voorstelling van de geest is grotendeels op stoffelijk - emotionele waarden gebaseerd en als zodanig onjuist. Zij maakt een overgangsperiode door, waarbij een zekere waan blijft bestaan. Deze waan wordt het gemakkelijkste overwonnen, wanneer zij contact opneemt met andere entiteiten, die reeds een volledig bewustzijn van het geestelijk bestaan hebben. Hierdoor wordt de geest in staat gesteld, zich te spiegelen aan de anderen en zo uiteindelijk zich te realiseren, wie en wat zij zelve is. Voldoende duidelijk? Kan de stoffelijke mens mee helpen om dat bewustzijn te bereiken, of het doel te bereiken, dat de geest zich gesteld heeft? Waar zij zich meestal stoffelijk niet bewust is, neen. De mens kan de geest pas helpen een doel te bereiken, wanneer hij er zich van bewust is, wat de geest is. Wanneer de geest vertoeft in de wereld van de geest, kan zij door de stof hoogstens gewezen worden op misvattingen omtrent haar wereld. Maar zij kan nooit en te nimmer geholpen worden. door de stof in de zin, 45

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 4 – 26 mei 1955 dat men haar een hoger bewustzijn geeft. Dit kan zij slechts verwerven, of door het afzweren van bepaalde reacties in haar voor zichzelve verwerven. Duidelijk genoeg? Dus wij zijn een combinatie van stof en geest, zoals wij hier zitten? Inderdaad. Als U het precies wilt zeggen: U bent een ziel, die een bewustzijn in zich draagt en met dit bewustzijn tesamen zich uit in haar tegendeel, n.l. de geuite materie, waar zij zelve immers de geuite kracht is. Mag ik aannemen, dat dit voldoende is voor U? Dan geef ik het woord over aan de spreker zelve, die zijn betoog nu voort zal zetten. Ik hoop, dat het voor U geen teleurstelling is geweest, dat ik mij heb bepaald tot de hoofdzaken en mij niet heb gewaagd aan bijzonderheden. Goeden avond. o-o-o-o-o U heeft hier dus verschillende dingen kunnen horen en heeft daaruit voor U zelve ongetwijfeld conclusies getrokken. Het conflict tussen geest en stof vraagt van ons in de eerste plaats een realisatie van onze eigen toestand. Wanneer wij eenmaal weten, dat er in ons zich een strijd afspeelt tussen geestelijk streven en stoffelijke waarden, dat de geest alleen reeds door het stoffelijke bewustzijn hieromtrent haar taak vereenvoudigd vindt, dan zal het haar vaak ook mogelijk zijn om meer met de stof in contact te komen. Wij zulten thans nog een ogenblik trachten toe te lichten, hoe stof en geest tegenover elkaar staan. Stelt U zich voor, dat een kracht gedeeld wordt tweeën. Wij hebben een grote cirkel. Deze wordt zó gedeeld, dat er twee cirkels worden gevormd, die tesamen dezelfde oppervlakte hebben als de grote cirkel. U kunt ook zeggen: bollen en inhoud. Dat blijft hetzelfde. Deze vormen elk afzonderlijk, een afgesloten wereld. Zij zijn echter in kracht aan elkaar tegengesteld. Deze tegengesteldheid brengt met zich mee, dat zij, indien zij elkaar beschouwen, in de ander niet meer eigen waarden ontdekken, maar waarden die zich aan het eigen bewustzijn onttrekken. Wanneer wij twee volkomen tegengestelde waarden naast elkaar stellen, zal geen der beiden zich een reëel beeld kunnen vormen van de andere waarde. Zo is het met geest en stof. De geest kan zich geen reëel beeld vormen van de stof, zolang zij de stof niet heeft gekend van binnen uit. De stof zal nooit de waarden van de geest kunnen erkennen, wanneer zij niet de vormende waarden van de stof aan zich zelf ervaren heeft. Stelt U zich nu voor, dat de beide cirkels zo dicht bij elkaar worden gebracht, dat de buitenste grenzen, de omtrek dus, een punt van aanraking vertonen. Dan is er een moment, waarop waarden van beide werelden door iemand, die zich langs deze buitenste lijn beweegt, worden ervaren. Dit is het begin van het bewustzijn van de ziel, van de vorming van de geest. Naarmate zij verder doordringt in de stof, zien wij, dat een deel dezer cirkels elkaar gaat overlappen. De cirkels zijn even groot en er kan van absolute congruentie worden gesproken. Zij zullen elkaar steeds meer gaan dekken, gaan overlappen. Maar er blijft dan nog steeds een deel, dat buiten het bereik van de stof blijft, zoals ook een deel van de stof buiten het bereik van de geest blijft. Telkenmale weer zullen wij echter trachten elkaar dichter te benaderen. Wanneer wij elkaar volledig dekken, betekent dit, dat het leven van de beide werelden geheel één is geworden. Het geheel één worden betekent tevens een verliezen van de eigen waarde en een opgaan in de grote cirkel, waarvan in het begin deze beide kleine cirkels zijn uitgegaan. Dit is als stelling voor U nog begrijpelijk, nietwaar? Dan heeft U nu een conceptie van geest en stof, zoals wij die te zien kregen. Wij stellen ons nu echter dit voor: in alle wezen, in alle stof, is traagheid een eigenschap. Een traagheid, die met alle krachten tracht om de bestaande toestand te handhaven. De geest zal trachten de in haar levende waarden volledig te handhaven, zoals ook de stof tracht de in haar bestaande toestanden ongeschonden te bewaren en aan zichzelve gelijk te houden. Waar de geest voor de stof en de stof voor de geest een verandering brengende kracht betekent, zullen zij dus noodzakelijker wijze krachtens deze eigenschap elkaar moeten bestrijden. Er bestaat o.i. niet de mogelijkheid van werkelijke vrede. Er kan sprake zijn van een samengaan, van een werken in één richting. Er kan evenzeer sprake zijn van een tegen elkaar ingaan. Dit is dan de vijandschap. Maar in alle gevallen beschouwt de geest de stof en de stof de geest als iets, dat vreemd is aan het eigen wezen. Slechts een gedeelte wordt geheel ervaren als deel van het eigen "ik". Dat is het deel, waar geest en stof elkaar geheel overlappen. Veel commentaar is hierop niet mogelijk. Het is een voorstelling, die U voor U zelf moet uitdenken. U zult 46

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 4 – 26 mei 1955 begrijpen, dat in de mens zeker nog geen sprake is van een elkaar dekken der waarden. Wanneer wij spreken van een overlappen van een derde deel, geven wij een ruime schatting van de gedeelde eigenschappen. Het resultaat hiervan is, dat Uw geest altijd vreemd zal blijven aan de stof, zoals ook een gedeelte van de geest altijd aan de stof vervreemd blijft. Het conflict tussen geest en stof komt er uit voort, dat men zich dit niet realiseert. De geest wil geheel de stof beheersen, ofschoon zij dit niet kan begrijpen. De stof wil geheel haar wezen ook in de geest geuit zien, ofschoon zij noch de geaardheid van de geest, noch haar capaciteiten begrijpt. Op het moment, dat U dit weet, is het dus redelijk te trachten om in Uw eigen wezen deling te brengen tussen stof en geest en wel in zoverre, dat U vaststelt, dat een aantal functies, handelingen en gedachte zuiver stoffelijk zijn. Dat deze alleen volgens de stoffelijke normen beleefd mogen worden, dat deze alleen mogen worden gezien als een lichamelijk gebeuren etc.. Daarnaast zullen er een aantal impulsen zijn, hoofdzakelijk intuïtieve gedachte, die niet moeten worden geprojecteerd in de stof, maar voorlopig in zichzelve moeten worden verwerkt. Wanneer wij dit doen, dan is de strijd voor een groot gedeelte opgeheven. Vermindert de strijd, dan is ook de spanning niet zó groot meer en kunnen beiden elkaar bereiken. Hoe meer zij op deze wijze met elkaar omgaan, hoe meer wij geest en stof in een gelijktijdige uiting zien. Is deze gelijktijdige uiting volmaakt, dan zal er geen angst meer worden ervaren, omdat alle waarden, zowel van de stof als van de geest, worden begrepen. Beiden worden gezien als eenheid. Men vreest niet meer voor lijden en dood, want dit zijn dan waarden, die niet meer in de vocabulaire voorkomen. Er is misschien sprake van een wisseling van omstandigheden, maar de geest kan dit accepteren en de stof is van haar eigen onvernietigbaarheid overtuigd. Lijden heeft alleen betekenis, wanneer de stof zich het lijden toe laat voegen. In samenwerking met de geest is zij echter in staat om alle lijden voor alle tijd af te sluiten. Zij kan dus elke ervaring ontgaan, indien zij dit wenst. Uitputting betekent niets meer, want de gelijke geaardheid van stof en geest maken het mogelijk voor de geest om de stof in stand te houden, terwijl de stof op zijn beurt voedsel kan geven aan de geest, indien de geest hieraan behoefte heeft. Dus: een perfecte eenheid, die zichzelve in stand houdt. Valt de angst weg, de vrees, dan valt ook al heel gauw de begeerte weg. De begeerte is uiteindelijk ook op een zekere angst gebaseerd. De stoffelijke drijfveren der begeerte zijn geschapen op grond van een bepaalde angst. De angst voor het niet continueren van het eigen ik. Dit als voorbeeld. Zonder deze waarden zal de wereld zeker niet uitsterven en de mensheid ten onder gaan. Maar zij zal geen slaaf meer zijn van haar eigen wonderlijke denkstelsel, dat wij dan de naam hebben gegeven van menselijke psyche. De grondstellingen, gegeven in deze korte uiteenzetting, beveel ik zeer in Uw aandacht aan. Indien het gecombineerd wordt, met wat U op de vorige bijeenkomst hebt gehoord, kan het U een inzicht geven in de waarde van Uw geest, zoals zij in tegenstelling met de stof bestaat en misschien daardoor in staat zijn, de eenwording van stof en geest bij Uzelve te bevorderen. Ik zou er verder op willen wijzen, dat het erkennen van de tegenstelling stof - geest in een ander, voor U vaak de verklaring geeft van gebeurtenissen en zaken, die zich anders aan Uw begrip onttrekken en dan moeten worden uitgelegd op een onlogische wijze. Het zal U verder kunnen leren om de wereld op haar juiste waarde te schatten. De wereld verwerpen is dwaasheid. De wereld suprème stellen boven al het andere is evenzeer dwaasheid. U bestaat uit twee werelden, die elkaar treffen in Uw wezen: de mens. Beide werelden moeten tot hun recht komen. De volgende maal zullen wij ons verder bezighouden met de geest. Wij zullen trachten dan de uitingen, die de geest de stof oplegt, verder te ontleden om enig inzicht te krijgen in de verschijnselen, die speciaal door de geest in de stofwereld worden veroorzaakt. Ik hoop daarna nog gelegenheid te vinden om het omgekeerde evenzeer te belichten. Voor deze maal dank ik U voor Uw aandacht en wens U verder nog een aangename en gezegende avond. o-o-o-o-o Ik heb wel een vraag. Of die verstandig is, moet U maar beoordelen. Het gaat n.l. over wat wij voor de pauze gehoord hebben. Er werd ons gezegd, dat een geest, die wil incarneren, meestal een verkeerd stoffelijk voertuig kiest, omdat hij de eigenschappen van dat voertuig niet kan beoordelen. Nu is mijn vraag dit: Wordt die geest bij die keuze niet geleid? En zo ja, waarom is het dan nodig, dat deze keuze altijd zo verkeerd is?

47

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 4 – 26 mei 1955 Mag ik in de eerste plaats opmerken, dat U hier niet slechts aanhaalt, wat in het eerste gedeelte van de avond werd gezegd, maar bovendien aanvult met gegevens, die U van andere bijeenkomsten hebt? Ja. Dat is inderdaad zo. Vergeet U niet: wij weten precies, wát wij gezegd hebben, waar wij het gezegd hebben en zelfs wanneer. Verder is Uw vraag in zoverre verstandig, dat de vraag zelve reëel genoeg is. Een antwoord hierop werd al meerdere gegeven, maar wij kunnen het nog wel wat uitgebreider zeggen. Op welke manier verkrijgt de geest haar bewustwording? Hoe komt de ziel aan zijn bewustzijn? Dit werd in het eerste gedeelte besproken. Door ervaring. En wel door herhaalde ervaringen, waarbij dan emotie in het "ik" ontstaat en hierdoor een aanvaarden en realiseren van de buitenwereld voor het "ik" mogelijk wordt, nietwaar? Stelt U zich nu eens voor, dat men alle tegenstellingen uit de weg ruimt. Kan er dan nog bewustzijn zijn? Neen, niet zonder alle tegenstellingen. Neen? Dus alleen maar de verkeerde keus uit de weg ruimen? Maar hoe moet die geest dan weten, wat zij wél en wat zij níet is? Juist de fouten, die zij maakt stellen haar voor ogen, wat waarde heeft in haar eigen leven, dus wat waar is en wat alleen maar waan is. Wat dus een verkeerde associatie is. Het is dus begrijpelijk, dat - al is er zeer zeker veel leiding - die leiding zich zeker niet met de keuze van de incarnatie gaat bemoeien. Wel met de mogelijkheid. Zij zal misschien wel een lichte wenk geven, maar zij zullen U nooit dwingen: Wees dus maar niet bang. U zult nooit behoeven te zeggen: "Jawohl, mein Fuhrer", wanneer U wilt incarneren. Het zit eigenlijk zo in elkaar. Een geest heeft een voorstelling van het leven in de stof. Zij heeft deze gekregen door eerst onbewust een binding met de stof aan te gaan, toen steeds meer en meer, tot zij uiteindelijk mens kon worden. Zij heeft dus een voorstelling. Die voorstelling is meestal niet geheel juist. Zij denkt, dat zij superieur is aan de stof en deze zonder meer zal kunnen gaan beheersen, Het is overigens ook de bedoeling, dat zij op de duur met de stof zo volledig wordt, dat zij a.h.w. het vormende, scheppende en denkende vermogen uitmaakt, terwijl de stof het vormdragend en uitend deel is van het leven. Maar die geest heeft nu wel een hele hoop praatjes, zij moet ze echter ook waar maker. Daarom incarneert zij juist: zij wil wat doen. Je kunt nu wel heel aardig gaan zeggen: "Kinderen, hier heb je een rekenboekje. Dan geef ik je alle antwoorden. Reken het dan maar eens na". Denkt U, dat die kinderen dat doen? Zo zeggen zij ook tegen de geest: "Kijk eens, dat is je probleem. Je vindt hier niet meer aan in deze sfeer. De hogere sfeer kun je nog niet begrijpen, die kun je niet begrijpen, daar kun je nog geen contact mee krijgen. Je vindt hier alles zo langzamerhand vervelend gorden. Dan moet je gaan incarneren". "Uitstekend', zegt die geest, "dan zal ik eerst dit en dat”. "Denk erom", zeggen ze dan, "je kunt niet alles". "Ja, maar ik kan het wel". "Goed, probeer het dan maar, stoot je neus maar. Dan leer je wat en kom dan later maar terug". Zo gaat dat, begrijpt U? Wanneer er per slot van rekening geen zin hebt in lijden en strijd, dan zou het er ook niet zijn. U kunt het natuurlijk wel voor Uzelve oplossen. Als U in staat bent - en dan moet U een heel eind komen - om bij al Uw lijden, bij elke tegenslag, bij elke teleurstelling, die U ondergaat, ook na te gaan: waarom. Wanneer U dat weet, dan zijn de verschijnselen weg. Dan bemerkt U opeens, dat het helemaal zo gek niet is, dat U het bewust zelf kunt veranderen. Dat merkt U dan wel. Maar U moet eerst leren om dat te doen. De geest moet eerst leren om zich zelf te kennen en weten hoe zij zich zelve temidden van de Schepping moet uiten in de stof. Dan komt de rest van zelf wel. Duidelijk genoeg zo? (Ja). Wie heeft daar commentaar nog op? Er blijft mij nog één vraag over: Ik heb voor mij zelf ook nog al eens het gevoel, dat geest en stof tegen elkaar indruisen. Maar wie moet het nu zeggen? Moet die stof nu toegeven, of moet die geest altijd maar toegeven? Kijk eens: wat doe je, als er twee mensen zijn die samen een zaakje hebben? Het hele leven is uiteindelijk een zaakje, nietwaar? Ja, dat is zo. Nu zitten er twee experts. De een is de inkoper en de andere is de verkoper. Wanneer de inkoper zich met de verkoop bemoeit, dan heb je grote kans, dat de zaak verkeerd gaat en omgekeerd al precies zo. Want als de verkoper gaat inkopen, vergeet hij een hoop factoren, waar de inkoper wel rekening mee houdt. Zo is het nu met stof en geest ook. Kom je voor een probleem te staan, vraag je dan af: "Wat is de waarde hiervan? Is het stoffelijk, is het 48

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 4 – 26 mei 1955 geestelijk?" Probeer het niet te zien, als iets van allebei tegelijk. Deel het rustig. Zeg, kijk, dit is een probleem van de geest. Dat moet ik dus oplossen met een volkomen negatief van de stoffelijke waarden. Dat is geestelijk. U moet er een oplossing voor vinden. Maar hier is de geest superieur. Het volgende ogenblik sta ik tegenover een probleem, dat stoffelijk is. Dat moet ik dan ook stoffelijk bepalen. Ik wil natuurlijk niet hatelijk zijn, maar stel je nu eens voor, dat je geestelijk gaat bepalen, of je gaat vermageren of niet. Je kunt het wel doen, hoor. Je kunt gaan zeggen: Als mijn lichaam zoveel slanker en zoveel gezonder en steviger is, is het vitaler en dan kan ik er geestelijk meer mee gaan doen. De geest kan dan wel "ja" zeggen. Maar als de geest zegt: ik ben te slap, ik verdraag dat niet, dan heeft de geest ook niets meer te vertellen. Dan is er een fout gemaakt. Als de stof zegt: Ik wil lekker eten, dan zegt de geest: goed. Zoek geen genotzuchtige emoties in dat eten, maar lekkier eten mag je best. Voor mij is het aangenaam,als je jezelf goed in stand houdt. Wanneer het je smaakt, dan verteer je het beter. Hoe ik het ook bekijk: eet rustig, lekker, maar denk erom, niet alleen voor het lekkere eten. Want is er voor het lichaam de verzadiging en heeft de geest een ander probleem, dan kan zij ook rustig tegen het lichaam zeggen: Hé, stop eens even. Je moet er altijd mee rekening houden, dat het lichaam zijn behoeften heeft en zijn eisenstelt. Iets waar de geest dus met al haar emoties niet veel in te zeggen heeft. Laat ons maar zeggen: helemaal niets. Maar het mag niet zo worden, dat men zegt: de geest heeft het lichaam in stand te houden. Weg met de geestelijke problemen. Het moet U niet gaan, als die zwerf- en bedelbroeder van een geestelijke orde, die zijn gedachte ogenblikkelijk op de hemel richtte, wanneer er een vette gans te stelen was. Die stal op een zeer vrome wijze, n.l. in gebed. Die geest moest dus even weg? Neen, die geest ging niet weg. Het was nog veel erger. Het was n.l. zo, dat de goede man, wanneer hij er op uit trok om een gans te stelen, of om de boeren, burgers en buitenlui een paar aflaten aan te smeren, altijd de Aartsengel Gabriël aanriep. Verder wendde hij zich dan nog tot ...... hoe heette hij ook al weer? Servatius, geloof ik. Hij riep twee Heiligen aan. Hij was uitermate geestelijk. Hij raakte dan zo in geestelijke verrukking, dat hij het beest de nek al had omgedraaid, of de aflaat verkocht, vóór hij het zelf wist. Dat is natuurlijk zelfbedrog. U zegt nu, dat U het zo leuk vindt. U lacht er even om. Maar ehhh.... Maar hoeveel mensen zijn er nu bezig om met hoog geestelijke beweegredenen ganzen te stelen? Je moet niet proberen om een hoog geestelijke motievering te vinden voor hetgeen je stoffelijk doet. Omgekeerd moet je niet proberen om een redelijke en stoffelijke verklaring te vinden voor je geestelijke noodzaak. Houdt die dingen gescheiden. Laat de geest de geest leiden en de stof de stof. Maar probeer dat zó voor elkaar te brengen, dat zij dat in harmonie met elkaar doen. Dus zo, dat het geestelijke probleem dan ook stoffelijk wordt aanvaard, dat de geest, daar superieur mag zijn, terwijl diezelfde geest zich er bij neer legt, wanneer het stoffelijk gedeelte op de voorgrond komt. Dat is de meest verstandige uitweg, en dat zou althans voor U een oplossing van al Uw problemen kunnen betekenen: Nu, daar was ik bijna persoonlijk geworden. (Niet erg). Neen, het was niet zo persoonlijk en wat er aan persoonlijke in zat, was niet erg, hé? Nu ..... Wanneer stof en geest zó in conflict gekomen zijn, dat ik zou haast zeggen, de ziel een vorm van bezetenheid vertoont. Is dan de persoon zelf alleen in staat om de toestand weer in orde te krijs gen? Of ehhh .....of zijn er invloeden van buiten, waarmede daar iets aan veranderd kan worden? Neem mij niet kwalijk. Uw formulering is tamelijk ongelukkig. De ziel kan n.l, niet bezeten worden. De ziel IS. Het kan alleen zo zijn, dat de geest bezeten wordt, of wel dat de stof, wat men noemt, 'bezeten wordt'. Is er sprake van een bezetenheid van de geest, dan heeft dus een andere geest een zó sterke invloed op de gedachtegang in de eigen geest gekregen, dat de normale uitingen van het eigen "ik" worden onderdrukt en daarvoor in de plaats vreemde impulsen komen. Bij de stof is het nog veel eenvoudiger. Daar wordt de eigen kracht en werking van de geest uitgeschakeld plus een deel van het bewustzijn. In de plaats daarvan worden vreemde impulsen gevoed, waar door gedrag, handelingen etc. een geheel ander aspect krijgen. Maar er is gezegd, dat de geest, ik zal maar zeggen, waanbeelden kan scheppen?

49

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 4 – 26 mei 1955 Ja, maar die schept zij altijd nog zelf. Dat is een kwestie van obsessie. En een obsessie is nog geen bezetenheid. Iets obsederende is iets, dat uit jezelf geboren wordt, of in jezelf leeft en zich zo zeer aan de aandacht opdringt, dat het alle andere begrippen op de achtergrond stelt en op de duur uitschakelt. Dat is een weer een heel andere kwestie, hoor. Je kunt nooit de waan, die in iemand leeft, zo maar vernietigen. Je kunt wel bereiken, dat die waan voortdurend doorbroken wordt door anderen. Als voorbeeld: U bent in de geest en U denkt: ik ben alleen. Nu zie ik kans op een ogenblik, dat U dat "Ik ben alleen" even laat verslappen tot U door te dringen en te zeggen: ik ben er ook. Dan denkt U, dat U gek bent op dat moment. U denkt helemaal niet, dat ik echt ben. Maar ik herhaal dat. Dan gaat U op de duur denken: ben ik nu gek, of is er toch wel iets? Op het ogenblik, dat U die vraag stelt, kan ik doorbreken en tegen U zeggen: je bent niet alleen. Er zijn er hier nog veel meer. Begrijpt U? Dat is een veel voorkomende obsessie bij geesten, die sterven en de dood niet willen aanvaarden. Daar weet ik veel van. Daarom neem ik ook dit voorbeeld juist. Dit kan dus door hulp van buiten uiteindelijk ook nog wel verbroken worden. Maar degene, die het verbreekt, die de waan verwerpt moet uiteindelijk het "ik" zijn. Er is geen ander, die dat kan doen. Is het een kwestie van bezetenheid, waarbij dus een andere geest U beïnvloedt, dan kunnen wij op onze beurt die andere geest gaan beïnvloeden. Ofwel wij versterken Uw eigen kracht, ofwel wij vallen de andere geest aan. Dan kan vaak de bezetenheid verbroken worden. Stoffelijk is dat al precies hetzelfde. Wanneer U bezeten bent, werkelijk bezeten, - laten wij even aannemen, dat ik een mens ben - en ik heb de kracht, die sterker is dan de bezitnemende geest, of zelfs indien ik gelijkelijk sterk ben, dan kan ik die geest weg dwingen. Heeft Uw eigen geest dan kracht genoég om dat te continueren, om die afweer te handhaven, dan zult U niet meer bezeten worden. Maar anders zal die geest U gemakkelijk weer in beslag nemen, zodra mijn kracht weg valt. Je zoudt ook kunnen proberen, en daarmee kom je meer bij de stoffelijke geneeswijze, om bij een dergelijke bezetenheid het leven zo onaangenaam te maken voor degene, die bezit néémt, dat hij denkt: Nu ja, dat ik aldoor weer in hetzelfde slop verzeild raak van nu weer een shock en nu weer een dit en dan weer een dat, ga ik er maar van door. Maar ook dat is geen blijvende behandeling. Het verstandigste zou zijn: de bezitnemende te overtuigen, dat dit niet goed is, waardoor hij in zichzelve automatisch een afweer schept tegen de verdere beïnvloeding van een ander. En ten tweede door de méns, die bezeten werd, of de geest, die bezeten werd tot een beter begrip te brengen van de bezetenheid en de noodzaak het "ik" sterker tot uitdrukking te brengen. Dat kun je dus wel doen. U ziet, er zitten dus wel een hele hoop kantjes aan. Dan geloof ik ook niet, dat dit geval bezetenheid is. Ik ook niet. Ik meen, dat U het wel degelijk heeft over obsessie. Dan is er dus geen inwerking van buitenaf mogelijk? Neen, U kunt dus alleen maar voortdurend blijven demonstreren, dat deze obsessie niet reëel is. Het beste wat U daarvan kunt hopen is, dat er bij die ander op de duur een twijfel ontstaat. Op het ogenblik, dat die ander gaat zeggen: maar is het dan wel zo? dan kun je gaan antwoorden: neen, het is niet zo. Dan kun je je eigen gedachte daarover weergeven. Zeggen: zo zie ik het. Dat andere is allemaal maar onzin. Desnoods kan je gaan zeggen: Kijk, daar en daar komt dat nu allemaal uit voort. Zo ben je er aan gekomen. Dan kun je het breken. Maar als die persoon dat niet wenst te aanvaarden, blijft de obsessie voortbestaan. Die kun je niet gewelddadig verwijderen. Mag ik eens vragen: in welke vorm openbaart zich bezetenheid? - Ik zou zeggen: daar bestaat geen bepaald ziektebeeld voor. Paranoia of zoiets? Dat is helemaal niet nodig. Iemand kan bezeten zijn en voor de wereld geheel normaal lijken. Zonder enige afwijkingen. Want als de bezitnemende geest zich aanpast aan de normen, die gelden voor het algemeen en het lichaam ook verder respecteert, dan blijft dat lichaam ook verder in prima staat. Iedereen vindt die mens geheel normaal en toen handelt hij niet volgens zijn eigen wil en wezen, maar onder de invloed van een ander: Hij is dus bezeten. Om hier dus een ziektebeeld voor aan te geven, lijkt mij tamelijk brutaal. Je gaat het dan beperken tot een bepaalde vorm. Dan is er toch wel een split te bespeuren in de persoonlijkheid? 50

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 4 – 26 mei 1955 Dat is helemaal niet nodig. Als de bezitnemende geest sterk genoeg domineert, komt de innerlijke verdeeldheid nooit naar buiten. Die kan dus door een buitenstaander niet worden opgemerkt. Hoogstens misschien door een geest en dan nog alleen - let wel: ALLEEN wanneer de bezitnemer niet op een heel handige wijze speculeert op de gemakzucht van de gastgever en deze niet de kans geeft om juist door deze in bezitname grote voordelen te verwerven. Heeft U het in de gaten? (Ja) U zult zich herinneren, dat er inde slaventijd slaven waren, die het heel erg vonden om vrij gelaten te worden. Want, zo zeiden zij, nu moeten wij voor ons zelf zorgen. Dit kan natuurlijk ook geestelijk bestaan. Bezetenheid kan als conflict ook tot uiting komen. Het kan zich uiten als paranoia. Inderdaad, maar het kan zich ook in andere vorm uiten. Melancholie b.v. Dus in neerslachtigheid. Het resultaat is naar buiten toe: stil zijn en teruggetrokken. Geneigdheid tot droefgeestige beschouwingen, misschien zelfs tot zelfvernietiging toe. U noemt dat een melancholieker. In werkelijkheid is het een persoon, die zowel de bezitnemende als de eigen geest voortdurend voor het conflict stelt: wat moeten wij nu? Waardoor, ofschoon zij het samen nogal kunnen vinden, zij de wereld gaan bekritiseren en verwerpen, die het het onmogelijk maakt om gezamenlijk gelukkig te leven. Ik zou zeggen: Laten wij ons alsjeblieft niet bepalen tot een ziektebeeld, wanneer wij het over bezetenheid hebben, want het is geen ziekte. Het kan ziekteverschijnselen veroorzaken en uiteindelijk als resultaat van de bezetenheid een ziekte doen ontstaan. Zo zit de zaak in elkaar. Maar niet elke melancholieker behoeft toch een bezetene te zijn? Absoluut niet. Laten wij daar even duidelijk zijn. Dat wilde ik maar zeggen. Wanneer ik dat ook maar geïmpliceerd heb, heb ik een, grove fout gemaakt. Ik wilde het alleen maar duidelijk stellen. Ik heb dus alleen bedoeld te zeggen, dat elk karakterbeeld zelfs het resultaat zou kunnen zijn van bezetenheid, ZOU KUNNEN ZIJN. Niets IS. Ik heb verder willen stellen, dat bezetenheid niet noodzakelijkerwijze bemerkt wordt door de medemens. Dat dit in sommige gevallen zelfs voor de geest heel moeilijk te bemerken is. Het is wel te bemerken, maar soms heel moeilijk, n.l. wanneer er geen sprake is van een verzet van de gastgever. Maar weet hij het zelf wel? Ja, over, het algemeen weet de geest het zelfs heel goed. Neem mij niet kwalijk, dat ik weer met een voorbeeld aan kom dragen. Maar als U in de tram wilt stappen, en er komt iemand aan, die U bij de arm grijpt en zegt: Neen, je gaat een taxi nemen Heeft U dan nog de illusie, dat Uzelf heeft besloten om een taxi te nemen? Neen. Nu, zo is het nu bij bezetenheid ook. Je kunt wel zeggen: Dank je wel. Je hebt gelijk blij zijn, dat hij je er op gewezen heeft. Want eigenlijk is die taxi toch wel gemakkelijker. Bent U nu obstinaat, dan geeft U die man een klap en zegt: Man, blijf van mij af. Ik doe wat ik zelf wil. Dan zegt hij: O, wacht eens even. Hij pakt U stevig vast en wij krijgen een vechtpartij. Dan kun je verschijnselen krijgen, die wel op paranoia kunnen lijken. Inderdaad. U kunt ook zeggen: ik zal doen, of ik die man zijn zin geef. Ik loop dan die taxistand wel voorbij. Misschien dat hij mij dan wel met rust laat. Dan lijkt U normaal, maar U beidt het niet helemaal. Dan kunt U neerslachtig worden en zeggen: Hij maakt mij alles onmogelijk, wat ik wil. Dan krijg je die eigenaardige toestand, die nog niet tot de kenbare gespletenheid leidt, maar dan krijg je, dat onstabiele, dat ongelukkige. Maar als U zonder meer in de taxi stapt kan het best, dat U voor een ieder een heel normaal mens lijkt. Als U dit voorbeeld nu maar in de gaten houdt, heeft U het antwoord op Uw vraag, Wat is eigenlijk de positie tussen de geest en de stof? De positie van het "ik"? Een moeilijke vraag Wanneer wij zeggen "ik" als mens bedoelen wij n.l. iets anders dan de geest, wanneer zij zegt "ik". De mens bedoelt met "ik" het totaal van eigenschappen en verschijningsvormen, die hem maken, dat wat hij is. Daarin zitten dus verwerkt zijn stoffelijke eigenschappen, hun uiting, zijn uiterlijk plus zijn geestelijke eigenschappen, zijnde zijn impulsen, drijfveren, intuïtie, die evenzeer deel van de persoonlijkheid uitmaken. Willen wij het dus veilig gaan formuleren, dan moeten wij zeggen: Ego is ons wezen in een bepaalde toestand. Of beter nog: het erkennen van ons wezen in een bepaalde toestand. Dat is voor de mens het "ik!". De geest daarentegen zegt - en zo denk ik er ook over - :het "ik" is de kern 51

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 4 – 26 mei 1955 van het bestaan, dat onverwoestbaar is en onveranderd blijft, terwijl het in zich een uitbreidingsmogelijkheid voor het bewustzijn draagt binnen de eigen begrenzing. Ongeacht, wat of hoe er begrepen wordt. Daarvan zeggen wij dan natuurlijk: dat is geest. Maar bekijken wij de lagere sferen, dan is dat ook niet helemaal waar, want daar kunnen van die eigenschappen er een paar wegvallen, zonder dat wij niet-ik worden, dus geen ego meer hebben. Het is dus wel heel moeilijk om antwoord te geven op Uw vraag en dit juist te bepalen. Ik meen, dat wij het verstandigste kunnen zeggen, dat het "ik" is het ervaren van ons eigen wezen, zodat dit tussen stof en geest een gedeeld ervaren is. Zodat bij stof en geest twee kleine "ikjes" één grote "ik" vormen. Een "ik", waarin dan de kanten nog wel eens verdeeld zijn. Dit is natuurlijk geen antwoord op Uw vraag, maar misschien kan het de zaak zover verduidelijken, dat U de vraag enigszins anders ziet. (Ja, dank U wel.) Ik zou nog iets willen vragen over dat conflict tussen stof en geest. Er is gezegd, dat de geest vanuit het onderbewustzijn meewerkt in het waakbewustzijn. Dat betekent dus, dat voor ons denken de zin van ons denken uit het onderbewustzijn komt. Zoudt U daar nog: eens verder op in willen gaan? Dat de zin van het denken uit het onderbewustzijn komt, vind ik sterk uitgedrukt. U vergeet één ding. De geest heeft volledig deel aan het totaal van het bewustzijn. Maar haar uitingen worden als zodanig door de stof niet erkend in de stoffelijke vorm. De stoffelijke "ik”heid erkent de geest niet als aparte uiting en realiseert zich dit wel onderbewust - of onbewust, indien U dat liever zegt - maar zal zelf denken: dat is nu mijn geest, die dit zegt. integendeel. Zij rationaliseert deze geestelijke impulsen probeert ze met stoffelijke reden te omkleden. Daar komt het eigenlijk op neer. Als U het zo beschouwt, geloof ik, dat er verder heel weinig over te zeggen is. Wij kunnen dan natuurlijk gaan spreken over het onbewuste en dan komen wij terecht op de oude uitleg, die ook in deze cursus al eens een keer is besproken en op de Dinsdagavondkring, die U daar heeft, is het ook meerdere malen besproken. Het onderbewustzijn wordt, voor zover het de geest betreft, overstemd door alle prikkels, die het bewustzijn en de reacties, die daarop noodzakelijk zijn. Als resultaat is het een zacht bijgeluidje: dat wel bemerkt wordt, maar toch niet de hoofdtoon aangeeft. Het is eigenlijk vaak te verwaarlozen. Zodra het lichaam rust, komt de geest plus het deel der herinnering, dat van het waakbewustzijn was afgesloten, onmiddellijk weer tot zijn recht. Wij zeggen wel eens: het bewustzijn is uitgeschakeld in de slaap b.v., maar dat is eigenlijk niet waar. Wij kunnen beter zeggen: Het bewustzijn is van de waarneming afgesloten en ervaart zichzelve als geheel binnen de eigen persoonlijkheid. Dan komen wij veel dichter bij de werkelijkheid. Want wanneer U spreekt van onderbewustzijn op een bepaald moment en wij nemen de waarnemingen weg, er wordt niets meer waargenomen, zelfs niet het eigen "ik" en zijn, er blijft slechts over de waarde van het zuivere denken, dan zitten daar ook wel degelijk de waarden in, die door het waakbewustzijn worden verworven, verweven, excuseer. Als U het zo beziet, zult U dus kunnen zeggen: De geest is een intrinsiek deel van het wezen, maar haar impuls wordt niet als zodanig gerealiseerd. U zegt wel:"mijn maag doet hol aan, het wordt tijd, dat ik weer eens iets eet.” Maar U zegt zelden af nooit: "Hé, mijn geest begint te vragen. Het wordt tijd, dat ik wat geestelijk voedsel ga nemen." U heeft die behoefte wel, maar U gaat niet zeggen: het is mijn geest, die dat vraagt. Of Uw geest zegt U opeens: “Nu moet U eens een ogenblik stil gaan zitten.” Dan zeg je ook niet: dat is mijn geest. Dan zeg je: “Hé, ik voel mij moe en slaperig. Ik ga eens even lekker zitten.” Begrijpt U nu, hoe U dat zien moet? (Ja). Blijven er nu nog vragen over? Niet? Dan moet dat schijnbaar eerst eens even verwerkt worden. Dan gaan wij ondertussen maar verder. Als er tenminste nog meer te vertellen is. Ik zou nu willen vragen, of die stem van de geest in het onderbewustzijn, of daar niet in schuilt iets van het harmonisch zijn, het harmonisch voelen: Ik bedoel, wanneer de stem van de geest, wanneer de geest niet meer tot zijn recht komt, wanneer daar geen gevolg aan wordt gegeven ook geen gevoel van niet harmonisch zijn, van onbevredigd zijn ontstaan zal? Ja, natuurlijk. Dat heeft U toch bij de eerste spreker toch wel heel duidelijk gehoord. Stof en geest staan over het algemeen tegenover elkaar. Wanneer de stof de geest zijn rechten laat, dan is het misschien wel een gewapende vrede, maar dan is het vrede. Zolang er nog vrede is, kan er sprake zijn van enige harmonie. Dat kunt U vandaag of morgen zien, wanneer Eden 52

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 4 – 26 mei 1955 gaat spreken met Krutsjew. Dat zal binnenkort wel gaan gebeuren, denk ik zo. Nu ja, binnenkort. Het zal nog wel een paar maanden duren, maar dan is het: ook een gewapende vrede. En toch zullen zij samen borrelen in de beste harmonie. Zo is het met stof en geest ook. In hun vorm zijn zij nog steeds potentiële tegenstanders. Maar geeft U de geest haar aandeel in het leven, dan komt men tot een soort gemiddelde. Dan is er reeds, wat U noemt, harmonie, of tevredenheid. Maar het is een wankel evenwicht, hoor. Het blijft lang niet altijd bestaan. Laten wij die harmonie vooral niet met sereniteit gaan verwarren. Komt U nog verder, dan krijgt U natuurlijk een veel sneller reageren op de dingen, een veel sneller bevatten van de dingen. Hoe groter je innerlijke harmonie - zoals U dat dan noemt - hoe beter het U gaat. Maar ook: hoe meer de belangen van geest en stof samen gaan smelten. Zolang er nog een stem van de geest is, is dat het bewijs, dat er nog eisen moeten worden gesteld. Zolang er nog eisen moeten worden gesteld, al wordt het bewijs daaraan nog zo graag toe gegeven en voldaan, is dat het bewijs, dat U nog steeds in een toestand van gewapende vrede leeft. Maar dat Uw harmonie nog zeer gemakkelijk kan worden verstoord en een nieuw conflict op kan laaien. Ik heb zo'n idee dat de stof, ons lichaam, een bijeenraapsel van deeltjes is. Iets dat op zichzelf geen entiteit is. Daarom vind ik het zo moeilijk te begrijpen, dat geest en stof als vijanden tegenover elkaar staan. Wel, hoe denkt U over een mier? Deel van het volk, hé? Toch is het een mier. De mens is als stof in het stoffelijke leven toch tevens deel van het totaal stoffelijke. Nu is de vorm, die wij tegenover elkaar stellen, wel heel verschillend. Want als wij een mier tegenover een mens stellen, dan stellen wij een wezen, dat een massabewustzijn heeft - wel een persoonlijkheid, maar toch een massabewustzijn - tegenover een wezen, dat, wanneer het is zo als het hoort, een individueel bewustzijn heeft. Een groot verschil dus. De één streeft als eenling en de ander als deel van het geheel. Toch kunt U zich die tegenstelling wel voorstellen, niet? (Ja). Nu, als U het dan eens van deze kant gaat bekijken. De stof kent niet de persoonlijkheid. De persoonlijkheid is de vorming, die de geest kent. Daardoor kent zij ook niet de beperking, die de geest kent. De geest leeft alleen binnen de beperking van de ziel, die weer op zichzelf een afgescheiden deel van het Goddelijke is. Wanneer U zich dit ook goed voorstelt, dan merkt U, dat wij hier met geheel andere dingen te maken hebben. Wij hebben aan de ene kant iets, dat zich in al zijn delen voortdurend tracht te veredelen, maar daarbij dan ook voortdurend vorm en vormgeving aan moet passen en te handhaven. Aan de andere kant een entiteit, die zich bewust wil worden van zichzelve, om dan zichzelve te uiten als deel van het totale zijn. Het één wil het totale zijn, het ander wil door begrip deel van het totaal worden. De stof in zich is onbewust, maar de kracht stof als geheel gezien heeft wel degelijk een redelijke functie en kent wel degelijk een organische ontwikkeling. Wanneer een deeltje ijzer b.v. door Uw lichaam is gepasseerd, dan zullen de chemici misschien zeggen: het kan als hetzelfde ijzer worden terug gewonnen. Maar dat is niet waar. Dit ijzer heeft andere eigenschappen dan ijzer, wat men zo in de aarde vindt. En dat heeft weer andere eigenschappen dan ijzer, wat wij b.v. in een meteoriet vinden, of het ijzer van een andere wereld. Het zijn misschien wel heel kleine verschillen, maar het zijn toch ook heel belangrijke. Het heeft een ietwat andere samenstelling in de kern. Zo is het met water ook. Water in Uw lichaam is vocht, maar vocht in bepaalde suspensie. Wanneer men dit terug zou winnen, heeft het andere eigenschappen, dan het water van de zee b.v., of van een slootje. Dus elke transformatie betekent voor de deeltjes, die daaraan deel nemen een verandering van innerlijke spanningen en daardoor een verandering van geaardheid. Waarschijnlijk zullen zij mij uitlachen, wanneer ik vertel, dat er niet tien of twintig vormen van het ijzeratoom bestaan, maar wel een paar duizend. De meeste van die verschillen zullen de mensen ontsnappen. Toch, wanneer het aankomt op het samengaan met andere stoffenmenging, reactie, cohesie, adhesie etc., dan zijn deze allen iets andere normen en wanneer die allen in het juiste geheel samen passen kan de stof, de materie, daardoor het totaal van haar bestanddelen rangschikken in een alle vormgeving omvattende materie. Iets wat werkelijk álles omvat. Dus zo goed plantaardig en dierlijk leven als mineralen, vast en gasvormig, zowel als de ruimtelijke ijlheid van losse stofdeeltjes. Alles omvat in één verschijningsvorm. Stof die a.h.w. geworden is tot een uitgebeeld begrip. Dat is waar de stof heen streeft. Daarom moet U de stof wel degelijk zien als iets, dat buitengewoon veel invloed heeft. U moet niet zeggen: Ik heb een stoflichaam. Dat denkt U maar. Dat lichaam is een deel 53

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 4 – 26 mei 1955 van de stof, waar U op het ogenblik mee werkt. Iets, dat krachtens Uw behoeften plus de machten van de stof een vorm heeft aangenomen met zekere eigenschappen. Maar U kunt die stof niet zo maar zonder meer even gaan beïnvloeden. U bent afhankelijk van de stof. Dat U hier of daar heen kunt gaan heeft U te danken aan de graviteit. Wat is graviteit? Een eigenschap van de stof. Een energetische vorm, waarin de stof optreedt. U bent dus volledig gebonden. U leeft op een aarde. U bent aangepast aan die aarde. U kunt niet leven zonder een voortdurend uitwisselingsproces met de materie plaats te doen hebben. U bent a.h.w. een doorgangshuis, waarin de stof zelve steeds weer hervormt. Nu moet U niet denken dat ik ga spreken over de gereformeerde materie. Wat dat betreft: een reformatie kan ik op prijs stellen. Maar het gereformeerd zijn brengt m.i. wel enige bezwaren met zich mee. Dat is iets dat de stof niet kent: stilstand. In alles is beweging, tot in de meest vaste rotsen en de meest vast geperste materie toe. Altijd weer wisseling, beweging, omzetting. Het is één voortdurende hervorming en nooit een vaststellen, dat men nu voldoende hervormd is en blijft zitten. Ik denk dat, wanneer wij het uiteindelijk van de stof zullen zien - ik denk, hoor, ik weet, het moet - dat wij dan zullen zien, dat de stof geen vormen meer kent, zoals wij die zien, maar dat zij in haar verdeling van krachten - uiteindelijk is stof ook niets anders dan kracht - een specifieke uitdrukking geeft aan al het zijnde. Dan kan dus elke bewustzijn dat zich met die stof vereent binnen die stof alle vormen, alle voorwaarden, alle condities vinden, die voor een volledige uiting van dit bewustzijn plus een volledige beleving van het eigen "ik" noodzakelijk zijn. Dan hebben wij dus de volmaaktheid gevonden, vooral wanneer het bewustzijn ook volmaakt is. De geest leeft ook in fijne materie, maar ook daarin is zij beperkt. Indien dat volmaakt zou zijn, nu ja, dan zou de uiting waarschijnlijk afgelopen zijn. Kunt U nu begrijpen waarom wij spreken van tegenstander? Ja, daar zat ik juist over te denken. Per slot van rekening komt Uw betoog hier op neer, dat je in het geheel het Goddelijke, of hoe je het noemen wilt, een stoffelijk principe hebt en een geestelijk principe? Inderdaad. De dualiteit, die de uiting is van de monade. Er is een wezen. Maar wil er een erkenning zijn of een uiting, dan moet er ook een deling zijn van dit wezen in elkaar tegengestelde principes noodzakelijk. Daarin is eerst de erkenning van het wezen zelve, zowel als van de delen ten opzichte van elkaar mogelijk geworden, U ziet het dus: Uw samenvatting is kort en duidelijk. Is het mogelijk, dat door het groeien van het collectieve bewustzijn ook het individuele bewustzijn groeit? Geestelijk of stoffelijk gezien? Geestelijk gezien. Neen, stoffelijk gezien wél. Omdat stoffelijk het collectief bewustzijn is een perfectionering van de massa en een schrede in de wording van de perfecte stoffelijke massa, die onmiddellijk reageert, zich onmiddellijk aanpast en toch zichzelve blijft, wat de individualiteit der massa betreft, ook van elk deel. Maar geestelijk gezien is dit niet geheel waar, want van de ene kant: hoe beter, beter en zuiverder het collectief bewustzijn wordt, hoe moeilijker het ons zal vallen om als individu slecht te zijn. Inderdaad waar. Maar ook: hoe moeilijker het ons zal vallen ons los te maken van de gemeenschappelijke normen en te komen tot een persoonlijke uiting van ons wezen, die feestelijk gezien noodzakelijk is tot voltooiing van het "ik" als een volledig door het 'ik" gekend iets. In verband met onze geestelijke groei als mens. Wij hebben als mens toch ook geestelijke groei gehad. Voor wij het begrip " mens" hadden, waren wij toch eerst een collectief begrip. Het individu is dus een ontwikkeling uit de collectiviteit. Inderdaad. Hoe is het nu op het ogenblik? Ook voor ons in de geest? U moet ons maar zien als een paar bergbeklimmers. Wij slaan een paar beugels en klimmen maar heel langzaam omhoog. Wanneer wij eens een keer een gevaarlijk deel over moeten, slaan wij eens een pen met een katrolletje. Dat kunnen wij echter niet zo gemakkelijk doen zonder dat wij een tegenwicht hebben. Om dat alles in je eentje te doen is heel erg lastig. Maar als je iemand hebt, die je zekert, dan moet die niet té ver achter je zijn, maar hij moet niet te dicht bij je zijn. Er moet tussen jou en het collectieve 54

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 4 – 26 mei 1955 bewustzijn, wil je meest ideale gelegenheid hebben om individueel bewust te worden, een zekere afstand blijven bestaan. Je moet gelijktijdig boven het collectieve uitblijven en toch je gelijktijdig kunnen blijven baseren op de collectiviteit, als U weet, wat ik bedoel. Wij kunnen soms op een gegeven moment niet verder meer, omdat wij niets onder ons hebben. Dan moeten wij eerst aan het touw gaan sjorren tot onze vriend ook weer boven is gekomen, hijsen desnoods, als het niet anders gaat. Maar als hij weer vaste voet heeft en in staat is om ons te zekeren, gaan wij weer verder. Kijk eens, wanneer wij niets achter ons hebben staan, geen collectiviteit, geen gemiddelde, dat ons opvangt, wanneer wij vallen, dan gaan wij verloren. Dan verliezen wij ons bewustzijn. Wij kunnen wel eens een keer té ver grijpen. Zouden wij te vergrijpen, dan kunnen wij terug keren tot het collectieve en zo al heel gauw ons eigen punt weer bereiken. Dan is een wel een les, meer niet. Maar maken wij ons los van het geheel, dan hebben wij niets meer om op terug te vallen. Misschien dat wij dan gauwer slagen. Dat ben ik met U eens. Maar slagen wij dan niet, dan hebben wij eigenlijk een briefje voor onze eigen ondergang getekend. Dan verliezen wij ons bewustzijn en moeten wij van het begin af aan weer naar boven toe klauteren. Onze persoonlijke bewustwording moeten wij echter m.i. als individueel zien en staande boven de collectiviteit. Aangezien elk individu dit voor zich zal moeten trachten, kunnen wij zeggen, dat de collectiviteit het laagst gemiddelde is, waarboven een ieder zich als individu practisch verheft. Reken dat maar eens uit in Uw eigen wereld. Wanneer U een gemiddelde gaat trekken, is het altijd aan de lage kant. Ziet U, waar wij terecht komen? Een basis vanwaar wij als personen verder kunnen klimmen, dat is collectiviteit. Maar ons bewustzijn is individueel. Als wij door individuele bewustwording omhoog zijn geklommen en zo anderen misschien met ons mee voeren, dan bouwen wij dus een collectiviteit op hoger niveau op. Kunnen wij zelf dan niet meer verder, dan zijn er daarin wel weer anderen, die wel verder klimmen die tonen ons dan, hoe het moet en zo komen wij weer hoger op. Als individu. Kunt U er zo mee tevreden zijn? Staan er nog meer vragen op de nominatie, of zijn wij er door heen? Als wij er doorheen zijn, ga ik het woord over geven aan de laatste spreker.( Stilte ). Het wordt nu niet met een zucht van verlichting aangenomen, dat de laatste spreker komt, maar U vindt, dat er stof genoeg is gegeven om over na te denken. Dat ben ik overigens geheel met U eens. Ik heb het een erg gezellig babbeltje gevonden, maar nu ga ik toch werkelijk het woord over geven aan de laatste spreker. Dan kan die proberen met een waardige meditatie of overpeinzing de avond voor U te sluiten. Ondertussen zullen wij zeggen: tot de volgende keer. Goeden avond. o-o-o-o-o Goeden avond, vrienden, wij zullen dan deze bijeenkomst gaarne besluiten met het Schone Woord. Vorm: Meditatie. Onderwerp Uw keuze. HARMONIE VAN STOF EN GEEST Kan er harmonie bestaan tussen stof en geest? Stof en geest zijn de twee uitersten van het Al, die, wanneer zij elkaar beroeren een voortdurende tegenstelling moeten blijven. Kan er dan harmonie zijn? Harmonie is samenklank. Niet éénwording. Tegengestelden kunnen inderdaad samen klinken, harmonieus zijn, wanneer zij op voldoende afstand van elkaar staan en deze afstand redelijk en voldoende wordt bepaald. Wanneer wij de tonen horen van een klavier, dan weten wij, dat tonen, die op een zekere afstand van elkaar liggen, ofschoon zij zeker geen trillingsgemeenschap met elkaar hebben, toch harmonieus kunnen zijn. Dat zij samen één akkoord kunnen vormen, dat zijn eigen klank en schoonheid heeft en een nieuwe trilling wekt. Wanneer stof en geest het juiste standpunt ten opzichte van elkaar hebben gevonden, zijn zij zeker niet anders geworden. Wij kunnen hen niet zien als een aaneen gesloten geheel, dat nu zijn eigen weg kan gaan, waarbij stof en geest één van denken en streven blijven. Maar zij kunnen zodanig ten opzichte van elkaar staan, dat ergens, misschien in het middelpunt, een nieuwe waarde ontstaat. Deze waarde is dan wel kosmischs een volledige harmonie. Dit is de schoonheid van het bestaan. Het is de vrede der realiteit. Gij is niet stof en niet geest, maar wordt uit beiden gezamenlijk geboren en in het eigen wezen vaag ervaren. Ik heb het vergeleken met een klank. Laten wij dan zeggen, dat dit een akkoord is van het Goddelijke, van de eeuwige melodie, die in de Schepping zichzelve voortdurend weer herhaalt. Een motief, dat zich altijd op dezelfde wijze oplost en toch herhaalt in steeds weer nieuwe klank en toon, 55

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 4 – 26 mei 1955 steeds weer met een ietwat ander ritme een stuk muziek is van wonderlijke schoonheid en volmaaktheid. Je leeft in de stof. Je bent stof en geest. De stof met zijn luidruchtig bewustzijn dringt zich op. De geest met haar behoefte tot scheppen, tot creëren en vormen, worstelt daarmede. Eeuwige tegenstelling. Maar wanneer de luidruchtige stof leert om in haar luidruchtigheid de scheppende gedachte te verwerken, die de geest op haar afzendt, dan wordt haar luidruchtigheid langzaam tot rede en schoonheid. Dan is haar uiting niet meer voor de geest een hinderpaal om zichzelve te beleven, maar een plotselinge uiting in een nieuwe gedaante en vorm, waardoor de gedachtevorm door de geest geuit opbloeit uit de stof en haar een inzicht verschaft in haar eigen gedachte. Zo, als het haar anders niet mogelijk ware. Zo vindt de geest dan het doel van haar zijn in de stof. Zij ziet in de stof, doordat zij uiting geeft aan haar wezen en het haar mogelijk maakt verandering te brengen, zichzelve te verbeteren en te komen tot schoonheid. Zij accepteert die stof. De stof, door de geest geleid voelt plotseling uit redeloze drift, uit eigen onbenullig. bestaan, nieuwe volle waarden. Zij ontdekt in zichzelve schoonheid. Zij voelt hoe de wereld rond haar verandert. Flauw voelt zij, dat dit de geest is, die in haar werkt. Krachtiger, schoner dan ooit, samengevoegd in een lichaam, voelt zij zich doortintelt door een scheppende kracht. Die haar herinnert aan het scheppende principe, dat haar eens origineerde. Zij is de geest daarvoor dankbaar. Nog steeds zijn zij tegenstellingen. Nog steeds kent de stof háár vorm, de stof háár eigen wezen. Nog steeds is het wezen der geest vreemd aan de vormenrijkdom der stof. Maar tesamen hebben zij iets gevonden, dat bindt. Iets, dat een gemeenschappelijk leven en streven mogelijk maakt. Iets, waardoor het samenzijn voor elk hunner een nieuwe beleving van het eronder des zijns betekent. Gebeurt dit, dan spreken wij van harmonie tussen geest en stof. Zeker, er kont een moment, dat de wegen zich scheiden. De geest, verrijkt met de kennis uit de stof gaat haar weg in de sferen, waarin de stof haast geen toegang vindt. De stof, veredelt door het samenzijn met deze geest, keert terug tot de stof en werkt door daarin als de zuurdesem in het brood tot het schoon, smakelijk en wonderlijk wordt. Totdat het past voor een spijs, die de Schepper Zichzelve toedient. Het lichaam van een goed mens veredelt de aarde, waarin het rust. Het geeft nieuwe krachten aan de luchten, waarin delen van het lichaam worden opgenomen. Ja, het wijdt en geeft nieuw karakter aan de rivieren, waarin de vochten des lichaams langzaam versikkeren. De stof is rijper en edeler geworden en ook de geest heeft een beter besef gekregen van zichzelf en de Schepping. Wanneer die beiden weer samen komen, dan leeft er nog iets door van dat gezamenlijk bestaan in de stof, zoals er nog kennis van de stof leeft in de geest. En zo bouwen zij gezamenlijk een werk, schoner, beter, harmonieuzer dan tevoren. Tot er eens een dag komt, dat wij niet meer spreken van harmonie, tot de stof de geest veredelde, de stof de geest een nieuw bewustzijn schonk, zó schoon, zó sterk, zó ver, dat men niet meer kan zeggen: dit is geest en dat is stof. Dan zijn beiden één. Dan is er niemand meer om te zeggen wat wij zouden zeggen, wanneer wij dit zouden kunnen aanschouwen: Ziet, hier openbaart God Zich aan Zichzelve in volle Volmaaktheid, zijnde Zijn Wezen in Schepping en werkelijkheid. Voltooid is het Al. Dan geen harmonie meer, maar tot die tijd de strijd van stof en geest om één te worden. Harmonie van stof en geest, wanneer dit binnen beider beperking word bereikt voor een kort moment. Gelukkig het wezen, dat een dergelijke harmonie in zich draagt, want het kent onbewust de werkelijkheid der Goddelijke Vrede. Ik dank U voor Uw aandacht. Goeden avond. o-o-o-o-o

56

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 5 – 23 juni 1955

LES 5 - MENSELIJKE PSYCHE

23 Juni 1955 Goeden wond, vrienden, Wij zullen proberen om vanavond een klein beetje op te schieten, opdat wij aan het einde van de cursus tenminste kunnen rekenen het voornaamste een klein beetje belicht te hebben. Er bestaat bij ons overigens een vraag, die alleen door Uw kring kan worden beantwoord en die alleen van kracht blijft, wanneer U op ons voorstel ook werkelijk in wilt gaan. U kunt dat dan nog eventueel eerst met de aanwezige bestuursleden overleggen. Wij hebben een vierde cursus als mogelijkheid gesteld. Het zou mogelijk zijn deze geheel of gedeeltelijk op te nemen in, of zelfs te substitueren voor de voortzetting van de cursus "De Menselijke Psyche”. De onderwerpen liggen op ongeveer hetzelfde terrein. U kunt dat onderling verder bespreken. Alleen zouden wij, wanneer het maar even kan, de uitslag nog vanavond willen weten, opdat wij dan daarna ook de rest van ons programma in kunnen delen. Ik geloof niet, dat er verder organisatorische problemen of kwesties zijn op het ogenblik? Mag ik even een vraag stellen? Is het de bedoeling, dat deze kring dus gecontinueerd wordt? Ik meende, dat er na de laatste keer weer leden mochten worden opgenomen? Inderdaad: Hoe U deze kring inricht moet U zelf weten. Welke onderwerpen U kiest, moet, U voor uzelf weten. Maar ik meen, dat U in staat zult zijn de door ons reeds genoemde onderwerpen beter naar voren te brengen. Maar er zijn er onder ons, die menen dat de lezingen interessanter zullen worden voor cursist en lezer - onverschillig onder welk hoofd dit gaat - indien wij deze richting kiezen, dan wanneer wij ons zouden blijven bepalen bij de wat meer gespecialiseerde onderwerpen van de eigenlijke cursus "De Menselijke Psyche". Wij kunnen dan in het tweede gedeelte nog altijd op de zuiver psychologische onderwerpen ingaan, terwijl wij in het eerste gedeelte de meer algemene problemen als onderwerp kunnen behandelen. Dit is alles overigens ter Uwer discretie. Ik zou zeggen, hierin moet U uiteindelijk zelf besluiten. Dan vrienden, zijn we nu al een tijdje met deze cursus bezig en hebben al enkele problemen kunnen behandelen, o.a. "Angst en Begeerte", als factoren, die voor de mens heel veel betekenen. Voordat ik overga tot het volgende gedeelte van ons programma, zou ik eerst willen vragen: Is alles ze duidelijk en acceptabel? Is er nog behoefte aan bepaalde vragen? Zijn er nog bepaalde problemen gerezen? Ik bedoel hiermee, alleen uit, deze onderwerpen? In verband hiermee zou ik U willen vragen nog eens in te gaan op het werkelijkheidsbesef, dat de mens heeft in verband met de waan. U heeft de vorige keer ons gesproken over geest en stof en daarbij gewezen op de verschillen tussen realiteit en hetgeen wij als zodanig ervaren. Zoudt U ons niet kunnen wijzen, hoe dit te beseffen? Zoudt U er bezwaar tegen hebben dit probleem aan de tweede spreker voor te leggen? Neen, zeer zeker niet. Anders zijn wij n.l. dit gedeelte van de avond voor de voortgang van de cursus kwijt, terwijl wij het nu in het tweede gedeelte toch op kunnen vangen. Zijn er nog meer vragen of problemen, die belichting behoeven? Niet? Dan wil ik aanknopende aan het voorgaande, trachten om enkele psychische problemen van de mens te belichten. Ik wil dan beginnen met het conflict, dat de geest kan ontmoeten in de prenatale periode. De geest kiest zich voor de geboorte een woning. De keuze van woning is gebaseerd - U heeft dit reeds meerdere malen kunnen horen - op een sfeer, waartoe zij zich voelt aangetrokken, plus een doel, dat zij zich gesteld heeft. In de eerste maanden is het zeker niet zo belangrijk, wat er met haar lichaam gebeurt. Zij kan dan over het algemeen nog heel wat verdragen. Maar naarmate de zwangerschap belangrijker wordt, geteld in de 57

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 5 – 23 juni 1955 omgeving en het gezin, en de vrouw door psychische voorstellingen wordt getroffen, zullen wij zien dat ook de fysieke reacties van de vrouw steeds sterker en groter worden. De reactie werkt door op het zieleleven, wat zoals wij reeds hebhen vastgesteld op één van de voorgaande lezingen, een zeer sterke invloed uitoefent op de toestand van het embryo. Hier is immers een volledig deelnemen aan de lichaamsstromingen, reacties en voedingsstoffen van de moeder. D.w.z. dat elke omstelling van klierwerkingen etc. doorwerkt in het wordende lichaampje. Wanneer in de moeder toestanden ontstaan, die in tegenstelling zijn met de sfeer, die de geest gezocht heeft, zal dus in die geest het conflict reeds beginnen voor de geboorte. Hij is dan ook vooral gevoelig voor conflicten, die op een meer geestelijke basis liggen. Onder de meest schadelijke tendensen kennen wij dan ook o.a. hysterie, twist, onvrede etc.. Erger nog is, wat men wel eens noemt de te grote zelf-toegevelijkheid van de vrouw, waardoor een sfeer van “laisser faire” ontstaat. De geest heeft dat alles niet mede kunnen berekenen. Zij is daarvoor nog niet bewust genoeg. Was zij dit wel, dan zou zij niet meer behoeven te incarneren. Zij staat dus voor de grote moeilijkheid deze veranderingen, die voor haar als een schok komen, te verwerken, terwijl de verbinding tussen haar en het wordende lichaam - vergeet dit niet - nog slechts ten dele in orde is. Dit brengt met zich mee, dat de geest zich van bepaalde gebieden - vooral op emotioneel gebied - terugtrekt en vaak de verbinding naar het lichaam juist op dit gebied zwak wordt. Hier krijgen wij dan dus een zuiver dierlijke sensitiviteit, een zuiver dierlijke overgevoeligheid, waarbij alle aspecten over het algemeen schrikreacties zijn, waardoor een verdringing uit het bewustzijn van vele acties en reacties mogelijk wordt. Dit juist dus door de gebeurtenissen in de prenatale periode. Hierdoor ondergaat de geest gelijktijdig dus een inkrimping van haar werkgebied en is slechts zelve in staat te realiseren waarom. Het waarom, dat zij niet kent, schept in haar een onbevredigdheid en leidt tot een verscherpte uiting op de andere gebieden, die nog wel tot haar gebied behoren. Bij dergelijke personen, instabiel als zij zijn, zien wij, dat de geest dringt tot beleving op lichamelijk gebied, terwijl het lichaam zelf zich zelfs meer kenbaar kan maken, dan bij een normaal persoon. Elk conflict in de voorgeboortelijke periode, vooral in de laatste maanden van de zwangerschap, is voor de geest dus wel zeer fataal. Zij wordt in haar mogelijkheden belemmerd, zij wordt in haar uitingen omgeschakeld in een andere richting. Zij leeft dardoor in een voortdurende strijd met de stof, die voor de geest, zowel als voor de stof op de duur zeer uitputtend kan worden. De stoffelijke mogelijkheden, die op kunnen treden in de prenatale periode, wil ik verder niet meer behandelen, aangezien er hier aardse deskundigen aanwezig zijn, die U daarover even goed kunnen voorlichten als ik. Wij blijven hier bij het conflict "geest - stof" staan, juist voor deze periode. Wanneer dit optreedt is het voor de geest zeer belangrijk. Het emotioneel beleven is verder niet zeer sterk. Het is alleen met de moeder gebonden. Er bestaat geen persoonlijk verzet hiertegen, alleen maar een ervaren. Wanneer echter de emotie het eigen "ik" bedreigt, het wordende mensje, dan treedt het op dit gebied in tweekamp met de moeder. In deze tweekamp worden dus krachten uitgeput, die eigenlijk gebruikt hadden moeten worden voor de integratie van stof en geest. Geen wonder, dat zoveel ziekten, geestesziekten zelfs, uit deze verschijnselen voort kunnen komen. Stellen wij dus vast: de menselijke psyche is practisch kwetsbaar vanaf de vijfde maand van de zwangerschap. Theoretisch zelfs vanaf het ogenblik der bevruchting. Zover duidelijk en logisch? Geen commentaar? Dan gaan wij verder. Punt twee: Geboorte. Geboorte betekent een plotselinge verandering. Een verandering is zeker niet zonder lichamelijk onbehagen wordt doorgemaakt. Aan de ene kant is er de drang naar bevrijding, gesymboliseerd in de verhoogde bewegelijkheid van het kind, in de veranderingen van houding. Anderzijds het verlangen naar geborgenheid, terwijl geen voorstelling van de buitenwereld in zijn juiste vorm bestaat. Ook voor de geest is het zich voorstellen van een buitenwereld niet geheel mogelijk. Zij kan zich er wel een betere voorstelling van maken dan de stof, maar zij is over het algemeen nog niet ver genoeg doorgedrongen om het kind 58

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 5 – 23 juni 1955 hierdoor te beheersen. Resultaat: Geboorte betekent voor het doorsnee-kind een schok. Een schok, die niet alleen lichamelijk is, maar tevens gepaard gaat met een groot aantal emoties, die voor de geest overweldigend zijn. De geest wordt hierdoor dan ook zeer getroffen. Ook hier kan het geboorteproces met alles wat er mede samen hangt, een grote invloed hebben op het geheel der psyche, waarbij afwezigheid van reële gedachtebeelden - behalve dan de erfelijke in het onbewuste - de gebeurtenis van dit ogenblik nog zeer scherp in de hersenen wordt afgedrukt en later een belangrijk deel uitmaakt van het onderbewustzijn. Duidelijk? Dan krijgen wij de jeugd. Beginnende bij het kind wan ongeveer één dag tot negen maanden. In deze periode begint het kind zijn eigen lichaam te kennen en het eigen zijn te begrenzen. Lichamelijk is dit eigenlijk een poging tot vaststelling van het eigen "ik" als "ikheid” tegenover de omgeving. Dit gaat gepaard met vele pogingen om zich in die omgeving uit te drukken, maar is en blijft in de eerste plaats een ervaringsperiode, waarbij de zintuigen dienst doen als middel tot ervaring. Later krijgen wij daar ook de redelijke processen bij, maar denkprocessen zijn de eerste negen maanden over het algemeen weinig, of niet aanwezig. De geest kan dit, wanneer er van te voren geen schade is aangericht, over het algemeen rustig mee lopen. Waar dit echter voor haar een nieuw begin is, kan zij juist in deze maanden vaak heel veel doen om het lichaam te vormen voor het deel, waartoe zij het bestemd heeft. Zij kan een meer grote invloed uitoefenen op de wijze, waarop bepaalde zintuigen ontwaken. Dit hoeft echter ook nadelen. Sommige geesten hebben niet de minste behoefte aan uitingen, die de mensen juist zeer op prijs stellen. De geest is b.v. in de eerste plaats gekomen om een beeld te krijgen van de stof. Wij krijgen dan een kind, dat niet actief is en b.v. eerst laat leert lopen, geen neigingen vertoont om zindelijk te worden. Dat duurt vaak tot het vierde à vijfde jaar, soms nog later. Verder zal het over het algemeen weinig spreken. Hier is dus een eerste conflict geschapen met de buitenwereld. Het groeiende "ik", stof, geest, plus bewustzijn, is wel degelijk tevreden met de heersende toestand. Het beleeft zichzelve volkomen en voelt zich best thuis. Het gevoelt, dat stoffelijk, zowel als geestelijk, aan alle behoeften tegemoet wordt gekomen. Maar de buitenwereld dringt aan op een verandering van deze houding, die voor het "ik" wel geheel acceptabel is, maar toch voor de buitenwereld niet past. Zover duidelijk, ja? Begrijpelijk, dat hier een conflictwaarde ontstaat van het "ik” tegenover de buitenwereld. Dit is heel iets anders dan het normaal conflict, dat door stoffelijke behoeften ontstaat. Wanneer een baby ongemak heeft, protesteert zij door te schreien. Wanneer een baby honger heeft, dan maakt zij dit kenbaar. Wanneer daaraan niet tegemoet wordt gekomen, dan zal daarop geen overdadige krachtsinspanning hier over het algemeen op volgen. Is baby echter gewend om regelmatig verzorgt te worden, dan zal baby ook schreeuwen, wanneer het maar enigszins mogelijk is. D.w.z. wanneer er ook maar enigerlei behoefte ontstaat. Hier is dus een soort automatisme, dat moet worden begrepen als een poging tot erkenning en handhaving van het "ik" in de buítenwereld. Dat is normaal. Het hoort erbij, het levert ervaringen op en is als zodanig ook geestelijk nuttig. Waar echter iets wordt opgedrongen, dat voor het "ik" niet aangenaam of acceptabel is, vindt een innerlijk verzet plaats. Een kind, dat traag is in het leren lopen, spreken enz. kan wel een zeer sterk verzet hebben tegen de deelname aan de wereld, zoals het die rond zich ervaart. Resultaat: de geest zegt: neen, het lichaam a.h.w. gedwongen door de van alle kanten gegeven aanmoedigingen, wil ja zeggen. Er wordt n.l. een zeer sterk beroep gedaan op het "ik” gevoel. Indien door het kind daaraan wordt toegegeven, dan zullen de ouderen waarschijnlijk zeer tevreden zijn, dat het bewustzijn reeds zo snel is gekomen. Dat het kleintje van één jaar oud nu reeds spreekt. Dat kan nietwaar? Of loopt. De geest zegt echter: dat heb ik niet nodig. Lichaam, dat is niets voor mij. In de bezigheid ontstaat wederom een conflictwaarde. Deze wordt later over het algemeen terug gevonden in het onderbewustzijn. Wij zien b.v. in sommige gevallen van stamelen als achtergrond het feit, dat vroeger het spreken als een belangrijke factor te vroeg afgedwongen werd. Verder: De geest is in staat emoties te voelen en verder zich een redelijke beeld te vormen van hetgeen er rond het "ik"gebeurt. Vooral in de tijd, dat het kind klein is, heeft de geest een 59

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 5 – 23 juni 1955 veel groter aanvoelingsvermogen voor de sfeer van omgeving en persoonlijkheden dan later het geval is. De aura is dan als ontvanger gewichtiger dan later. Het resultaat is, dat de zinloze manier, waarop zo menigeen met een baby omspringt - indien zij althans niet oprecht is en dus de uiting van een genegenheid- opnieuw conflicten schept, conflicten met de buitenwereld. Over de eerste negen tot twaalf maanden van het leven kan worden gezegd, dat vele van de conflicten met de buitenwereld die later optreden, hier hun oorzaak vinden. Terughouding tegenover mensen, verdenkingen zonder reden van huichelarij enz., zoals soms later naar voren komt, tot manie wordt, ja, zelfs een achtervolgingswaan kan worden, vindt in deze periode vaak reeds zijn oorzaak. Ik wil niet alle kleine perioden afzonderlijk behandelen en zal nu in eens onderhanden nomen: de kinderen tot het schoolgaan. Deze periode is gewijd aan het leven in de wereld en met zich aanpassen aan de wereld. Lichamelijke ervaring plus wereldervaring zijn het hoofddoel van het lichaam en worden over het algemeen door de geest harmonisch meebeleefd. De geest begint echter gelijktijdig reeds meningen te uiten aangaande het nog betrekkelijk eenvoudige beeld in het denkvermogen. Dit omtrent de oprechtheid der mensen, omtrent verschrikking en vreugden, zoals die geborgen zijn in alle kleine momenten. Waar voor de kleine mens het tijdservaren enigszins anders ligt dan voor de volwassen mens, worden de momentsbelevingen veel intenser, heviger en sterker vast gelegd in het "ik" dan later mogelijk lijkt. Resultaat: wat bij het kind vaak als een fantasie wordt gezien, zelfs indien het niet stamt uit erfelijke factoren en/of uit een herinnering aan vorige bestaanstoestanden van de geest - in sommige gevallen is dit mogelijk - krijgen wij hier toch altijd weer te maken met een waarderen van de wereld. Hieruit worden dan vaak schrikbeelden geboren. Waarom denkt U dat kinderen zo vaak een onredelijke angst hebben? Een angst voor het duister, een angst voor dit en voor dat? Niet, omdat er een sprookje over een boeman wordt verteld. Het gaat er ook niet om, dat zij bang zijn, dat er een spook bestaat. Spook en boeman zijn uiteindelijk niets dan verbeelde vormen, die staan voor de waarde der onoprechtheid, der aanvalsdrift van de mensen rond hem. Begrijpelijk? Commentaar? De periode van het schoolgaan. Schoolgang betekent in de eerste plaats een afgezonderd zijn van de familie, die tot nu toe een zekere geborgenheid betekende. Het kind wordt gedwongen voor het eerst geheel op eigen voeten te staan. Dit is niet voor alle kinderen even gemakkelijk te accepteren. De mens is niet altijd geneigd om deze zelfstandigheid toe te juichen en te bevorderen. Wanneer de geest zich in de eerste plaats heeft aangetrokken gevoeld tot het gezin en pas in de tweede plaats heeft gedacht aan de verdere levensmogelijkheden zal er in het kind vaak een sterk geestelijk verzet zijn tegen de langere verwijdering uit de sfeer en de omgeving, die in de eerste plaats het doel der incarnatie uitmaakten. Wij mogen dus verder vaststellen, dat, wanneer het kind wel geestelijk een verder doel in het leven heeft, een grotere zelfstandigheid in de schoolperiode optreedt en een grotere zelfstandigheid in zeer korte tijd kan worden verworven. Vaak is die zelfstandigheid ook voordien reeds kenbaar aanwezig. Verder betekent schoolgaan: discipline en leren. Dit nu zijn dingen, die voor de geest slechts betrekkelijk acceptabel zijn: Het leren gaat te traag, omdat het lichaam niet in staat is snel op te nemen. Discipline betekent een aan banden leggen van een aantal uitingen, die de geest in het lichaam als voor zich waardevol beschouwt. Reactie: ofwel een vlug en gemakkelijk leren met daarnaast een grote ongedurigheid. De geest, die leren wil en tot leren dringt - zover als er lichamelijke capaciteiten aanwezig zijn maar gelijktijdig zijn volledige ervaringsdrift niet in het leren alleen vervuld ziet. Aan de andere kant het ijverige zwoegertje, dat niet mee komt, maar toch ijverig blijft leren. De geest, die – geslagen - het leren maar accepteert, maar niet in staat is daarvoor een bevorderende factor te zijn. In deze tijd vooral kan de ontwikkeling, van het denkvermogen een grote invloed hebben, terwijl het contact met andere kinderen primitief, dus niet met leugentjes, voorzorgen enz. beladen, zoals de grote mensen zijn, een zuiverder beeld kan scheppen van eigen persoonlijkheid. Minderwaardigheidscomplexen etc. worden echter in deze tijd bij de vleet opgelopen. De eerste drie à vier jaren van het schoolgaan kunnen vaak beslissend zijn voor de wijze, waarop de mens later de wereld tegemoet treedt. Wanneer een mens in de schoolperiode 60

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 5 – 23 juni 1955 wordt gedwongen om te vechten en aan de andere kant ook zo nu en dan eens de gelegenheid krijgt om te winnen, dan zal hier voor elk mensenkind een gunstige factor worden geboren: n.l. een soort zelfverzekerdheid, die ook later in het leven vaak helpt problemen te overwinnen. Indien echter deze factoren in de eerste schooljaren niet tot uiting komen, dan kunnen de nevenliggende factoren in de verdere schooljaren van heel groot belang worden. Voorbeeld: Volksschool. Alle moeders zijn eenvoudige vrouwen. Eén moeder daarentegen, is opgedirkt en zwaar geschminkt. Resultaat? Jouw moeder is een .... enz.. Is moeder dat? Verdediging? Misschien: In ieder geval een ervaren van: ik ben anders dan anderen. Dat is in deze tijd vaak het ergste, wat er maar ervaren kan worden. Vaak hierdoor een onbewust verzet tegen de moeder. Reactie: een terug wijzen van factoren die vormende vaak van het grootste belang zijn in deze periode. Conflícten: zelfzucht, dus egoïsme, eenzaamheid. In het komende leven zien wij vaak de resultaten hiervan. Schooljaren voor hoger onderwijs, het leren van een beroep, etc.. Het aanvaarden van een verantwoording is voor een kind niet altijd gemakkelijk. Wanneer het kind inderdaad leert en in dit lerende gedachte heeft iets te kunnen presteren, zal het zich over het algemeen met vreugde aan de arbeid wijden. Het moet echter een arbeid zijn, die tegemoet komt aan de eisen van het kind. D.w.z. het moet de gelegenheid geven, zowel tot leren als beleven en een. uitingsmogelijkheid scheppen, zowel geestelijk als lichamelijk. Is dit in het arbeidsproces niet aanwezig, dan wordt er naar compenserende factoren gezocht. Deze liggen meestal in bandeloosheid buiten het werk, waarbij tevens een verzet tegen de regimentatie, die mogelijkerwijze in het gezin heerst, plaats vindt. In deze zelfde tijd treden over het algemeen de eerste sexuele problemen op. Hierop hebben wij al eens meer gewezen. De volgende periode wordt over het algemeen - ook in de moderne maatschappij - beheerst door "totem" en "tabu". Allerhande symbolen worden vaak als vererenswaardig voorgehouden, zonder dat er een reden achter schuilt, die het kind begrijpen kan. Allerhande normale en natuurlijke fenomenen worden verdoezeld. Er ontstaat een foutieve conceptie van levenswaarden en levensbegeerten. Wanneer dit plaats vindt is er een verwrongen instelling van de stof tegenover de stof, die de geest ook zeer sterk beïnvloedt. Resultaat in het latere leven: Het volgen van de normale wijze van leven kan een weerzin wekken in het onderbewustzijn, die in de geest ook medeklink. Wat uiteindelijk betekent het onmogelijk worden tegenover de medemens en het ongelukkig worden in het eigen "ik" met als gevolg de nodige neurosen etc.. Dan de periode van ongeveer achttien tot ongeveer vijf en twintig jaar. In deze periode moet de jeugd zichzelve bewijzen iets te zijn. Deze periode brengt dan ook een zeer grote mate van zelfstandigheid, ook al is deze in vele gevallen meer schijn. Aan de ene kant is er geen juiste inschatting van de werkelijke waarden en lasten des levens. Het kind in de mens is nog te veel gebonden aan het verzorgd en zeker zijn, dat gezin en schoolgaan uiteindelijk hebben betekend. Aan de andere kant komt steeds meer de realisatie op de voorgrond: Ik moet presteren ik leef en ik wil niet door anderen geleefd worden. De geest is n.l. in deze periode bereidt de eerste proeven af te gaan leggen in de richting, die zij begeert. Het lichaam zoekt een vrijheid, die juist in deze periode van rijpheid van groot belang is. Wanneer de geest de redelijke kans krijgt om haar eigen verantwoordelijkheden te aanvaarden, wanneer zij niet voortdurend herinnerd wordt aan haar onvolledige vrijheid, maar een steeds verantwoording en voor het "ik" en voor het gezin, waaruit het stamt, evenals misschien voor de school, of de fabriek waar men werkzaam is, te dragen krijgt, kunnen wij hier een gunstige ontwikkeling verwachten: verantwoording is noodzakelijk, zelfs wanneer die volgens menselijk inzicht eigenlijk niet gegeven mag worden. Een mens heeft zelfstandigheid nodig. In de eerste plaats, omdat men hierdoor slechts de geestelijke impulsen, die de drijfveer zijn voor een groot deel der lichamelijke reflexen de juiste uitingsmogelijkheid kan verschaffen. De geest moet een voortdurende drang uitoefenen op de stof om de stof zo te leiden naar het door haar begeerde leven, naar het door haar zo begeerde bereiken van bewustzijn. Aan de andere krant moet de geest harmonisch zijn met de stof en mag geen onmogelijke eisen gaan stellen. In het geval van onjuiste voorlichting, huichelarij, "totem", en "tabu" wordt deze periode kenbaar door een sterk veranderen van alle waarderingen. Vaak wordt al het geleerde eenvoudig opzij gegooid. Hierdoor wordt aan het "ik" veel schade 61

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 5 – 23 juni 1955 berokkend. In het latere leven zien wij dan ook vaak mensen, voor wie een geforceerde onmatigheid eigenlijk een poging betekent om het zelfverwijt te stelpen, dat met elke overtreding van de in de jeugd geleerde waarderingen groter wordt. Duidelijk? Dan gaan wij verder. Huwelijk. Wij nemen aan dat de gunstigste periode voor het huwelijk ligt tussen het 25ste en 35ste jaar. Na het 35ste jaar lijkt ons geen gunstige periode voor het ware huwelijk meer te bestaan, omdat dan andere waarden en waarderingen in het "ik" optreden. Er kan dan eerder van een gezelschap zoeken worden gesproken. Wij zien de man vaak in de eerste plaats een huishoudster zoeken, terwijl bij de vrouw dan vaak van het "een broodkaart zoeken” sprake is. Met alle respect overigens voor de genegenheid, die daar dan vaak mee gepaard gaat. Maar het is niet het vaak ietwat onstuimig eenwording zoeken van de jeugd. Het huwelijk is een vuurproef. Het samengaan der sexen betekent geestelijk en lichamelijk een aanpassing. Voor de geest is deze aanpassing vaak ietwat smartelijk. Maar zij leert op de duur door het geestelijk bestaan van de partner in zich op te nemen zich te assimileren en door de assimilatie een vergroting van het eigen bewustzijn te bereiken. Een huwelijk kan in deze periode de grootste vreugde zijn, die er op aarde bestaat. Het betekent een rijping der geest, een gevoel van verantwoordelijkheid, een versterking van het doorzettingsvermogen, een vergroting van bewustwording, een scherper inzicht in het leven. Dit alles gelijkelijk voor de beide sexen, wanneer men in het huwelijk treedt. De geboorte van kinderen is in het huwelijksleven natuurlijk ook een zeer groot gebeuren. Het lijkt mij echter redelijk dit niet in een te vroege periode te stellen. Ik meen, dat én voor de ouders én voor de kinderen de meest gunstige leeftijd voor conceptie tussen 25 en 32 jaar ligt. De ouders zijn dan noch te jong, noch te oud. Te jong zijn met het kind leidt tot het onwillekeurig scheppen van conflictwaarden voor het kind, te oud zijn betekent vaak de kinderen een mogelijkheid tot uitleving ontnemen, die voor hen nog zeer noodzakelijk is. Voor de ouders betekent het kind een grote verantwoording en tegelijk een grote zelfvoldoening. Het kind wordt vaak een zelfprojectie. Men tracht zichzelve te verbeteren en te verheffen in het kind. Dit kan geestelijk zeer belangrijk zijn, omdat hier de onbaatzuchtigheid sterker naar voren komt dan tot nu toe in het huwelijk zelve, waar eerst de strijd de uiteindelijke aanpassing gaf. Echter dient men er goed op te letten: dat men niet "bezit gaat nemen" van de kinderen. Wanneer dit zou plaats vinden is er n.l. weer iets schadelijks geschapen. Men gaat het "ik" teveel zien als eenheid met het kind. Men kan het later niet loslaten. Indien dit later gedwongen gebeurt, krijgen wij het probleem van een geestelijk en lichamelijk onbevredigd zijn. Het zoeken van aanvullende waarden hiervoor heeft vaak zeer ongelukkige resultaten. Wanneer kinderen de aandacht krijgen, die voor hen noodzakelijk is, moet tussen elke geboorte tenminste twee jaar liggen. Dan pas is van een werkelijk verantwoord ouderschap sprake. Bij kortere tussenpozen treden allerhande conflictwaarden op. Verder heeft men er rekening mee te houden, dat bet kind een voldoende attentie behoeft, ook wanneer er meerdere kinderen zijn. Dit, omdat de jalousie, het verweer, de zelfhandhavingsdrang in het kind veel sterker en veel wreder is dan bij de volwassen mens, terwijl dit toch niet teveel op de voorgrond mag komen. De ouders zien zichzelve in de kinderen, maar kunnen ook vaak zichzelve beter door hun kinderen leren kennen. De resultaten hiervan ten opzichte van zelfkennis en persoonlijke bewustwording zijn dan ook vaak uitstekend te nemen. Daar staat tegenover, dat een te hoog grijpen voor de kinderen bij dezen een overbelasting betekent van het "ik" in een richting, waarin dit niet gewenst is. Men moet de kinderen durven geven, wat men heeft. Men moet niet datgene aan de kinderen willen geven, wat men zelve niet bezit. Wanneer een kind boven zijn stand wordt opgevoed zoals dat nog steeds op aarde heet, naar ik meen - krijgt het een voor de omgeving, waarin het moet leven een valse reeks van waarden mee in het leven. Hiermede zal het geestelijk altijd blijven worstelen. Het is immers bij incarnatie juist af gekomen op de sfeer van dit milieu? Het kan dan ook met dit milieu meegroeien, maar het kan zich nooit boven dit milieu verheffen, zonder in een groot innerlijk conflict te komen met de innerlijke drang van "ik hoor 62

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 5 – 23 juni 1955 erbij", terwijl gelijktijdig de rede zegt: Daar heb je niets meer mee te maken. Daar sta jij nu ver boven. Dit betekent dus een conflictwaarde én voor de ouders én voor de kinderen. Duidelijk? Dan, verder gaande, de rijpere leeftijd genomen als liggende tussen de 35 en de 45 jaar. Ik weet, dat noemt men tegenwoordig niet meer middelbaar. Degenen, die die leeftijd hebben, noemen zichzelve nog jong. Dat doet men echter zelfs nog als men 60 is. Men kijkt dan alleen maar naar de mensen van 80. Voor ons echter is dit een middelbare leeftijd, omdat er hier een ontwikkeling begint, die sterk verschilt van de voorgaande. De vorige fase bracht een geestelijk en lichamelijk zoeken naar een levensvorm. Tussen de 35 en 45 treedt een stabilisatie op. Men heeft een aantal waarden onderzocht, men moet nu achter leren om deze te gebruiken, te hanteren op een verantwoorde wijze. Er zijn nu vaste voorstellingen aanwezig, die nooit meer zullen veranderen. Dit betekent dat de geest in deze periode, dus tegen het 35e jaar, om richting moet hebben gevonden, die voor haar bevredigend is, zonder een directe tegenstelling tot de stof te vormen. Integendeel, zo mogelijk harmonieus met de stof samengaande. Zo moet zij haar doel weten te stellen en te bereiken. Een periode van 10 tot 15 jaar is over het algemeen voldoende om een zekere bereiking plaats te doen vinden Zij ligt haast altijd onder het peil, dat stoffelijk als bereiking werd gesteld, maar kan het geestelijke peil vaak benaderen of bereiken. Wanneer wij begrijpen, dat de geestelijke factoren in de psyche vaak even belangrijk zijn als de stoffelijke, zal men over het algemeen een gelukkig en redelijk harmonisch kunnen voeren, ook wanneer nog veel te wensen overblijft. De wens neemt dan echter de vorm aan van een droom. Een droom, die vluchtig wordt gedroomd en meer een soort uitvlucht tegenover het "ik" betekent dan een geestelijke waarde in de psyche. Anders wordt het wanneer de geest haar doel niet bereikt, terwijl ook de stof zijn doel niet bereiken kan. In een dergelijk geval krijgen wij een sterk verzet tegen de wereld. Juist in deze periode zien wij dan de mensen, die zich niets van hun medemensen aantrekken. Juist in deze periode wordt de natuurlijke wreedheid van de jeugd soms omgebogen tot een zeer berekende wreedheid, waardoor men anderen tracht te laten boeten voor de gebreken, die men in zich zelve erkent. De periode van 45 tot 60 jaar brengt met zich mede het verouderen. Een aantal omstellingen in het lichaam enz.. Hierdoor zien wij een aantal stoffelijke problemen rijzen, die gepaard gaan met geestelijke problemen, wanneer een te sterke binding aan stoffelijke waarden heeft plaats gevonden. Wanneer de geest n.l. meent alleen in het stoffelijke te kunnen leven en ervaringen op te doen, zal zij elke poging van het lichaam om zich om te stellen op een nieuwe levenswijze ervaren als een belediging van haat persoonlijk zijn. Zij schept dan een waarde in het onderbewustzijn, dat in het bewustzijn als onvrede tot uiting komt. De onvrede leidt tot het zoeken van compensatie in stoffelijke vorm. Het zoeken van compensatie in stoffelijke vorm kan vaak leiden tot een vluchtpoging, waarbij men tracht te ontkomen uit de realiteit van het ouder worden. Hieruit zijn allerhande morele katers te verwachten, zo niet erger. Daarna de periode van ouderdom. De ouderdom brengt met zich mede, mijne vrienden, dat de levenservaringen moeten gaan bezinken. Men moet terug gaan zien en a.h.w. uit het gewonnen ernst des levens dan het goud der ervaring gaan puren. Velen zijn echter niet geneigd met de ervaring genoegen te nemen, maar menen, dat zij het geheel als zodanig moeten gaan projecteren in de moderne wereld. De geest zal dit over het algemeen niet doen. Voor haar is het puren der ervaring voldoende, omdat zij alleen in de bewustwording geïnteresseerd is. De stof daarentegen is - wat men noemt - conservatief, vooral in de ouderdom. Men gaat niet al te graag meer met zijn tijd mee. Wanneer dit gebeurt, is het maar al te vaak een bewijs, dat er iets niet meer gezond is. Men mag niet omwille van de oude waarde ook steeds weer de oude vorm blijven hanteren. Alleen de innerlijke waarde geldt. Deze moet worden aangepast aan de wereld, waarin men op dit moment leeft. De mens, die dit kan doen is meestal in zekere zin evenwichtig, streeft geestelijk en leeft bovendien - en dat is zeer belangrijk - de mogelijkheid in zich om alras tot harmonie en vrede te komen. Degene echter, die voortdurend teruggrijpt naar "mijn tijd", wat vroeger is geweest, daarmede alles uit het heden verwerpende, vlucht terug, maar zijn jeugd. Deze vlucht betekent een verwerpen van de realiteit, een vervalsen van het verleden en daarmede een verwazen van de ervaring, 63

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 5 – 23 juni 1955 die de geest in zich draagt. De geest zelve wordt onbevredigd en een dergelijke ouderdom is over het algemeen niet - direct gelukkig te noemen. Ik heb U hier kort, in vogelvlucht, een schets gegeven van omstandigheden en situaties, die op kunnen treden in het leven van de mens. Ik heb dit gedaan met een vooropgezet doel. Wij hebben gesproken over het conflict tussen geest en stof, wij hebben gesproken over de angst, wij hebben zelfs gesproken over de opbouw van de mens en de menselijke psyche als geheel. Wij moeten goed begrijpen, dat het gehele leven, een uiting is hiervan en dat alle aspecten, die het leven vertoont, niet anders zijn dan reacties, die onmiddellijk in verband moeten voorden gebracht met het innerlijk evenwicht "stof - geest". Alle denkvermogen, alle ervaring, alle vorming door omgeving, alle hereditaire waarden zijn uiteindelijk in het werkelijke leven ondergeschikt aan dit grote probleem: stof en geest, die samen harmonieus binnen de mogelijkheden van het leven een richting moeten vinden, waarin beiden gelijkelijk vreugde scheppen en daardoor tot een werkelijk goede prestatie en vorming kunnen komen. Nu, ik heb er nogal vaart achter gezet geloof ik. Vragen? Ja, ik wilde eens vragen, ik zou graag willen weten, hoe de problemen van de geest zich uiten in de prenatale toestand. Bezorgen zij last aan de moeder of zo? In vele gevallen kan het inderdaad een versterking betekenen van de vlagen van neerslachtigheid begeerte enz. in de moeder. Maar dat is eigenlijk nog niet eens noodzakelijk. Wel zal over het algemeen het resultaat voor de moeder zijn, dat in plaats van de prettige droom- en gevoelstoestand, het prettige zich bezinnen, dat zo vaak met de zwangerschap gepaard gaat, angstdromen optreden. Het kind wordt dan tot een angst inplaats, van tot een vreugde, omdat het vergiet van het kind tegen de heersende invloeden te sterk wordt ervaren? Duidelijk? Nog meer vragen? Niet? Nu, vrienden, dat was dan een korte, maar krachtige en naar ik hoop duidelijke redevoering. Mag ik nog iets vragen? Als de vader of de moeder of beiden het kind niet wensen, hoe uit zich dat dan? Dat kan zich uiten in een verzet van het kind tegen de vader of de moeder. Maar de grootste moeilijkheden hiervan worden over het algemeen niet in de prenatale periode ervaren. Daarna kan een verzet tegen de wereld en een gevolg van zijn. Wanneer een kind dus door de vader en moeder niet wordt gewenst, geen uitlaat vindt voor de behoefte om geborgen te zijn en te behoren tot een bepaalde groep, dan zal óf een andere groep deze taak over moeten nemen, of het kind zal zich ontwikkelen tot een a-sociaal individu, dat de gehele wereld beschouwd als zijn wettig jachtterrein en prooi. Dit is dan kort maar krachtig geweest, meen ik. Ik heb opzettelijk mijn betoog wat kort gehouden, opdat U zo dadelijk over het onderwerp, dat eerst werd aangesneden op Uw gemak nog zult kunnen discussiëren. Mag ik aannemen, dat het voor U allen voldoende is voor deze avond? Dan wens ik U allen een aangename en leerrijke bijeenkomst verder. Goeden avond. o-o-o-o-o Goeden avond, vrienden, Ik heb gehoord, dat er een onderwerp voor mij in het vet ligt. Mag ik verzoeken om het eruit te halen? Wij hebben de vorige keer gesproken over het begrip van de geest die in conflict, is met de stof. Ik zou graag van U horen hoe wij als mens ons onze waan moeten realiseren en hoe wij de werkelijkheid realiseren? Nu, dat is eigenlijk zeer kort te beantwoorden. De mens realiseert zich misschien dat zijn realiteit een waan is. Maar hij is niet in staat zich het bestaan van die waan als een realiteit te realiseren. M.a.w. een mens is nu eenmaal niet in staat om te begrijpen, dat hetgeen voor hem de werkelijkheid is en het gehele leven uitmaakt, uiteindelijk maar een waantoestand is. Wij kunnen dus ook niet van de mens gaan verlangen dat hij inziet, dat dit alles waan is. Hij kan dat niet allemaal als iets onwerkelijke zien. Voor hem is dit alles reëel. Zijn smarten, zijn 64

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 5 – 23 juni 1955 zorgen, zijn geluk zijn voor hem een werkelijkheid, die met stof en geest gelijktijdig en geheel, door hem worden beleefd. Het wordt dus de vraag: Wat is de waan van de mens? Nu weten wij althans, - ik meen dat dat reeds behandeld is - dat de menselijke waan ontstaat, doordat slechts een gedeelte van de realiteit wordt erkend. Wanneer wij dus begrijpen, dat hetgeen wij zien en ervaren een deel is van de realiteit, kunnen wij het begrip "waan" iets anders stellen. Dan wordt het dus niets alles wat je denkt te weten, weet je niets want het is waan. Maar: alles wat je denkt te weten, kun je slechts ten dele weten, omdat het slechts een deel van de werkelijkheid is. Dan zijn wij er al weer een eind dichterbij. Wij zullen dan de mens, wanneer wij hem reëel willen gaan zien: in dit probleem van waan en wat er allemaal bij hoort als een wezen, dat door zoveel mogelijk de werkelijkheid te erkennen: zijn waan kan limiteren tot een minimum. Wat is nu onze werkelijkheid? Onze werkelijkheid is het ogenblik, waarin wij nu leven, de handelingen en daden, die wij nu stellen. Wat gisteren is geweest is ons reeds voorbij gegaan en maakt alleen nog in zijn uitwerking op het moment nu een deel uit van ons bestaan. Wat er morgen gaat gebeuren zit weliswaar mede verwerkt in al hetgeen, wat wij nu beleven i.v.m. morgen, maar het valt in zijn reële waarde nog niet te bezien. Dat is duidelijk. De mens zal dus zijn waan tot een minimum terug kunnen brengen door het maximum van zijn aandacht op het heden te richten. Ik vind dat ik het er aardig afbreng vandaag, hé? Maar ik ben nog niet klaar met jullie. Wanneer ik tracht een maximum van werkelijkheid te vinden door het “Nu” zo intens mogelijk te beleven moet ik in verleden én toekomst als achtergrondswaarden beschouwen, waarvan ik mij niet geheel los kan maken, maar die toch waan zijn ten opzichte van mijn beleving in het “Nu”. Dan ben ik al een aardig eind gevorderd. Maar nu moet ik nog leren om in dit “Nu” alles gelijkelijk intens te beleven. Dat is de grote moeilijkheid. Want op het moment, dat ik selektief op ga treden en dus de nadruk ga leggen op bepaalde aspecten verander ik de werkelijkheid. Alles is gelijkelijk deel van het leven, gelijkelijk deel van het Goddelijker gelijkelijk belangrijk in de werkelijkheid. Slechts vanuit mijn eigen benepen standpunt heeft het ene een veel groter belang dan het andere. De conclusie, die wij hieruit trekken zal dus zijn: dat wij moeten trachten het heden zo gelijkmatig tegemoet te treden. Hoe meer wij uitersten kunnen vermijden, hoe meer wij de gelijkmatigheid in al het gunstige en al het ongunstige, als ervaring in ons optreedt en daardoor ook door ons geuit wordt, hoe meer wij ook beter in staat zijn om de werkelijkheid te beseffen, die in al het geschapene schuilt. Ook al zien wij niet het totaal hunner consequenties, noch het totaal der werkelijkheid, die er in zit, dan kunnen wij nog altijd zeggen: wij hebben misschien maar een gedeelte gezien. Maar dat gedeelte hebben wij tenminste gezien in een juiste verhouding. Voor de mens is het dus wel belangrijk om een zekere gelijkmoedigheid te betrachten ten opzichte van de verschijnselen, die zich op het ogenblik voordoen. Het is nog veel belangrijker om een zekere onverschilligheid te kunnen tonen ten opzichte van het verleden. Een zekere onbezorgdheid ten opzichte van de toekomst. hebben wij die beide voorwaarden vervulde dan staan wij zo dicht bij de werkelijkheid als een mens kan staan. Voor de geest wordt de integratie met de mogelijkheden van het “Nu” als mogelijkheid veel groter, omdat hij verder in het wezen der verschijnselen rond hem door kan dringen. Voor de geest wordt dus de bewustwording eenvoudiger en gelijktijdig toch weer meer complex, omdat zij aan de ene kant de waanwaarde, de onwerkelijkheidswaarde vermindert terwijl zij op deze wijze aan de andere kant een groter deling van de uitingsmogelijkheid in de wereld voor zich vergt dan de doorsnee-mens. Het op den duur gaan leven in alle dingen, die wij kennen betekent een benaderen van de werkelijkheid. In alle dingen geheel doorleven, met wat die dingen eigen is, betekent voor ons: dat een deel van de werkelijkheid gevonden is. Wel, ik zou zo zeggen, daar kun je het mee doen. Als je meent dat je het er niet mee kunt doen, dan zeg je het maar, hoor: Maar voor ons, mensen, gaat het juist om deze selektie. Deze selektie, dat is voor ons de moeilijkheid. Ja, kijk eens, het selekteren der feiten is juist de grote fout, die je maakt. Weet U ook waarom? Je ziet alle feiten buiten jezelf niet alleen in relatie tot je eigen persoonlijkheid, maar buitendien in relatie tot de waardering, die je persoonlijkheid daarvoor heeft. De relatie is juist, maar de waardering is meestal fout. Dus: zo weinig mogelijk selekteren, en als het even kan, helemaal niet. Alle dingen even intens doen. Alle dingen evenzeer in het ogenblik doen, 65

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 5 – 23 juni 1955 dan kom je zeer zeker tot het meest juiste resultaat. Terwijl je zo, laten wij zeggen: de minste psychische problemen veroorzaakt zodat het de minst psychopatische consequenties met zich mee brengt. Als ik even mag afwijken .... Wat is in de wereld hetgeen, dat altijd de zaak weer aan het donderen brengt? Wat er gisteren is geweest, of wel, wat zij morgen gaan doen. Maar nooit het heden. Nietwaar. De Duitsers hadden de pest aan de Fransen omdat zij van hen in het verleden op hun kop hadden gekregen. Toen kregen de Fransen nog veel meer de p aan de Duitsers omdat zij toen weer van de Duitsers op hun kop kregen. Nu heeft de hele wereld de p aan de hele wereld, omdat iedereen bang is dat hij van de hele wereld op zijn kop zal krijgen. Dit ontaardt in haat: propaganda, oorlogsvoorbereidselen atoomexplosies enz.. Zeg nu maar eens, dat dat logisch is. Zij scheppen een slechte werkelijkheid d.w.z. zij misbruiken de mogelijkheden van het heden door de mogelijkheden te selekteren in een bepaalde richting. Zelfverdediging, die op het ogenblik niet zo zeer noodzakelijk is, inplaats van de zelfuiting, die altijd noodzakelijk is. De uiting der mensheid wordt dus beknot en beperkt ten koste van een enkel aspect: de zelfhandhaving en verdediging, die onnodig scherp wordt geuit. Nu, dat kun je begrijpen nietwaar? Maar ik ken van die mensen: die zijn nog veel erger. Die hebben vandaag zoveel spijt over wat zij gisteren hebben gedaan, dat zij de mogelijkheden van vandaag voorbij laten gaan. Dan hebben zij morgen weer berouw, omdat zij de gelegenheden van vandaag voorbij hebben laten gaan. Je hebt ook mensen, die hebben gisteren zó in zorgen gezeten voor de zorgen die zij vandaag misschien zouden hebben dag zij vol zorgen vast gaan stellen, dat zij vandaag eigenlijk geen zorgen hebben om dan vol zorg te beweren, dat er nu natuurlijk morgen nog veel grotere zorgen komen. In beide gevallen is de werkelijkheid van het leven niet beleefd. Je moet denken, dat hoe meer je selekteert, hoe meer je ook in die waan terecht komt. Elke selektie op zich betekent dus reeds een versterking der waan. Wat draagt echter geen selektie in zich? De uiting van je eigen wezen. In elk wezen zitten bepaalde natuurlijke drijfveren. Deze natuurlijke drijfveren kunnen - laat ik maar weer eens deftig worden - worden gesteld te zijn de stoffelijke grondslagen van het karakter plus de eigenschappen van het bewustzijn, die ten opzichte van de drijfveren richtend werken plus de geest met haar eigen doelstellingen en redenen, waarom zij in dit leven vertoeft. Ik heb in mij een bepaalde drang om in een zekere richting te gaan. Deze drang is geen werkelijke selektie. Zij is alleen een selektie, gezien vanuit het kosmische. Maar zover kan ik niet komen. Ik ben een beperkt deel van het kosmische en moet mijzelve dus richten tot dat kosmische. Dat kan ik alleen doen volgens mijn eigen geaardheid en wezen, waardoor ik de aan mijn bewustzijn grenzende bewustzijnsvlakken leer betreden en zo mijn eigen wezen en bewustzijn vergroot. Waar of niet? Dus: Leer de eigenschappen van je persoon kennen, leef deze uit. Maar laat je niet door uiterlijke omstandigheden forceren om het één erg belangrijk en het andere maar onbelangrijk te vinden. Alles is even belangrijk. De mug, die je dood slaat en de autobus die verongelukt zijn allebei even belangrijk. Met een verschil, dat de mug in U een moordneming wekt, terwijl de autobus in U de neiging tot helpen wekt. De persoonlijkheid komt dus anders tot uiting hierover. Maar de belangrijkheid blijft gelijk. Nu,, ik zal maar vragen. is het een beetje duidelijker geworden? Ik dank U wel. Ik vond mijzelf tenminste in dit betoog buitengewoon helder en klaar. Maar ja, het is voor jezelf altijd heel moeilijk te zeggen of je helder en klaar bent, vooral als je - zoals ik - weet dat de vroegere kromheid van je lichaam nog wel eens in je huidige tong kruipt. Iemand daar nog iets over te zeggen, te vragen of te redeneren? Je moet dus alle dingen tot je laten komen zonder daar een pressie op uit te oefenen, zonder daar een waardering aan te hechten? Zonder daar een waardering aan te hechten. Uitgezonderd de drijfveren, die uit je eigen persoonlijkheid geboren worden. Je moet kunnen zeggen: wat anderen doen gaat mij niets aan en wat er in de courant staat interesseert mij niet. Wat daar morgen de consequenties van zullen zijn, interesseert mij ook niet. Wel interesseert het mij echter, hoe ik zelf op dit moment dit alles aanvaard. In zekere zin dus ook een selektie. Maar je moet toch niet van te voren uit gaan zoeken wat er belangrijk is. Ik weet niet, of ik mij zelf wel duidelijk uitdruk? (Ja) Kijk 66

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 5 – 23 juni 1955 eens aan. Ik ben duidelijker dan ik zelf denk. Nu kun je weer eens zien, hoe helder en klaar ik vandaag weer ben. Hoe komt het eigenlijk, dat iemand soms zijn somberheid niet kan overwinnen, ofschoon er eigenlijk geen reden voor is? Waarschijnlijk, omdat hij - of zij - vreest, dat, wanneer hij vrolijk is, hij meer verliest, dan wanneer hij somber blijft. Soms is n.l. die somberheid een reden zoeken om het leven te verwerpen, waarvan je bang bent, dát het jou niet meer zal accepteren. Wel eens over nagedacht? Neen, hé? Toch is het vaak zo. Kijk eens somberheid betekent vaak het verwerpen van een bepaald deel van het leven. Een je afsnijden van een reeks ervaringen. Maar waarom doe je dat? Doe je dat alleen om uiterlijke omstandigheden, dan is de somberheid misschien nog wel acceptabel. Maar doe je het van binnen uit, zoek je overal de donkere kant in, dan moet er een reden voor zijn. Wat is de meest aannemelijke reden? Dat je bang bent voor de lichte kant. Waarom zou je daar bang voor zijn? Omdat het je eigen persoonlijkheid in een andere situatie zou brengen, waarvan je lang niet zeker bent dat je daarin het zelfde indrukwekkende uiterlijk zoudt kunnen vertonen als met een somber gezicht. Wanneer ik zo eens rondkijk in Rozenburg en ik zie daar allemaal van die arme patiënten zitten, die gewoon blind zijn voor, alle kanten van het leven..... Dan komen wij met geesteszieken aan dragen. Zouden die ziek zijn? Wat dacht je dan? Dat is een zodanige concentratie op het eigen “ik" daar. Waarom concentreer je je zo op het eigen "ik"? Omdat je op de één of andere manier met de buitenwereld in conflict bent. Maar deze hypochondrie en wat er allemaal bij komt, is een ziekte. Een niet durven accepteren, wat de wereld biedt. Daar komt het uiteindelijk allemaal op neer. Melancholie enz. ziekte. Ik weet het. Daar zijn vaak stoffelijke oorzaken voor. Dan komt het niet van buiten af maar schuilt het binnen in. Die dingen kunnen dan ook stoffelijk soms al voor een aardig eind genezen worden. Maar als je het goed bekijkt en er is geen directe stoffelijke oorzaak voor, dan zie je vaak, dat zij verliefd zijn op hun kwaal, omdat dat het enige is waardoor zij in hun eigen ogen nog enige waarde kunnen bezitten. Ja, maar zij komen dan toch in een soort gevangenschap in die gestichten? Ha,ha, O Heeft U wel eens gehoord van die bedelaar, die elk jaar tegen Oktober een ruit insloeg, of zich liet betrappen op een kleine diefstal, om zo de winter in de gevangenis door te kunnen brengen? Waarvoor deed hij dat? Voor de warmte misschien? Juist. Hij was bang in de kou te blijven staan. Waarom kruipen die mensen in een geestelijke gevangenis? Omdat zij ook bang zijn in de kou te blijven staan in het leven. Omdat zij bang zijn, voor wat zij van het leven verwachten. Bang zijn voor hetgeen zij al eens mee gemaakt hebben en waarvan zij menen, dat het nog wel eens een keer terug komt. Dan willen zij het leven uit. Daarvoor nemen zij dan soms een gezellige geestelijke gevangenis en gaan daar met hun probleem gezellig zitten stoven. Maar het is niet zo gezellig, als zij in het begin denken, omdat zij hun vrijheid van handelen toch wel heel erg missen. Dan gaat het hen als die bedelaar, toen hij weer eens een keer dacht drie maanden te krijgen en twee jaar kreeg. Als je die man toen had horen praten, had je nooit gedacht, dat hij ook nog Nederlands kon spreken, zoveel lelijke woorden gebruikte hij. Tenminste, Nederlands volgens "de Vries en Te Winkel". Snapt U nu een klein beetje, welke kant ik op wil? Eigenlijk snap ik het nog maar half, want die mensen zijn toch wel heel ongelukkig. Ja, kijk eens. U stoort zich er aan, dat het haast allemaal vrije wil is en deze mensen toch ongelukkig zijn. Maar dan moet je het eens van deze kant uit bekijken. Dan gaan wij een heel erg grof voorbeeld nemen. Er was een meneer met een gescheurde nagel. Hij had geen schaartje bij zich, maar hij had wel een bijl. Zegt hij: "Dat ding ergert mij", legt zijn vinger op een hakblok en hakt hem eraf. Toen zei hij: "Zo, daar ben ik tenminste lekker van af. Ik heb wel pijn, maar geen gescheurde nagel meer". Nu was het middel erger dan de kwaal. Dat ontdekte hij pas nadat hij het gedaan had. Was daarom die vinger er minder af? Kon hij die vinger weer aan laten groeien zo één, twee drie? Neen, nietwaar? Hij moet leven met wat hij heeft. Hij kan er spijt over hebben, zichzelf een gek noemen en er zelfs melancholiek onder 67

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 5 – 23 juni 1955 worden, of hij kan zeggen. "Dat was één keer, zo'n stommiteit nooit weer. Maar zonder duim zal ik er ook nog wel komen". Die lui, die in zo'n gesticht zitten hebben ook eigenlijk een deel van hun leven afgehakt. Wat zij weg gegooid hebben, krijgen zij niet meer terug. Met wat er voor hen overblijft zouden zij nog wel heel wat kunnen doen, maar dat willen zij niet. Zij willen het allemaal weer heel terug hebben. Ik zou zeggen, dat dat logisch is. Je kunt medelijden met die mensen hebben. Dat is weer wat anders. Maar in 99 van de 100 gevallen, - behalve wanneer het om lichamelijke defecten gaat - is het min of meer eigen schuld, hoor. Het is natuurlijk voor U een lastig probleem. Maar laten wij het dan nog eens op een andere basis stellen. Zij ziet hem, hij ziet haar, huwelijk, paar. Dolgelukkig, zes maanden getrouwd. Hij altijd achter de krant. Zij altijd met kraagjes en shawltjes aan de gang. Een jaar getrouwd, scheiding. Hij: "Eén jaar van mijn leven naar de maan''. Zij: "En daarvoor ben ik nu een gescheiden vrouw. Oh, wat is dat verschrikkelijk". Of misschien zegt zij ook wel: "God zij dank!”. Maar zij hebben allebei iets verloren: de spontaniteit waarmede zij de eerste keer samenkwamen en gingen trouwen. Willen zij dat ook duizendmaal in hun leven terug hebben, dat krijgen zij nooit meer, omdat dat zelfde nooit meer te vinden is. Dan zijn er nog wel andere mogelijkheden, waarin zij net zo, of misschien wel nog veel gelukkiger kunnen worden, maar als zij die nu niet meer willen zien? Wat dan? Dan zult U misschien kunnen begrijpen, dat die mensen ziek zijn, omdat zij zich vast trachten te houden aan waarden, die niet meer bestaan en ook nooit meer terug kunnen komen. Snapt U mij nu? (Ja). Dat valt mij dan weer mee. Nu was ik minder duidelijk, dan ik dacht. Maar ik heb het toch gered. Zijn er nog meer van die problemen. U hoeft niet bang te zijns hoor. Als het probleem ernstig is, ben ik het ook. Elk antwoord krijgt de vraag, die het verdient of omgekeerd. In hoeverre kan de mens een ander bereiken met zijn gedachte? Onuitgesproken dan? Soms wel heel erg ver. Wanneer twee mensen met elkaar harmonisch zijn is dan zullen zij zich niet altijd realiseren, in hoeverre zij de gedachte van de ander opvangen, maar dan kunnen wij toch wel zeggen dat een deel van hun denkvermogen gezamenlijk functioneert. Dus zij delen elkaars gedachte zó sterk, dat als Pa bij Wassenaar zit Ma zegt: "Ik ga de aardappels opzetten, want Pa komt dadelijk thuis". Maar wanneer twee mensen elkaar volkomen vreemd zijn, dan kunnen zij natuurlijk niet met elkaar mee denken, want daarvoor kennen zij elkaar niet genoeg. Bereik je nu echter in hun gedachte een bepaald punt, dat er reeds aanwezig is, dan klinkt dat mee. Daadoor heb je dus een aanrakingspunt en kun je dus bepaalde denkbeelden samen delen, maar toch nooit zo sterk op het bewustzijn inwerken als bij iemand, die je na staat. Maar bereikbaar is het wel? Bereikbaar is het wel. In het ene geval is het, of je bij elkaar aan tafel zit. Dan kun je gewoon met elkaar praten. Het andere geval is, alsof je tegenover elkaar zit in een grote zaal, dan moet je schreeuwen. Het kan ook zijn, dat je geestelijk zo ver van elkaar afstaat, - gewone afstand telt niet - dat je elkaar alleen maar per telefoon kunt bereiken. Dat wil dan zegen, dat je gedachte in het bovenbewustzijn van de mensheid wordt weerkaatst en alleen als weerkaatsing die mens bereikt. Dan is er natuurlijk niet zo heel veel meer over van de gedachte, die je eigenlijk uitzend. Maar wat er overblijft, bereikt de ander nog steeds. Wat dat betreft geldt dit voor alle geest en voor alle sferen. Geest bereikt geest altijd, maar slechts in zoverrre, als zij een met elkaar gedeeld stukje bewustzijn hebben. Wanneer zij dus gezamenlijk een punt hebben, waarvan zij allebei bewust zijn, en de gedachte van daaruit kan elke gedachte, die voor beiden begrijpbaar is, worden uitgedrukt door dit stukje bewustzijn te gebruiken als contact en kan de gedachte de ander dus bereiken. Ja, maar op Allerzielen werd ons gevraagd gedachte uit te zenden naar de geesten in de duistere gebieden. Daar snap ik nu niets van. Dat zijn wezens, waar je nooit van hebt gehoord en gebieden waar je niets van weet. Hoe kun je die dan bereiken? Telefoon, telefoon. De gedachte gaan het gemeenschappelijk bewustzijn in. Het geestelijk bewustzijn van de mensheid als geheel reikt van de hoogste tot de laagste sferen. Nu gaat U denken aan een bepaalde sfeer en taal met vriendelijke gedachte. Maar in die sfeer zijn geesten, die hunkeren naar een beetje vriendelijkheid. Het aanrakingspunt is dan dus gevonden.

68

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 5 – 23 juni 1955 Dus aan de andere kant stellen zij zich open daarvoor en trachten die gedachte op te vangen. Juist zodra het gemis erkend wordt. Dat hoort er ook nog bij. Voor sommigen wordt n.l. het gemis door waan gecompenseerd. Dan zitten wij weer met zo iets als Uw Rozenburgse patiënten. Maar dan in de geest. Ja,ja,ja,ja. Dat is zo heel wat, hé? Dus U heeft daar aan Uw kant ook een afdeling Psychiatrie? Zo zou je het kunnen noemen. Alles wat zij op aarde hel en vagevuur noemen zou je eigenlijk ook veel de geestelijke afdeling psychiatrie kunnen noemen, waar met een langzame methode en zonder shockbehandelingen probeert in de geesten een bewustzijn van eigen tekorten te wekken, opdat zij een aanvulling door anderen van die tekorten zullen accepteren. Wat zou je daar van zeggen? Werk voor je aan de winkel, later hé? En onderricht en psychiaters (Niet geheel verstaanbaar): Zit er ook bij. Moet je later maar eens opletten, hoeveel geesten er zich mee bezig houden met het leiden en helpen van andere geesten om die tot bewustzijn te brengen. Veelal zijn dat geesten, die zelf maar gedeeltelijk bewust zijn. Het zijn heus de hoogsten niet. De hogeren geven hen wel leiding. Dat zijn a.h.w. de psychotherapeuten, die hun beste patiënten maken tot de helpers en leiders van anderen, zodat deze therapie een dubbele waarde heeft. Voor degenen, die worden geholpen en voor de helpende patiënt nog weer eens door het leidinggeven, dat hij doet. Een methode, die wijst op een verantwoorde therapie, die er op is gericht grote resultaten te krijgen, zodra dat maar mogelijk is. Het ziet er dus niet altijd. Maar laat ik niet pessimistisch worden. Wij zijn niet heel wat meer in de sferen, dan U op aarde. Maar ik betwijfel of wij meer psychiaters nodig hebben dan de aarde. Wat dat betreft - en dat is geen hatelijkheid, hoor - elke tweede mens heeft een psychiater nodig. Degene, die dan gezond overblijft, moet dan de psychotherapeut zijn, die de psychiater in gezonde toestand houdt, anders bestaat de kans, dat de psychiater als psychopaat de gehele psychotherapie tot een psychisch defect doet worden. Dat zijn geen steken onder water, hoor. Laten wij zeggen, het is een constateren van feiten. Nu, dat wil ik ook weer niet zeggen. Dat laat ik aan jullie over. Men zegt altijd: "Wie de schoen past, trekke hem aan." Maar meestal laat men de schoen juist liggen, omdat men niet wil wetend dat hij past. Na de zeer psychologische waarden te hebben uitgebraakt, ben ik klaar voor nog meer vragen. Hoe is liefde-uitstraling te zien van jullie kant. Nu, dat ligt er aan met voor kwaliteit liefde je hebt. Het is als met nylonkousen. Er is een kwaliteit, die is geheel doorzichtig. Dat is de beste. Ladderen doen zij niet, want zij is volkomen gelijkmatig. Dat is de vergeestelijkte liefde. Er zijn ook soorten, daar behoef je alleen maar naar te wijzen en er zitten al allerhande schichten en ladders in. Dat is hartstocht. Ja, maar dat bedoel ik niet. Ja, ja. Dat begrijp ik. Maar om te vergelijken moet je uitersten tegenover elkaar zetten. Zoals er tussen de beste en de slechtste nylons nog heel wat kwaliteiten liggen, zo is het tussen de liefde en de hartstocht ook. Ik heb gehoord, dat er zoveel verschillen in nylon zijn, dat ik niet graag kousen zou verkopen, als ik in jullie tijd leefde. Maar enfin. Er zijn dus heel veel kwaliteiten en een hoop verschillende merken. Dat is met de liefde precies zo. De liefde gaat van het hoogste en zuiverste, van het witgouden licht, dat volkomen gelijkmatig is tot een kleur, die wel iets lijkt op een bloedneus en een blauw oog, die zo'n beetje door elkaar lopen. Zo kan ik het het beste uitdrukken. Je moet per slot van rekening toch een naam geven aan je indrukken. Je moet rekenen, dat je wanneer je een indruk uit wilt drukken zonder direct de indruk te maken, dat de uitdrukking een indruk maakt, dat de uitdrukking een onvolledige indruk geeft van de indruk, die je door de uitdrukking zoudt willen geven. Ik heb de indruk, dat U onvolledig bent: Is wat wij er van denken, dan altijd onwaar en onzin? Nou, nou. Dat niet altijd: maar laat ons zeggen, dat de meeste mensen er blind voor willen zijn. En dat is voor de meeste een geluk. Maar de liefde is toch mooi? 69

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 5 – 23 juni 1955 Als zij een enkele keer zuiver voorkomt, inderdaad. Maar als je de rest erbij moet zien, dan wordt je menig illusie ontnomen. De mensheid leeft nu eenmaal graag in een wereld van illusies. Maar U ziet dat dan schijnbaar toch allemaal wel? Zeker. Maar wij kunnen het ook beter verdragen dan jullie. Menige mens leeft alleen op zijn illusies. Dan is het beter, dat hij leeft, al zijn dan ook de waarden van zijn leven illusoir. Wat de waarheid is, kan hij later altijd nog ontdekken. Maar hij heeft dan in ieder geval een leven gehad, dat niet ongelukkig was en waarden bevatte, waarmee hij dan toch weer verder kan gaan. Maar, ontneem je de mens zijn illusies, dan ontneem je hem vaak zijn leven. Want dan heeft hij niets meer om voor te leven en dan zie je zo'n mens vaak langzaam wegteren. Gebeurt dat, dan heeft hij dat leven op zijn eigen rekening. Laat dus de mens zijn illusies. Laten wij alleen maar onthouden: Wij zien het edele en wij kennen het als iets van Goddelijke waarde en wij drukken het dan ook uit in een licht, dat volgens onze inzichten het Goddelijke wel heel erg benadert. Maar wij kennen het vaak ook in een andere kwaliteit die nu ja, de nacht aardig benadert. Dat gaat bij U vaak onder dezelfde naam door. Heel vaak, weet men daar zelfs nog geen verschil tussen. Zolang als U dat verschil zelve niet beseft, is het onze taak niet om U daarop te wijzen. Wij hebben het recht niet, U iets af te nemen, als wij er niets anders en beters voor terug kunnen geven. Zolang wij U geen compensatie kunnen geven voor de illusie, die wij U zouden moeten ontnemen, kunnen wij U beter die illusie laten, begrijpt U? Men zegt wel eens tegen ons: "Wat zijn jullie toch altijd aan de voorzichtige kant”. Ik heb sommige sprekers wel eens horen verwijten dat zij zo vaag waren. Nu geloof ik niet dat dat op mij gemunt was hoor. Maar in ieder geval kan ik die vaagheid best begrijpen, hoor. Zij kunnen op een gegeven moment niet verder gaan, omdat wij in onze huidige toestand en met ons huidig bewustzijn niet in staat zijn, om indien wij meer moeten vernietigen, dan wij geven kunnen, daar de verantwoording voor te dragen. Snap je? Dus moet de zaak ze worden uitgekiend, dat je precies datgene geeft wat men nog net begrijpen en verwerken kan en toch nog net in ons eigen schema van bewustwording past. Daar heeft U dan meteen een verklaring daarbij. Is de rest uitverkocht met de vragen? Ik zou op de liefde nog even verder willen gaan. Het is voor jezelf al zo moeilijk te voelen, of te constateren, hoe je tegenover je medemensen staat. De liefde, die je je zelf verbeeldt te geven, is vaak niets anders dan een vorm van egoïsme. Ergens in de Bijbel staat zoiets van: De liefde is onbaatzuchtig. De liefde vergeeft alles". Dat is al één van die dingen, want als iemand, waar wij van houden, iets tegenover ons misdoet, wordt het ons vaak moeilijker zo iemand te vergeven, dan iemand, die ons niet na staat en die ons hetzelfde aandoet. Dus, hoe is het gesteld met onze liefde? Wij weten, zelf niet, of zij stel altruïstisch is en volkomen beantwoord aan die zin in de Bijbel, waar zij zo mooi in omschreven is. Zelden. Wat de mens liefde noemt, is heel vaak niets anders dan bezitzucht, trots en begeerte. Maar je kunt gemakkelijk te weten komen, of je iemand merkelijk lief hebt. Dan moet je jezelf afvragen: "Zou ik die mens geheel vrij kunnen laten in alle dingen en toch alles, wat ik heb en ben en bezit willen opofferen om die mens gelukkig te maken?" Kun je zonder voorbehoud daarop volmondig "ja" zeggen, dan kun je heus wel aannemen, dat je werkelijk lief hebt. Maar aan een dergelijke vraag zit één bezwaar. Als je die aan jezelf gaat stellen, zit je meestal al klaar met een spiekbriefje om jezelf nu eens heerlijk te gaan beduvelen. Dan ga je al gauw zeggen: "Ja, zo is het toch wel. Want toen en toen heb ik, zonder dat er een noodzaak voor bestond iets van mijzelve opgeofferd aan een ander. Dan zeg je: "Dan heb ik toch wel echt van die iemand gehouden". Er bestaat ook nog een ander gevaar. Dat is wel niet zo erg, maar het is er dan toch dat je de liefde lief hebt omwille van de liefde. Dus dat je de liefde zo hoog en heilig stelt, dat je willekeurig probeert lief te hebben, alleen om de liefde in je leven te hebben. Dat kun je natuurlijk van twee kanten zien, maar ik bedoel dit natuurlijk van de geestelijke kant. Dan krijg je te doen met de mens, die altijd alles voor een ander wil doen zonder daar ooit iets voor terug te vragen, maar zichzelf dit dan later voortdurend voor ogen te stellen, En aan anderen meestal ook. Zodra je je zelf eigenlijk af gaat vragen. "Is mijn liefde liefde “, mankeert er al iets aan. Ofwel je mankeert iets in jezelf doordat je te egoïstisch bent en je dit realiseert en is dat niet het geval, dan mankeert er iets anders aan. Dan heb je indertijd de liefde gezocht op een vlak, waarop je ze nu niet meer zoudt willen zoeken. 70

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 5 – 23 juni 1955 Ik geloof, dat de liefde van de meeste ouders voor hun kinderen wel de juiste liefde is. Boe, boe, boe, boe. Mijn uiltje is mooier dan de mooiste zwaan. Niet omdat het een uiltje is, neen, maar omdat het míjn uiltje. Trots op de kinderen. Omdat het kinderen zijn? Neen, omdat het bij wijze van spreken eigen fabrikaat is. Omdat dit alles wordt gezien als een verlengstuk van jezelf. Dat hoeft toch niet? Dat hoeft niet, nee. Maar het is toch meestal wel het geval. Op de duur maken de kinderen zich van de ouders los. Dan hebben zij de kinderen nog steeds lief, zeggen zij dan. Maar in werkelijkheid hebben zij dan meestal de herinneringen en de illusies lief. Niet de werkelijkheid. Ik weet wel, dat dat niets aangenaam klinkt, maar het is toch in 99 van de 100 het geval, op de één of andere manier met ouders. Hoe onpersoonlijker de ouders tegenover hun kinderen staan, hoe oprechter zij ze lief kunnen hebben. Want in een dergelijk geval zijn de kinderen een verantwoording, die in zichzelve geen compensatie geeft. Maar meestal hebben zij de kinderen lief om wille vare de compensatie, die zij daarvoor ontvangen. Wat is dat voor de meeste mensen? Voor de vrouw het kind, dat voortdurend een beroep op haar doet. De gedachte van voortdurend te kunnen geven, van de weldoende godin te zijn. En voor de meeste mannen? Op een voetstuk te kunnen staan en verheerlijkt en aanbeden te worden. Wanneer dat er niet bij is, wordt de liefde meestal al wat minder. Dan komt daarvoor in de plaats - dat is al geen liefde meer - de sociale dwang: Voor de kinderen moet je nu eenmaal zorgen en ben je verantwoordelijk. Dan "heeft men de kinderen lief" om wille van de gemeenschap, want als je ze niet lief zoudt hebben, zou men zeggen: dat je een onnatuurlijke vader of moeder bent. Maar nu ik de zaak zo lekker heb afgebroken, zullen wij nog even een paar goede punten ook vast stellen, anders ben ik niet eerlijk. Ik mag dan wel eens een keertje wat scherp zijn, maar ik probeer toch altijd om eerlijk te blijven. Ouders die zichzelve in hun kinderen projecteren, hebben hun kinderen niet op de juiste wijze lief. Dat hebben wij al gezegd. Maar ouders, die hun kinderen beschouwen als iets, dat zij aan de wereld geven - die bestaan er gelukkig ook - zelfs al doen zij het over het algemeen met heel foutieve opvattingen ten opzichte van ons inzicht van wat de wereld eigenlijk moet hebben. Maar ouders, die de kinderen opvoeden om daarmede ook de wereld beter te maken, die voor hun medemensen iets willen nalaten, dat voor de wereld een stap ten goede betekent. Die vinden heel vaak de juiste weg om kinderen lief te hebben als iets, dat zich aan je heeft toevertrouwd, iets waar je verantwoordelijk voor bent. Iets, waar je niet verantwoordelijk voor bent, omdat de wereld dat zegt, maar omdat het totaal van je weten en kunnen voor deze wezens moet gebruiken, totdat deze zelf in staat zijn hun weg te gaan. Wezens, die je niet moogt belemmeren in de uiting van hun eigen persoonlijkheid, maar van wie je de persoonlijkheid moet richten op de verhoging van de mensheid als zodanig en misschien zelfs van de geest. Nu zijn er wel een hoop, waar dat er toch ook wel bij kan, dat er toch ook wel bij zit. Ik zeg niet alleen is, hoor. Ik zeg het "zit" er bij. Bij het eigen belang. Het zwart en wit, weet je we wel. Eigenbelang met een druppeltje altruïsme er in. In een dergelijke cocktail van ouderliefde zit dus inderdaad een spoor of element van een oprechte liefde. Naarmate de kinderen groter worden, kunnen de ouders - ik zeg niet, dat zij het altijd doen, hoor - leren, juist deze liefde sterker te uiten. Dan zullen zij kritisch zijn ten opzichte van hun kinderen, maar aan de andere kant geneigd zijn te helpen de gevolgen van de fouten, die gemaakt worden tegenover anderen, goed te maken. Maar niet voor het kind zelf. Dan gunnen zij de kinderen dus de ervaring van het eigen leven, maar zullen gelijktijdig de buitenwereld behoeden tegen schade, veroorzaakt door hun nageslacht. Zij plaatsen dus het kind zo goed mogelijk in de wereld, maar geven het toch de mogelijkheid eigen fouten in te zien door eigen ervaring en op deze wijze te komen tot een doelmatig zijn met de mensheid. Dat was dan een klein betoog over de ouderliefde. Wat doe je dan met een misdadig aangelegd kind? Die heb je ook. Och, ik geloof niet, dat er misdadig aangelegde kinderen zijn. Maar er zijn toch kinderen, die al jong stelen en liegen en bedriegen? En waarom stelen zij? Waarom liegen zij? Waarom bedriegen zij? Zouden zij soms liegen, omdat zij fantaseren en die fantasie fout wordt gezien en beschouwd wordt als een echte directe leugen? Neen. Een kind, dat beweert ergens geweest te zijn, waar het b.v. niet geweest is. 71

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 5 – 23 juni 1955 Ja, dat zou liegen kunnen zijn. Maar dan zit er weer de vraag bij: Heeft de ouder bij het b.v. naar school sturen er wel rekening mee gehouden, dat het kind om wat te leren wel degelijk moet passen op de school, waar het is? Heeft de ouder gezocht naar de achtergronden van het wegblijven, of heeft hij gemeend, dat hij het wel goed heeft gedaan en gezegd: "Als je nu weer wegblijft, dan zal ik je straffen. Denk daarom". Kijk eens, kinderen zijn de belastingontduikers in de dop. Als wij de kans krijgen, nemen wij ze. Zij betalen hun rekening aan het leven ook niet graag. Maar waarom liegen zij? Omdat zij van de ouderen noch begrip, noch rechtvaardigheid verwachten. Als kinderen gaan stelen, waarom doen zij dat dan? Omdat zij ergens een tekort voelen. Heel vaak juist in begrip, waardering en genegenheid. In 9 van de 10 gevallen kunnen a-sociale elementen worden genezen door hen van jongs af aan een gewaardeerde en verantwoordelijke taak op te dragen. Maar men moet deze zo weten te geven, dat zij zichzelve daarin uit kunnen leven. Maar als je een jongen of een meisje heel kort houdt, b.v. met een dubbeltje in de week, terwijl iedereen op school een gulden heeft, dan moet je helemaal niet gek kijken warmeer er zo'n jongetje of meisje vandaag of morgen eens kijkt, of het niet een paar gulden achterover kan drukken om ook eens groot te doen. Maar dat is slecht. Dat kind heeft gestolen! Neen. Hier hebben de ouders gefaald door het kind onjuiste waarderingen bij te laten brengen op school, zonder duidelijk te maken waarom en daardoor een soort compensatie voor het te kort te geven. Misdadige kinderen bestaan er meestal niet. Wel misdadige ouders, ofschoon de maatschappij dat meestal niet erkent. Dan worden kinderen misdadigers later. Een verkeerde verhouding tussen de ouders kan van de kinderen misdadigers maken. Huichelachtige beleefdheid van de ouders maakt van de kinderen vaak leugenaars. Er zijn geen misdadige kinderen. Elk kind heeft bepaalde eigenschappen. Dat is waar. Bij de één zijn die eigenschappen meer gericht naar een kant, waar zij a-sociaal kunnen worden dan bij de ander. Maar degene, die door een foutieve behandeling in de jeugd later een moordenaar wordt, had ook een held kunnen zijn, die zich offerde, onverschillig op welk gebied, voor het welzijn der mensheid. De grondslag, die werd meegegeven was verkeerd en de resultaten daarvan zie je dan. Dus dan zijn eigenlijk de ouders verantwoordelijk voor de daden hunner kinderen? Zij zijn verantwoordelijk voor de daden van hun kinderen in die zin, dat zij verantwoordelijk zijn voor de grondslagen die zij hen bijbrengen. En neem mij nu eens niet kwalijk, maar hoeveel kinderen worden er opgevoed in de huichelarij? Dan zeggen zij: "Kom Jantje, wij gaan op het achterbalkon staan. De conducteur is op het voorbalkon, dan kunnen wij misschien lekker voor niets mee rijden. Nu, laten wij hier maar uitstappen, anders komt hij hier en dan moet ik betalen. Dat eindje loop ik wel voor die paar dubbeltjes". "Verd..., komt die oude tang? Jantje, ga eens even naar tante en zeg dat het ons heel erg spijt, maar dat wij door omstandigheden haar vanavond niet kunnen ontvangen. Maar lief zijn, hoor?” Of vader zegt tegen Marietje "Zeg maar, dat vader niet thuis is hoor, en dat moeder dan morgen wel de rekening komt betalen.” Dat is nu met recht een opvoeding tot leugen en bedrog. "Breng die flesjes maar even weg, wij zullen het etiketje er wel afhalen. Zeg dan maar, dat ze echt van hun zijn. Nu, ik ben ze vandaag weer allemaal, te slim af geweest, hoor. Ik heb ze weer van allerlei aangesmeerd." Dat zegt men rustig alles, waar de kinderen bij zijn. Maar..... o wee, wanneer Jantje of Pietje of Marietje tegen vader of moeder iets durven zeggen, dat niet waar is. Dat is verschrikkelijk. Dat mogen kinderen niet. Dat is zonde. Dat mogen dan alleen zeker de volwassenen. Maar een kind probeert een volwassene na te doen. Dus wat wil je? De daden zijn van de kinderen zelf, maar de ouders dragen daarvoor vaak meer verantwoording, dan zij zichzelve wel bewust zijn. Maar laat ik maar niet trachten opvoedkundig te worden, dat past bij mij toch niet. Dat was een hele uitbarsting. Nu ben ik niet bang, dat het medium daardoor uit elkaar zal barsten, hoor. Daarvoor zit het te stevig in elkaar. Maar het zijn van die dingen, waar ik wel eens bitter over kan worden. Vooral, dat men zo vaak zegt, dat het allemaal bij de kinderen zit. Het is de misdadigheid van de kinderen. Onzin Ja, maar wij hebben zo'n last met de jeugdmisdaad. Kort geleden nog. Ik sprak op een kring in een ander land. Daar kwamen zij ook met dat probleem aandragen. Toen waren zij dodelijk verontwaardigd, dat ik tegen hen zei: dat zij dan maar eens de tijd moesten nemen om de tafel te dekken. Dat zij dan maar de tijd moesten nemen om met de kinderen uit te gaan, in plaats van eeuwig naar de televisie te 72

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 5 – 23 juni 1955 zitten kijken, en te gaan bridgen bij de buren of een spelletje, loterij te gaan spelen. Iets, waar zij ook al kilometers ver voor lopen. Nu ja, lopen doen zij daar niet veel. Meer rijden. Maar ja, ik heb gezegd, dat de kinderen hun ouders nodig hebben. Dat was niet de oplossing, vonden zij. En toen ik daarop vertelde dat het grootste deel der jeugdmisdadigers zo werd, omdat zij door de wereld alleen maar beschouwd werden als een element, dat je heen en weer kunt sturen, zoals het uitkomt, waren er verschillende mensen bij die zich onmiddellijk afvroegen, of ik geen demonisch element was. Ik had moeten zeggen, dat iedereen altijd zo goed was, maar dat de kwade geesten zoveel invloed hadden op aarde. Stommelingen! Zij denken dat je de hele wereld goed kunt maken met een ice-cream sunday en twee kwartjes voor de bioscoop, misschien een zakje popcorn toe voor Junior. Neen! Er zijn een hele hoop fouten daar. Die zijn er hier ook. Een kind vraagt nu eenmaal aandacht. Als het dat niet krijgt, dan zoekt het de aandacht te trekken. Er zijn kinderen, die stelen, liegen en bedriegen, om de aandacht te krijgen die zij anders in ieder geval niet krijgen. Wanneer je je dat nu eens allemaal zoudt gaan realiseren, dan merk je dat de ouders voor heel wat meer verantwoordelijk kunnen voorden gestelde dan je oppervlakkig zoudt denken. Zeg nu scheid ik hierover uit, anders zou ik mij nog boos gaan maken en dat past niet bij de verdraagzaamheid. Zijn er nog meer vragen? Goeden avond, vrienden, Wij kunnen dan deze bijeenkomst besluiten op de wijze, die U zelf verkiest. INZICHT Inzicht. Iets zien. Iets begrijpen. Inzicht is een soort van begrijpen, waardoor wij tot de kern der dingen door kunnen dringen. Het is voor ons vaak zeer moeilijk om inzicht te krijgen in de waarden van de wereld, zoals het ongetwijfeld altijd zeer moeilijk zal zijn om een inzicht te verkrijgen in de waarden van geestelijk bestaan en van de geestelijke sferen. Want hoe groot het inzicht ook moge zijn dat wij hebben in ons eigen wezen en onze eigen waarden, het inzicht, dat wij hebben in de wereld buiten ons wordt door ons eigen wezen beperkt. Toch verlangen wij er naar inzicht te hebben in de grote waarden en problemen des levens. Nu is er een mogelijkheid om een inzicht te krijgen in het wezen ja, in de kern der dingen. Dat is deze dingen met je gehele wezen te benaderen, te pogen ze in je op te nemen alsof het delen van je zelve vragen. Je moet niet het probleem zoekend benaderen. Je moet a.h.w. het een ogenblik doorleven en dan intuïtief het in jezelf erkennend het projecterend op de waarden, waarmede je een ogenblik één waart. Dan ben je doorgedrongen in de kern van dat andere wezen, zover als dat voor jou mogelijk is. Je hebt dan ook een inzicht verkregen zó groots als dat voor jou mogelijk van al hetgeen, dat de kernwaarde uitmaakt van het Wezen, dat je benaderde. Inzicht is een term, die vaak - soms veel te vaak - gebruikt wordt door de mensheid. Zij gebruikt inzicht vaak in de zin van "inzage van boeken". Wanneer wij inzicht trachten te verwerven in problemen, die buiten onze wereld liggen en buiten onze persoonlijkheid, dan is dat maar al te vaak hetzelfde: achter de getallen en woorden in de boeken gaan begrippen van recht, geluk en ongeluk, die zich voor ons slechts zeer oppervlakkig kenbaar maken. Men kan dan ten hoogste de resultaten overzien en zelfs dit nog niet in reële aanduiding maar alleen in een gestelde waarde. Ons inzicht in de wereld, in het leven van een ander betekent niet veel meer dan een aanduiding van een eindresultaat, dat daar in leeft, met misschien nog een benadering van de wijze, waarop dit resultaat wel eens tot stand zou kunnen komen. Maar vraag: kunnen wij dan wel in doordringen? In ons zelf! Inzicht! In je zelf zien. Jezelf beschouwen en alle oppervlakkige waarden in jezelf terzijde schuiven. Steeds verder proberen door te dringen tot de kern van je eigen bestaan en wezen. Dit zien van het "ik'' in zijn ware vorm en gedaante verschaft dan ook inzicht in de kleine waarden van het dagelijkse leven.

73

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 5 – 23 juni 1955 Dan komt er een begrip van waarheid, een begrip van de werkelijke verhoudingen. Meer dan dit kunnen wij niet verwachten, groter dan dat zal ons inzicht nooit zijn. Maar indien het ons alleen reeds brengt tot het erkennen van de ware verhoudingen van ons wezen tegenover de buitenwereld, zodat wij haar kunnen schatten op haar juiste betekenis en waarde, hebben wij toch reeds bereikt, dat al onze uitingen tegenover die wereld zuiver berekend en juist kunnen zijn. Door onze juiste uiting zullen wij dan ongetwijfeld een antwoord wekken in die buitenwereld, zodat ons inzicht blijkt te zijn veranderd in een bewustzijn van waarden, die buiten het "ik" liggen maar zelfs als deze waarden toch ook weer tot deel van ons zelf zijn geworden. Zo meen ik het begrip "Inzicht" te mogen noemen de wegwijzer, die U voert door het eigen "ik" tot de wereld en door de wereld tot G5od. Hiermede vrienden, zullen wij deze bijeenkomst besluiten. Ik wens U een goede avond, een prettige huisgang en een aangename nachtrust, o-o-o-o-o

74

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 6 – 28 juli 1955

NUMMER 6 - MENSELIJKE PSYCHE

28 Juli 1955 Goeden, avond, vrienden, Als ik zo het gezelschap rondschouw, kom ik tot de conclusies dat wij goed hebben gedaan de vorige keer, in vogelvlucht alle belangrijke onderwerpen te behandelen. Wij zullen desondanks rekenende op het verslag, dat dan misschien dan toch ook door de anderen bestudeerd wordt, vandaag proberen een stapje verder te gaan. Ik zou dan op het ogenblik de "Menselijke Psyche" willen gaan beschouwen als een direct actief deel van het lichaam. Dat is misschien iets wat U niet van ons verwacht, maar ook dit is een zéér belangrijke functie en mag dan ook wel behandeld worden. Omdat wij nu met een kleine groep zijn, lijkt het mij gemakkelijker dit naar voren te brengen. Wanneer wij te maken hebben met het totaal van het menselijk geestesvermogen, dan weten wij, dat het geheel onmiddellijk aangesloten is op het zenuwstelsel. Wij hebben er meerdere malen over gesproken en ik heb U ook reeds verteld, dat dit gaat over bio-elektrische reacties in het lichaam. Ik heb U ook gewezen, meen ik, op de wijze, waarop de cellen reageren zelfs. Nu moet ik eerst proberen U iets duidelijk te maken van eigenschappen der elektriciteit en wel de wijze waarop zij optreedt in het menselijk lichaam. Zij treedt ook elders in andere vormen wel zo op, maar in deze vorm kent de doorsnee-mens ze niet. Een elektron, een klein krachtdeeltje, heeft n.l. zeer bijzondere eigenschappen. Zij kan zich inductief verplaatsen: d.w.z., zij kan van het ene punt naar het andere punt overgaan zonder daartussen gelegen ruimte te doorlopen. Kunt U dat begrijpen? Neen, dat heb ik niet begrepen. Stelt U zich dat zo'n elektron een krachtwerveling is. Wanneer die kracht op een bepaalde wijze tot uiting komt op dát punt, dan kan zij een zodanige harmonie treffen in een hier gelegen punt dat de werveling zich hier voortzet en daar verdwijnt. Hier keert rust terug, hier is dus niets meer als verschijnsel, op het andere punt is het verschijnsel plotseling precies zoals het verschijnsel hier is opgetreden, zonder dat er een verplaatsing heeft plaats gevonden. Kunt U dat volgen? (Ja). Ik geef toe, het is een tamelijk moeilijk concept, maar het is toch wel zeer nodig, als U het begrijpen wilt, hoe het lichaam functioneert i.v.m. de psyche. Want wij hebben te maken met een groot aantal van deze impulsen, die ook in ons gewekt kunnen worden, ofschoon zij niet tot onze eigen wereld behoren. Dat geldt voor de stofmens evenzeer als voor de geest. Alleen het verschil: Bij de geest is het meestal een meer bewust proces: in de mens is het meestal een onbewust proces. Elke toestand, die ergens in het Al bestaat en die gebaseerd is op bio-elektrische spanningen en stromingen, of zelfs alleen maar spanningen en stromingen van de grootte, die wij in het menselijk lichaam zien, hebben de mogelijkheid om harmonisch werkend in de mens, bepaalde reacties van gedachte en onbewuste processen te wekken, die onmiddellijk op hun beurt door het zenuwstelsel, vertaald worden in het lichaam als een bepaalde prikkel waardoor een bepaalde reactie wordt opgewekt. Duidelijk? (Ja). Dan kunnen wij verder gaan. Gesteld nu, dat een mens hier leeft. Die mens heeft aan alle voorwaarden voldaan. De mens heeft zich dus volledig overgegeven aan het éénworden: hij handelt stof en geest mentaal gebied, kortom alles tesamen - als één eenheid, er bestaat dus in hem op dit gebied geen strijd. Natuurlijk een ideale toestand, wat praktisch nooit voorkomt. Dan kan het toch nog gebeuren, dat bepaalde tendensen onevenwichtig in die mens ontwikkeld worden, want er kunnen ergens in het Al stromingen bestaan, die op het zenuwstelsel aanspreken, zonder dat er een bepaalde oorzaak voor in de buurt ligt. Is dat nog 75

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 6 – 28 juli 1955 begrijpelijk? (Ja). U kunt natuurlijk de conclusie gaan trekken, dat een onevenredige versterking door uiterlijke omstandigheden van willekeurige eigenschappen in elke mens, met al daarmee verbonden stoffelijke én geestelijke verschijnselen tot het normale behoort. Deze factoren kunnen wij dan het "lot" noemen. Duidelijk? Het lot heeft dus wel degelijk een zekere functie in het menselijk bestel, ook voor de geest. Er zijn een aantal invloeden, - ondanks onszelven - die ons kunnen beheersen, althans in een bepaalde richting brengen. Nu is het opvallend, dat een aantal dezer invloeden voor de mens sterk werkende obsessie of obsederende drang kan worden in een bepaalde periode. Deze drang is meestal terug te voeren tot een psychische realisatie, die het bewustzijn niet bereikt, maar die stoffelijk beïnvloedt, volledig wordt uitgedrukt en wordt omgezet in een chemische reactie in het menselijk lichaam, waardoor bepaalde behoeften ontstaan. Kan de mens dan door zijn bewustzijn niet aan deze behoeften tegemoet komen, dan ontstaat frustratie en wordt het evenwicht in de mens verstoord, ook wanneer het voordien aanwezig was. Is dat duidelijk? (Ja). Het lot, het noodlot, het fatum, of hoe U het noemen wilt, bestaat dus inderdaad. De menselijke geest realiseert zich dit, zonder het redelijk te kunnen bewijzen of aanvaarden. Er is in het leven van elke mens zo onnoemelijk veel, dat als noodlot wordt afgedaan. "Dat moest zo zijn", enz.. Het geloof aan een voorbeschikking is gebaseerd, niet op absoluut voorbeschikkende feiten, maar op een drijven in een bepaalde richting. Dat drijven in een bepaalde richting werkt dus, zowel in het denkvermogen, het bewustzijnsvlak als in het onbewuste vlak en zo in het lichaam. Wanneer nu in de menselijke geest een zekere tendens heersend gaat worden, dan zal het gehele lichaam zich aanpassen aan de vormgeving, die voor die tendens het meest passend is. U denkt misschien, dat die mens zijn uiterlijk meekrijgt op grond van een hereditaire basis en daar verder bij zal blijven. Dat het alleen de uiterlijke omstandigheden zijn die weer, wind, zorg, overvloed, ondervoeding enz. die verder bepalen, hoe dat die gelaatstrekken en die lichaamsvorm zich verder ontplooien. Dat is helemaal niet waar. Deze onbewuste tendensen bepalen het type van de mens. Zij leiden tot het aanvullen van het weefsel op bepaalde plaatsen en het wegvallen van het weefsel op andere plaatsen. Zij bevorderen bepaalde zenuwspanningen en bepaalde reacties, verscherpen de reuk, tastzin, of nemen deze weg. Deze verschijnselen zijn niet alleen terug te voeren op stoffelijke omstandigheden, of binnen het eigen denkvermogen gelegen omstandigheden. Zij kunnen volledig bepaald worden door invloeden van buiten af. Is dat duidelijk? Dan kunnen wij deze stelling misschien heel gauw afhandelen en kunnen wij nog tot een paar andere punten overgaan. U moet zich realiseren, dat het totaal van het menselijk gedrag, menselijke uitdrukking, vanuit lichamelijk standpunt gezien, bepaald wordt door de geest plus alle invloeden, die zich in het reactiescheppend stelsel - zenuwstelsel plus enkele andere factoren van het lichaam - kenbaar maken. Het lichaam reageert daarop weliswaar niet met ziekten, zoals het op innerlijke spanningen reageert, maar wel met een harmonische, of niet-harmonische ontwikkeling. Wij kunnen zien, dat in sommige gevallen, een vergroting van denkvermogen plaats vindt, scherper en helderder denken, een inzicht in bepaalde waarden, geïnduceerd door omstandigheden die buiten het "ik" liggen. Het lot heeft U a.h.w. die ware kant uit gedreven: het was voor Uw persoonlijkheid geschikt. U bent daarop ingegaan. Wanneer dan vijf jaar tot zeven jaar verlopen zijn en deze tendens is gehandhaafd, dan heeft Uw uiterlijk zich aan Uw innerlijke toestand aangepast. Niet alleen met lijnen, plooien, maar helemaal. Hoe sterker Uw aanpassing is, hoe meer ook het lichaam ook deze tendensen voor het lichaam gaat trachten te handhaven. Wij nemen bijvoorbeeld: denken, bedachtzaam. Goed. Resultaat van de bedachtzaamheid is een aarzelend zich bewegen, uitdrukken en reageren. Er is geen sprake van plotseling en spontaan reageren en wij zien een groot gedeelte van levensfuncties, zeer zeker zover zij binnen het bewustzijn vallen, maar ook een aantal van de onbewust beheerste functies, vertragen. Zij vertonen eigenaardige haperingen, alsof er overwogen moet worden, of zij zo verder moeten gaan, of .....een andere richting moeten inslaan. Het gehele gedrag van die 76

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 6 – 28 juli 1955 persoon, diens gehele lichaam tot zelfs zijn hersenen, zijn op de duur ingesteld op deze wijze van reageren en beleven. Hierdoor heeft het lichaam bepaalde spieren misschien wat meer of wat minder nodig. Daar wordt voor gezorgd. De mens verandert. Nu is er één eigenaardigheid, die wij op dit terrein zien optreden. Dat is n.l. wanneer zo'n toestand begint, in de eerste drie, vier jaren, de pigmentatie zeer sterk terugloopt. Wij krijgen dus vaak een wittere huid, wij krijgen het ontbreken van kleurstoffen in de haren, dus grijs, of wit worden enz. enz. Dit is een begeleidingsverschijnsel. Is die periode voorbij, is eenmaal het lichaam aangepast, dan zien wij soms - vreemd genoeg - de pigmenten terug komen. Meestal niet zo sterk, dat gij van witharige weer tot zwartharige kunt worden. Trouwens, het is tegenwoordig niet meer nodig, dat het lichaam dit doet, er bestaan andere middelen genoeg voor. Maar dan krijgt de huidskleur weer zijn normale gloed, spreekt weer aan op zonlicht door bruining enz. enz.. Dit voorbeeld heb ik nu genomen, ik zou honderd andere kunnen noemen. Mijn hoofdstelling voor vandaag is deze echter: Het zenuwstelsel kan via inductieve weg invloeden van andere werelden, hetzij in of buiten, de stof, ondergaan en in zichzelf de impulsen, die daar leven, reproduceren. Wanneer een impuls wordt gereproduceert, volledig wordt opgenomen door de mens, dan zal hij op die andere plaats als beëindigd beschouwd kunnen worden, zij bestaat daar niet meer. In de mens echter is het een beheersende functie geworden, die zowel lichaam als geest in een bepaalde richting dwingt en vormveranderend kan werken voor het lichaam. Acceptabel? (Ja). Dat was dan het voornaamste punt. Ik wil toch niet al te hard van stapel gaan lopen, want anders kunnen wij de volgende keer besteden aan een herhaling. Maar een ander punt. De stof lijdt aan een bepaalde verminking. Dit kan zijn een verschrompeling van weefsel, het kan zij het uitvallen van een deel van de normale bloedsomloop, b.v. iemand met een kwaadaardige aderverkalking. De bloedsomloop wordt veranderd. Wat zien wij als resultaat? Dat de prikkels door het lichaam ontvangen aan het bewustzijn overgegeven, een andere tendens vertonen. Zo kunnen wij b.v. de aderverkalking soms zien met achterdocht als resultaat ervan. Ik spreek hier helemaal niet over een zo vergevorderde verkalking, dat er seniliteit optreedt, of wel een zekere mate van abnormaal zijn. Ik wilde eigenlijk zeggen "malend" zijn, maar dat klinkt zo onvriendelijk. Het is dus normaal: achterdocht, het zuur, het streng zijn enz. enz., dat is dan hieraan te wijten. Het is dus aan de hand van dit voorbeeld aannemelijk te maken. Voor verhoogde bloeddruk heeft men ook weer bepaalde reacties, wanneer een bepaald percentage te hoog is. Ik mag erbij voegen, dat verhoogde bloeddruk, zoals zij op het ogenblik beschouwd wordt, wel eens wat overdreven klinkt in onze oren, zoals wij dit bezien. Gezien de weerstand, die het lichaam heeft en het aanpassingvermogen, dat in sommige gevallen in staat is, een redelijke verhoging te verdragen, zonder enige schade, die permanent is. Maar aangenomen dat een bloeddruk, die volgens U schrikbarend hoog is en lange tijd blijft. De reacties: onrust. Kennelijke onrust, onvrede. Een innerlijke onrust en onvrede, die, zich kan uiten in het gunstige geval door een zekere lakse jovaliteit: in het ongunstige geval echter voor een vatbaarheid voor toornigheid, drift enz.. Maar elke emotie, die door het lichaam veroorzaakt wordt, wordt geestelijk verwerkt. Wanneer U driftig wordt over iets, waar U zich normaal helemaal niet boos over zoudt maken, dan laat dit een spoor achter in het bewustzijn. Dat spoor zal bij elke gedachte bij elke referentie weer mee worden verwerkt in het totaal van de gedachte-impulsen en zo de gedachtegang bepalen. Het is ook begrijpelijk, dat de geest, die door deze gedachtegang haar bewustzijn verwerft, onderdanig is, in zekere mate, aan de kwalen van het lichaam. Dat is het tweede punt, dat ik wilde maken. Is daar commentaar op? Een derde punt. Aangenomen, dat wij een mens hebben, die volmaakt gezond is, - een curiositeit ongetwijfeld, maar volmaakt gezond - wiens lichaamsbouw volmaakt harmonisch is, wiens reactievermogen behoorlijk normaal is en die - laten wij zeggen - intelligentiequotiënt heeft van 150. Is heel behoorlijk, hé? Deze persoon dus behoort tot de harmonische en geniale typen Uwer mensheid, lichamelijk. Vergeet niet, Uw intelligentiequotiënt wordt voor het grootste gedeelte bepaald door het geheugen en reactievermogen. Andere factoren blijven buiten beschouwing. Het is dus niet onfeilbaar. Dus een stoffelijke waardebepaling een waardemeter, die gebaseerd is op hetgeen in Uw wereld belangrijk wordt geacht. Nu leeft er een geest in dit lichaam, die vatbaar is voor bepaalde tendensen. In de psyche zijn tendensen 77

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 6 – 28 juli 1955 b.v., ook wel door de omgeving opgelegde tendensen. Vergeet niet, U wordt voortdurend beïnvloed en Uw geest trekt andere conclusies dan Uw lichaam. Zo'n persoon wordt b.v. rusteloos. Deze rusteloosheid blijkt niet bij machte om een richting te geven aan de lichamelijke volmaaktheid, Wat denkt U, dat de consequentie is? Een drang, waarbij deze volmaaktheid a.h.w. vernietigd wordt. Onbewust. Maar het gaat waarschijnlijk door voor sport, of genot zoeken, maar het kan bedenkelijk dicht komen bij een onbewuste zelfmoordtendens, waarbij de onvrede, die men heeft in het "ik", zich richt vanuit de geest gezien, als een haatuiting tegen het lichaam, dat ondanks zijn volmaaktheid geen vrede en bevrediging kan geven. Dergelijke personen, juist met hun grote intelligenties hun lichamelijk-harmonische toestand, zullen dan ook heel vaak het slachtoffer van ongevallen worden, zijn het slachtoffer vaak van al die eigenaardige dingen, die schijnbaar toeval zijn, maar in werkelijkheid zelf veroorzaakt worden. Voorbeeld. Een dergelijk iemand heeft geld en is sportvlieger, maar ook dit geeft niet voldoende bevrediging. Ik durf met U te wedden, dat die persoon meerdere vliegtuigongelukken heeft waar hij waarschijnlijk ongedeerd afkomt en op de duur niet meer ongedeerd. Hoe dat zo komt? Deze persoon heeft in zich een drang om de stoffelijke waarden en toestanden te veranderen. Er wordt misschien niet naar de dood verlangt, maar wel naar een geheel andere situatie. Een situatie, die redelijk niet aanvaardbaar is, b.v. verminkt zijn, niet meer volmaakt zijn, (stoffelijk), opdat de geest dan door een andere drang in het lichaam, voldoende ervaring, vreugde en vrees kan vinden. Dit is natuurlijk een betrekkelijk grof voorbeeld, maar ik kan U garanderen, dat in Uw dagelijks leven hetzelfde voorkomt: U vergeet dingen, die volgens Uw bewustzijn U zich zoudt herinneren, omdat Uw innerlijk een verzet er tegen heeft. U neemt besluiten gebaseerd op een geestelijke ervaring, die U stoffelijk maar steeds niet na kunt komen, want als het er op aankomt, vergeet U ze steeds. Een verzet van één der beide hoofdfactoren. dus of geest, of stof, tégen de toestand in de andere factor. Slachtoffer en slachtveld, het mentale vlak, dat in bewustzijn en onbewustzijn gelijkelijk is: Ook acceptabel? (Ja). Wij kunnen wel aardig een eind afdoen vanavond. Dat is hoopgevend, dan kunnen wij tenminste een aardig eind uit de voeten. Een relatie tussen stemming, dus gevoel van welbehagen en onlust en reactie ten opzichte van de wereld en ten opzichte van de ervaringen in het "ik". Ook een belangrijker punt, dan U denkt. Wanneer een mens zich lichamelijk behagelijk voelt, dan zullen zijn lichamelijke functies vaak een zekere traagheid ondergaan. Er komt tevredenheid. Tevredenheid betekent dat men een bestaande toestand innerlijk wil handhaven en dus er een verzet begint te bestaan tegen elke verandering van de toestand. U zit in de schaduw en U weet, dat U dat en dat moet doen, maar U stelt het voortdurend uit en wanneer U uiteindelijk zou besluiten om toch maar op te staan, dan is er ineens iets wat U dwingt om toch nog maar even te blijven zitten. Ook wel eens meegemaakt? Ook wel, ja. Nu, dat is een heel normale reactie natuurlijk, maar heeft U dan wel eens gemerkt dat in een dergelijke toestand zonder eigenlijk (zie onderaan) meer geestelijke aard heeft op kunnen lossen? Dat is ook heel begrijpelijk. Wanneer het lichaam en alles wat er mee samenhangt, een toestand van welbehagen heeft bereikt, dan wordt de bewustzijnsdrempel iets verhoogd d.w.z. men neemt ah.w. minder waar van de omstandigheden, die niet onmiddellijk voor dit welbehagen noodzakelijk zijn. Ik wil niet zeggen, dat men slaapt maar men reageert minder. Door dit minder reageren en het lichamelijk, streven naar een handhaving van de toestand van vrede, kan de geest, vanuit het onderbewustzijn in het bewustzijn gaan projecteren. Ik kan dan komen tot zeer grote prestaties: geestelijk en lichamelijk, naar deze evenwichtstoestand. Ik heb aan het totaal van de geestelijke krachten in het lichaam op kunnen nemen, aangenomen, dat ik mens ben met een lichaam: ik heb anderzijds het totaal van mijn stoffelijk vermogen kunnen gebruiken om nu even en de denkbeelden die er in mij leven - ook in het bewustzijn - kenbaar te maken. Onbehagen daarentegen schept precies het tegenover gestelde. Onbehagen resulteert in een poging om de toestand te veranderen. Hoe groter het onbehagen is, hoe minder rationeel, dus hoe minder overdacht over het algemeen de poging is om deze toestand te beëindigen. Op de duur wordt het verzet tegen het onbehagen zelfs, wat men noemt instinctief, dus berust het op 78

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 6 – 28 juli 1955 de ingeschakelde reflexen van het ras. Deze strijd neemt zoveel in beslag van Uw energie, dat Uw denkvermogen daardoor beperkt wordt. De mogelijkheid om te refereren aan het onbewuste en dus zo zeker waarden mee te laten klinken in Uw bewust denken, vermindert. Uw vermogen tot herinnering verzwakt. Uw vermogen om tot een geestelijke uiting te komen is zeer minimaal. Na een dergelijke toestand bestaat er voor U maar één weg. Het lichamelijk behagen, het zich goed voelen eerst te herwinnen. Dan zult U nog niet in staat zijn tot grote prestaties op geestelijk terrein. Over lichamelijke prestaties spreek ik niet eens. Echter, heeft U dat welbehagen gedurende een bepaalde tijd gehad. zodat U a.h.w. uitgerust is, (dat noemt U n.l. zo), dan kunt U plotseling ook meer mentaal presteren. Het is dus onverstandig om in een onbehagelijke toestand door te blijven werken. Dit wreekt zich in de kwaliteit van het werk en wreekt zich tevens in het krachtverbruik. Ik geloof dat daar niets tegen in te brengen is, hé? Wanneer wij met deze dingen rekening houden, dan komt voor ons de vraag, wat maakt behagen en, onbehagen uit? Behagen is een toestand waarin het bewustzijn - let wel, het bewustzijn -, een aangename associatie weet te vinden met het totaal der impulsen, die ontvangen worden uit het totale zenuwstelsel, ofwel de ervaring van de omgeving, een harmonieuze uitwerking kan hebben binnen het bewustzijn of onderbewustzijn. Als U houdt van regen, dan kan lopen in de regen Uw denkvermogen zelfs scherp vergroten. Het is alsof U met een vergrootglas plotseling alle detáils ziet. U kunt veel beter de zaak in elkaar zetten. Een andere, die de regen haat, zal door het onbehagen echter juist de capaciteit om iets zelfs "maar" als normaal te beschouwen, verliezen en zelfs slechts maar vaag de werkelijkheid blijven zien. Behagen en onbehagen mogen dus worden gesteld te zijn, hoofdzakelijk met mentale factoren. Akkoord? (Dank U). Dit aannemende, is het een kwestie van mentale training, om het onbehagen voor onszelf zoveel mogelijk uit te schakelen en alleen daar te laten bestaan, waar toestanden een direct bevaar voor ons eigen zelfbehoud betekenen. Door een training, waarbij dus het onbehagen zoveel mogelijk wordt uitgeschakeld, men leert zoveel mogelijk weer aan te passen aan de omstandigheden, waarin geestelijk en lichamelijk de gunstigste prestaties worden bereikt en volbracht. Doch verder gaande zou ik willen zeggen, dat het het onbehagen is, dat hoofdzakelijk de vergiftigingsverschijnselen in het menselijk lichaam veroorzaakt, die men vermoeidheid noemt. Onbehagen, eerder dan stofwisseling, veroorzaakt de versterkte neerslag van vermoeidheidstoffen, zoals dat heet, waarbij het lichaam dus een rust behoeft of anders zichzelf volledig uitput. Wanneer een mens in staat is om een voortdurende toestand van innerlijke vrede te handhavens is er dus voor het lichaam noch voor de geest rust noodzakelijk en kan het totaal aller functies continu voortgaan. Dat vindt U misschien een beetje sterk? hé? Toch is het een feit. Gaat U voor Uzelf maar eens na. Hoe lang kunt U niet gestaag en ernstig doorwerken aan een lievelingsbezigheid, hoeveel kracht kunt U daaraan geven en toch weer fris en uitgerust andere werkzaamheden aanpakken en hoe lang speelt U het klaar, voordat U doodmoe bent en niet meer kunt een door U gehate arbeid te verrichtend. Vergelijkt U die twee maar eens tegen elkaar. Als U dat doet, dan zult U zien, dat hierin een zeer groot verschil zit in prestatie. Er zijn mensen, die houden dol van tennissen. Die zijn in staat een aantal sets te spelen, die laten wij zeggen gedurende twee uren - waarbij zij werkelijk vijf kwartier op de baan doorbrengen, dus spelen. Dan is hun krachtverbruik tamelijk groot en zal in spierinspanning omgerekend ongeveer gelijk komen aan een uur of zeven huishoudelijke arbeid van een vrouw, b.v., of vier uur zware, arbeid voor een man. Dat zoudt U waarschijnlijk niet zeggen, toch is het zo. Maar nu het vreemde: Na een wedstrijd heeft U - wat men noemt - een gezonde moeheid. D.w.z. U moet zich even omstellen van het spel op een andere toestand. Deze moeheid in zichzelve is een toestand van welbehagen. Na een half uur van rust begint men - als vrouw b.v.- aan huishoudelijke arbeid, als man aan zijn eigen werk en presteert men alsof men volledig uitgerust ware. Vreemd, hé? Er zijn nog meer van die factoren, die ons een beetje eigenaardig aandoen en die onmiddellijk in verband staan met het spel het wisselspel tussen geest, mentaal gebied en stof. Eén daarvan is het zonlicht. Weet U, dat zonlicht, scherp zonlicht, nadelig beïnvloedend werkt op het mentaal vermogen? Dat zoudt U misschien niet zeggen? Of misschien toch wel. Ik herinner mij tenminste, dat er iemand eens een boek heeft geschreven, dat heette: "De Zon der Zotheid". 79

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 6 – 28 juli 1955 Het is werkelijk een feit, dat een teveel aan zonlicht een aantal onredelijke reacties in de mens wekt. Er wordt een teveel aan straling ontvangen, terwijl gelijktijdig een teveel aan uitwisselingsprocessen in het lichaam plaats vindt. Hiermede komt een verstoring van de normale gang van het zenuwstelsel tot stand. De van buiten af ontvangen impulsen zijn niet juist meer. Hierdoor ontstaat een verschoven accepteren van werkelijkheid, een verschoven werkelijkheidswaarde waarbij impulsieve handelingen, die men anders nooit zou stellen onder invloed van de zon juist worden gesteld. Naarmate men aan de zon gewend is, functioneert men onder een bepaalde hoeveelheid zonlicht normaler. Toch is het een feit, dat de rassen en volkeren, die juist in de tropen leven en onder zonlicht, fel zonlicht, in deze periode van bestaan mensen ontwikkeld hebben, een geheel andere rede en een geheel andere werkelijkheid bezitten, dan b.v. de Uwe bezit. Bij de volkeren is deze werkelijkheidsverschuiving permanent geworden, maar voor hen ziet het leven er anders uit, zijn de waarden anders en zijn dus ook de reacties, die redelijk zijn anders, dan voor U. Voor de geest is de beleving gelijk, want de geest gaat af op de wereldwaarde, een stoffelijke verschuiving kan plaats vinden. Wij kunnen dan zien, dat een geest van volkomen gelijke hoogte, een geheel verschillend moreelbesef heeft, een geheel verschillend idee over wereld en wereldwording heeft, een geheel andere wijze van beschouwing van het Goddelijke en het leven, terwijl wij op een gelijk ontwikkelingspeil staan. Het enige verschil is gelegen in het lichaam, dat zij ter beschikking hebben, waarbij de één dus door deze te grote stralingsfrequentie plus grote hoeveelheid ultra- violet, ofschoon dat meer een uiting is dan een directe invloed voor deze denkprocessen, waardoor dit waardeverschil wordt gegeven, dat deze mensen dus volledig van elkaar verschillen, terwijl hun belevingswaarden gelijk zijn. Dat is ook duidelijk? Mag ik een vraag doen? Zonlicht is op zichzelf ook een bio-elektrisch veld. Ik zou het eerder een chemo-elektrisch veld willen noemen. Goed. Chemo-elektrisch veld. Uit Uw overigens begrijpelijk betoog, waar ik met mee kan voelen, komt nu dit naar voren. U had het over induceren van tendensen, die uit de omwereld komen. Dit is te vergelijken met de bioelektrische velden, nietwaar? (Ja). Kunnen wij door het brengen in een bepaald veld de receptiviteit van personen, die wij bepaalde inhouden wensen te geven te vergroten? Ja, ik kan het begrijpen. Theoretisch is het natuurlijk mogelijk om een veld te scheppen, dat een bepaalde spanningsverhouding tussen bepaalde grenzen geeft en dat voor iedereen een zekere receptiviteit waarborgt. In de praktijk echter heeft practisch elke mens een ietwat anders verlopende energiecurve, dat weet U misschien. Nu moet ik even heel erg duidelijk zijn, want U bevat hier mijn energiecurve iets verkeerd. Elke mens heeft een eigen uitstraling, die de omgeving oplaadt binnen een bepaalde tijd. In de wijze waarop dit gebeurt, dus de versnelling - laten wij zeggen - bij een proef genomen over een kwartier dan zullen wij bij de doorsnee-mens zien, dat de eerste verzadigingsperiode ligt in de eerste vijf minuten. Daarna krijgen wij een aanvulling en een versteviging van het veld, daarna krijgen wij practisch geen verandering meer. Maar wij hebben personen, die precies anders om zijn, die negatief zijn in de eerste periode en pas in de laatste vijf minuten a.h.w. hun invloed op de omgeving merkbaar maken. Wij zouden geneigd zijn om die persoon negatief te noemen, maar dat zijn ze niet. Zij hebben van het standpunt van een normaal mens een vertraagde persoonlijkheidsuiting. Dat is in een curve onder te brengen. Die curve bezit over het algemeen twee knikken. De eerste knik geeft aan het begin van een periode van hoogste activiteit, bij de doorsneemens gelegen in de eerste of tweede, minuut bij anderen krijgen wij dat natuurlijk dan veel en veel latere b.v. in de twaalfde minuut. Wij krijgen de tweede stralingsknik, wanneer een verzadiging is bereikt, die ligt op viervijfde van de totale uitstralingskracht van de eigen aura. Dan wordt n.l. niet zo snel meer opgeladen in die omgeving. Wanneer wij dit nu weten, dan kunnen wij aan de hand van de verschuiving hiervan, dat zult U zelf op 1 seconde het beste misschien zelf tot op éénhonderste seconde vast moeten kunnen stellen. Daarvoor zou men dus meetinstrumenten moeten maken. Dan zoudt U uit kunnen rekenen, wat de eigen flux is van een persoon, dus zijn eigen uitstraling plus zijn uitstralingsintensiteit. Kunt U dat ook volgen? (Ja) Dan heb ik hiermede de eigen activiteit van deze mens geregistreerd zijn plus zijn 80

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 6 – 28 juli 1955 straling. Wanneer wij te doen krijgen met een schijnbaar negatief geval, dan heb ik te doen met een vertraagde straling. Wil ik in deze mens een receptiviteit tot stand brengen en zou ik een normale straling gaan gebruiken, zoals voor iedereen, dan zou ook de receptiviteit pas beginnen na, in verhouding van de proef, 13 minuten. Ja, maar ik wil natuurlijk een zo direct mogelijk resultaat hebben. Wat moet ik dan doen? Ik moet mij in de eerste plaats houden bij een bepaalde spanning. Die kunnen wij stellen bij een redelijke humiditeit op per meter honderd volt aardnegatief. Dus aardnegatief 100 volt op 1 meter enz.. Dat is dus de spanningsverdeling, die U weet wel, ook in een condensator optreedt. Dan moet ik verder rekenen, dat ik een frequentie nodig heb, waardoor ik de uitwisseling van krachten tussen beide polen van mijn condensators de platen, ofwel tussen de aarde en het vlak, dat zich boven die persoon bevindt, kan regelen. Deze frequenties kunnen vaak ontstellend hoog zijn. Die kan ik natuurlijk met een aardse apparatuur niet bereiken, ik zou er een heel gebouw voor moeten maken met een hele centrale. Wat kan ik nu weldoen? Ik kan de harmonischen berekenen. En deze harmonische komt tot betrekkelijk hoge frequenties, maar dan kan ik met wisselfrequenties, laten wij zeggen 300 tot 20.000 perioden. Daarmee kan ik verhoudingen scheppen, die practisch voor iedere persoon aan te passen zijn. Ik moet echter er rekening mede houden, dat, wanneer mijn intensiteit te groot is, of wanneer mijn bestralingsduur meer dan de helft van de eigen actieve uitstralingsperiode van de persoon, dus de periode van grootste uitstraling overschrijdt, wij te maken krijgen met een toestand, die trance, hypnotische trance, zeer nabij komt, n.l. de uitstraling van het totale denkvermogen. Dat is natuurlijk weer net iets te ver, dus wij moeten dan ook wel zeer goed weten te "timen". Dat is een betrekkelijk technische kwestie. Maar dat zouden wij in orde kunnen maken. Die twee typen, waar U over sprak, het positieve en het negatieve, zijn practisch gelijk aan het sympathotonische en het pathotonische. Wij kunnen dezen zeer goed onderscheiden, daarvoor zijn methoden. Of ik een pathotoniker ef een sympathotoniker heb, is nog na te gaan. Het is dus nu de vraag, of wij een veld op kunnen wekken, waarin wij de voorstellingsinhouden, die wij willen induceren, toevoegen aan de inhouden van de patiënt, dat wij dat gemakkelijker kunnen doen. Want als wij dat doen langs de medicamenteuze weg, langs de chemische weg levert dat bezwaren op. Daarvan ben ik volkomen overtuigd. Maar ik ben wel van mening, dat dit gemakkelijker te doseren is. Ik betwijfel het. De moeilijkheid is het meten van het veld. Ik heb mij laten vertellen, dat de moeilijkheid ligt in de beïnvloeding van het veld door de omringende structuren en hun veld. Ja, maar dat is niet helemaal waar. Want wanneer ik de dwars gestreepte musculatuur ga vergelijken met een energiegenerator van een radiozender, dan heb ik hier te maken met een draaggolf. Kijk eens, dan kan ik die draaggolf door een gelijke draaggolf overstemmen dan zou elke modulatie op de sterkere draaggolf aandringen, dominerend over de eigen variatie van die draaggolf. Dat hebben wij al jaren geleden geprobeerd, op een golflengte van vier tot zeventien meter. Wij zouden nu nog korter kunnen gaan, maar die proef is mislukt. Dit gebeurde met aangelegde elektroden. Wat U hebt uitgehaald, was inderdaad gevaarlijk, omdat U geen rekening hebt gehouden met het feit dat een aangelegd veld – laten wij zeggen een terrein van twintig meter - zou kunnen omvatten en toch werkzaam zijn, terwijl, wanneer U het veld concentreert op het menselijk lichaam alleen een zeer sterk verschil aan potentiaal ontstaat tussen de mens en zijn omgeving en hierbij, zeer scherpe zenuwreacties op kunnen treden door een te plotselinge ontlading vanuit het lichaam Dat ben ik met U eens. ..... met alle reacties, die daar weer het gevolg van kunnen zijn in het menselijk lichaam. Ik ben het helemaal niet eens met degenen, die trachten om dergelijke therapieën toe te passen op ander terrein door contact, die iemand a.h.w...... 81

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 6 – 28 juli 1955 Ja, dus zonder direct contact Ja, alleen in het veld, dan krijg ik n.l. een heel ander verschijnsel. Breng ik een elektrode op de persoon zelf aan, dan dwing ik deze hele persoon inderdaad, nietwaar, ongeacht inductie weerstand enz. om te komen tot het accepteren van het getale dat ik opleg: maar de omgeving heeft een ander, d.w.z., dat ik een onmiddellijke verschilswaarde tussen potentiaal, het menselijk lichaam en zijn directe omgeving schep, zelfs door verschil met het luchtpotentiaal. Dat wil dus zeggen, dat ik een voortdurende, onregelmatige en oncontroleerbare ontlading krijg die geleidelijk kan zijn. Dan heb ik geluk. Maar vooral bij hogere frequenties nog, een puntontlading kan betekenen, een puntontlading, die plaats heeft op de delen van het lichaam, die het meest kwetsbaar zijn, omdat zij vooral een groot watergehalte bevatten. Dat kan dus zijn de lichaamsaderen, het kan zijn het oogvocht: het kunnen ook in het onderlichaam, zoals U weet bepaalde organen zijn, die vocht afscheiden en daardoor ook zelve een betrekkelijk hoog vochtgehalte hebben. Daar krijg ik de mogelijkheid van plotselinge puntontlading. Gebeurt dat, dan heb ik ten eerste de kans, dat ik een weefsel vernietig, maar in de tweede plaats en dat is misschien, nog veel ernstiger, dat ik een groot gedeelte van het zenuwstelsel daaromheen paralyseer misschien zelfs op een zodanige wijze, dat het niet meer normaal zal functioneren. Dat is gevaarlijk. Daarom zeg ik, het is niet zo eenvoudig, als het lijkt, hé? Zoudt U een zeker inzicht kunnen geven naar het aantal "herz"- of meter golven waardoor wij dat gemakkelijker kunnen maken? Ik zou ze niet willen geven, zonder nader overleg. Niet zozeer, omdat ik mijn kennis wantrouw, maar wel omdat ik hier terecht kom op een terrein dat een onmiddellijke proefneming mogelijk maakt op een gebied, dat gevaarlijk kán zijn. Als je niet zeker weet of iets als dynamiet kan ontploffen dan is het verstandiger om eerst even een deskundige erbij te halen, met het verzoek om toch alsjeblieft even na te gaan, of dit nu wel helemaal juist is, want anders zou het misschien toch nog gaan gloeien ten nadele van anderen zoals onze vriend Descartes indertijd b.v. heeft gedaan op therapeutisch gebied. Ik ben, zoals U waarschijnlijk wel weet, speciaal werkzaam op dit gebied. Ik experimenteer ook op dit gebied. Ik meen zelfs wel eens een ogenblik waar genomen te hebben, dat de vrienden van Uw zijde nogal geïnteresseerd zijn voor dit werk. De moeilijkheid is echter, dat ik mijzelve gevoel als niet gemakkelijk genoeg om beïnvloed te worden. Het is wel moeilijk uit te drukhen. Zouden wij kunnen zeggen, dat bij U vertraagde reactie plaats vindt. Ja, dat geloof ik graag, ja, ja. Ja, daar is natuurlijk, een moeilijkheid, kijk eens, wanneer men zich met U apart als persoonlijkheid bezig houdt, dan krijgen wij met heel andere waarden te doen. Deze dingen komen in handen van anderen. Denkt U, dat U de enige bent, die experimenteert op dit gebied? Ik ben er zeker van van niet. Juist. Met U zeer velen. Dat houdt dus in, dat een aanwijzing, die ten dele juist is, ten dele onjuist zou zijn. Of die misschien gevarenfactoren inhoudt, waar - laten wij zeggen - ik vergeten zou tegen te waarschuwen, dat ik zo ongelukken zou kunnen veroorzaken, waar ik de verantwoording niet voor zou kunnen dragen. Kunt U dat begrijpen? Dat is dus van mijn standpunt uit. Ik wil graag helpen en ik wil graag iedereen helpen, maar ik wil dat alleen doen, wanneer ik dat ook verantwoorden kan. Daarom zeg ik: ik wil er wel eens over praten, als ik die gegevens kan krijgen op een zodanige manier, dat U ze ook gebruiken kunt. Ik kan U wel een paar golflengten opgeven, daar gaat het niet om. Er zijn bepaalde frequenties van een paar Mega Herz, die inderdaad bijzonder interessant zijn. Dat kan door de reacties, die de mens er op heeft belangrijk zijn. Datzelfde bestaat voor een doodgewone emersie in deeltjes met een bepaalde versnellingshardheid: die hebben ook hun invloed op de menselijke mentale gebieden. Dus ik kan U dit wel allemaal gaan vertellen, maar waar moet ik ophouden en waar moet ik beginnen? Dat wil ik graag eventjes uitgemaakt zien en heb ik dan de gelegenheid om in een kleinere kring daarover te spreken, een kring, waarvan ik zeker ben, dat er geen schade uit voortkomt, dan wil ik daar als spreker heel erg graag op ingaan. 82

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 6 – 28 juli 1955 Dat zou ons een onbeschrijfelijk groot genoegen doen. Wij hebben het er lang geleden al eens over gehad met een paar vrienden om met het medium eens een privé-avond te hebben, waar de medische aspecten hiervan kunnen worden beschouwd en besproken. Ik begrijp heel goed, wij zitten hier in een kleine kring en ik begrijp heel goed, dat dit geen onderwerpen zijn om in een grotere kring te behandelen . Dat is practisch onmogelijk. Stoffelijk gezien ook al, al is het alleen uit prestigeoverwegingen. Dan is het nog niet altijd verstandig om die dingen openlijk te behandelen. En van onze kant uit ook. Daarom juist. Dus wij moeten ook wel degelijk rekening houden met onze mogelijkheden. Maar misschien, dat die mogelijkheid toch nog komt. Wij zullen het wel eens bezien. Erg graag. Dank U wel voor de uitgebreide uiteenzettingen, die U hier hebt willen geven: U drukt het zeer juist uit "hebt willen geven" maar helaas niet geheel heb kunnen geven. Mag ik nog iets vragen? Uit hetgeen U vóór deze vraag heeft behandeld. Ik zou dus de conclusie mogen trekken, dat zonnebaden, wat de mensen Zondags zo doen aan het strand, dat dat wel niet een bepaald gunstige invloed is op het menselijke lichaam. Nu ja, dat ligt er aan, in welke dosis. Ik voor mij vind het b.v. voor een mens, als ik dat bekijk van mijn kant, buitengewoon gunstig, wanneer de huid aan de frisse lucht wordt blootgesteld. Maar wanneer dat een verbrandingsproces wordt, vooral een geforceerd verbrandingsproces, zo die mensen, die drie dagen vakantie hebben zo bruin als een neger daar vandaan willen komen, dan kan ik alleen maar zegen, dat het mentaal, lichamelijk en geestelijk niet zeer gunstig is. Zonnebaden, zonnecultus, zoals men die tegenwoordig kent, bijna een soort zonneverering hé?, al is dat wel mode, is ongezond. Zon, inderdaad, maar voor een mens is veel gezonder de wind, met zo nu en dan wát zon. U moet maar dit onthouden. De omzetting, die in de huid door de zon wordt tot stand gebracht, gaat niet zo ver. Zij kan n.l. voor het lichaam heel weinig betekenen, omdat de huid als verweer tegen te grote dosis zonlicht juist tot pigmentatie komt. Dat is dus een bewijs, dat het lichaam zich moet verdedigen tegen de zon en elke verdediging kost energie, is dus een energieverbruik. Daar komen dan nog bij andere elementen van straling enz., die ook weer het hunne bijdragen voor niet-gezond zijn daarvan. Het meest ideale lijkt mij voor de mens een gelegenheid waarin hij zich in de zon kan begeven, wanneer het nodig is, maar voor het grootste gedeelte toch in de schaduw vertoeft waarbij een groot gedeelte van de huid aan de frisse lucht is blootgesteld. Het betekent n.l. een vergroting van de ademhaling en heeft daardoor een reinigende werking voor het gehele lichaam. Dat is hetzelfde als met baden. Eén, of twee maal per dag baden vooral in natuurwateren, dus zee of stromend water, dat lijkt mij buitengewoon gunstig. Gunstiger dan b.v. baden in leidingwater of stilstaand water. Maar indien dat bad, laten wij zeggen een uur duurt, dan zijn alle voordelen, die men door dit contact met natuurlijk vocht heeft verworven, een restant uit de amfibische tijd van de vroege mens a.h.w., hoeft men dan verspeeld door zijn overmatige krachtsinspanning etc.. Er is dan geen gezondheid uit voortgekomen, integendeel, een zekere uitputting, die misschien wel aangenaam lijkt, maar niet altijd goed is. Dus het is met deze dingen, dat matigheid, een redelijke dosering daarvan, belangrijk zijn. Wilt U veel zonnebaden, doet U dan langzaam aan. Went U zich aan de zon en houdt U zich niet al te veel met kunstmiddelen bezig, die dan de ultraviolette stralen doorlaten en de rest van de zon tegenhouden, want zij zeggen het veel, maar het is humbug. Als U dan bruin wilt zijn, doet U dat dan maar met een verfspuit. Dit was het commentaar op zonnebaden: ik kan merken, dat het al een beetje vakantiestemming is. Is er nog commentaar op? Hoe komt het nu, dat de ene mens helemaal geen zon verdragen kan? Naarmate er in de huid minder pigmenten aanwezig zijn, is de mogelijkheid van verweer voor deze huid, veel kleiner. Naarmate de huid op zichzelf teerder is, d.w.z. dunner, zal hij ook minder in staat zijn om de zon te verdragen. Het resultaat is dus dat, wanneer iemand geen voldoende pigmenten heeft, omdat de huid dun is, verbrandingsverschijnselen, gepaard gaande eerst met irritatie, later met blaasvorming enz., veel sneller optreden. Dan kan zo'n iemand niet tegen de zon. Is er geen pigment aanwezig dan wordt ook geen afweerlaag 83

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 6 – 28 juli 1955 gevormd, dan krijgen wij dus dat "heerlijke" bruin niet, dan blijf je rozig blank, of wit, elke keer wanneer je dan inde zon hebt gelegen, dan blijf je zo rood als een kreeft: Verder blijkt nog, dat er een aantal mensen zijns die b.v. de directe warmte op het hoofd moeilijk kunnen verdragen. Dat is een te scherpe verwarming - het gaat hier over de warmte niet over iets anders -, waardoor in het hoofd spanning ontstaat. Het begint met de schedelhuid. Elke verandering in de schedelhuid betekent een kleine verandering in de bloedsomloop en is dus daardoor gevoelig en het resultaat zijn duizelingen, zwarte vlekken voor de ogen, zich niet behagelijk gevoelen en uiteindelijk kan er als resultaat zelfs een bloeduitstorting worden gevormd in de hersenen b.v.. Dan ben je er erg beroerd aan toe. Dus men moet er wel degelijk rekening mee houden, dat de zon heus niet het gunstige element is in zijn directe werking. Let U maar eens op. Uw eigen land is een vruchtbaar land. Waarom? Omdat de zon er in verhouding weinig schijnt. Gaat U naar de Sahara, waar de zon meester is, de aarde is dor en onvruchtbaar. Zo is het met de mens precies hetzelfde. De mens die voortdurend felle zon moet verdragen en zich daartegen niet kan beschutten, die gaat aan de zon ten gronde. Maar degenen die kleine doses krijgt, veel afgewisseld met indirect zonlicht die kan vaak een behoorlijk uithoudingsvermogen hebben en heel gezond en prettig leven. Dat waren dan enige commentaren. Is er nog meer te behandelen zo gauw? Dan wil ik, als ik tenminste niet te lang genoeg heb gepraat, nog een ander onderwerpje aanroeren, ook heel kort. Wij bespreken vandaag toch allemaal van die kleine puntjes. Het is n.l. dit: Heeft U als eens gedacht over persoonlijkheidsprojectie en persoonlijkheidsoverbrenging van lichaam tot lichaam, als mogelijkheid? Waarschijnlijk niet, hé? (Ja). Ja, Heeft U er over gedacht? Ja, de vakman. De rest laat ik er een beetje bij liggen. Nu moet U een één ding goed begrijpen. Onze persoonlijkheid bestaat natuurlijk uit een lichamelijk karakter. Inderdaad. Maar wat wij zijn en, hoe wij ons uiten wordt hoofdzakelijk bepaald door de wijze, waaróp wij op de prikkels van het lichaam reageren. Duidelijk? Wanneer ik dus de reactie bij een ander kan aanpassen aan mijn eigen reactie, heb ik mijn persoonlijkheid in die ander geprojecteerd en zal op de duur bij langdurige projectie het lichaam zelfs zich vóór een gedeelte aan gaan passen aan de structuur van het eigen lichaam. Dat houdt dus ook in, misschien ook wel interessant, dat men waanzinnige, een werkelijk bezetene, een zeer sterke verandering van afscheidende klieren, interne en secreties e.d. het innerlijk evenwicht doormaakt, waarbij een lichamelijke verandering optreedt. Wij hebben dan met werkelijke bezetenheid te maken, wanneer het tenminste een jaartje geduurd heeft. Dan kunnen wij, wanneer wij dat vóór de ziekte zien en daarna, dan zien wij een verschijnsel niet van verval over het algemeen, maar van verandering van prikkelbrengend vocht en de samenstelling van hormoonhoudende vochten enz. enz.. Het verandert heel sterk. Deze kunnen dan vaak het eigen bewustzijn, wanneer de persoonlijkheid niet meer wordt geprojecteerd, tot waanzin drijven, want die eigen persoonlijkheid kan dan met dat lichaam niet meer overweg. En dat is wel even belangrijk, wanneer wij dat zien, want, wanneer wij iemand hypnotiseren voor een ogenblik, dan is dat een projectie van onze persoonlijkheid, waardoor wij aan de andere persoonlijkheid, vooral het stoffelijk deel ervan, onze eigen impulsen opleggen. Wanneer ik echter té ver zou gaan, dan zou ik mij in de persoonlijkheid van mijn sujet geheel moeten verzinken. D.w.z. dat mijn gehele gedachteleven tracht op te gaan in mijn sujet, terwijl ik gelijktijdig mijn eigen persoonlijkheid volledig opleg aan het sujet. Wanneer ik met één sujet dit experiment te lang uithaal, - dat is ook wel gebeurd -, dan krijg ik de eigenschappen en misschien ook wel de kwalen van het sujet, terwijl het sujet mijn eigen persoonlijkheid gaat vertonen en heb ik te maken met een verwisseling van persoonlijkheden. Zoiets komt wel meer voor, dan U denkt hoor. Want ik stel dit nu sterk met hypnose. Maar ook waar voortdurend samenleving en voortdurende suggestie wederkerig tot stand brengt, krijgen wij ook wel eens wat men noemt aanpassing, maar in werkelijkheid een verandering van persoonlijkheid. Heeft U wel eens opgelet op de oppasser van het apenhuis? Die lijkt ook wel een aap. Jazeker. Dat is ook zo. Of als mensen lang getrouwd zijn. Ja, maar waarom? Omdat de man de vrouw beperkt in haar impulsen en aan de andere kant aanvult door zijn eigen impulsen en omgekeerd. 84

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 6 – 28 juli 1955 D.w.z. dat een deel van de persoonlijkheid van beiden op non-actief wordt gesteld, terwijl het begeerteleven en het drangleven van de ander, misschien ondergeschikte factoren van het eigen wezen juist sterk op de voorgrond schuift voortdurend. Daardoor wordt dus hetgeen, wat de vrouw in de man ziet a.h.w. in de man geboren en omgekeerd. Dus, dames, denkt U nu nooit van Uw man, wat is het eigenlijk toch maar een .....nu ja, vult U maar in. En omgekeerd, heren, denkt U nooit van Uw vrouw: bah, wat is het eigenlijk toch een…. Want als U zo gaat denken wekt U die krachten inderdaad. U stuurt die gedachte uit en versterkt ze indien U dat regelmatig blijft denken. Een voorbeeld dat het zo direct aan de oppervlakte komt, maar wat in feite waar is, is jalousie. Een vrouw, die haar man voortdurend van ontrouw verdenkt. Een man, die voortdurend zijn vrouw van ontrouw verdenkt, wekt de drang tot ontrouw in de ander. Hij wekt die, zoals die in het begin helemaal niet aanwezig was. Nu wordt het gedachteleven erop geconcentreerd en bestaat de mogelijkheid dat daardoor de begeerteprikkel, die in het begin aan de partner gebonden was, zich nu volledig op anderen gaat richten met misschien wel de feitelijke gevolgen daarvan. Er zijn heel wat echtscheidingen door dergelijke stommiteiten, door dergelijke achterdocht en jalousie tot stand gekomen. Dat zou ik natuurlijk aan kunnen vullen met allerhande voorbeelden nietwaar? Als U buitengewoon voorzichtig bent met Uw partner, Uw huwelijkspartner en U vertroetelt die altijd dan heeft U grote kans dat de partner zichzelve zo afhankelijk gaat zien van U als U die persoon ook ziet. Daar dan bent U die partner kwijt en dan heeft U daarvoor een blok aan het been gekregen. Begrijpt U? (Ja). Omgekeerd: een voortdurend misachten van alle symptomen betekent, dat je die partner voor een soort idioot en komediant uitmaakt. Wanneer U die houding te lang volhoudt, dan wekt U hetgeen wat U misschien niet meende te wekken of meende te projecteren n.l. een soort van zelfwantrouwen in de partner en een soort zelfverachting. Dan heeft U weer precies hetzelfde. Dan heeft U te maken met een persoon, die ten opzichte van U, minderwaardig is geworden. Zij wás het niet, of hij wés het niet, maar zij zijn het geworden. Zo projecteer je je persoonlijkheid dus en delen van je persoonlijkheid heel vaak zonder dat je het weet, op je medemensen. Vooral wanneer het contact een zeer regelmatig contact is, is het van buitengewoon veel belang. Wanneer wij ons volledig onderstellen aan de ander, onderworpen tonen aan een ander, zullen wij op de duur de persoonlijkheid van die ander in ons krijgen als een werkelijkheid ondergeschikt aan de grote persoonlijkheid, dus eigenlijk een extentie van die persoonlijkheid geworden. Maar weten wij dan, wat voor ons acceptabel is in werkelijkheid? Want wij kunnen wel één zijn maar in werkelijkheid ondergeschikt zijn. Maar onze ondergeschiktheid heeft weer een invloed op de anders wekt in de ander waarschijnlijk een minderwaardigheid, die door meerderwaardigheidsuitingen, gecompenseerd moet worden en worden zelf het slachtoffer van onze onderworpenheid. Het kan zelfs zo ver gaan, dat iemand, die zeer onderworpen is, ik blijf nu maar weerbij de huwelijkspartners omdat zij elkaar zo sterk kunnen beïnvloeden. Iemand die buitengewoon onderworpen is, voortdurend geprikkeld wordt door de ander, voortdurend erop wordt gewezen, dat hij toch of zij toch, een klein beetje meer voor zichzelf moet denken aan anderen. Wanneer zo'n huwelijk het bewuste gouden mijlpaaltje bereikt, vinden wij vaak dat de rollen omgekeerd zijn. Een heel oud gezegde, dat tegenwoordig nog ten dele bekend is, drukte dat als volgt uit: "Toen zij trouwden had hij de broek aan, sindsdien heeft zij hem gedragen". Ja, dat zijn inderdaad verschijnselen, wij kunnen er nog zo gezellig over praten per slot van rekening: die U niet moet misachten, want het is niet alleen maar het stellen van een verhouding tussen twee mensen, maar het is het veranderen van de waarde in je eigen persoonlijkheid én in de andere persoonlijkheid. Het is een projecteren van je eigen persoonlijkheid op een anders of het geheel ondergaan van een ander, terwijl jezelve daarbij teloor gaat. Het is soms zelfs een verwisselen van persoonlijkheden. Dat is niet goed want U bent op deze wereld geïncarneerd om met Uw eigen persoonlijkheid te leven en niet met een waanbeeld, dat U door een ander wordt opgelegde ook al wordt het dan nog zo reëel in Uw bestaan.

85

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 6 – 28 juli 1955 Onthoudt U dus: men moet zichzelve trachten te blijven: men moet ook een ander het recht gunnen zichzelve te zijn. Dat is de hoofdzaak. Men mag zichzelve nooit op een ander blijven projecteren en voortdurend zich als superieur uiten tegenover een andere persoon want op de duur projecteert U Uw meningen in die persoonlijkheid. U vernietigt dan. U kunt voor een ogenblik rustig zo'n persoon domineren U moogt rustig in een persoon Uw gedachte een moment projecteren om bestaande foute toestanden eventjes in orde te maken. Dit kunt U geen jaar voortzetten, want dan krijgt U een afhankelijkheidsverhouding in plaats van een genezingsproces. Ach ja dat zijn zo van die dingen hé? Er wilde iemand nog iets zeggen geloof ik, ja. U heeft mijn vraag eigenlijk al beantwoord. Ik had bedacht, dat die vraag iets verder ging dan het antwoord hoor. Het kan zijn dat ik mij vergist heb. Neen. Ja. Ik bedoel wat gebeurt er wanneer de andere persoon het inzicht heeft dat er een persoonsverandering betracht wordt? Kan hij zich daartegen verzetten? Hoe staat dat tegenover al hetgeen U gezegd hebt? Ja, er zit inderdaad…. Ik dacht het ook, hoor, maar het blijkt alweer, er zit een kant aan vast, die niet beantwoord werd. Dat is n.l. deze: wanneer ik merk, dat een ander zich op mij projecteert, kan ik mij er tegen verzetten. Dat werd niet geheel beantwoord.Toch is dit zeer belangrijk. Dat kan ik alleen wanneer ik mij zodanig kan concentreren dat ik sterker ben dan die ander. Maar als zwakkere zal ik altijd het onderspit delven tegen de persoon die zich op mij projecteert Kun je je dan niet aan de projectie onttrekken? U kunt er zich niet van onttrekken. Het enige, wat u kunt doen, is de projectie voor een groot gedeelte afschuiven naar een gebied, waarop zij niet gericht is. Kunt U een voorbeeld geven, want het is buitengewoon belangrijk, Wat wilt U? Stelt U maar een geval, een persoon. Dan zullen wij het vanuit die bepaalde persoonlijkheid bekijken. Een persoon wordt beheerst door een ander. Uiteindelijk zou ik mij dan door een innerlijke kosmologie daaraan kunnen onttrekken. Ik kan dan de suggestie als ongerichte energie laten vervloeien "ins blaue hinein”. Hoe moeten wij dat nu doen? Laten wij zeggen wij hebben iemand, die staat in verhouding van baas tot knecht. Die knecht wordt voortdurend beïnvloed door het bekende liedje van: "je moet dit, je moet dit, je moet dat". Dan gaat de persoonlijkheid van de knecht eraan. Wat moet die knecht dan doen, hoe moet hij zich mentaal instellen tegen die aanvallen van die baas? Aanvallen waaraan hij zich door zijn positie niet kan onttrekken. Dan stelt de knecht zich in het ideale geval - dit is dus ook theoretisch - als volgt tegenover de baas: ik tracht mij allereerst te realiseren: Waarom deze verwijten? Is mijn werk inderdaad zo slecht? Dan moet ik dus leren. Wanneer die baas dan tegen mij zegt: "dit en dat', dan zeg ik "zeker. Wilt U mij dat even voordoen?". Ik projecteer in dit geval dus vanuit mijzelve het verwijt verder op het werk: het werk is niet in orde. Maar indien mij getoond wordt hoe het werk behoort te worden gedaan, dan kan ik dat ook. Het resultaat is dan aannemende dat de baas een choleriker is, de knecht misschien zijn ontslag krijgt, maar in ieder geval zichzelve heeft gehandhaafd. Aangenomen echter, dat de baas op zich toch een goed mens is, bestaat echter ook de mogelijkheid, dat hij inplaats van de blijven domineren in verwijtende zin, gaat trachten te domineren in opvoedende zin. Dan vervalt echter ook het probleem zoals het tot dan toe heeft bestaan: de baas kan degene, die hij iets wijst niet voortdurend negatief blijven beïnvloeden, want hierdoor zou hij toe moeten geven, dat hij niet in staat is zijn knecht iets te leren. Hij zal dus zijn houding tegenover de knecht langzamerhand moeten wijzigen. Ik heb een concreter geval. Er is een concern, waarvan de geëmployeerden moeten worden behandeld, omdat die baas die chef, hen zo behandelt. Nu hoop ik, dat die baas dat zal gaan inzien. Maar dat neemt niet weg, dat het gehele kantoor over zijn tijd is. Ik heb de employees aangeraden zich daaraan te onttrekken. Een lastige situatie. Tenzij U het geluk zoudt hebben een employee te vinden die voortdurend in staat is zijn baas op de juiste wijze tegemoet te 86

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 6 – 28 juli 1955 treden die in staat is zijn baas heel rustig uit te laten razen, om te vragen: "Zeker, meneer. Hoe wilt U het dan?" En als de baas dat doet in termen van razernij te zeggen. "Zoudt U mij dat misschien nog even uit willen leggen? Ik heb het niet helemaal begrepen". Een man, die wanneer hij zijn werk, dat hij gaarne doet, volgens de baas niet goed doet, heel rustig een ontwerp deponeert met de vraag: "Is het zo dan goed?" Zou het gehele kantoor uit dergelijke employees bestaan dan zou de baas zich ongetwijfeld zeer gauw wegens overspanning van zijn positie ontheven zien. Maar indien er één zo zou zijn, die als tegenwicht voorde overspanning van de anderen kan dienen, dan hebben wij een grote kans op succes. Want een mens kan als ondergeschikte alleen zo op blijven treden, wanneer hij beseft, dat het optreden van de baas het resultaat is van een conflict in de baas. Verder zou men aan de anderen een houvast moeten geven. Wanneer wij - ik neem maar een willekeurige mogelijkheid - iemand hebben die zeer ongelovig is, dan kunnen wij zeggen: elke keer voor je bij die baas binnen gaat, moet je God aanroepen. Hij helpt je dan en met God ben je de meerdere van je baas. Dit is een suggestie, die alleen waar een diep geloof aanwezig is natuurlijk, heel vaak tot een werkelijkheid wordt. En kunnen wij dit meest werkzame niet gebruiken, God, dan zijn er misschien nog wel andere argumenten te vinden, waarmee wij de employé met meer zekerheid en begrip tegenover de baas kunnen stellen. Het is voor de baas n.l. mogelijk, dat hij een weerstand tegenover zich vindt, die een beroep doet, niet zo zeer op zijn emoties dan, wel op zijn kundigheden. Iemand, die coöperatief is, zodra zijn baas redelijk is, en dan ook inderdaad resultaten produceert maar die tegenover de storm ongevoelig zijnde, reageert met een terug schuiven van de verantwoording naar de baas. Want dergelijke toestanden ontstaan heel vaak doordat de baas van zijn ondergeschikten, afhankelijk zijnde en dit voor zich goed wetende, in zich de onzekerheid draagt, waar hij zichzelve niet in staat acht zijn eigen taak bij voortduring met succes te blijven vervullen. Dit is heel vaak de achtergrond van dergelijke situaties en zo wordt dit dan afgereageerd door de innerlijke spanningen te ontladen op de zijn aanzien bedreigende factoren, de ondergeschikten. Hierdoor zal hij dan zijn eigen meesterschap aan zich zelf bewijzen. De reactie daarop werkt echter vaak prikkelends slaafsheid werkt prikkelend in een dergelijk geval. Een slag in het ledige brengt degene, die al zijn evenwicht dreigt te verliezen nog veel verder van de kook. Er moet dus een weerstand zijn. Maar de weerstand moet zo zijn, dat zij: niet te pijnlijk wordt. Zij moet alleen de mens een ogenblik in staat stellen zijn evenwicht te herwinnen. De belangrijkheid van de baas voor de ondergeschikten en van de ondergeschikten voor de baas moet dus voortdurend, desnoods door slechts één persoon, voortdurend geaccentueerd worden. Dat brengt dan meestal, situaties met zich mee die zo zeer humoristisch zijn, dat de rest van het personeel dan meestal ook oreer een beetje over de zenuwspanningen heen komt. Het geeft aan de andere kant de baas de mogelijkheid te laten zien wat hij werkelijk doen kan en geeft hem een inzicht van eigen tekorten en gewoonten en brengt zo de oplossing van de problemen in het "ik" door de persoon zelve wat naderbij. Iets wat theoretisch wel zeer belangrijk is. Ik ben zo vrij om het woord "theoretisch" hier zeer nadrukkelijk bij te voegen. Zoiets kan natuurlijk alleen, wanneer men toevallig de juiste personen voor het experiment treft. De moeilijkheid in de praktijk is, dat men meestal de tijd niet heeft om dergelijke personen als die employé te gaan zoeken en zo men de tijd daarvoor heeft, is het zeer goed mogelijk, dat men te ene male de bekwaamheid daartoe mist. Dit was dus een geval, waar die projectie weer bij te pas kwam. Want wanneer men een verhouding schept, zoals U die naar voren brengt is het vooral de projectie van een innerlijke onzekerheid van de baas op de employees, waardoor een onmogelijke toestand wordt geschapen. Wanneer wij dus de baas zijn innerlijke zekerheid terug kunnen geven, volgen de anderen van het beste zou daarvoor, zoals gezegd zijn. Wanneer één van de geëmployeerden dit alles van zich af kon laten glijden en op een geheel ander terrein brengen. Dus geen: "Ik ben niet voor dit werk geschikt: of “jij bent niet geschikt”, maar “O, weet U het beter? Vertelt U mij dan even, hoe".

87

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 6 – 28 juli 1955 Die baas is, wij hebben het gehad over sympathothonische gevallen, een dergelijk iemand, hij gaat hieraan lichamelijk ten gronde. Een kwestie van tempo waarschijnlijk. De mensheid weet op het ogenblik de grootste snelheden te bereiken uit de bekende geschiedenis. Maar veel heeft zij daar niet aan, omdat zij die snelheden gebruikt om nergens naar toe te gaan. Een symptoom van de verwarring der moderne tijden. Een mens moet een doel hebben en daar op aan streven. Wanneer men een omschreven doel heeft en dit voortdurend nastreeft, dan zal voor de bereiking het tempo verder betrekkelijk weinig uitmaken. Maar dat doel moet wel een doel zijn, wat niet zo één, twee, drie bereikt wordt. Het behoort een doel te zijn dat jaren vraagt, voor het zelfs maar benaderen geresumeerd worden kan. Een dergelijk doel, waarop alle streven gericht is, maakt het tempo erg onbelangrijk. Wanneer wij in het begin wat te hard van stapel lopen, moeten wij trachten in te zien, dat een dergelijk tempo onredelijk is, gezien de weerstanden, die wij te overwinnen hebben en dus ons tempo aanpassen aan de omstandigheden. Dan wordt het meest gunstige resultaat bereikt. U zoudt dus die baas b.v. eens aan kunnen raden om te trachten zoveel mogelijk slechts één ding tegelijk te doen. Want dat is het veroorzakend verschijnsel en tevens het symptoom van het complex, dat die man beheerst. Want deze man heeft op het ogenblik de gewoonten om te trachten vier of vijf dingen gelijktijdig te doen. En dat gaat vooral ander de huidige omstandigheden helemaal niet. Zou hij in de gelegenheid zijn alle dingen achter elkaar af te handelen, dan zou hij alles tot een redelijke oplossing kunnen brengen, maar nu staat hij elk ogenblik weer tegenover de vraag: "Is dit wel goed". Dus probeert U maar om hem dat in te doen zien. Zo vrienden, dat was dan een psychiatrisch intermezzo. Ik weet niet in hoeverre U dit betoog belangrijk acht. Wat ons betreft, kunt U dit uit de leerstof schrappen, wanneer U de eerste punten, die wij hebben besproken naar even naleest. Al het andere moet U zelf maar eens bekijken en beslissen in hoeverre dit voor U belangwekkend moet zijn. Nu zullen wij maar gaan pauzeren. Ik wens U allen, in zoverre de vakanties nog niet achter de rug zijn een prettige vakantie, veel zon en weinig zonnebrand. Goeden avond. (Het tweede gedeelte werd niet opgenomen). o-o-o-o-o

88

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 7 – 22 september 1955

LES 7 - DE MENSELIJKE PSYCHE

22 September 1955 Goedenavond vrienden Ja, nu zitten wij vanavond weer met een onvolledig gezelschap. Dan komen wij voor de vraag te staan: wat moeten wij nu gaan doen? Want nu meteen af te gaan werken zal weinig zin hebben, waar wij dan weer een groot deel van de stof moeten herhalen. Daarom - U kunt het natuurlijk anders krijgen indien U dat wenst - zou ik U voor willen stellen om deze avond zelf die onderwerpen aangaande de Menselijke Psyche aan de orde te stellen, die U bijzonder interesseren. Mij dunkt dat dit gezien al hetgeen de vorige keren behandeld is, de beste methode. Dus wanneer er vragen of problemen op dit gebied zijn, kunt U die eerst eens naar voren brengen. Geen commentaren? Dan zou ik U willen verzoeken mij een ogenblik te volgen in een kleine beschouwing over de Menselijke Psyche, die wij dan later als ingelast zijnde kunnen beschouwen. Ik heb U reeds gewezen op de mogelijkheden paranormale gaven terug te brengen tot werkingen in de hersenen. Wij hebben dan ook o.a. de wijze besproken, waarop dat gebeurt en de wijze waarop zich dat ontwikkeld heeft. Nu zou ik willen gaan overwegen in hoeverre een bepaalde psychische toestand het resultaat kan zijn van, of in verband staan met deze bijzondere kwaliteiten. Wanneer wij iemand hebben, die mediamiek is, d.w.z. helderziende, helderhorend enz. dan ontdekken wij tot onze verrassing, dat deze personen altijd betrekkelijk evenwichtig zijn. Er zijn in wezen bepaalde factoren, die hen - psychologisch gezien - tot de instabielen, tot de grotere risico's doen behoren. Zij zijn gemakkelijker dan anderen voor allerlei beïnvloedingen vatbaar enz.. Waar kan dit aan liggen? Wij weten natuurlijk, dat wij soortgelijke verschijnselen o.a. met schildklierextracten te voorschijn kunnen roepen. Dat wij bij het gebruik van ontspannende en verdovende middelen, middelen die dus t.o.v. het normale een algehele ontspanning te gevolge hebben, soortgelijke resultaten kunnen wekken. Vanwaar dit? In de eerste plaats is het totaal van alle paranormale verschijnselen afhankelijk van de eigen aanvaarding daarvan. Iemand die deze dingen verwerpt, zal over het algemeen bij een begin van ontwikkeling dezer gaven de verschijnselen onmiddellijk onderdrukken. Het wordt naar het onderbewustzijn verdrongen, kan daar nog enige invloed hebben, maar in het bewustzijn komt het niet meer naar voren. Wanneer wij het innerlijk evenwicht van de mens gaan wijzigen en daarmede ook zijn temperament, dan kunnen wij een tijdelijke wijziging tot stand brengen. Er vormt zich een tijdelijk tweede persoonlijkheid, iets wat over het algemeen zekere psychische conflicten achterlaat. De vraag, die nu rijst is: Is het ook mogelijk een geheel evenwichtig mens tot een ontwikkeling te brengen van deze paranormale eigenschappen van het stoffelijke, opdat hij hieruit ook geestelijk nut kan trekken: dit zonder dat hierdoor grote lichamelijke schade ontstaat? Ik meen, dat dit althans in principe mogelijk is. En wel uitgaande van het feit dat de geest in haar eigen wereld thuis is en deze dus normaal kan beleven. Indien het lichaam beseft, dat deze reeks van verschijnselen tot de wereld van de geest behoort en zich er niet tegen verzet, zouden wij dus kunnen rekenen met een op de duur redelijk aanvaarden en daarmede dus het wegvallen van de innerlijke conflicten en psychische spanningen, die anders hiervan het resultaat kunnen zijn. Gesteld: Ik heb een volkomen normaal mens. Ik ontwikkel hierin een redelijke aanvaarding van het paranormale, het geloof in het paranormale en het vertrouwen in het paranormale. Geloof en vertrouwen hier noodzakelijk om een psychisch evenwicht te scheppen en onderbewuste reacties uit te schakelen. Anders wordt vaak een innerlijk, doch niet bewust 89

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 7 – 22 september 1955 verzet in het verloop der dingen opgenomen. Daarna ga ik deze mens verder ontwikkelen door hem voortdurend op dit gebied te stimuleren, hem te dwingen op "hunches" af te gaan e.d. Die mens blijft evenwichtig en gezond, maar wij zien als secundair verschijnsel dat die mens erg bijgelovig wordt. Hij kan nog geen onderscheid maken tussen de reële verschijnselen, die zich in en rond zijn wezen afspelen, de stimulerende factoren van buitenaf, de dingen, die voor hem geen betekenis hebben, als toevallig opgenomen gedachte en de stem van het eigen innerlijk. De grootste moeilijkheid is dus een tegenwicht te scheppen voor het bijgeloof. Ik moet eerlijk bekennen, dat ik op dit probleem nog geen antwoord weet. Aangenomen, dat er een oplossing bestaat kunnen wij echter in elke mens de sluimerende gaven, die vooral in het begin der mensheid ontwikkeld zijn geweest, wederom te voorschijn brengen. Een andere mogelijkheid, die ook op het ogenblik - gezien de omstandigheden - niet zo vreemd lijkt, is een muteren van de mens, waarbij deze oude eigenschappen weer meer op de voorgrond komen. Dit zal dan in een andere houding van de mens ten opzichte van deze dingen kunnen resulteren. Zou zoiets gebeuren, dan kunnen wij aannemen dat de rest van de mensheid zich zeer snel zal ontwikkelen tot het gestelde peil, ongeacht of verdere stoffelijke mutaties plaats vinden of niet. De normale mensheid kan mee. Waardoor echter dan de onevenwichtigheid, indien de mens op het ogenblik met deze verschijnselen in zijn wezen wordt geconfronteerd? Wel, mijne vrienden, de mens van heden is over het algemeen niet geneigd het buitengewone in zijn wezen aan te nemen. Anderzijds is hij geneigd zich zeer te verheffen op grond van elk verschijnsel dat buiten het als normaal gangbare gaat en de bewondering van anderen kan wekken. Zo komt het, dat in de eerste plaats de onevenwichtige personen, met een minderwaardigheidscomplex, met de behoefte voortdurend in het middelpunt der belangstelling te staan etc. geneigd zullen zijn de in hem aanwezige mediamieke kwaliteiten te gaan ontwikkelen, om toe te geven aan al deze impulsen en tegenover de buitenwereld daar zoveel mogelijk van te maken. Hierdoor wordt immers de mogelijkheid geschapen te ontvluchten uit een toestand der wereld, waarin men zichzelve onbelangrijk of minderwaardig gevoelt. Dit ontvluchtingsproces brengt met zich mede, dat het gehele leven wordt gebaseerd op de gave en dat alle meer normale aspecten van het bestaan daarvoor min of meer wegvallen. Vindt dit plaats, dan zien wij natuurlijk een volkomen onreëel beschouwen van de toestanden op de wereld. Zij worden niet meer gezien als toestanden, die algemeen bestaan, problemen, waarvoor de wereld reeds een oplossing heeft gevonden, maar als levende factoren, die voor het "IK" halt houden moeten maken, omdat, dat ik nu eenmaal iets anders is dan de rest. De consequenties is, dat elke mens met paranormale eigenschappen dus ten opzichte van de wereld vreemd staat. Sommigen van hen vluchten hiervoor door buiten hun gaven om een grote normaliteit .....ik zou het eigenlijk in het Duits moeten zeggen vor zu tauschen. Voor te toveren. Zij tonen zichzelve dus aan de wereld anders dan zij innerlijk zijn. De mens, die paranormale gaven heeft en daardoor aan de wereld werkelijkheid gedeeltelijk ontgroeid is een komediant eerste klas. Niet in de laatste zin meestal. Maar hij bouwt zich twee persoonlijkheden: de één van de begaafde mens, die het middelpunt van alle dingen is, het tweede een rustige normale mens, die in niets van een ander verschilt. Inwendig blijft hij er natuurlijk, altijd van overtuigd, dat hij wel iets anders is. Hierdoor wordt op dingen, die de normale mens als redelijk zou accepteren vaak aangesproken, anders gereageerd dan volgens het getoonde beeld te verwachten zou zijn. Dat zijn de feiten waarvoor wij in een dergelijk geval staan. Is dit alles naar het normale terug brengen? In de eerste plaats zullen wij steeds ons moeten realiseren dat wij te maken hebben met mensen die voor zichzelve een tweede werkelijkheid kennen die voor hen zelve innerlijk belangrijker is en dus mogen worden gewaardeerd, noch behandeld als de normale doorsneemensheid. Aan de andere kant zullen zij zich toch zo nodig aan moeten passen aan de doorsnee-mensheid. Wij moeten voor hen een weg weten te vinden, die hen aan de kant als een normale mens in de wereld stelt, doch hen anderzijds de waarden laat, waarop hun eigenschappen en bijzondere gaven zijn gebaseerd. 90

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 7 – 22 september 1955 Wij kunnen dit het beste doen door het te confronteren met de werkelijkheid en hen tegelijkertijd in de gelegenheid te stellen krachtens hun tweede innerlijke persoonlijkheid voor een gedeelte consequenties dier werkelijkheid althans voorlopig te ontkomen. Het lijkt zo oppervlakkig gezien - misschien een versterken van die waan. In werkelijkheid is dit echter niet zo, want door de tweede persoonlijkheid te stellen als een aanvulling, als complement al van de persoonlijkheid, die zij zouden moeten en vaak willen zijn, brengen wij deze meer en meer tot een eenheid in het besef van deze mens. Het resultaat is dan ook dat de scheiding tussen de twee persoonlijkheden wegvalt. In sommige gevallen kunnen de gaven daar iets onder lijden. In de meeste gevallen zullen wij vaak kunnen stellen dat de gaven juist sterker op de voorgrond komen, beheerster, zodat zij op de duur niet meer zijn het onbeheerst functioneren van niet begrepen psychische plus fysieke eigenschappen, maar een beheerst functioneren van een normale geestelijke stoffelijke functie die als deel van het "IK” wordt erkend, maar alleen wordt gebruikt, wanneer dit voor deze mens een noodzakelijkheid is. Een tweede iets, dat ik in verband hiermee aan zou willen snijden is de kwestie van het sexuele. Eigenaardig genoeg staat n.l. de sexuele drang bij man, zowel als vrouw in sterk verband niet psychische, zowel als fysieke organismen die de paranormale begaafdheid beheersen. Er zal hier altijd een grotere spanning plus een grotere wisselwerking aanwezig zijn, dan bij een normaal mens. Vindt U het goed, dat ik hierover verder spreek, of is het onderwerp U onaangenaam? (Gaat U verder.) Wij weten, dat het driftleven van de mens, dus niet alleen sexueel, maar ook op andere gebieden juist door zijn buitengewoon sterke fysieke invloeden, ook de psyche zeer sterk kan richten, beïnvloeden enz.. In de psyche echter bestaat een voorstellingsleven, dat grenzen stelt. Men moet, wil er innerlijke vrede zijn, met zijn driftleven binnen de grenzen die de ervaring heeft geleerd, die de maatschappij oplegt enz., blijven. De persoonlijkheid, die volkomen normaal is, zal daarmede over het algemeen reeds enige moeilijkheden hebben, gezien de stoffelijke driften. Deze problemen kunnen echter over het algemeen binnen de perken door de maatschappij goedgekeurd en ook vaak door het "IK" worden afgereageerd. Er blijven dan slechts momenten van onredelijkheid en prikkelbaarheid over, die voor de persoon in kwestie niet eens kunnen worden terug gevoerd tot het sexueleof driftprobleem. Sexe ligt mede ten grondslag aan het grootste gedeelte der problemen, die wij zien juist waar het gaat om de eigenschappen, die het paranormale beginnen te benaderen. In de eerste plaats heeft U waarschijnlijk allemaal wel eens gehoord van de z.g. transmutatie van krachten. D.w.z. dat de sexuele bracht - mits goed gericht -, kan worden geuit op een andere wijze. Zij kan voor een gedeelte worden gemaakt tot psychische energie, waardoor een verscherpt denkvermogen, vergrote energie dus van het denkleven plus het bewustzijnsleven, voor het accepteren en verwerken der dingen, een versnelde uiting en een verbeterde uiting kunnen worden verkregen. Alleen in zoverre het afreageren ook op een andere wijze mogelijk blijft. Indien afreageren op een andere wijze niet mogelijk is, wordt in het transmutatieproces vaak een nog veel groter conflict ervaren, dan zonder dat. Elke mens dient zich dus goed te realiseren, dat het alleen maar nut heeft krachten te transformeren, wanneer dit bewust gebeurt met een vast staand doel, waardoor de uiting van de op deze wijze veranderden afgebogen krachtstromen plaats kan vinden: anders ontstaan er moeilijkheden, die groot zijn. De paranormale persoon is - juist krachtens zijn geaardheid en wezen - tot deze bewuste transmutatie van krachten niet in staat. Wij krijgen dan te maken met de onbewuste transformatie. Dit brengt vele moeilijkheden met zich: het transmuteren van bepaalde krachten in andere geuite krachten als welsprekendheid enz. enz. brengt aan de ene kant een verzwakking van potentie met zich, maar kan tevens een in het gedachteleven sterk verhevigde drang naar voren brengen. Indien U een voorbeeld wilt hebben, kunt U b.v. gaan zien naar vele grote acteurs naar grote redenaars. Kortom mensen die voortdurend weer hun gehele persoonlijkheid moeten gebruiken om hun publiek of gehoor te fascineren. Zij zullen hun gehele wezen in deze taak leggen en daarmede dus een groot gedeelte van hun potentie omzetten in andere krachten. Zij 91

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 7 – 22 september 1955 zijn er zich echter niet van bewust, dat dit is gebeurd en ervaren een gemis aan potentie in zichzelve als een gebrek, waardoor zij verscherpt trachten op andere wijze juist deze dingen te benaderen. Waar dit natuurlijk vooral bij de volwassenen optreedt, of beter gezegd bij de sexueel rijpen, vinden wij juist hier perioden, die bijzonder moeilijk te beheersen zijn. Aan de ene kant staat de jeugd vaak veel dichter bij het paranormale, dan de volgroeide mens. Aan de andere kant staat de jeugd, juist door zijn grote potentie in het driftleven zó, dat een transformeren, een transmutatie van krachten weliswaar mogelijk is, maar over het algemeen niet gebruikt wordt op de meest geestelijke wijze. Het onredelijke element, dat zo vaak regeert in deze tijd, brengt storingen teweeg, waardoor, ófwel het paranormale element geïnterpreteerd wordt en wij daardoor een zoeken zien naar het sexuele als vorm en sensatie ten koste van alles, ófwel een verdringen van sexuele impulsen met daardoor in studie en gedrag, tijdelijk buitengewoon gunstige verschijnselen, maar met daar achter aan een volwassen leven, waarin jammerlijk het sexuele zozeer op de voorgrond komt, dat én de begaafdheid én de bereiking gedurende deze eerste jaren volledig teloor gaan. Het zal U ongetwijfeld wel eens opgevallen zijn dat de middelmatige kinderen in de wereld verder komen dan de briljante. Hiervoor geeft men over het algemeen als reden, dat iemand, die briljant is, een heel hoog I.Q heeft van - laat ons zeggen 150 -, een te gemakkelijk leren kent en zich daardoor niet met de echte strijd van het leven wordt geconfronteerd voor het rijkelijk te laat is. Mag ik opmerken, dat dit alleen een aardig dooddoenertje is? De zaak ligt enigszins anders. Iemand, die gemakkelijk leert en iets vindt, dat hem of haar het leren waard is, zal zeer zeker ten allen tijde meer blijven presteren dan een middelmatige, want hier is de drijfveer aanwezig. Maar de briljante figuur wordt, juist doordat hij, veel van zijn krachtens van zijn genialiteit dankt aan het onbewust transmuteren van waarden langzaam maar zeker een ontevreden en onbevredigd mens. Hierdoor treedt wispelturigheid op. Wispelturigheid, die kan ontaarden in een verwaarlozen van alle factoren van het normale leven. Het resultaat is dan: mislukkingen. Ik weet niet of U er wel eens over heeft nagedacht, dat dit alles met de paranormale kwaliteiten in verband staat. Toch hebben die factoren, onbekend als zij misschien zijn, veel meer invloed dan zelfs de meer wetenden zouden denken. Ik heb U al eens gesproken over de problemen in de jaren der jeugd. Ik heb U toen ook gerezen op de andere mogelijkheden, die er bestaan. Dit laatste nu is echter een mogelijkheid, die officieel nog niet in de psychologie voorkomt! Men zoekt daarin hoogstens naar het droomleven, maar vergeet, dat er mensen kunnen bestaan, die twee werkelijkheden kennen en voor beide werkelijkheden willen vluchten. Vinden wij iemand, die medium wordt, geheel of half-eerlijk, dan is daar nog een uitlaat aanwezig en krijgen wij wel een persoon, die minder innerlijke vastheid vertoont dan wenselijk zou zijn, maar dan toch nog iemand, die een uitlaat heeft. Is die uitlaat echter niet aanwezig, dan krijgen wij op de duur een vernietigingsdrang op tweeërlei gebied. In de eerste plaats: geestelijk. Men probeert alle ideeën van anderen te kraken. Men probeert alles wat een ander hoog houdt juist aan ideële en verstandelijke waarden eenvoudig te vernietigen. Daarnaast een stoffelijk sadisme. Een zich prettig voelen in het lijden van anderen en desnoods zelfs in het lijden van het "IK". Een zeer fataal iets. Zoveel te fataler, omdat juist hierdoor soms die perverse typen ontstaan, die de pijn liefhebben om de pijn zelve. Ook hier heb ik al meer op gewezen. Liefhebben van pijn bij anderen en bij zichzelve. Maar pijn! Het lijden kan op vele manieren gezocht worden. Men kan het zoeken in het normaal lichamelijk doen lijden, het kan echter ook gezocht worden - en dit gebeurt veel meer, gezien de minder consequenties - in het geestelijk kwellen van medemensen. Indien men de mens in staat zou stellen zijn geestelijke wereld als een reële wereld te aanvaarden en gelijktijdig zijn stoffelijke wereld als een aanvulling daarvan te ervaren, dan zou een groot aantal van deze afwijkingen ongetwijfeld opgelost kunnen worden. Nu ga ik het U een ogenblik weer wat meer lastig maken en wordt het wat meer technisch. U zult zich herinneren, hoe wij in deze cursus en ook daarbuiten meerdere malen hebben gesproken over de wijze waarop de geest regeert in het lichaam. Ik heb U indertijd geleerd dat er verschillende knooppunten in het lichaam bestaan, die eigenlijk de contactpunten van de 92

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 7 – 22 september 1955 geest kunnen worden genoemd. Men kan die ongeveer gelijk stellen met de chakra's. Met als hoofdcontactpunt een deel van de grote en van de kleine hersenen. Wanneer ik nu een aantal psychische verschijnselen moet gaan verklaren, dan kom ik altijd voor de vraag te staan: hoe is de verhouding van stof en geest. De impuls, die de geest op de stof afzendt, kan gelijk worden gesteld met een vonk die overslaat. Een vonk die overslaat op een bepaald deel van het zenuwstelsel, bepaalde zenuwkanalen kiezende. Een trilling wekkende, waardoor een bepaalde reactie kan worden verwacht. Niet elke geest heeft een gelijke aanzet aan het lichaam. Men hoort in de esoterische leren vaak spreken over het open bloeien der chakra's. Ik zou het anders willen zeggen: De geest van de mens beïnvloedt zijn eigen lichaam hoofdzakelijk via één bepaald punt. De impulsen, die in andere geest - stof contactpunten waarden ontvangen, zijn secundair. De primaire impuls gaat dus via een bepaalde zenuwknoop. Men zegt vaak, dat de liefde van de man door de maag gaat, en zegt ook wel eens, dat de liefde in de lever zetelt. Het klinkt U misschien wat dwaas, wanneer ik zeg dat ik hier veel waars in zie. Want zeer vele mensen beleven hun gehele leven geestelijk met als hoogste punt de zonnevlecht: d.w.z. dat elke geestelijke impuls stoffelijk wordt vertaald, zoverre de verdeling der prikkel vanuit de zonnevlecht plaats kan vinden. Dat houdt in, dat de lagere elementen van het lichaam een meer dan evenredig deel hebben in de impulsen die worden afgestuurd door de geest. Om dus bepaalde gevallen van psychische storingen te genezen is het dus niet alleen nodig, dat wij afgaan op de uiterlijke verschijnselen, maar dat wij trachten vast te stellen, vanuit welk deel van het zenuwstelsel het grootste deel der verschijnselen en impulsen naar voren komt. Wij moeten dus het psychische probleem gaan ontleden en onze zelf afvragen: hoe komt het, dat deze impulsen zo sterk naar voren komen? Er blijkt dan vaak, dat een gedeelte van het zenuwstelsel onder een grotere spanning werken dan de rest. Een zeer bepaald en nauw omschrijfbaar gedeelte vaak. Wij kunnen dit dan weer terug brengen tot een bepaald chakra, een bepaalde zenuwknoop, waar het grootste deel der impulsen a.h.w. samenkomt. Wij gaan dan over naar een esoterische beschouwing zeggende: Het is dus dit punt speciaal, dat deze mens kwaad doet. Ik zal hem moeten gaan genezen door te handelen, alsof zijn groter en hoger, bewustzijn reeds aanwezig ware. Mijn punt van aanval is het gebied der stoffelijke tentlenzen en ik moet gaan proberen deze langzaam aan te gaan verplaatsen op een hoger plan. Dan eerst kan ik deze psychische problemen geheel genezen. Dit, door de stof aan te passen aan de eisen die de psyche zelve stelt. Zoudt U ons een concreet voorbeeld willen noemen? Concreet voorbeeld: Hysterica. Neigingen naar het sexuele. Exhibitionisme enz.. Probleem: innerlijk verzet tegen het vertoon, waar een ander deel van het wezen a.h.w. om smeekt. Wat gedaan wordt is symboolhandeling voor de daad, die men niet durft te volbrengen. Dan redeneren wij als volgt: Het is aannemelijk, dat het zoeken naar belangstelling gebaseerd moet zijn op een gevoel van minderwaardigheid, een gevoel van niet geheel passen in de omgeving. De oorzaak kan liggen in het onderbewuste zowel als in het meer bewuste. Maar het zich niet passend voelen in de omgeving is factor nr. één. Factor nr. twee toont ons daarbij een volledig onevenwichtig driftleven. Nu ga ik mijzelve vragen stellen. Ik heb hier te maken met een in hoofdzaak sexueel schijnend probleem. Dit moet ik zien op te lossen. Daarnaast echter een van wereldbeschouwing. Wanneer ik dit geheel om kan zetten in gevoelsleven, een chakra hoger, dan kan ik hierdoor verkrijgen: een oplossing van het sociale probleem. Het probleem van het zich niet passend voelen. Want wij kunnen door een versterking van de gedachte: Ik ga de wereld helpen de gedachte der tekortkoming op de achtergrond brengen en daarmede het op de voorgrond treden van het aandacht zoeken, dat ontaardde in exhibitionisme. Dit is echter niet voldoende, want ik zit met het driftleven, dat door het "IK" wordt ontkend. Dit kan ik alleen gaan veranderen door ook hier dezelfde gedachte op de voorgrond te brengen in de vorm, wij moeten hier gaan zoeken naar een zuivere liefde. Een liefde, waarin ik mij zelve sexueel kan sublimeren. Deze mogelijkheid bestaat voor mij. Zij biedt mij veel grotere voldoening, dus ga ik mij hierop zichten. Dat leidt dan vaak tot een droomleven en is als zodanig niet geheel gezond, daar de projectie van de 93

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 7 – 22 september 1955 impulsen op de droomfiguur kan een groot aantal ontladingen teweeg brengen, waardoor het lichamelijk evenwicht althans enigszins gehandhaafd wordt. Dan heb ik hiermede de grootste spanningen weggenomen. Nu eerste nu ik dit gedaan heb langs deze weg, kan ik suggestief een richting gaan geven aan het streven en zoeken. Zó, dat het liefdeleven in Christelijke zin, zowel als het eigen liefdeleven gestuurd wordt in een richting, die voor de wereld, of het merendeel daarvan en de persoon zelf nog acceptabel zal zijn. Mijn vraag ging eigenlijk een andere kant uit. Wij hadden het over de aangrijpingspunten, ook van de eigen geest op het lichaam Nu interesseert mij dit zo hevige omdat, als ik mensen heb die inderdaad in een psychische conflictsituatie zitten, dit via een bepaalde chakra het lichaam evenzeer aangaat. Laten wij zeggen b.v. longtuberculose. Als ik dat in zijn eigen chakra aan kan pakken, dan kan ik de zaak veel gemakkelijker omstellen. Nu, als iemand long t.b.c. heeft, dan kunt U practisch altijd het beste aanzetten aan het keelkop-chakra. Dan krijgt U dus de sterkste werking. Dát is dan zo'n aardigheidje tussendoor. Maar laten wij eerst even verder gaan. Wanneer ik nu dit alles heb gedaan dat kan ik van stoffelijke zijde doen, maar dat vraagt over het algemeen zeer veel tijd, moeite, plus het domineren van de persoonlijkheid. Ik heb echter nog een ander wapen: ik heb ook nog mijn eigen geest. Die kan ik tijdelijk zo scherp op een persoon concentreren dat a.h.w. een pode van mijn geest naar de geest van die persoon uitgrijpt. Nu weet ik reeds, dat de fout ligt in een bepaald chakra. Ik noemde zo-even het keelkop-chakra., Nemen wij aan, dat ik de aanzet van de eigen geest dier persoon wil overzetten van zonnevlecht naar keelkop-chakra. Nu kan ik moeilijk die eigen geest gaan losscheuren van zijn eigen aanzet aan het lagere chakra. Maar wel kan ik zó sterk mijn eigen invloed op het hoger chakra gaan richten, door de door mij gegeven kracht tijdelijk voor de geest een impuls en overdracht hier gemakkelijker wordt dan op het lagere punt. Ja ja, dat was mijn bedoeling. Wanneer ik dus mijn geestelijke krachten aan ga wenden, dan kan ik het die geest mogelijk maken om met haar impulsen dat deel van het lichaam, waar dit gewenst is, te beïnvloeden. Ik kan haar echter niet dwingen om ook van de geschapen gelegenheid gebruik te maken. Ik kan dus die geest nooit zonder meer in die richting brengen. Wij zullen dus de beide wijzen van behandelen moeten combineren: Ik zal aan de ene zijde het gedachteleven van de patiënt moeten richten op het spreken, zingen, of het musiceren. Dat is dus ook vaak een aardige afleiding. Naast deze bezigheid - dat wordt, eigenlijk al zuiver een arbeidstherapie, - waarbij ik dus de nadruk leg op al hetgeen daar vandaan komt, kan ik dan de grootste mogelijkheid voor de geest daar scheppen, waar dit geestelijk gewenst is. De belangstelling, stoffelijk reeds gericht door de impressies en suggesties, die werden gegeven, waarnaast deze mogelijkheid voor de geest zal het geheel der belangstellingen transponeren naar het gemakkelijk te bereiken hoger chakra, van waar de geest op de duur dan ook haar maximaal werkingen doet uitgaan. Wanneer ik dit op de juiste wijze doe, zal de geest dus haar prikkels op een hoger plan hebben gebracht. Maar bovendien heb ik door mijn werken op het stoffelijk bewustzijn waarden geschapen, harmonische waarden, die oorspronkelijk niet aanwezig waren. Daar had ik te maken met probleemwaarden. Hier heb ik te maken met ogenbliksvoorstellingen en handelingen, die ogenblikkelijk ook door het eigen "IK" kunnen worden goed geheten. Hierdoor valt, zij het dan tijdelijk, de strijd geest - stof, terug tot een klein gedeelte van de oorspronkelijke waarden. Dit betekent een vergroting van beschikbare energie en dus ook een versnelling van het lichamelijk herstel. Dit werkt weer een snellere aanvaarding van de bestaande toestanden in de hand en daarmede een voortzetting van een groot deel der geschapen tendensen in het verdere leven. Dat was dan een concreet voorbeeld. Nu wil ik verder gaan door U te vertellen, hoe U eventueel zelve hiermede kunt werken. Waar ik zo-even reeds het richten van een pode der geest op een bepaald chakra, te berde bracht, is het bovendien noodzakelijk, dat wij begrijpen, hoe wij bij personen, die wij willen helpen - geestelijk of stoffelijk - het probleem stoffelijk en geestelijk gezamenlijk aan moeten vatten. Wanneer wij het alleen stoffelijk doen, is dat verkeerd, want als wij zo werken zal het onbewuste met de geest zich hiertegen kunnen blijven verzetten. Dat brengt ons dan wel een ander soort strijd, maar ook dit baart 94

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 7 – 22 september 1955 onaangename verschijnselen en gedachte. Wanneer wij echter geestelijk en stoffelijk gezamenlijk aanzetten, dan kunnen wij heel ver komen. Ik zal hier ook een voorbeeld van geven, aangezien dat schijnbaar het beste aanslaat. Ik heb te maken met een persoon, die b.v. een echtgenote of een kind verloren heeft. Deze persoon gaat zó op in dit gemis, dat hierdoor een wereldontkenning optreedt, die, zoals meestal, gepaard gaat met koude wanhoopsvlagen. Uiteindelijk een verschuiving van werkelijkheidswaarden, waardoor zelfmoord e.d. mogelijk worden. Ik kan natuurlijk tegen die persoon gaan zeggen: Maar zo erg is dat nu toch ook niet, hoor, anderen moeten dat ook verwerken en verder leven enz.. Het resultaat zal slechts een innerlijk verzet tegen mij zijn, waardoor het resultaat van mijn wel bedoelde toespraken practisch nil of erger is. Ik moet mij dus eerst voor gaan stellen: wat is het gemis? Ik ga mij voorstellen b.v.: die vrouw heeft haar kind verloren. Wat mist zij? De afhankelijkheid van het kind plus het bezit van het kind. Geef haar in de eerste plaats iets, dat haar nodig heeft. Wij moeten in dit geval dus niet in de eerste plaats beginnen met troosten, maar wij moeten die persoon confronteren met problemen van anderen, waarin zij misschien zou kunnen helpen. In de tweede plaats moet ik trachten om de stoffelijke tendensen, die haar aan het kind binden, geestelijk te waarderen. Nu vind ik daar in de eerste plaats de geestelijke band en in de tweede plaats, het geestelijk ontwaken van het kind, dat vreugde gaf. Deze dingen wijzen mij weer op het borst-chakra. In dit geval weet ik dus, dat in hoofdzaak daarop gerichte impulsen direct dit probleem hun uitwerking kunnen hebben. Ik kan echter nooit het lijden van de geest gaan bestrijden met gelijkmoedigheid en vreugde: stoffelijk gaat dat misschien nog wel, maar geestelijk niet. Ik moet geestelijk eerst een tijdelijke aanvulling scheppen voor de waarden, die verloren zijn gegaan. Ik moet dus een gevoel van afhankelijkheid ten opzichte van haar projecteren. Daarnaast is zij één bezit kwijt. Dit kan ik geestelijk alleen bestrijden door deze impulsen, die oorspronkelijk in de zonnevlecht thuis horen, een hoger gelegen chakra toe te stralen. En wel met de grondgedachte, dat dit bezit vervangbaar is. D.w.z. ik geef zo mogelijk een ogenblik het gevoel, dat dit bezit nog bestaat, maar in andere vorm. Voor deze beide geestelijke impulsen bereik ik dan een verandering van vatbaarheid voor de stoffelijke argumenten. Ik kan zo de belangstelling voor omgeving en omstandigheden groter maken. Zodra weer een doel is gevonden in het leven, zullen de koude wanhoop de zelfmoordvlagen weg gaan vallen en het leed gezonder worden. Het is de verlatenheid, de doelloosheid van het levens die vaak in de eerste plaats hier de storingen brengen. In zo'n geval blijkt het dan ook vaak, of U voor een ieder onbelangrijk bent, dat niemand U nodig heeft, behalve dan degene die gestorven is. Op voornoemde wijze kan ik dus hier ook mijn hulp verlenen. Wij gaan weer verder: Ik stel mij voor, dat ik die geestelijke hulp ook wil gaan verlenen aan lichamelijke zieken, geestelijk gestoorden e.d.. Wat is dan de juiste wijze van behandelen? Of beter gezegd: benaderen. Behandelen doet de patiënt zich over het algemeen grotendeels zelf. Het is dus de benadering van de patiënt, die het belangrijkst en het moeilijkst is. Hierbij ga ik uit van het standpunt, dat de hoog geestelijke waarden over het algemeen op aarde geen probleemwaarden zullen zijn. Top- en voorhoofd-chakra laat ik dus buiten beschouwing. Ik kan dus te malen hebben met het keel-chakra, dat nog in verbinding staat met stoffelijke impulsen op hoger peil, ik kan te maken hebben met het borst-chakra: alle impulsen, die een afhankelijkheidsstelling inhouden, zowel tegenover al van anderen. Hier ligt voor de meeste dan ook betekenis en doel van het leven. In de lagere centra vinden wij alle impulsen, die te maken hebben met begeerten, bezit en lust. Wanneer ik heb vast gesteld, uit welk chakra de hoofdtendens schijnt te komen, zal ik niet gaan trachten de impuls te niet te doen. Dit is mij onmogelijk. Maar wel kan ik trachten, die tendens door een aanvullende stroom tijdelijk te bevredigen en zo tot stilstand te brengen. Heb ik deze tijdelijke toestand van bevrediging bereikte dan treedt een grotere gevoeligheid op voor het redelijke en reële van elke handeling in de stof. De grondslag, waarop dit alles gebaseerd is, is dus in de psyche bestaande wisselwerking tussen geesten stof. Deze kunnen wij kort formuleren:

95

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 7 – 22 september 1955 Elke redelijke tendens is gedurende het stofleven gebaseerd op stoffelijke voorstellingswaarden. Zij kunnen echter geestelijk worden aangevuld zonder dat van een stoffelijke realiteit sprake is. Wij zeggen daar dan achteraan: het is dus ten allen tijde mogelijk om geestelijk de stoffelijke,schokken op te vangen door de geestelijke invloed, de "geschokte geest" tijdelijk uit te schakelen. De daardoor aan het lichaam verschafte vrede zal ook aan de onderbewuste en bewuste vlakken der psyche, de mogelijkheid geven de onmiddellijke indrukken van het stoffelijke in zich op te nemen en hierdoor een verandering in de bewustzijnswaarden te scheppen die naar de geest worden gereflecteerd. Zo, dat waren dan voor vandaag een paar kleinigheden. Zijn er nog onderwerpen, waar U op door wilt gaan? Ik kan U alvast vertellen, dat op de vraag de vorige maal gesteld over trillingen en frequenties door mij geen antwoord gegeven mag worden. Mag ik U nog een vraag stellen? Die psychische beïnvloedingen zijn toch gedachteoverbrengingen op een chakra? Neen, dat is geen gedachteoverbrenging. De gedachte is een uitstraling van in het lichaam ontstane trillingen en frequenties, waarmee de geest niets te maken heeft. Zij kan door de geest worden geprojecteerd op een ander of hoger plan, maar is in beginsel reeds - en dat altijd - in de aura aanwezige, zij het dan ook niet in gerichte vorm. Het opvangen hiervan berust op het in harmonie zijn van twee wezens, waardoor gelijk wordt gedacht, ofwel de gedachte van de één inducerend werken op de ander. Dit alles is echter een stoffelijke factor, die zelfs met kunstmiddelen zou kunnen worden geïmiteerd. Men zou b.v. de reactieprikkels van een persoon op een beeld kunnen vastleggen en door het overbrengen van de prikkels bij de ander een dergelijk beeld kunnen wekken. Hoe gaat dan het beïnvloeden van zo'n chakra? Dat is een richten van de geest. Dit is echter niet afhankelijk van een gedachte. Men kan voor zichzelve misschien een gedachte gebruiken om dit bewust te richten. Maar dat is dan niets meer dan de leiding, die U maakt voor de kracht. Hoe is dan de zuivere voorstelling hiervan? Dat is n.l. zeer belangrijk. U moet het zo voorstellen. De geest in zichzelf is niet gevormd, dat weet U. De geest leeft normalerwijze in iets overlappend dus iets buiten het lichaam. Deze geest bestaat uit een bepaalde vorm van energie. De voorstelling, die in de geest leeft zal haar vorm bepalen. Wanneer ik dus de situatie voorstel en mij denk, dat ik hier a.h.w. een hefboom aanzet, zal ik, mits mijn geest aan deze voorstellingen deel heeft, mijn geest vervormen en wordt geleid door de gedachte een deel van haar wezen tot een soort krachtsnoer wordt gemaakt, die wordt "aangesloten" op de door mij gestelde plaats. Mijn eigen reactie op de persoon, de gedachte die ik heb moeten verwerken om tot de realisatie te komen van hetgeen er gaande is, heeft voor mijn geest evenzeer een reactie betekent. Mijn geest deelt voor een groot gedeelte in het stoffelijk bewustzijn. Het resultaat is dan dat deze impuls als een kracht in deze geest is gelegd en als zodanig onmiddellijk door deze geest wordt geuit, zonder dat een bepaalde gedachte van U, of een gedachtecontact tussen U en de persoon in kwestie daarvoor noodzakelijk is. Het is dus meer een kwestie van weten, met welke waarden je werkt, dat iets, wat in zich onvoorstelbaar is. Nog vragen? Neen? Dan zouden wij misschien nog iets kunnen zeggen over de mensen, zoals zij op aarde leven. Als U geen vragen meer heeft te stellen, heeft U het aan Uzelf te danken, wanneer de materie iets zwaarder blijft. De geest, gezien als het hoogste deel van de menselijke psyche heeft haar eigen leven en haar eigen wereld. In deze wereld wordt door de geest op haar eigen gebied en frequentie een voortdurende reeks van impressies ontvangen die aan het lichaam geheel vreemd zijn en door het lichaam dan ook niet in omschrijvende gedachte gerealiseerd kunnen worden. Het lichaam zal dus nooit geheel het leven en de reacties van de geest in zich kunnen volgen. Het lichaam kent een groot aantal projecties, die in het lichaam bewust en onbewust verwerkt werden. Al deze realisaties en ervaringen zijn echter gebaseerd op het bewustzijn plus het drift- en drangleven in het lichaam zelf aanwezig. De geest, niet bekend zijnde, met het drift- en drangleven in de vormen, waarin de stof dit beleeft, zal nooit de gelijke impressies kunnen beleven, als het lichaam zelve. Er bestaat dus een aanmerkelijk verschil in beleven, 96

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 7 – 22 september 1955 waarderingen, realisaties in de beide hoofddelen van de mens: de geest en de stof. Omgekeerd kunnen zij ook zeggen, dat voor de geest een deel van de stoffelijke impressies dus wel onmiddellijk realiseerbaar is. En wel dat gedeelte der impressies, die te maken hebben met waarden, die ook in de geest aanwezig zijn. Kort omschreven kunnen dezen worden aangeduid als bewustzijn, daad en begeerte, die niet op bezit, maar op bereiking zijn gericht. Wij mogen dus dan zeggen, dat al hetgeen met het zuiver stoffelijke begeerteleven van de mens in verband staat door de geest nooit kan worden ervaren in de vorm, waarin het door de stof wordt geprojecteerd. Waarom kan die geest dat niet? Omdat die geest er absoluut geen belang bij heeft, of biefstuk nu lekkerder is dan karbonade, want de geest kent tussen deze dingen geen verschil. Wat voor de geest begrijpelijk is, is daarentegen de toestand van welbehagen, die het lichaam zal ervaren als resultaat van dit voedsel. Zo kan de geest dus in zekere zin de voldoening wel ervaren, maar begrijpt niet het fijne onderscheid, dat het lichaam maakt ten opzichte van verschillende spijzen, mogelijkheden van voortbewegen, werk, ontspanning enz.. Zover dit dan lichamelijk wordt bezien. Echter weet zij wel, dat een groot gedeelte van de stoffelijke ervaring door omgeving, erfelijkheid plus gewoonte worden opgelegd. Op de duur maakt dit voor het bewustzijn van de mens een integrerend deel uit van de persoonlijkheid en gaat dus een grote rol spelen bij elke realisatie van de scheppende gaarden, die stoffelijk geuit kunnen worden. Wij kunnen hieruit dan de conclusie trekken, dat de geest nooit geheel de drang, de drift en de begeerten van de stof zal kunnen waarderen, noch daaronder lijden of zich daarover verheugen. Het is voor de geest niet belangrijk, hoe deze dingen door de stof worden uitgeleefd. Deze dingen zullen dus psychologisch betrekkelijk weinig problemen betekenen, in zoverre hierdoor geen conflict met de omgeving ontstaat. Iets, waarbij de stoffelijke probleemwaarden het eigenlijk psychisch probleem tekent. Maar de geest zal wel een probleemwaarde ontdekken, zodra de wijze, waarop men aan begeerten en lustleven toegeeft in het lichaam een tendens doen ontstaan, die tegengesteld is aan wat als levensimpuls in de geest leeft. Ik dacht, dat de geest juist op aarde terug kwam om al deze dingen te ervaren? Mag ik gezien vanuit de geest, hierin een kleine wijziging voorstellen? De geest is op het ogenblik teruggekeerd om hetgeen, dat in haar leeft op de wereld te projecteren en wel binnen de vast omgrensde waarden van een wereld, opdat zij aangaande het in haar levende een zuiverder bewustzijn kan verkrijgen. Dus zij is eigenlijk niet gekomen om iets te beleven, al zeggen wij dat wel. In werkelijkheid is zij gekomen om zichzelf te uiten. Om te toetsen in hoeverre de in haar levende waarden en bewustzijnstoestanden inderdaad kloppen met de werkelijkheid: Dat is het punt, waar het eigenlijk bij de geest om gaat. U zult dus begrijpen, dat de conflictwaarden tussen geest en stof eerst dan ontstaan, wanneer stoffelijke handelingen vanuit de geest gezien, onredelijke zijn. Dat de geest dus de stof alleen dan iets in de weg legt, wanneer er sprake is van handelingen, die het streven van de geest werkelijk tegen gaan. Niet dus, wanneer er verschijnselen optreden, die voor haar van betrekkelijk weinig belang zijn. Hieruit kunt U dan zelf wel concluderen, dat een groot deel van de conflicten die men gaarne tot de geestelijke rekent, moeten worden terug gebracht tot stoffelijke conflicten. Conflicten, waarbij bewustzijn, onderbewustzijn en begeerteleven met elkaar in strijd liggen. De geest zal hierop alleen reageren doordat haar hierdoor vaak een uitingsmogelijkheid wordt ontnomen, die zij begeert. Dit begrijpende, zullen wij dus in ons eigen leven, wanneer wij in de stof verkeren, altijd moeten trachten de scheppende tendens, die ons werkelijk leven uitmaakt, die de drijfveer is van ons bestaan, te handhaven én koste van alles. Want dit is de enige waarde die ons in een volledig innerlijk conflict kan storten. Zolang wij iets hebben, waarin wij onszelf kunnen uiten, iets kunnen creëren, ons zelf kunnen openbaren aan ons zelf en de wereld, kunnen wij alle andere dingen als van minder belang beschouwen: In dit bewustzijn zullen wij ons lichaam grote beperkingen in denken en ideeën op kunnen leggen, zonder dat dat ons enigerlei schade betekent, anderzijds zullen wij aan het lichaam zeer veel toe kunnen staan: zonder dat dit voor ons geestelijk van enigerlei betekenis is, zodat de keuze van hetgeen wij wel en niet zullen doen, afhankelijk moet worden gesteld van hetgeen gebruikelijk is in onze omgeving, zover dit strookt met de innerlijke drang van ons leven. De stoffelijke uiting moet door de 97

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 7 – 22 september 1955 geest, gezien de geestelijke tendens die in het leven door haar moet worden gelegd, steeds worden beschouwd als een compromis opgelegd door geweten plus omgeving en stoffelijke drang plus erfelijke waarden. Geen commentaar? Nu, dan dank ik U voor Uw aandacht. Ik hoop, dat hetgeen ik U gezegd heb voor U niet al te onbelangrijk is geweest en wens U verder een recht prettige avond. o-o-o-o-o Goeden avonds vrienden. Ik wil niet zeggen, dat de pauze rijk is geweest aan veel gezwam in de ruimte, want gezwam in de ruimte was het niet, maar de ruimte moest je ze wel geven. Nu wij met het tweede gedeelte gaan beginnen, zou ik eerst graag willen weten, of er vragen en antwoorden zijn. Tussen twee haakjes, als wij iets niet mogen zeggen, kun je het zelf ook nog uitrekenen. Weet je dat? Dat is juist de moeilijkheid. Gebruik nu eventjes je hersens. Ik bedoel het goed en ik mag niet te veel zeggen, anders krijg ik op mijn kop. Maar van iemand die volledig bewust denkarbeid verricht, kun je vaststellen dat hij in zijn hersenen een bepaalde frequentie heeft. Daar heb je een meetapparaat voor, hé? Ja, jaja,ja. En als iemand op inslapen staat, zou je dat ook kunnen meten, hé? Het verschil daartussen genomen over b.v. een 20 gevallen, geeft een gemiddelde van waarden, die je in Herz uit zoudt kunnen drukken. Inderdaad. Maar zo'n encefalograaf is duur. De kwestie is pecunia causa, Ja, Pecunia causa soms zelfs causaal, dat een vrouw zonder kousen loopt. Maar waarom zou je zo'n ding zelf aan moeten schaffen? Ik zou zo zeggen, dat daar toch al genoeg experimenten mee genomen zijn. Je zoudt dan misschien die verslagen, hoe heet dat, die dossiers zo hier of daar toch misschien wel eens in kunnen zien? De plaatsen waar zij die hebben, zijn niet toegankelijk voor dergelijke experimenten. De heren, waar je dan mee te maken krijgt, hebben een verouderde zienswijze en die hebben het voor het zeggen. Dat begrijp ik. Maar moet je ze dan vertellen, waar je dat voor nodig hebt? Zou je b.v. niet een studie kunnen schrijven, een artikeltje met wat statistieken, waar meteen instaat, wat je zelf nodig hebt? Ik denk, dat je voor een studie daar toegang kunt krijgen, waar het voor een experiment wordt geweigerd. Wil je het zelf niet dan ken je misschien iemand, die toch met die dingen bezig is en het meteen eens voor je na wil kijken. Op dit moment liggen er op dit gebied, althans voor mij, geen contacten. Kunt U niet iemand op mijn weg brengen? Ik durf op dit gebied niet op te scheppen. Maar geef mij eens drie maanden de tijd, dan zal, ik eens zien, wat ik er aan kan doen. (Graag). Maar je moet wel uitkijken, want als ik iemand bij je stuur en ik kan hem maar even pakken, heb je grote kans dat hij zegt: heb je nog veters nodig? Ik heb iemand speciaal op het oog. Die heeft toegang en een laboratorium tot zijn beschikking. Ik zal eens kijken, wat ik kan doen. Maar het is een harde knoop, dus ik durf niets vast te zeggen. Nu zie je alweer. Zeg je met je goede hart: ik zal ze een beetje op weg helpen en daar zit je al weer meteen aan een karweitje vast ook. Maar wat hebben wij verder? Is er geen enkele doctor honoris causa, die graag wil vertellen, waar U iets over wilt weten? Kent U eigenlijk de vertaling daarvan? Weet U wat dat is? Eredokter uit de kousenfabriek. Nu is er ook wel eens een doctor honoris causa, die achter het net vist. Die komt dan natuurlijk uit de afdeling net-nylons. Maar goed. Wat heeft U voor mij, opdat ik mijn reputatie van ernstiger worden de laatste tijd een beetje kan handhaven? Lach nu niet zo hatelijk. Ik heb mij heus goed gedragen de laatste tijd. (Gemompel) Zie je wel. Ik krijg meteen gelijk. Stilte? Kijk uit, anders ga ik een psychologische verhandeling geven over de waarde van de stilte. 98

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 7 – 22 september 1955 Dat zou zelfs zeer interessant zijn. Kijk eens. Stilte kan twee dingen doen. Zij kan de mens gelegenheid geven om met zichzelve in het reine te komen. Voor menigeen is stilte dan ook een mogelijkheid om zijn eigen gedachte weer te rangschikken. Zo kan zij dan ook voorvelen van zeer groot belang zijn. Jammer genoeg zijn er mensen, die, zodra het stil wordt, stilletjes lawaai gaan maken, omdat zij de stilte niet kunnen verdragen. Nu zou je haast gaan vragen: Waarom eigenlijk? Is het een gewoonte, die drukte? Of schuilt er iets anders achter? Wanneer zij de zaak dan tot op de kern nagaan komen wij tot de ontstellende ontdekking, dat de mensen de stilte schuwen, omdat zij zichzelven schuwen. Zij willen zichzelf niet zien, zoals zij zijn. Nu is het, meen ik, begrijpelijk, dat als één van de eerste eigenschappen van de stilte en zeker van de absolute stilte, kan worden genoemd, dat de mens geconfronteerd wordt met zichzelf. Dat is niet altijd leuk. Wanneer iemand gedwongen wordt zichzelf te zien als hij is, dan kan dat ook zijn schadelijke werking hebben. Dat is net zoiets, als denken, dat je knap bent, tegen een spiegel aanlopen en dan bemerken, dat je toch ook maar een monster bent. Dat is erg onplezierig. Als je er alleen maar even voorbij loopt, dan gaat dat nog wel. Maar als je lang moet blijven kijken, dan loopt: het fout. Daarom ben ik van overtuiging dat, om psychologische verantwoord te blijven, aan degenen die er niet van houden de stilte bij herhaling maar met een niet te grote dosis moet worden toegediend. Wanneer wij n.l. iemand regelmatig een klein ogenblik van stilte, van rust en ontspanning geven, dan kan hij in dat ogenblik van stilte zichzelf geestelijk een klein beetje soigneren. Ik kan de meest dringende problemen, die wat meer aan de oppervlakte liggen, wat gemakkelijker sorteren. Hierdoor vermindert de druk op de dieper liggende problemen. Zetten wij echter zo iemand ineens, voor de taak zichzelf opeens geheel te overzien, om opeens tot een gehele heroriëntering te komen, dan ben ik bang, dat de zaak stuk loopt. Zo iemand wordt gek van de stilte. Zo lijkt het mij dan psychologische het beste om de mens aan stilte te wennen. En zonder geweld. Je kunt nu eenmaal niet tegen iemand, die altijd druk in de weer is, zeggen: Nu ga je een paar dagen op bed liggen rusten. Dat kun je alleen maar doen, wanneer je de beschikking hebt over dat ding, waar de dokters al eens mee willen goochelen: een spuitje. Dat is natuurlijk niet direct de beste manier. Maar je zoudt iemand, b.v. jezelf, kunnen zeggen, wanneer je nu een beetje aan de vermoeide kant bent: Ik ga nu elke dag tien minuten rusten en dan gooi ik ook alle geluid, dat ik van mij weg kan zetten weg. Dan moet het even stil zijn! geen geratel geen kopjesgerammel, geen belletje en geen telefoontje. Dan ben ik onaantastbaar. Onbereik- en onberoerbaar. Dan blijf je gewoon in je stoeltje zitten. Even suffen zo, hé? Het gekke is, dat je na die tien minuten in de eerste plaats een hoop krachten hebt opgedaan, in de tweede plaats een hoop problemen hebt opgelost en in de derde plaats weer in staat bent om je werk en je problemen weer met volle belangstelling tegemoet te treden. Zeg nu, dat dat goed gaat. Je bent er dus aan gewend om drie keer op een dag tien minuten stilte te houden Dan zeg je tegen jezelf: Eén van die perioden ga ik uitbreiden tot een half uur. Ik ga niet bepaald slapen: slaap ik, is het niet erg. Maar ik ga in ieder geval een half uurtje stil zijn. Ik blijf rustigjes zitten, ik laat mijn gedachte een beetje gaan en voor de rest, geloof ik het wel. Als je dat dan ook kunt, ga je de zaak nog een beetje uitbreiden. Je gaat dan aan de stilte, van geluid, een stilte, toevoegen van kleuren. Anders heb ik zelfs met mijn oogjes dicht nog het idee van een drukke omgeving. Dus ik ga rond mij zoveel mogelijk simpele kleuren gebruiken. Geen zwart en ook geen donkerheid, dat is helemaal niet nodig. Maar van die tere kleuren, die zo fluisteren. En dan bij kleuren, die van zichzelf al rustgevend zijn. Blauw, groen misschien. Zo van die kleuren, dat je kunt zeggen: Als ik zo ga zitten, is er eigenlijk niets, dat mij stoort. Ik kan mij voorstellen, dat iemand, die zo'n kamer zou willen hebben b.v, een teer grijs plafond zou nemen. Alleen al om de reflex van het licht ook nog een klein beetje rustiger te maken. Het vreemde is, dat een mens zuiver lichamelijk eigenlijk maar weinig rust in een half uur. Maar als je dat zo kunt doen, dan knap je meer op van een half uur rusten, dan van een uur slapen. Wanneer een mens geslapen heeft, dan moet hij eerst weer beginnen langzaam op gang te komen. Als je de stilte in acht hebt genomen, ben je niet alleen in staat om meteen 99

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 7 – 22 september 1955 weer vlot te gaan werken: maar je werkt zelfs rustiger, beter en rendabelere dan je voor je rust periode deed. Daaruit zouden wij dan wel kunnen......eh.....concluderen hmmmm, dat de stilte….. die een moderne mens overigens schijnbaar weinig krijgt, voor de mens een behoefte is. De mens heeft behoefte aan een ogenblik, dat hij met zijn gedachte helemaal alleen is. Dat hij zijn gedachte eens los kan laten gaan, zonder steeds weer gedwongen te worden in een bepaalde richting te denken. De schijnbare willekeurigheid, waarmee dan de gedachte flitsen, in je op komen wijst er op, dat je van binnen de problemen in de volgorde, waarin zij lastig voor je zijn, kunt afhandelen. Vandaar dus, dat wij de stilte aan zouden kunnen bevelen. Maar er zijn stilten, die groter zijn dan de meest absolute stilte, die de mensen zich op aarde voor kunnen stellen. Stel je voor, dat je in de stilte bent van de kosmos. Laten wij aannemen: U gaat naar de maan, of U bent op reis naar Mars of Venus. U zit op een ruimteschip. Wij vergeten even, dat daar geen zwaartekracht is. De motoren slaan af. Alles is doodstil. Dan wordt die stilte op de duur voor U een obsessie. Een te langdurende stilte gaat obsederen. Dat zou U aardig in de war brengen, want de mens heeft behoefte aan een zekere hoeveelheid gebeurtenissen en geluidsprikkels, een zekere variatie van ervaringen om te kunnen functioneren. Zou je de mens werkelijk in een absolute stilte zetten en hem daar een paar maanden in laten, dan zou die mens verder waarschijnlijk hetzelfde doen als de lichtmeter, wanneer er geen munt meer in zit. Niets, dan zouden er eerst weer gebeurtenissen moeten zijn, die schokkend genoeg zijn om die mens weer op gang te brengen. Dat wordt dus, wanneer de stilte te lang heeft, geduurd, de kwestie van een shock. Dat brengt ons terug naar de aarde, waar wij op kunnen merken, dat er bepaalde mensen zijn, wier leven in zekere opzichten stilte is. Stilte als de afwezigheid van gebeurtenissen, impulsen, pikkels enz.. Wanneer die mens plotseling voor een voor anderen normale gebeurtenis komen te staan, dan krijgen zij een reuze schok en proberen ten koste van alles hun stilte terug te vinden, maar kunnen die niet meer vinden. Nu bestaat er eer eigenaardig ding op aarde. Ik weet niet, of U dat wel eens gehoord hebt. Je kunt een stilte nadrukkelijker maken door die stilte op gezette tijden te verstoren. Als U in een stille kamer zit en er wordt zo één keer per 90 seconden met een knuppel op een grote trom geslagen, bom...bom....dan lijkt het net, of het na die slag ineens veel stiller is. Wanneer iemand dus emotioneel behoefte heeft aan rust en stilte en wij kunnen die stilte niet zo geven, dat zij zelf voldoende is, wat gaan wij dan doen? Wij geven een stilte, een rust, die regelmatig door een bepaalde prikkel onderbroken wordt. Dan worden de rustperioden tussen de twee prikkels zo intens gevoeld en genoten, dat in kortere tijd en op aanvaardbaarder manier de mens in de stilte tot een reorganisatie van zichzelve komt, terwijl de voortdurende terugkerende prikkel de mens op de duur bovendien minder gevoelig maakt voor storingen en geluiden. Hij kan dus andere emoties misschien niet erg gemakkelijk, maar toch gemakkelijker dan voorheen gaan verwerken. Zo zien wij alweer, dat het goed is, wanneer de eenvormigheid van je leven zo nu én dan een geschokt wordt, want te veel eenvormigheid wordt in zekere zin op de duur ook stilte. En wanneer die stilte te lang heeft geduurd, ben je nu eenmaal niet meer in staat de normale verschijnselen van een buitenwereld te verdragen. Dat geldt zowel voor de geestelijke als voor de meer materiele problemen. De beste raad, die ik iemand dus kan geven is dit: Zoek de stilte en gebruik ze om jezelf voortdurend in een up to-date toestand te houden. Maar let erop, dat je jezelf niet aan de stilte gaat wennen als aan één normale toestand. Stilte moet altijd een poze van ontspanning zijn, zodra zij, het grootste gedeelte van Uw leven vult, wordt het een grote belasting. Zo groot, dat je als mens en in de meeste sferen ook als geest, daar nog niet tegen kunt. Nu, dat was dan mijn betoog over de stilte. Hoe komt het dan, dat de stilte zó werkt? Dat begrijp ik nog niet goed. . . Kijk eens, U zit in stilte op de hei. Dat is overigens niet de stilte, waar ik het over had, hoor, en je komt in de stad en er komt een bestelwagen en die drukt op zijn toeter. Dan maak je 100

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 7 – 22 september 1955 een sprong van een halve meter, iedereen lacht je uit en je staat een uur later nog met een bonzend hart. Als je te veel rust, ben je niet meer in staat om de volle kracht van het leven te verdragen: Als je de hele tijd in de stad zit, ga dan maar rustig een weekje op de hei zitten. Dan kom je bij. Dan zakt al die moeheid weg. Dan heb je nog wat afwisseling ook in je leven, dus het is een ontspanning en niet helemaal de stilte in de zin, waarin ik daarover heb gesproken. Alleen zolang ikzelf die rust zoek daarin en niets anders, is het voor nog stilte. Maar tevens geeft het mij toch ook weer voortdurend de schok van het nieuwe. Want dat is er voor mij ook bij. Doet U dat een korte tijd, dan kunt u zeggen: Ik voel mij weer fris. Ik kan er weer beter tegen. Maar als U er een jaar blijft zitten, kunt U niet meer zo goed tegen het stadsleven. Geestelijk gezien zou dat dus fout zijn. Want het is onze taak te leven. En leven wil zeggen: ervaringen opdoen. Dus een korte tijd je van het leven af te sluiten kan goed zijn, omdat je zo een beter overzicht kunt krijgen van de dingen in je leven. Maar een te lange tijd is slecht, omdat je dan ontwent aan de dingen, die krachtens het leven voor jou noodzakelijk zijn. Nu, dan zijn wij weer een eind verder. Nog meer? Bij een bepaalde mate van stilte, zul je toch ook de problemen, waar je mee bezig bent, uit moeten schakelen, nietwaar? Waarom? Omdat je anders, geloof ik, niet tot rust komt. Je moet suffen, zegt U. Suffen is een zeker uitschakelen van je gedachtebeeld. Het is de vraag, of je dat altijd kunt. Dat is niet geheel waar. Ik heb gezegd het uitschakelen van de problemen, die U op het ogenblik bezig houden is alleen mogelijk, als zij voor U niet zo belangrijk zijn. U kunt wel de bijkomstige problemen uit gaan schakelen, maar U blijft met de hoofdproblemen geconfronteerd. Is dat het geval dan kunt U, juist omdat U er niet planmatig over nadenkt, maar van de hak op de tak springt, vaak veel beter een oplossing vinden voor Uw problemen, dan wanneer U er ernstig over zit te studeren. Dat heb ik nu juist geprobeerd U te vertellen. Ja, maar dat gelukt niet altijd. Je kunt aan een probleem zó intensief denken, dat je het in die ogenblikken van rust niet kwijt kunt raken. Ja, dat geloof ik. In het begin zal dat dan ook wel een tijdje zo blijven. Maar op de duur zakt dat wel af. Wanneer U dat een keer doet kunt U na afloop zeggen: Nu ben ik met dat probleem speciaal bezig geweest. Maar na een keer of twee kun je al zeggen: Ik heb die dingen niet redelijk overdacht, maar ik heb de voorstelling daarvan doorleefd, zoals die in mij bestaat. Kijk. Dan ga je van zelf dingen erbij halen, die in het geheim in je leven, die je ook wel weet, maar die je bij het redelijk overdenken van je probleem, maar liever achterwege laat. Ben je daar eenmaal eens mee geconfronteerde dan krijg je weer een nieuwe visie op de zaak en kun je wanneer je er weer aan gaat werken gemakkelijker en beter mee verder gaan, omdat je het nu ook eens van een andere kant hebt bezien. Dat is misschien niet zo makkelijk, maar het gaat. Heb ik nog meer op mijn rekening? Niet? Ik zou haast geneigd zijn te gaan dichten over de stilte of zoiets. Ik zou dan willen beginnen met: Stilte Stilte is een toestand, waar de mensen vaak van dromen. Maar waar zij in werkelijkheid helaas, haast nooit toe komen. Verder zouden wij dan kunnen zeggen: Bewustzijn tot de laatste grens dat is mijn doel, zo zegt de mens. Toch heeft hij, lach, weinig lust. Wordt hij van 't leven zich bewust, te gaan tot des bewustzijnsgrens. Ja, daarvoor is hij slechts een mens. Ik ken er nog meer, hoor, maar als het je verveelt zeg je het mij maar hoor, (Neen). Nu, dan:

101

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 7 – 22 september 1955 Een glimlach spreekt slechts vage taal, maar kan niet veel beduiden. Een lach betekent vaak niet veel, Vooral de heel erg luide lach verhult maar al te vaak, iets, dat niemand weten mag. Van schuld een heel verhaal. En na al deze wijsheden heb ik nog een paar dichtwerken over mensen. Allereerst: De Pastoor Hij schuift wat gebogen en taai, kijkt in zwarte soutane een kraai. Hij gaat en regeert en predikt en spreekt, hij redigeert een God, Die Zich wreekt op een ieder, die zondigt. Tenminste: dat is de leer. Die meneer de pastoor ons verkondigd. Dan: De Dominee Hij staat op de kansel. Gekleed in talaar. Brult vele waarden. Roept dan: dat is waar. Maar komt het einde van zijn tijd, van zijn tijd van spreken. Dan kijkt hij op de klok en zal zonder de waarheid te kort te doen. Zijn preek meteen afbreken. Dan heb ik er hier nog één. De kruidenier Een krentenweger van beroep, die ook nog doet in droge snoep, verkoopt U alles, wat U kunt wensen En is het standaardtype van de mensen. Wat droog, wat taai, wat uitgestreken, kijkt hij, of de koekjes niet te veel breken. Hij heeft een lachje voor elke klant, stopt elk kind een snoepje in de hand. Daar is de klant de winkel uit. Dan valt die grijnslach van zijn snuit. Hij lacht pas weer, wanneer hij eerst heeft uitgekiend, wat hij aan het klantje heeft verdiend. Ik hoop niet, dat dat van elke kruidenier waar is. Moeten jullie nog een paar coupletten meer? Of is het genoeg voor vandaag? Nog een paar meer? Goed. De Staatsman Hand op de borst. Mond voor de microfoon, spreekt hij vele woorden op al te luide toon. Hij geeft statistieken, hij roemt het vaderland, hij heeft zich tegen het voorstel van A en B zeer sterk gekant. Hij heeft, zo zegt hij vol hoon: Met de oppositie afgerekend. En is hij met zijn rede klaar, vraagt hij zacht, wat wel zijn speech betekent. Peron Peron, dat is een Argentijn, zoals er nog een stelletje zijn. Helaas kon hij geen potje meer breken, toen Evita van zijn zijde was geweken. Daarom is hij nu ex-president, de anderen zijn daarmee content, zij krijgen nu een andere baas die speelt dan ook weer - op kosten van het volk - voor Sinterklaas. Nog iemand waar U een kort portret van wilt hebben? Wat? Drees Ome Willem, zo goed voor de ouden van dagen, beladen met zorgen, omringd door veel vragen, probeert socialisatie er door te jagen. Hij zoekt coalities voor zijn kabinet, en heeft al wat steun onder de pootjes gezet, omdat het geval dreigde wat wankel te worden. Hij brak wat Nederlands staatkundige borden, maar is uiteindelijk nog steeds de baas, want is hij misschien geen staatsman in het groot. Heeft menigeen aan hem een broertje dood, er is er geen, die verantwoording durft te dragen, zoals Drees in zijn eenvoud dat wel durft te wagen.

102

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 7 – 22 september 1955 Zo, dames en heren. Dit was de laatste foto. De fotograaf gaat sluiten. Na een meer technísche beschouwing heb ik een ogenblikje mijn eigen spraakwater losgelaten. U heeft niet zo te kijken huisvrouw, er is niets op de grond terecht gekomen. Er rest mij dus alléén maar afscheid te nemen en plaats te maken voor de laatste spreker. Ik wens U allemaal nog een heel prettige avond verder. Wat de stilte betreft: U kunt mij in ieder geval niet verwijten dat ik te stil ben geweest. Goeden avond. o-o-o-o-o Goeden avond, vrienden, wij zullen dan deze bijeenkomst gaan besluiten met een kleine meditatie. Is er iemand onder U, die een voorslag heeft of onderwerp? STILTE De stemmen versterven in de verte. De wind zwijgt. Het lijkt, of de stilte als een mantel om je heen hangt. Vreemd, naarmate de geluiden buiten je sterven, wordt je hart meer gevuld met vragen. Het is, alsof de stilte buiten je je plotseling bewust maakt van de vele stemmen, die in je roepen elk vragende om aandacht. Problemen, die vragen om een oplossing, Stilte: Stilte zou een volledigheid kunnen zijn, een volmaaktheid een bereiking. Volmaakt stil te kunnen, zijn in een volmaakte stilte, wil zeggen een groot evenwicht gevonden hebben. Is een zijn met jezelve en de Schepper. Dat is: Ingaan tot God. Maar die stilte is voor ons nog onbereikbaar, want kunnen wij de stilte buiten ons misschien vinden, in ons heerst die stikte nog niet. De stilte kan pas in ons bestaan, wanneer wij antwoord gegeven hebben op de problemen die wij zo vaak in onszelven gewekt hebben, zonder ooit een oplossing te durven zoeken. De stilte kan pas in ons komen wanneer wij erkend hebben, waar wij onvolmaakt zijn. Wanneer wij begrijpen, hoe de wisselwerkingen van onze problemen buiten ons in de wereld onvolmaaktheden geschapen hebben, terwijl zij in ons onzekerheid wekten. Stilte betekent gedwongen zijn tot jezelve te keren. Gedwongen zijn jezelve aan te zien. Wanneer je in de stilte je bewust wordt van je aanzien en je wezen, dan is de stilte ook de mogelijkheid om in je zelve een nieuwe orde te scheppen. Om in je zelve een nieuwe mogelijkheid en een nieuw bewustzijn te vinden. Wanneer de stilte als gave je wordt gegeven en je hebt de kracht om antwoord te geven op elke vraag, die in je innerlijk rijst, om na te gaan elk lijden tot zijn oorsprong, dan ben je in staat om ook de stemmen, die in het "IK" nóg spreken, tot zwijgen te brengen. En indien ook in je stilte is geboren, dan is het vreemd en onbegrijpelijk. Want de stilte blijft en wordt niet verstoord. Het is een gewijde stilte, heilig en vol van wierookgeuren. In de stilte wéét je, er is geen stem, die tot je spreekt: geen woord heb je ontvangen. Geen beeld, dat je kunt zien en begrijpen komt erg maar je wéét. Want als de stilte in ons geboren is, vangt zij de verre echo op van de eeuwige stilte, die de stem Gods is. God is evenwichtigheid, God is voleinding zonder conflíct, zonder storing. Dit is een grote vrede. Het is een werkelijkheid, groter en zuiverder dan wat er in geluid en trillingen kan worden uitgedrukt. Daarom kun je in zo'n moment van stilte soms God vinden voor een korte wijle. Want de vele stemmen: die in U leven, roepen aldra weer om nieuwe antwoorden. De wereld buiten je gaat verder met leven. En leven is voortdurende tegenstellingen scheppen. Maar je weet dan, dat de stilte een haven kan zijn. Een haven in God. Een haven in de Voleinding. Dan zul je de stilte waarderen. Je zult haar beschouwen als het kostbaarste goed, dat je gegeven kan worden. Dan zul je haar niet meer vrezen, omdat je begrijpt, dat de stem, die in jezelf leeft eens haar antwoord zal krijgen en bewust der voleinding zult gij terugkeren in Uw 103

© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 0: 1955 - cursus 3 – De Menselijke Psyche Les 7 – 22 september 1955 eigen "IK" tot gij U over zult geven aan de grote stilte, die niet is: dood, die niet is: leven: maar die is: Het zijn in God. Met deze gedachte zullen wij deze avond gaan besluiten, mijne vrienden. Ik dank U zeer voor Uw aandacht, wens U een goede avond, een prettige huisgang en een gezegende nachtrust. o-o-o-o-o

104

Related Documents


More Documents from "Robert"